16
wordt en misschien nog wel meer. Dat maakt dat we
voortaan tegen zulk soort plannen heel anders zullen
aanzien. Ik zou U toch wel willen verzoeken aan de
Dienst duidelijk te maken, dat wij toch wel graag een
deskundiger oordeel willen hebben over dit soort ra
mingen. In dit verband heeft het me verbaasd, dat U
wel spreekt over het oordeel van de Financiële Com
missie, maar dat het oordeel van de commissie, waar
aan U, volgens Uw eigen zeggen zopas, zoveel bijzon
dere waarde hecht, verder niet is genoemd. Het lijkt
mij zo toe, dat een onderhoud met deze commissie toch
eigenlijk ook v/el betekenis had gehad.
Verder doet mij dit voorstel nog enkele andere vra
gen stellen. Op blz. 3 onder punt 4 stelt U, dat de wis
seling van wethoudersfuncties meebrengt, dat de tegen
woordige Wethouder van Openbare Werken niet meer
zijn kantoor kan hebben in het gebouw Wissesdwinger,
dat daar een ander pand voor moet worden ingericht.
En daarvoor laat men het oog vallen op het pand Wis
sesdwinger 34. Ik meende, dat dat het pand is, dat wij
destijds hebben aangekocht, omdat het moest worden
afgebroken i.v.m. het structuurplan. En daar willen we
nu dan weer idem zoveel duizenden guldens aan be
steden om dat tijdig in orde te maken. Ik vind dit toch
eigenlijk een ongelukkige gang van zaken. Ik heb er
bij een vorige gelegenheid ook al eens bezwaar tegen
gehad, dat wij zoveel kosten besteden aan een pand,
dat wij gekocht hebben om het af te breken. En wan
neer dat dan tienduizenden guldens moet kosten, dan
gaat mij dat toch eigenlijk te ver.
Nog een opmerking over de kwestie van de voorlo
pige leeskamer en het meubilair dat U daarvoor wilt
aanschaffen. Dit vergt volgens U ook weer een vrij
hoge uitgave, omdat t.z.t. dit meubilair moet passen in
het representatieve gedeelte van het stadhuis. Dit is
mij niet helemaal duidelijk. Ik begrijp eigenlijk niet,
waarom de leeskamer, waar wij dus onze stukken moe
ten nakijken, representatieve meubelen moet hebben.
Wij zijn op het ogenblik al gewend aan een bijzonder
primitieve voorziening in dezen. Wij stellen als Raad
niet zo verschrikkelijk hoge eisen, anders hadden we
dit niet zo lang geaccepteerd. Daar behoeft U m.i. nu
niet hoge uitgaven voor te doen.
Ik zou het wel op prijs stellen op deze vragen een
nader antwoord te ontvangen.
De heer Schönfeld: We kunnen nu alleen nog maar
zeggen: Het is jammer, dat het krediet, destijds be
paald aan de hand van een summiere en globale be
groting van de Dienst Openbare Werken, met meer dan
100% moet worden overschreden. Ik vraag mij af,
waarom de Raad niet eens eerder is ingelicht over de
enorme tegenslagen, die zich bij de verbouwing van
het pand Bearda hebben doen gevoelen. Ik heb volle
dig begrip voor het feit, dat B. en W. na a ook maar
b moeten zeggen, maar het heeft me toch verbaasd,
dat thans in het voorstel wordt gerept over pijnlijke
en dure verrassingen, welke tijdens de verbouwing van
het pand Gouverneursplein 35 aan het licht kwamen,
terwijl er even verder wordt gezegd, dat het, gezien
de toestand waarin het pand Weerd 19 verkeert, niet
verantwoord is dit pand aan te kopen. Is naar de staat,
waarin dit pand verkeert, dan wél een onderzoek in
gesteld? Waarom is dat destijds bij het pand Bearda
dan niet gebeurd? Een onderzoek naar de toestand
van het pand is toch zeker binnen een week bekeken.
