mering, op consequente restauratie van een aantal ob jecten gencnt, op poten te zetten. Er moet ook telken male weer woruen ingespeeld op de mogei ij Kneden, die zien voordoen. Up deze agenda staat restauratie van Luilekkerland ais apart punt en op de begrotingswijziging de restau ratie van de taping astins, dus de Raad benandeit van avond beide restauiatie-oojecten. Mevr. Veder heelt verder gevraagd: Hoe staat het nu met het Prineessehot Daarvoor heelt de Raad reeds eerder een krediet verleend en B. en W. toege staan een aannemer te zoeken; de aannemer voert op het ogenblik voor net berekenen van de prijs vooroe- reidende werkzaamneden ter plaatse uit. ue middelen die straks beschikbaar komen van de Vrienden van het Pnnoessehof moeten we straks ais meevaller maar rus tig m ons schema inpassen. De heer Stigter vraagt nog: Wie zullen in de toe komst in Luilekkerland gaan wonenik weet net eent nog met, maar net is duidelijk, dat deze woninkjes, bijzon der qua grootte, qua inueiing, qua plaats enz. aneen maar aantrekkelijk zijn voor mensen, die daar echt belang stelling voor hebben. Or uitsluitend kunstenaars ter plaatse zouden komen te wonen? Die vraag zou ik met categorisch met „ja" willen beantwoorden. We moeten arwachten, welke gegadigden zich zullen aan melden. Naar mijn verwacnting zullen het mensen zijn, die juist wegens de bijzondere karakteristiek hiertoe woroen aangetrokken en het kan best zijn, dat daar enkele kunstenaars bij zijn. De primaire functie is uiteraard „wonen". Hoe hoog wordt de huur, vraagt de neer Stigter vervolgens. Wij hebben enige voorlopige calculaties gemaakt en die ko men zo globaal gesproken in de buurt van f 18, f20,per week. Uiteraard moet daarbij in aanmer king worden genomen de bijdrage van de Gemeente zelf. Daarover behoeft de heer Heidinga zich niet zo veel zorg te maken. Dit postje kan echt nog wel uit het bedoelde fonds. Het college handhaaft zijn mening, dat het de moeite waard is deze karakteristieke woongebouwtjes ter plaatse te behouden. Ik zou tegenover de redenering van de heer Heidinga, dat we het geld dat we hier in stoppen, kwijt zijn en dat we daar straks misschien verschrikkelijk spijt van hebben, kunnen stellen, dat het ook best zou kunnen zijn, dat we op een bepaald ogenblik, als Luilekkerland geamoveerd zou zijn en we een open terrein zouden hebben overgehouden, er wel eens verschrikkelijk spijt van zouden kunnen krijgen, dat we dit karakteristieke stukje Leeuwarden kwijt zijn. Het is een keuze-situatie. En het College heeft duidelijk gekozen voor behoud. Het woord is dan uiteraard aan de Raad. Ik bestrijd tenslotte de opvatting van de heer Hei dinga, dat dit een dure verbouw is. Dat is het bepaald niet. Dit werk is puur restauratiewerk en dient te wor den uitgevoerd door gespecialiseerde aannemersbedrij ven. En het is de heer Heidinga ongetwijfeld zeer goed bekend, dat juist in deze sector de vakbekwame bouw vakarbeiders nauwelijks meer voorhanden zijn. Als wij straks zover zijn, dat we misschien het geld hebben om te restaureren, hebben we wellicht de nodige archi tecten niet meer om plannen te maken en niet meer de aannemingsbedrijven om restauraties uit te voeren. Of we d&n in Luilekkerland komen, is voor mij de vraag. De heer Stigter: Ik ben het niet eens met de heer Heidinga, die stelt, dat dit complex niet van zo'n be langrijke historische waarde is. Ik geef toe, stuk voor stuk zijn die huisjes niet belangrijk, maar het complex als zodanig vind ik wel bijzonder mooi. We moeten er wel erg zuinig op zijn, omdat we in Leeuwarden bijzon der weinig werkelijk oude panden hebben die nog ge restaureerd kunnen worden, terwijl het merendeel daar van geheel verdwenen is. Ik geloof, dat we het wel moeten doen. Het is n.l. de ervaring, dat een complex, dat gerestaureerd wordt, een gehele straat een veel beter en plezieriger aanzien geeft. Ik denk aan de St. Jacobsstraat, de Kruisstraat en de Ossekop en ik zou met nadruk willen vragen toch te proberen juist kunstenaars daar naar toe te trekken. Het huis in de Kruisstraat is juist zo aantrekkelijk door leuke eta lages van Stroosma, zoals ik al gezegd heb, terwgl naar mijn