14
schien nog via de bestaande ouderraad gerealiseerd
kunnen worden?
Ten tweede: Hoe geschiedt de benoeming van de
onder punt 2 genoemde hoofden en onderwijzers?
Ten derde: Wie zijn de overige twee leden, onder
punt 4 genoemd? Het is m.i. zeer wenselijk, dat ge
noemde ouderraad en eventueel de A.B.O.P., Algemene
Bond van Onderwijzend Personeel, afd. Leeuwarden, bij
deze benoemingen worden ingeschakeld, ten einde een
deskundig team te verkrijgen, waarbij de wil om samen
te werken in het belang van het openbaar onderwijs
vooropstaat.
Dat de ouderraad zal worden opgeheven, is overigens
geen ramp; deze leidde toch al een bloedarm be
staan.
Mevr. Joustra-Byker: Ook onze fractie is ten zeer
ste ingenomen met dit voorstel, vooral omdat een
schoolraad meer bevoegdheden heeft dan een ouder
raad. Als dit voorstel aangenomen wordt, zal een lang
gekoesterde wens van ouders, leerkrachten en voor
standers van het openbaar onderwijs om meer direct
bij de gang van zaken van dit onderwijs betrokken te
zijn, werkelijkheid worden in Leeuwarden. Wel heb ik
nog moeten vaststellen, dat Uw voorstel wel wat laat
komt. In het K.B. van 16 juni 1966 staat immers, dat
de gemeentebesturen moeten zorgdragen, dat de in dit
besluit genoemde organen binnen vijf maanden tot
stand komen.
Resten mij nog enkele vragen.
Is het mogelijk bij deze schoolraad ik heb het nu
over het „ten tweede" ook het b.l.o. en het kleuter
onderwijs te betrekken, want die staan hier niet in ge
noemd. En dan zijn er bij ,.ten derde" (de twee ge
meentelijke bestuurders en functionarissen) ook nog
andere mogelijkheden. Ik dacht hier b.v. aan een school
arts, dus ook een gemeentelijke functionaris, en verder
gaat bij „ten vierde" mijn voorkeur uit naar vier des
kundigen en belangstellenden, vooral omdat het aantal
deskundigen en belangstellenden dan het maximale is,
en dit kan dan ook juist, doordat de raad 17 leden telt
en de vertegenwoordigers van de ouders de meerder
heid behouden. Ik heb hierbij gedacht aan een even
tuele pedagoog of een andere onderwijsdeskundige of
aan een afgevaardigde van de A.B.O.P.
De heer Ten Brug (weth.)Ik heb met erkente
lijkheid vernomen, dat dit voorstel in goede aarde is
gevallen. Er zijn alleen wat nadere bijzonderheden ge
vraagd over de kwestie van de schoolraad.
De heer Rijpstra heeft gevraagd: Hoe geschiedt de
benoeming van de oudercommissie? U hebt gezien, dat
de kwestie van de samenstelling en van de benoeming
van de leden van de schoolraad een zaak is van B. en
W. Wij hebben dat nog niet geregeld, maar het leek
ons in elk geval goed, de Raad te informeren op de
wijze, waarop o.i. deze schoolraad zou moeten worden
samengesteld. Wij denken inderdaad aan een benoe
ming door de oudercommissie zelf, maar we zullen
waarschijnlijk dan de stad in rayons moeten indelen,
opdat de negen leden die erin komen, de stad in haar
verschillende regionen behoorlijk vertegenwoordigen. Ik
denk, dat er dan acht uit het stedelijke deel van de
gemeente zullen zijn en één als vertegenwoordiger van
de dorpen en deze dan bij toerbeurt uit de verschillende
dorpen, maar dat is een zaak die wij nog verder moe
ten onderzoeken.
Wat de benoeming van de onderwijzers betreft, de
heer Rijpstra heeft gedacht aan een voordracht van
de Algemene Bond van Onderwijzend Personeel, de
A.B.O.P., mevr. Joustra heeft ook bij die deskundigen
de A.B.O.P. genoemd. Dit is nog een punt van onder
zoek, maar wat de twee hoofden of onderwijzers van
de openbare lagere school betreft, denken wij inder
daad, dat het wel het gemakkelijkst zal zijn het be
stuur van de A.B.O.P. hier een voorstel te laten doen.