Het was dan wellicht voorkomen, dat misschien niet
alle, maar toch vele, onvoorziene kosten, welke tot de
verhoging van het krediet met meer dan 100% hebben
geleid, door de Gemeente met de aankoopprijs van het
pand zijn meebetaald.
De heer Rijpstra: Wij zijn eveneens lichtelijk ge
schrokken van de genoemde kredietoverschrijding voor
de bouwkundige werkzaamheden aan het pand Gouver
neursplein 35 ten bedrage van f 130.000,Volgens het
College is ten gevolge van tijdsgebrek de eigenares
wilde met spoed haar bedrijf liquideren de begro
ting van juni '65 summier en globaal geweest. Nu, dat
hebben we dan wel kunnen merken! We zouden er dan
ook met klem op willen aandringen in het vervolg toch
maar wat grondiger en dan maar iets langzamer te
werk te gaan. Wij vragen ons af: Zou het werkelijk
zoveel tijd genomen hebben, als Openbare Werken een
diepgaand en deskundig onderzoek naar de toestand
van het onderhavige pand zou hebben ingesteld? Het
College had de Raad dan beter kunnen voorlichten en
dit is toch wel belangrijk, daar wij toch mede afgaan
op het advies van Uw College. Het advies, vervat in
het voorstel aan de Raad van 4 juni '65, bijlage no. 270,
luidde aldus: „Hoewel wij dit bedrag f235.000,plus
f 15.000,voor het inrichten van de vertrekken aan de
hoge kant vinden, menen wij toch, dat het verantwoord
is tot een dergelijke investering over te gaan". Wat
moeten we met zo'n uitspraak in het licht van wat we
nu onder ogen krijgen? De enige conclusie is, dat er
destijds maar met de beruchte pet naar is gesmeten en
wij kunnen alleen maar hopen, dat de huidige ramin^
gen exacter zullen blijken te zijn. Enfin, we zitten nu
met de brokken, hoewel dit laatste natuurlijk niet hele
maal waar is.
Ik moet U zeggen, het heeft een hoop geld gekost,
maar het gebouw is ook wel opgeknapt. Uw voorstel
len, vervat onder punt 1 t.e.m. 5, samen met de reeds
genoemde kredietoverschrijding van dik f 130.000,
leidende tot een aanvullend krediet van f 260.000,
alsmede het beschikbaar stellen van een krediet van
f 55.000,-voor het aanschaffen van meubilair enz.
voor de Dienst voor Sport en Recreatie, zijn bij ons
niet ongunstig ontvangen. Wij zouden echter wel enig
voorbehoud willen maken t.a.v. het afbreken van het
pakhuiscomplex met het hoekpandje Muggesteeg-Klei-
ne Hoogstraat. Het pandje bevat inderdaad thans wei
nig monumentaals, maar is er nu werkelijk geen mo
gelijkheid tot restauratie in de toekomst? De argu
menten van lichtinval op enkele afdelingen van de de
pendance van het stadhuis en mogelijke autostalling
spreken ons niet zo erg aan. De kosten van eventuele
afbraak worden geschat op f 35.000,Is er daarbij
ook rekening gehouden met de mogelijkheid van com
plicaties? Het zou niet ondenkbaar zijn, dat het naast
gelegen pand ten gevolge van de afbraak de steun ver
liest, met alle gevolgen van dien. Vóór wij definitief
ons standpunt bepalen, zullen we eerst graag het ant
woord van het College willen vernemen.
De heer De Leeuw: Dit onderwerp zou zich kunnen
lenen voor een echt uitgebreide en sarcastische reto
riek. Wij zullen dat niet doen, enerzijds omdat het zel
den gunstig uitvalt en minder wenselijk is en ander
zijds omdat het geen oplossing meer biedt in dit geval.
Wij willen overigens na de kritiek die U al
gehoord heeft, opmerken, dat wij het plezierig vin
den, dat U zo openlijk met deze zaak naar voren is
gekomen en dat wij daarnaast blij zijn, dat wij zeer
in de verte het lied van ons stedelijk carillon een
beetje zijn gaan horen.
