2
De hear Boomgaardt: Nou is dat natuerlik gjin
argumint. Wy kinne wol in ütstel dwaen om dit stik
yn bihanneling to nimmen.
De heer Heidinga: Burgemeester Van der Meulen
liet het toe.
De Voorzitter: Het is niet een agendapunt en het
behoort niet bij enig agendapunt. En het lijkt mij niet
wenselijk aan een ordedebat onze tijd te gaan beste
den. Ik dacht, dat het binnenkort bij de begrotings
behandeling
De hear lïoomgaardtAs it gjin biswier is dit stik
yn bihanneling to nimmen, dan binne wy klear; dan
byt net ien Jo en dan is der net ien lilk. En hwerfoar
sille Jo it net dwaen? It is kleare willekeur.
De Foarsitter: Mynhear Boomgaardt, biten of lilk
wurden is net oan de oarder.
De hear Boomgaardt: It is formalisme.
De Foarsitter: Né, né, fan myn kant net.
Wil de Raad de heer Heidinga toestaan een enkele
opmerking te maken? (Stemmen: Neen.)
Punt 3 (bijlage no. 62).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 4 a.
Aanbevelingen:
I. periodieke aftreding Mr. T. J. Kingma:
1. Mr. T. J. Kingma, alhier;
2. Mr. G. J. van der Meij, alhier;
3. Drs. J. H. Zoon, alhier;
II. periodieke aftreding Mr. P. C. Bokma:
1. Mr. P. C. Bokma, alhier;
2. A. Boosman, alhier;
3. Drs. J. H. Zoon, alhier;
III. vacature Mevr. Mr. M. H. Dorhout-Suyling:
1. Mr. B. Olthof, alhier;
2. A. Boosman, alhier;
3. Mr. C. Colenbrander, alhier.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik zou ten eerste graag
willen weten, wat de werkelijke taak van de aanbe-
volene is, want dat is van belang voor hetgeen ik
hierna wil zeggen.
Ten tweede dit: Ik zie, dat bij de zeven aftredenden
één dame is en dat zij wordt vervangen door een heer.
Ik zou het bijzonder op prijs gesteld hebben, als zij
vervangen werd door een dame.
Mijn laatste vraag: Ik las in de map, dat twee le
den van deze commissie worden aangewezen door de
Kamer van Koophandel. Heb ik het uit de stukken
juist begrepen, dat wij ze dan ook nog eens gaan be
noemen of is aanwijzing door de Kamer van Koop
handel al een benoeming?
De heer Ten Brug (weth.)Er lag o.a. een stuk
ter inzage, dat de Raad inlicht over art. 46 van de
M.O.-wet. Daarin staat, dat het toezicht op de open
bare en bijzondere scholen voor middelbaar onderwijs
onder oppertoezicht van de met de uitvoering van
deze wet belaste Minister wordt opgedragen aan plaat
selijke commissies, door de Gemeenteraad te benoe
men, met dien verstande, dat twee leden van de Com
missie van Toezicht op de hogere burgerscholen A
en de handelsscholen worden benoemd door de Kamer
van Koophandel en Fabrieken, binnen welker ambts
gebied de school is gevestigd. Ik dacht, dat ik hier
mee mevr. Visser heb ingelicht over wat hier aan de
orde is. (Mevr. Visser-van den Bos: Toch niet.)
De Voorzitter: Is de heer Ten Brug klaar met zijn
beantwoording
De heer Ten Brug (weth.)Ja, het artikel is niet
langer. (Gelach.)
Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb mij blijkbaar niet
duidelijk uitgedrukt. Ik heb het desbetreffende artikel
gelezen; daarin wordt vermeld, dat twee leden be
noemd worden door de Kamer van Koophandel en Fa
brieken, maar nu wordt ons toch voorgesteld deze
mensen te benoemen. Hoe kan dit nu eigenlijk? Dat is
met het oplezen van dit artikel toch niet beantwoord?
In de brieven van de Kamer van Koophandel las ik,
dat Dr. Otten per 31 december zou aftreden en in het
stuk, dat ons wordt voorgelegd, wordt Dr. Otten hele
maal niet genoemd. De Kamer van Koophandel stelt
voor twee nieuwe leden te benoemen, van wie één
Mr. Olthof is en wel ter vervanging van Dr. Otten.
En nu stellen B. en W. ons voor Mr. Olthof te be
noemen.