Bij de deskundigen, die wij onder „ten vierde" noemen,
denken wij m.n. aan twee vertegenwoordigers van de
Vereniging voor Volksonderwijs, die ook als belangheb
bende bij deze zaak is betrokken. Wij denken inderdaad
ook aan andere deskundigen op het gebied van
pedagogiek of didactiek. Wij hebben nog even open
gelaten, wie dat zouden zijn en of er vier in Leeuwar
den zouden kunnen zijn, die wij erin zouden kunnen
betrekken, want hier zit nog een klein addertje onder
het gras. Daarop wijs ik straks nog wel. Vandaar dat
wij gezegd hebben dit is ook een antwoord op de
vraag van mevr. Joustra we denken voorlopig aan
drie of vier; kunnen we de vier niet halen, dan komen
er slechts drie.
Mevr. Joustra heeft voorts nog even opgemerkt, dat
dit voorstel wel wat laat is. Dat is inderdaad waar:
wij hebben de termijn van zes maanden overschreden,
maar die termijn is een zaak van orde. Er gebeurt
niets, als wij die overschrijden. En ik dacht en zo
heb ik het ook van U begrepen „Better let as net".
Of het mogelijk zal zijn een schoolarts hierin te be
trekken? Inderdaad wordt het dan een gemeentelijke
functionaris en ik dacht, dat het toch uit de aard der
zaak wel aanbeveling verdient, dat de Wethouder van
Onderwijs en de Chef van de afdeling Onderwijs etc.
der Secretarie samen in deze schoolraad zitting nemen.
Het is natuurlijk mogelijk een arts als deskundige te
benoemen, maar dan geen schoolarts (want dan zou
het een gemeentelijke functionaris zijn), doch een par
ticulier arts.
Wat die vertegenwoordiging van de A.B.O.P. betreft,
er zijn inderdaad gemeenten, die ook onder de deskun
digen een vertegenwoordiger van de A.B.O.P. aanwij
zen. Nu geeft dat deze moeilijkheid, dat het dan niet
onderwijzers bij het l.o. kunnen zijn, want dan zouden
wij boven die twee deskundigen, die eerder genoemd
zijn, komen. Maar de A.B.O.P. omvat meer dan de on
derwijzers bij het l.o., dus het is mogelijk uit die groep
nog een andere deskundige te krijgen. U hebt in het
K.B. gezien, dat dit geldt voor het l.o. Voor het b.l.o.
bestaat een aparte regeling. Voorlopig geldt het dus
voor het l.o. en dat betekent in de huidige situatie nog
het g.l.o., het v.g.l.o. en het u.l.o. Dat zal straks bij de
Mammoetwet anders zijn. Dan zullen de woorden „la
ger onderwijs" wel moeten worden vervangen door
„basis-onderwijs" en zal er waarschijnlijk een andere
regeling komen.
In ben blij, dat de Raad met ons voorstel tot instel
ling van deze schoolraad akkoord wil gaan. Ik dacht,
dat dit ook geheel ligt in de lijn van de wijziging van
de Gemeentewet, waardoor wij ook anderen dan raads
leden, en wel belangstellenden uit de burgerij, bij het
werk van de gemeentelijke overheid kunnen betrekken.
In de Lager-onderwijswet is de zaak van de school
raad uitdrukkelijk geregeld; ik zie dat helemaal in de
zelfde lijn. Vandaar ook, dat wij gemeend hebben tot
de instelling van deze schoolraad te moeten overgaan.
Mevr. Joustra-Bijker: Ik wil nog even terugkomen
op wat de Wethouder heeft gezegd van de onder „ten
derde" genoemde vertegenwoordigers. Ik heb geen be
zwaar tegen een Wethouder van Onderwijs en een
Hoofd van de afdeling Onderwijs, maar ik vraag me
af: Is het niet bezwaarlijk, als die twee deskundigen
in deze raad vertegenwoordigd zijn Zij zouden uit
eindelijk zichzelf advies moeten geven. (De heer Vel-
lenga: Dat is mooi.)
De heer Ten Brug (weth.): Ik weet niet, of dat
een puzzle is. Zo niet, dan is dat eigenlijk ook maar het
beste, want dan behoef ik hem niet op te lossen. Ik
dacht, dat het voor de goede gang van zaken wel het
beste was, ook om een goed contact tussen deze raad
en het College van B. en W. te houden, dat de Wet
houder van Onderwijs en de Chef van de afdeling On
derwijs samen in deze raad vertegenwoordigd zijn. U
moet niet vergeten, dat de Wethouder van Onderwijs
op zichzelf ook nog net niets is. Hij is maar een lid
van het College en het College besluit; hij is geen
Minister.