Ook wij zouden het uit de aard der zaak op prijs
stellen, indien herhaling van zulk soort kredietover
schrijdingen zoveel mogelijk zou worden voorkomen.
De heer Heidinga: Bij de behandeling van de sport
hal had ik eigenlijk al zo'n beetje de neiging te vragen:
Zou het ook wat goedkoper kunnen? Dat heb ik niet
durven doen, want ik heb dat destijds, toen dit voorstel
in de Raad was, al gezegd en dat heeft geleid tot iets
volkomen averechts. Ik dacht dus: Het is maar beter
er niet over te praten. Het is een beroerd geval; ik
heb mij destijds, als ik mij goed herinner, nogal scep
tisch tegenover deze zaak opgesteld, ook in verband
met de procedure, zoals die werd voorgesteld. Ik her
inner me niet eens, of ik heb tegengestemd, maar ik
dacht het wel. Wij zouden nu theoretisch kunnen zeg
gen: Wij zijn destijds al met veel moeite en pijn als
Raad er toe overgegaan dit krediet beschikbaar te stel
len en wij hebben uitvoerig het College van alle zijden
de wens te kennen gegeven, dat het alstublieft wat
goedkoper moest; dus wat het nu meer gekost heeft,
College, betaal het maar, want U heeft het tenslotte
ook opgedragen. Maar zo zijn we niet en doen we ook
niet. Maar ik geloof en het zal U misschien verwon
deren, dat ik dat zeg dat de Dienst hier niet zoveel
schuld treft. Ik denk, dat de raadsleden dat wel van
mij willen aannemen, daar ik er enigszins over kan
oordelen. Ik heb persoonlijk als ondernemer wel enkele
malen dergelijke werken hier in de stad gemaakt en
het is vooraf per se niet te bezien, wat daar achter
vandaan komt. Ik voel geen enkele roeping om een
17
pleidooi voor de Dienst te voeren, want men is daar
oud en wijs en bekwaam genoeg ook, maar ik ben als
raadslid toch wel verplicht de dingen eerlijk en recht
te stellen. Sommige eeuwenoude panden in onze stad
zijn wel tientallen malen verbouwd en daar is soms op
zeer onoordeelkundige wijze in om gebouwd. Het pand
Bearda was bewoond, toen we het aankochten; zulke
panden zien er dus voor het oog netjes uit en als men
dan begint met verbouwen, al de muurbekledingen en
betimmeringen eraf neemt en hier en daar een andere
muur moet zetten, dan staat men er soms verstomd
van, dat het zo lang is blijven staan. En als men dan
de ene muur er uitneemt, dan komt men heel gewoon
voor het feit te staan, dat de andere niet kan blijven
staan, want dat het pand dan in elkaar stort. Dit
moest mij even van het hart. Wij betreuren het, dat
het zo gelopen is.
Er is nog iets, dat wij niet zo prettig vinden en dat
is de f 14.000,voor het pand Wissesdwinger 34. Wij
hebben destijds ook eens een pand aan de Wissesdwin
ger beschikbaar gesteld voor kantoren, die moesten
toen achter het gebouw, waarin nu de Stedelijke Mu
ziekschool is gevestigd, vandaan; dat heeft U eerlijk
in de Raad gebracht, met vermelding van de kosten,
maar U stelt nu de Raad gewoon voor voldongen fei
ten. U hebt het overdacht, het heeft zoveel gekost, dus
zegt U: Raad, stel krediet beschikbaar. Ik persoonlijk
zeg: College, doe dat niet, kom er op tijd mee. En U
had naar mijn persoonlijke mening misschien t.a.v. de
verbouwing van Gouverneursplein 35 de Raad ook wel
wat eerder kunnen inlichten. Ik dacht wel, dat die
mogelijkheid bestaan had, want volgens de stukken
zegt U, dat al heel in het begin bleek, dat het niet
ging, zoals het oorspronkelijk was opgezet. Ik geloof,
dat de Raad wel recht op zulke informatie heeft en er
ook wel prijs op zou hebben gesteld, dat b.v. in een
nota tijdig was meegedeeld, dat dit wel heel anders
uitkwam dan voorzien was. Dat moest mij ook nog
even van het hart.