De heer Ten Brug (weth.): Ik geef mevr. Visser
toe, dat men uit artikel 46 van de M.O.-wet zou
kunnen concluderen, dat de Kamer van Koop
handel zonder meer twee leden zou kunnen benoemen
en dat de Gemeenteraad daarbij niet nodig is. Dit is
inderdaad een wat vreemde zaak, maar de praktijk
is altijd geweest, dat deze leden ook door de Raad
worden benoemd. Men meent, dat deze procedure juri
disch is voorgeschreven.
Voor de vacature mevr. Dorhout heeft de Commissie
van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs aanbevolen
de hei'en Olthof, Boosman en Colenbrander. De vaca
ture Dr. Otten is er op het moment nog niet en bij de
voorziening in deze toekomstige vacature kunnen we
waarschijnlijk aan Uw verlangen naar een dame in
deze commissie voldoen.
Benoemd worden de heren: Mr. T. J. Kingma met
33 stemmen, Mr. P. C. Bokma met alg. stemmen en
Mr. B. Olthof met 33 stemmen (de heren Mr. G. J.
van der Meij en A. Boosman elk 1 stem).
Punt 4 b (bijlage no. 57).
Aanbeveling:
P. J. Jongbloed, alhier.
Benoemd wordt de aanbevolene met alg. stemmen.
De heren Hogendijk en Reehoorn vormden het stem
bureau.
Punten 5 t.e.m. 12 (bijlagen nos. 58, 69, 60, 50, 48, 52,
51 en 56).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 54).
De heer Visser: In de vergadering van 17 oktober
heb ik Uw aandacht gevraagd voor de kostenvaststel
ling over het jaar 1965. Ik heb toen enkele opmerkin
gen gemaakt betreffende de administratievergoeding en
de toerekening van kosten aan de dienst van O.W. De
Wethouder heeft daarop geantwoord, dat een kosten-
bedrag van f 2,50 in de begroting was opgenomen, welk
bedrag tussentijds is verhoogd tot f 3,Nu mag ik
misschien aannemen, dat voor 1966 een bedrag van
f 3,is vastgesteld. Voor 1967 is het f 3,50, meen ik uit
de stukken begrepen te hebben. Het gaat mij echter
niet om het bedrag, maar wel om de vraag, of het het
College gelukt is voor 1966 het juiste bedrag vast te
stellen overeenkomstig art. 55 der L.O.-wet. Het gaat
om de werkelijke kosten, niet om de bij benadering
vastgestelde of de geschatte kosten, dit blijkt ook dui
delijk uit de beschikbare jurisprudentie. Van recente
datum is de uitspraak van de Kroon van 7 december
1966, betreffende het beroep van de gemeente Capelle
aan de IJssel tegen een besluit van G.S. van Zuid-Hol
land, behelzende de uitspraak, dat de gemeenten niet
in staat zijn het juiste bedrag van de administratiekos
ten vast te stellen. Hieruit volgt m.i., dat de wet op
het punt van de administratiekosten, zijnde de kosten
ter bevordering of ter verzekering van de goede gang
van zaken bij het onderwijs, niet kan worden toegepast
en dat deze kosten gebaseerd moeten worden op eer.
schatting. Ik zou U willen vragen: Is het College ex-
in geslaagd voor 1966 dit bedrag op de juiste wijze
vast te stellen? Ter vermijding van misverstand mag
ik hier misschien nog even aan toevoegen, dat ik niet
begrijp, welke in deze administratiekosten de kosten
van de Dienst van Openbare Werken kunnen zijn. Deze
vallen volgens de wet niet onder het begrip „administra
tiekosten".
3
De heer Ten Brug (weth.): De door de heer Visser
aangehaalde uitspraak van de Kroon is mij niet bekend,
maar klinkt ons College als muziek in de oren. Het
is inderdaad niet mogelijk administratiekosten exact
vast te stellen. Dit is een kwestie van benadering,
waarbij wij rekening houden met de bedragen, die in
andere gemeenten bepaald zijn. Zo schattende komen
wij tot een bepaald, o.i. redelijk bedrag. De omslagkos-
ten van de Dienst van Openbare Werken zijn uiteraard
niet in de administratiekosten begrepen. Die worden
toegerekend aan alle andere onderdelen waaruit het
uiteindelijke bedrag per leei'ling is samengesteld. Het
bedrag van de administratiekosten is in de Raad
de heer Visser heeft er ook aan hexlnnerd al vaker
aan de orde geweest. Wij hebben destijds toegezegd,
dat wij zullen proberen gelijke tred te houden met wat
elders normaal is. Het is mij uit onderzoekingen ge
bleken, dat wij zeker niet de laagste zijn. Maar dat
is niet het belangrijkste voor het schoolbestuur. Dat
is uiteraard het bedrag per leerling, waarvan de admi
nistratiekosten een onderdeel vormen. Ik kan zonder
meer zeggen, dat wij op dit punt zeer goed uit de bus
komen. Niemand vei'biedt uiteraard het schoolbestuur,
als wij f 3,toerekenen, f 5,90 aan administi-atiekosten
te besteden, maar ook niet er f 3,95 van te maken.