smaak juist de winkel in de Ossekop min ol meer ontsierd wordt, uooraat er een or anuere tas- senwiiikel in zit. Ik had veel liever gezien wat met mogelijk zal zijn dat daar iemand anders (Stem: k«en siager) ja, een slagerij uijv. is toen iets levendigeis dan een tassenhuis. U zegt: Een raam op de verdieping aan de straat zijde. Het kan niet en misschien kan het ook inderdaad met: dat raam, zegt U, heeft er nooit gezeten, dus, zegt Monumentenzorg, het mag er ook met komen. Maar aan de achterkant van het pand zijn wei grote ramen geprojecteerd en die hebben er vroeger ook nooit gezeten. Er zaten ook uaar kleine dakraampjes, die je met een ijzertje omnoog moest zetten, uat zijn kennelijk dingen van latere tijd. Evenwel, wat aan de achterkant kan, kan volgens mij ook wel aan de voor kant. Dat maakt het geheel, dat toch al niet zo groot is (wat ik direct met ue heer Heidinga eens ben) toch beter te gebruiken, want als je een volkomen pikdon kere kamer hebt, dan kan je die toch uitsluitend als bergruimte gebruiken, terwijl men daar echt wel wat meer kamerruimte mag hebben. ik pleit weer voor ue kunstenaars; ik moet het he iaas doen. Een huur van f 18,a f 20,is in onze tijd bijzonder laag en wij hebben hier te maken met een groep mensen, die in de samenleving over net algemeen unancieel het slechtst bedeeld zijn. Ik zou juist hun, als het zou kunnen, de voorkeur willen geven, gezien de lage huur, en ik geloof, dat zij de enige groep zijn, die werkelijk ook in Luilekkerland kunnen werken. De heer Rijpstra: Ik heb bij mijn weten nog geen antwoord gekregen omtrent oe afrastering en ik acnt die toch wel belangrijk; er moet natuurlijn straks ook nog iets te restaureren overblijven. De heer Heidinga: Het verblijdt mij zeer, dat U van dezelfde gedachte bent, als die, welke ik in het begin heb geschetst. Het is wel prettig, dat die mening ook bij het College voorzit, want dat zal ongetwijfeld iater ook invloed hebben op het verdere monumenten beleid in de stad. lk behoef veel met te herhalen, lk heb duidelijk genoeg gezegd, hoe het naar mijn mening is en ik geloof zelfs, dat door de uiteenzetting van de heer Stigter nog weer duidelijker is uitgekomen, dat het echt geen restauratie is, maar heel gewoon een verbouwing van een oude bouwval. Hoe U op een huur van f 18,f 20,komt, begrijp ik beslist niet. Waar grondt U die op? Zegt U het niet, ook goed, het kan me niet eens veel schelen. Het is zonder meer zo dui delijk als wat, dat die huur in het geheel geen verband houdt met de kosten die de Gemeente aan zo'n object besteedt. Ik zie persoonlijk helemaal niet in, waarom de gemeenschap mensen, die daar willen wonen, zwaar zal subsidiëren. Waarvoor? De mensen die daar willen wonen, zullen moeten betalen, wat het de gemeenschap kost. Stel, dat de heer Stigter er zou willen wonen; waarom zou ik er dan voor moeten betalen? (Gelach). Dat is te gek om los te lopen. (De heer Stigter: lk wil het best (Gelach). Nu moet mij het volgende nog even van het hart. Als wij doorgaan met systeembouw en van de bouw vakarbeiders monteurs maken, dan weet U wat U krijgt. De man, die met zijn handen iets kan maken, moet er blijven. U heeft het telkens maar over het „bedrijf"; dat doet er niets toe. In het algemeen komt een bouwwerk niet tot stand door de ondernemer en de aannemer, maar door de man achter de kruiwagen en door de man die de hakbijtel en de profielsteen kan hanteren, maar als het gaat om moeren vast te draaien in een grote stalen bekisting, dan gaat de vakman er uit, helemaal. Laten we wel in de gaten houden, dat er vakmensen moeten overblijven en dat wij ook in ons beleid daarvoor moeten zorgen. U heeft, mijnheer de Voorzitter, eigenlijk niet con creet geantwoord op mijn vraag: Wat komt er nu van de subsidies terecht? Hoeveel geeft het Rijk, hoeveel geeft de Provincie en hoeveel steekt de Gemeente erin? En wat blijft er dan nog over dat gedekt moet wor den? Misschien kunt U dat ook niet mededelen. Wij vinden het zeer gevaarlijk deze restauratie te onder nemen, zonder dat er enige positieve toezegging van het Rijk is over het subsidie. Er is niets op schrift. U heeft meende ik U te horen