De heer Van der Veen: Wij hebben getracht in de
loop der tijden in de buurt van het Stadhuis wat pan
den te verzamelen die wij nodig hebben, omdat wij
ruimtegebrek hebben. Dat is verstandig: dergelijke
panden hebben voor ons extra waarde. Wij behoeven
niet alles te kopen wat er op de markt komt, maar
we hebben ook wel eens, dacht ik, spijt gehad, dat
we niet toehapten, toen het mogelijk was, bijv. bij
Raadhuisplein 23. Het punt, waar ik nu over val, is,
dat t.a.v. het perceeltje in de Weerd, waar de druk
kerij in zit, zo verschrikkelijk positief gezegd wordt,
dat men definitief afziet van alle pogingen dat pand
ooit in eigendom te krijgen. Ik kan me best voorstel
len, dat U het op dit moment niet aantrekkelijk vindt,
maar het woord „definitief" zou ik toch liever in de
raadsbrief geschrapt zien.
De heer Vellenga: Ik was ook van plan een vrij
scherpe filippica te houden tegen het College over deze
zaak, maar het nogal milde, genuanceerde betoog van
de heer Heidinga heeft mij doen aarzelen. Ik geloof,
dat men dan over en weer ook weer bereid moet zijn
het nodige van elkaar te leren. Ik had er n.l. de aan
dacht op willen vestigen, dat, als wij nogal scherp van
leer trekken over dit voorstel, wij misschien bij U, B.
en W., min of meer aan het verkeerde adres zouden
zijn, omdat U in dit soort dingen ook afhankelijk kunt
zijn van de adviezen en de inzichten van Uw techni
sche adviseurs en van de technische diensten. En daar
tegenover zou U natuurlijk ingebracht kunnen hebben
datgene wat hier uit de Raad vanavond in verschillen
de bewoordingen reeds is gezegd. Nu heeft de heer
Heidinga met een aantal m.i. vrij sterke argumenten
geprobeerd onze blik wat in een andei'e richting te la
ten gaa,n. Er blijft voor mij deze vraag toch nog wel
over: Moet een technische dienst, ervaring opgedaan
hebbende met verbouwing van verschillende oude pan
den in de binnenstad, nu niet extra kien zijn op die
dingen, waarvan de heer Heidinga zegt, dat ze voor
het oog zijn verborgen? Ik kan mij voorstellen, dat
een aantal van ons, waar de heer Heidinga nu mis
schien niet direct bij zou horen, met het lekenoog door
zo'n pand gaande, een aantal dingen niet zou ontdek
ken, maar de technische mensen hebben op gezette tij
den al leergeld betaald. Wij doen dat nu dan op een
bepaalde manier en dat scherpt het inzicht om op een
aantal dingen te letten, die nu verborgen zijn gebleven
en die pas ontdekt zijn, toen men aan dit pand begon
te werken. En ik dacht dus, dat het misschien toch
wel zin zou kunnen hebben, op dit punt een woord van
enige kritiek in de richting van de technische mensen
te laten horen.