De heer Visser: Ik ben eigenlijk maar ten dele be
vredigd door het antwoord van de Wethouder. Ik ben
van mening en misschien het College ook wel
dat we hier eigenlijk met een onbevredigende gang van
zaken te maken hebben. Dit is ook wel tot uitdrukking
gekomen in de toelichting op de wijzigingswet van 16
juli 1964. De heien Engels en Vellenga hebben dat mis
schien wel van nabij meegemaakt. Wij kunnen hier
niets aan doen, maar het wachten is altijd nog op het
uitvoeringsbesluit, waarin de administratiekosten af
zonderlijk zullen worden geregeld. Misschien kan door
het College dat zou ik in de eerste plaats willen
vragen aandrang worden uitgeoefend op de bewinds
man om de verschijning van dit besluit te bevorderen.
Deze vraag zou natuurlijk ook kunnen uitmonden in
een voox-stel. Ik heb daar op dit moment geen behoefte
aan, maar ik behoud me wel het recht voor straks bij
de begrotingsbehandeling met een voorstel terzake te
komen.
De heei' Ten Brug (weth.)Ik heb begrepen, dat
de heer Visser mij eigenlijk voor de Minister van On
derwijs aanziet, want deze is ter zake bevoegd. Ik ge
loof, dat wij hier niet met een motie of een besluit van
de Raad uit komen. Ik ben best bereid dit punt aan te
roeren bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
die zich hiermee kan bezighouden. Maar het lijkt mij
bijzonder moeilijk de administratiekosten van het open
baar onderwijs exact te berekenen. Het is niet een zaak
van berekening van de kosten van de ambtenaren van
de afdeling Onderwijs der Secretarie, want U weet zelf
ook wel, dat de taak van die afdeling meer inhoudt
dan bemoeiingen met het lager onderwijs. Zij besteedt
uitex-aard ook veel tijd aan het bijzonder ondexwijs. De
kosten van aan andex-e zaken bestede tijd zouden dan
van het totaal' afgetrokken moeten worden. Ik wil wel
eens navragen bij het bureau van de genoemde Vereni
ging, hoe men er daar over denkt. Dit is dan een van
die onvolkomenheden in de L.O.-wet, die we moeten
nemen. Het is, wat Leeuwarden betreft, nog de vraag,
of die onvolkomenheden ten nadele van het bijzonder
onderwijs werken; ik geloof van niet. Er zijn echter
ook bepalingen in die wet, die ten nadele van het open
baar ondex-wijs kunnen wei-ken, en ik meen, dat deze
dingen elkaar wel in evenwicht zullen houden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voox-stcl
van B. en W.
Punten 14 t.e.m. 17 (bijlagen nos. 55, 59, 61 en 49).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voor-stellen
van B. en W.
Punt 18 (bijlage no. 63).