zeggen, alleen van de ïi directeur van Rijksmonumentenzorg de mondelinge toe zegging gekregen, dat dit geval subsidiabel zou zijn. Wat eruit komt, weet U eenter niet en toch vraagt U de Raad maar te besluiten. Dat is ons beslist te vaag. Als U geen positief antwoord kunt geven op onze vra gen i.z. de subsidies, dan spijt het ons wel, maar dan achten wij medewerking aan dit voorstel niet verant woord. Mevr. Veder-Smit: Uit Uw antwoord, mijnheer de Voorzitter, heo ik ae indruk gekregen, aat ue lijn die het uoilege volgt t.a.v. de volgorde van de te restau reren monumenten, in nootuzaak wordt bepaald in overleg met het Rijk. U hebt, naar ik met belangstel ling hoorde, allerlei grote objecten daaroij genoemd. Niet alleen de Papingastins en Oldehove, maar, naar ik ook met veel belangstelling vernam, de Grote Kerk. ik hoop, dat U daarnaast ook aandacht zult blijven schenken aan de kleine monumenten, die in het ge heel ook een belangrijke plaats innemen. De Voorzitter: lk heb in mijn eerste beantwoording al gesteld, dat de restauratie van bepaalde onderdelen van panden ik denk aan gevels en puien e.d. over net algemeen, ais de eigenaars bereid zijn mee te wer ken, viij vlot door kan lopen. Daarvoor zijn niet altijd raadsbesluiten nodig, doodeenvoudig, omdat in zulke gevallen met een bepaald potje gewerkt kan worden. Dn ik geloof, dat we zo voor en na hier in de stad terzake al aardige dingen hebben gedaan. Ik heb enige hoop b.v., dat straks ook de gevel van Ganzevoort er weer fleurig Dij zal staan, ik noem die als vooroeeld, omdat die nog steeds een van onze zorgen was. De heer Stigter heeft uit mijn woorden de wat al te boute conclusie getrokken, dat er geen Kunstenaars zouden komen. Ik heb alleen maar gezegd: ik weet op net ogenblik niet wie er komen. Het hangt volkomen af van de belangstelling, die men voor deze woninkjes heeft en of de categorie mensen die hierop af komt, ook bereid is, de huur, die berekend wordt op basis van het kostenbedrag, zijnde het na aftrek der subsi- uies a fonds perdu verstrekte bedrag, te betalen. De heer Heidinga noemt mijn antwoord, dat ik op zijn vraag i.z. de subsidies gaf, niet bevredigend, maar een beter antwoord weet ik niet. Zouden we het heb ben geweten, dan zou ook de raadsbrief er anders heb ben uitgezien. Wij hebben n.l. nadrukkelijk gesteld „Aangezien t.a.v. de verlening van restauratie- en werkgelegenheidssubsidies en t.a.v. de hoogte van der gelijke subsidies geen definitieve gegevens beschikbaar zijn, stellen wij voor thans te volstaan met het ramen van een krediet, groot 3 ton. Zodra nadere gegevens over de subsidiëring en over het ten laste van de Ge meente blijvende deel van de kosten bekend zijn, kan worden nagegaan of de uitvoering van dit werk moge lijk is." Wij vervolgen dan: „Als blijkt, dat dit voor de Gemeente „haalbaar" is, zuilen wij voorstellen de ka- pitaalslasten voor het ten laste van de Gemeente blij vende deel van deze investering" te ramen." Dat bete kent, dat de Raad later weer met deze zaak te maken krijgt en zich dan andermaal er over heeft uit te spre ken. De cijfers die op de eerste pagina zijn genoemd, hebben geen andere functie, dan te illustreren, hoe het zou kunnen uitpakken. En Burgemeester en Wethou ders zijn bereid, als het zo uitpakt, alsdan een dien overeenkomstig voorstel aan de Raad te doen. Als het anders uitpakt, zullen we allicht ook een voorstel aan de Raad doen, maar ik kan over de inhoud daarvan op dit moment nog niets zeggen. Stel, dat het niets wordt. In dat geval zullen we ons toch niet gerechtigd achten met dit werk voort te gaan. Ik hoop en dit aan het adres van de heer Rijpstra -, dat we echt niet toekomen aan afrasteringen, want de kosten van een, de jeugd van Leeuwarden kerende, afrastering komen natuurlijk gauw in de orde van grootte van een aantal tonnen en dat zou toch niet een goede besteding zijn van de gemeentelijke midde len. Ik hoop alleen, dat dit niet ten gevolge heeft, dat we straks alleen maar stenen behoeven te selecteren. In tegenstelling tot de heer Stigter, die blijft aan dringen op raampartijen aan de voorzijde, zoals die ook aan de achterzijde zijn gedacht, blijf ik van mening, dat dit een duidelijke verminking van het restauratie object zou betekenen en ik aarzel des te sterker, om dat dit plan reeds is goedgekeurd door Monumenten zorg. Het lijkt mij in de gedachtenlijn van die in stelling logisch, dat zulke raampartijen onherroepelijk worden geschrapt. En we zouden waarschijnlijk een eventueel, nog niet te bepalen, bedrag aan rijkssubsidie mislopen en vervolgens ook het provinciaal subsidie, hoe groot of hoe klein het dan ook mag zijn. De heer Heidinga: Ik wens geacht te worden tegen te stemmen. De heer ISoomgaardt: Ik ook. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat de heren Heidinga en Boomgaardt geacht willen worden te hebben tegen gestemd. Punt 14 (bijlage no. 36). De hear Tjerkstra: Mynhear de Foarsitter, it sil Jo gjin nij dwaen, as ik siz, dat wy mei dit plan ta forbettering fan de Lekkumerwei, wol op it skik binne en mei dy „wy" bidoel ik dan ik bin mar sa frij al dyjingen, dy't alle dei weroan, itsij geande- foet, op 'e fyts of mei de auto, dit trajekt brüke en yn it bisünder bidoel ik en Jo sille my dat net kwea óf nimme de ynwenners fan Lekkum, dy't foar har forbining mei de stêd alhiel op dizze dyk oanwiisd binne. It waerd ek wol tiid, dat der foroaring kaem: de bisteande dyk, dy't men, technysk bisjoen, in pré- hystoaryske allure suver net üntsizze kin, is net mear by steat om it hjoeddeiske forkear to forarbeidzjen. It is wier, it forkear rollet noch hieltyd, mar freegje net, hoe bytiden. It mei jin dan ek fornuverje, dat der net mear üngemakken pleats foun hawwe, mar dat léste komt mear foar by technysk minne situ- aesjes en it omkearde sjocht men hjir en dér ek spi- tigernöch. Ik sil koart op inkele détailpunten yngean. De forhurding fan de nije wei, de eigentlike ryd- dyk, wurdt 7 m breed; dan komt der oan de westkant in griene tuskenberm en dan in fuotpaed alhiel fan Lekkum nei de stêd ta. Dit fuotpaed is 3 m breed. Men kin jin öffreegje, oft it net better west hie en meitsje de forhurding fan de wei smeller, 6 m byg., en liz der in fytspaed njonken. Dochs kin ik it Kol- leezje yn syn ütstel wol folgje en dermei ynstimme, hwant as der in rjochtstreekse wei nei Dokkum komt, lykas op it provinsiael wegeplan stiet, dan hoecht de wei nei Lekkum net langer to tsjinjen foar it troch- geande autoforkcar. Dan is dy allinnich ornearre foar fytsforkear nei en fan de kant fan de Trynwalden en fierder foar it lokale autoforkear fan en nei Lekkum. En yn dy situaesje kin in wei fan 7 m breedte, tocht ik, èn it autoforkear èn it fytsforkear wol hawwe. Wy kinne dêrom yn dizze opset ek wol meigean. in treflike saek is fierder it frijlizzende fuotpaed. Sawol de Lekkumers, dy't rinnendewei nei de stêd ta wolle as de Ljouwerters, dy't in slach by Lekkum omkuijerje wolle, kinne dat strak dwaen sünder libbensgefaer en sünder de needsaek om sa nou en dan har üntwyk sykje to moatten yn de modder en de wiette fan de bermen. Bisünder bilangryk is dat fuotpaed ek foar it skoalgeande jongfolk, binammen dat fan de beuker- skoalle, dy't fan Snakkerbuorren nei Lekkum en om- keard moatte. Alhiel akkoart dus mei dat fuotpaed. Oare pluspunten, om yn de styl fan dizze tyd to bliuwen, binne, dat der fuortdalik yn de buorren fan Lekkum, dus dêr't de bibouwing by de wei lans stiet, in foldwaend tal parkearhavens makke wurdt en dat de sleat dêrre, tusken de wei en de bibouwing yn, ticht komt en forfongen wurdt troch in rioelearring. Dat rioel is der nou ek wol, mar dan yn de foarm fan dy sleat, dy't neat oars is as in stjonksleat, in iepen rioel, mei alle gefolgen dêrfan foar de folks- sounens. Dat is grif gjin forwyt oan de Gemeente; dy stjonksleat hawwe de oanwêzigen en dêr hear ik sels ek ta foar soarge as gefolch fan de frjemde contradictio eins wetterbiskaving. Oer de trochfearthichte fan de nije brêge, dy't oer de Bonke, dy't as forbining tusken de Dokkumer Ie kant fan it brêgedek komt op 2.15 m plus Frysk Sim- merpeil en dat bitsjut yn de praktyk in effektive trochfearthichte fan sa'n 2 m. En dat achtsje ik to min. Goed 30% fan 'e kajütmotorboaten dy't yn Frys-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 6