De Voorzitter: Het is een gebruikelijke figuur, dat
voor een aantal adviesorganen het lid van het College
met de desbetreffende portefeuille voorzitter is. Dus
het is helemaal niet zo verwonderlijk, dat wij hier aan
de Wethouder denken. Bovendien in een aantal ge
vallen beslist de Raad en niet B. en W., zoals de
Wethouder zei.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
15
Punt 21 (bijlage no. 24).
Mevr. Visser-van den Bos: Is het niet een vrij on
gewone situatie, dat in januari aan hen, die uitgeno
digd worden om lid te worden van een stembureau,
reeds wordt medegedeeld, dat het presentiegeld f 20,
bedraagt, terwijl de Raad pas daarna, eind januari,
het verzoek voorgelegd krijgt het presentiegeld op
dat bedrag vast te stellen? Ik veronderstel, dat dit
niet zo de bedoeling is geweest, dat de volgorde een
beetje in de war is, maar ik wilde het U toch wel
graag even vragen.
De heer Rijpma: Wij hebben ons afgevraagd, of het
inderdaad nodig is, dat dit presentiegeld van f 15,
tot f 20,verhoogd wordt.
De Voorzitter: De volgorde is inderdaad omgekeerd.
Ik kan daar natuurlijk deze verklaring voor geven:
het vindt zijn oorsprong in het feit, dat de raadsver
gadering later was dan het briefje is uitgegaan, maar
dat is bijna flauw. Dat had dan ook wel eerder ge
kund, maar helaas zou dat dan geweest moeten zijn
voor de raadsagenda van 9 januari; de stukken daar
voor gingen eind december al uit, ik meen voor Kerst,
en toen waren we aan de voorbereiding van deze zaak
nog niet toe gekomen. Dus met verontschuldiging deze
volgorde.
Of het presentiegeld nodig is? Er zijn heel wat bur
gers, die een volledige dag ter beschikking van de
Gemeente staan, en ik dacht, dat het redelijk was,
daarvoor een vergoeding te geven; het is toch echt
geen extreem hoge.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 22 (bijlage no. 27).
De heer Van der Veen: Er staat alleen in dit voor
stel, dat deze verhogingen met die van de bezoldi
gingen min of meer automatisch omhoog gaan, maar
ik dacht, dat er ook bij hoorde, althans een aanduiding
van de noodzaak van die verhoging. Men kan zich
voorstellen, dat de kosten min of meer recht even
redig stijgen, maar dat behoeft natuurlijk niet en
men kan zich ook andere oplossingen voorstellen. De
vraag is dus: Is de toelichting niet een beetje te
summier
De heer De Jong (weth.): Het maximum bedrag van
f 15.000,geldt reeds vanaf 1 januari 1963. Zou dit
niet aangepast worden, dan lopen we het risico, dat
geleidelijk aan zij, die tot dusver nog wel onder de
Regeling Ziektekostenverzekering Ambtenaren vielen,
er nu uitgewipt moeten worden, omdat ze boven die
salarisgrens komen. Het is inderdaad een zeker auto
matisme, dat op een gegeven moment de grens naar
boven verlegd wordt. Voorgesteld wordt het maximum
van f 15.000,op f 18.000,te brengen. Dit punt is
in het Centraal Orgaan besproken en omdat deze din
gen over het gehele land gelijk worden geregeld, is
het dus praktischer, dat de Gemeente dit „automa
tisme" overneemt.
De heer Van der Veen: Ik wil in tweede instantie
volstaan met de opmerking, dat het mij nu niet dui
delijker is geworden. (Gelach.)
De Voorzitter: Misschien kan dat bij een volgende
gelegenheid onder ons geregeld worden, mijnheer Van
der Veen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 23 (bijlage no. 33).
De heer Van der Veen: Ik heb mij eigenlijk wel een
beetje verbaasd over dit voorstel. Het eerste wat mij
daarin opvalt, is, dat het College zich voorstelt hoe
wel er deze keer nog wel een advies bij de stukken
ligt voortaan geen advies meer bij een dergelijk
voorstel over te leggen. Ik vind dat jammer, omdat
het zonder advies in het geheel niet mogelijk is de zaak
te beoordelen. In dat geval ontbreekt ons toch elk ge
geven, waarop de vordering zal moeten worden geba
seerd. Het voorstel zegt wel iets, maar het zegt niet
op grond waarvan het tot bepaalde beslissingen komt.