De heer Vellenga: De raadsleden vinden van tijd tot
tijd op hun tafel een uitgave van het blad „Pal". Ik
zou daaiiiit gi'aag en dan blijf ik zelfs binnen de
orde iets willen citeren. Het gaat n.l. over een ar
tikeltje, waarboven staat: „Uw salaris in 1967". Dat
is natuurlijk niet tot U gei'icht, mijnheer de Vooi-zitter,
maar tot het gemeentepersoneel, dat verondersteld
wordt dit blad te lezen. Er wordt o.m. gezegd, dat het
in het verleden gebruikelijk was, dat de Gemeenteraad
de rijksmaatregelen zonder meer ovei'nam. „Dit keer",
zo voorspelt „Pal", „staat dit echter met bij voorbaat
vast. In gemeentelijke kringen kan n.l. het geluid wor
den beluisterd, dat de gemeenteraden er goed aan zou
den doen om de rijksmaatregeien nu maar eens niet
te volgen, maar de voorstellen over te nemen, die de
ambtenarenorganisaties in het rijksoverieg hebben ver
dedigd. Een dergelijk eigen gemeentelijk salarisbeleid
heeit natuurlijk ook grote bezwalken en het zou zelfs
de vraag zijn, of de regering dergelijke gemeentelijke
besluiten niet zou vernietigen, maar daar gaan we nu
niet verder op in. In elk geval is het duidelijk, dat
het dit jaar wel erg moeilijk was om maar vast de
salarisver-hoging, die het x-ijkspex-soneel krijgt, ook aan
het gemeentepex-soneel uit te betalen. In de eerste
plaats zou dit weinig netjes zijn tegenover de Gemeen
teraad, die in volle vx-ijheid moet kunnen beslissen, en
in de tweede plaats zouden verschillende ambtenaren
het risico lopen, dat zij later een gedeelte van de ont
vangen salai-isverhoging weer zouden moeten terugbe
talen." Tot zover het citaat uit „Pal" en ik wil con
stateren, dat het blad dit op een psychologisch juist
moment onder de aandacht van de raadsleden heeft ge
bracht en dat in dit ax-tikeltje een bepaalde twijfel wordt
uitgesproken over datgene wat de Raad t.a.v. het nu
aan de orde zijnde agendapunt wel of niet zal gaan
besluiten. Het is duidelijk, waar het om gaat, n.l. om
de procentuele salarisverhogingen van de laatste jaren
en het is ook duidelijk, dat de weerstanden daartegen
steeds groter worden. Wij hebben dat hier in vrij
schrijnende vorm meegemaakt; de lagere ambtenaren
kregen vrij lage percentages, de ambtenaren in de mid
delrangen iets hogere en de hogere vrij hoge percen
tages. Maar ook zelfs, als men zou uitgaan van gelijke
percentages voor iedei'een, is het duidelijk, dat de amb
tenaren met de hoge salarissen nogal wat meer zouden
ontvangen dan die met de lagere. Daarbij moet na
tuurlijk vermeld woi'den, dat ook de fiscus daai'van
zijn deel wel weer nam. Maar ik constateer toch
en dat lijkt mij belangrijk in het verband van wat ik van
avond namens mijn fx-actie zou willen zeggen dat
er in brede lagen verzet is gekomen tegen het tot nu
toe gevolgde systeem, niet alleen bij de lagex-e amb
tenaren, maar ook wel bij de ambtenaren in het mid
denkader en er zijn zelfs wel hogei'e ambtenaren, die
zich echt niet zo happy voelden bij het systeem, zoals we
dat tot nu toe kenden. Onbehagen leeft ook stellig bij
de ambtenarenoi-ganisaties en ik dacht, dat ik het ook
hier en daar wel teruggevonden had bij ver-schillende
politieke partijen. M.i. zou het verstandig en doelmatig
zijn te proberen ook vanuit de gemeenteraden en
dus ook vanuit deze gemeenteraad in te spelen op
die verandering in het denken, die ik zojuist consta
teerde. Dan rijst de vraag: Hoe kunnen wij dat het bes
te doen? Twee vragen kunnen we daarbij stellen: Hoe
bereiken we het meeste resultaat en hoe stellen wij
ook de belangen van het gemeentepex'soneel veilig
Mijn fx-actie heeft ovei-wogen nee te zeggen tegen dit
voorstel. Alleen rijst dan de vraag, waarop ook het
artikel in „Pal" een beetje zinspeelt: Wat dan? Een
andere mogelijkheid die wij hebben overwogen, is: wij
zigingen in dit voorstel aan te brengen. Het zal een
aantal van U bekend zijn, dat in de Gemeenteraad van
's-Gravenhage t.a.v. deze zaak bepaalde voorstellen een
grote rol hebben gespeeld; men heeft gedacht aan de
mogelijkheid een vast bedrag uit te keren, waax*na men
dan nog 2% voor iedere ambtenaar over zou houden,
om het even heel erg simpel, maar toch wel duidelijk,
hoop ik, te zeggen. Daar blijft echter toch van over,
dat die 2% natuurlijk weer naar de gx-ootte van het
salaris verdeeld worden over de verschillende sa
larisgroepen in zo'n gemeente. Ook in dat geval rijst
toch de vx-aag: Wat dan? Het is duidelijk, dat het
rijksoverheidspersoneel, dat deze 4% heeft ontvangen,
ook het gemeentelijk personeel U wijst er terecht
in de i-aadsbrief op ook de politie-ambtenaren en
de ondex-wijzers, dit geld in deze vorm zullen ontvan
gen. Overigens vertoont, naar het gevoelen van mijn
fractie, het systeem zich door een percentage van 4