De tweede opmerking is deze: Op een bepaald mo
ment wordt zo'n ontdekking gerapporteerd en dan zit
U natuurlijk ook aan; dat begrijp ik heel goed. Maar
ik kan me toch wel aansluiten bij degenen, die hier
hebben opgemerkt: Zoudt U dan niet naar een vorm
gezocht moeten hebben om de Raad op een bepaalde
manier toch in te lichten, dat hem dit lot wachtte, bijv.
via de Commissie voor de Openbare Werken en de Finan
ciële Commissie, door bepaalde stukken ter inzage te
leggen of door eens een besloten bijeenkomst ter zake te
houden aan het eind van een raadszitting (die voor-
twaalf uur afgelopen zou zijn!) Nu hebben we echt het
gevoel voor een voldongen feit te worden gesteld, een
gevoel, dat U overigens misschien zelf ook wel heeft. Ik
hecht er daarom toch wel aan uit het midden van de
Raad te zeggen: Geeft U een aantal kritische dingen
toch nog eens door aan Uw technische dienst, zodat men
echt goed weet, wat U op dit punt wil. Mocht iets
dergelijks zich ooit weer voordoen wat niemand van
ons hoopt dan was wellicht een procedure te vinden
om ons tijdig in te lichten, wat de inrichting van dit
soort panden betreft.
Mijn laatste opmerking: Ik heb de neiging te ver
onderstellen, dat er t.a.v. het verblijf van de Wethouder
van Openbare Werken een misverstand bestaat bij de
heer Van Balen Walter. Ik heb het zo gelezen en
ik meende het ook uit de praktijk te weten dat bij
het College de gedachte voorzit, dat alle vier Wethou
ders bij het Stadhuis gestationeerd zouden zijn en dat
zulks ook geldt voor de Wethouder van Ruimtelijke
Ordening van dit ogenblik. Laatstgenoemde zal stellig
niet van het grote gebouw Wissesdwinger naar een
ander punt aan de Wissesdwinger verhuisd zijn.
De hear Santema: Op bledside 3 giet it oer in kom-
plikaesje yn forban mei it lytse pakhüs, dat op de
Monumintelist stiet. Utsteld wurdt, it óf to brekken.
Ik konstatearje hjir iderkear wer it bisykjen fan it
Kolleezje in pan, dat wierliken fan histoaryske wear-
de is, sij it dan net fan dy wearde lyk as oare yn 'e
stêd, fan dizzc list óf to stjitten en óf to brekken. It
gebou is troch de forbouwing in monumint wurden en
wy moatte der dus wol om tinke, dat, hwanncar't wy
dat pakhüske öfbrekke, wy der fêst in diel fan de
strjittewand minoftomear mei bidjerre en ik hoopje
mar, dat fanüt Den Haech net de tasizzing jown wurdt,
dat wy it ófbrekke meije.
De heer Kingma: Ik ben even door het gehele pand
Gouverneursplein 35 heengewandeld en toen vond ik
helemaal boven de „natuurlijke ventilatie" via de dak
pannen wel erg groot. Nu er zoveel aan het gebouw
gedaan is, verdient het wellicht aanbeveling eens even
aan de Dienst Openbare Werken te vragen, of de be
dekking van het voorste dak het achterste dak was
keurig misschien ook nog enige verbetering behoeft,
opdat we straks in dit van binnen werkelijk keurig af
gewerkte gebouw geen lekkage krijgen.
De heer De Jong (weth.): De heer Van Balen Wal
ter heeft enige schroom t.a.v. dit voorstel en dat is
begrijpelijk. Ik meen, dat ook in de raadsbrief sprake
is van schroom en dat het College gepoogd heeft zo
eerlijk en open mogelijk met deze zaak bij de Raad te
komen. We hebben niets verborgen willen houden. Dat
de raming aanvankelijk veel lager geweest is, is een
feit. Het is ook mijn ervaring uit mijn praktijk elders,
dat men juist bij dit soort ramingen zo bijzonder moei
lijk tot exacte bedragen kan komen en dat het be
slist geen uitzondei-ing is, wanneer juist bij dergelijke,
restauraties uiteindelijk een prijs uit de bus komt die
100% hoger ligt dan de aanvankelijke raming. Ik heb
daar meer oog voor dan verschillende raadsleden me
nen. Ik stel dit uitdrukkelijk, omdat ik persoonlijk als
lid van het College met het begin van dit voorstel geen
relaties heb. Het oude College heeft het voorstel tot