Ik stel mij voor, dat op de een of andere afdeling van
de Secretarie toch bepaalde gegevens verzameld zijn
dergelijke gegevens had ik ook gaarne voortaan in het
dossier, zodat ook wij de zaken min of meer kunnen
beoordelen. Dat is niet het ergste. Het ergste is, dat
het College voorstelt om een rechtsvordering in te stel
len voor een bedrag van ruim f 532,En dat niet
tegen één man, maar tegen vijf partijen. Dat wordt
dus een bijzonder uitvoerige en ingewikkelde procedure.
Al was het maar tegen één en al zou de procedure ge
wonnen worden door de Gemeente, dan zouden de kos
ten, daaraan voor de Gemeente verbonden, in ieder ge
val in dezelfde orde van grootte zijn als de hoofdsom.
Ook bij winst zit er geen winst meer in voor de Ge
meente. Dan moeten we het dus niet doen om de knik
kers, maar uitsluitend om het spel. En dat is op zich
zelf geen plezierige manier van procederen, maar in
dit geval zou men dus, door de vordering te verminde
ren tot f 500,in plaats van bij de Rechtbank bij het
Kantongerecht terecht kunnen, wat aanmerkelijk min
der kosten meebrengt. Ik zou zeggen: Iedereen die zo
dwaas is om te gaan procederen over goed f 500,is
toch in ieder geval wel zo verstandig, dat hij dat be
drag beperkt tot f 500,waardoor hij dus aanmerke
lijk minder kosten heeft dan de f 32,die hij dan moet
laten schieten. Dat is het eerste punt.
Het tweede punt is, dat ik mij niet kan voorstellen,
dat men in gemoede en beschikkende over zijn gees
telijke vermogens, vijf gedaagden zou gaan aanspreken.
Ik zou in zo'n geval alleen de ene man maar nemen, die
er rechtstreeks bij betrokken is. En als die vindt, dat
de anderen mee moeten betalen, laat hij ze dan maar in
vrijwaring roepen; dat is zijn zaak. Dan behoeft men
tenminste geen vijf dagvaardingen de deur uit te stu
ren, met alle kans, dat men dus tegen de ene een ver
oordeling krijgt, terwijl de anderen niet behoeven te
betalen, zodat men bovendien de kosten van die ande
ren nog te betalen krijgt. Ik vind dit een heel vreemd
voorstel en ik kan de vrijheid niet vinden om voor te
stemmen. Als U het beperkt tot f500,en alleen de
eerste aanspreekt, dan zal ik mij daar niet tegen ver
zetten, hoewel er weinig winst in zit.
De Voorzitter: Misschien kunnen wij ook vanwege
het tijdstip, deze zaak maar beter even aanhouden,
zodat wij intern de zaak nog eens kunnen nagaan,
mede op grond van wat de heer Van der Veen gezegd
heeft. Zullen wij het zo doen?
De Raad geeft te kennen, dat hij hiermee akkoord
gaat.
De Voorzitter: Dan wordt dit punt aangehouden tot
de volgende zitting.
Punt 24 (bijlage no. 39).
De hear Santema: As wy it bidrach fan it foarige
punt op dizze list sette soene, dan hiene wy in
hieleboel drokte minder. (De Foarsitter: Dat meije
B. en W. nou noch net dwaen.)
De Voorzitter: Ik heb niet de indruk, dat de op
merking van de heer Santema het College aanleiding
geeft tot een wijdlopige beschouwing.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 25 (bijlage no. 38).
De heer Van Balen Walter: Ik heb de indruk, dat
het College dit voorstel met enige schroom bij de Raad
heeft gebracht. En dat kan ik me trouwens ook wel
indenken. Ik heb me tenminste nogal verbaasd over
het feit, dat onze Dienst van Openbare Werken bij de
raming van de kosten van restauratie of herstel van
Gouvemeursplein no. 35 zich zo schromelijk heeft ver
gist, dat we meer dan 100% boven de raming uitko
men. Ik acht dit eigenlijk wel bedenkelijk, want op deze
manier is het toch voor ons bijzonder moeilijk de draag
wijdte te beoordelen van plannen, die ons worden voor
gelegd. Wij zouden een, in onze gedachten destijds ook
nog tijdelijke, voorziening voor een f250.000,— klaar
laten maken en nu blijkt, dat dat meer dan f 500.000,—