4 De Voorzitter: Ik heb er geen bezwaar tegen, de Raad te laten stemmen. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 33 tegen 3 stemmen. Tegen stemmen de heren: Sante- ma, Ir. Rijpma en Visser. Punten 8 t.e.m. 10 (bijlagen nos. 76, 77 en 74). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 89). De Voorzitter: ln het ontwerp-raadsbesluit moet iets gewijzigd worden. Achtereenvolgens moet onder H, sub a, Achter de Hoven 126 gewijzigd worden in Gldega- lileën 179b en Werkmansiust 94 in Werkmanslust 62. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het aldus ge wijzigde voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 88). De heer Heidinga: Ik ben niet enthousiast over die houten gebouwen. De heer Santema zei eens, toen de Raad aan het Rijk permissie verleende om het gebouw voor de belastingen te plaatsen in de Boterhoek: „Dér sitte wy foar in jier of tsien, tolve oan fêst; wy witte wol, hwannear't wy it krije, mar wy witte nea, hwan- near't it wer fuortgiet". (Gelach.) Dat is in zekere zin ook op dit gebouw van toepassing, maar dat neemt niet weg, dat ik daarom mijn stem niet aan dit voor stel zal onthouden, want ik ben met U van mening, dat het noodzakelijk is, dat de stedebouwbundige dienst een apart onderkomen heeft. Ik zou echter willen vragen, of de hulpschool bij de ambachtsschool daar soms voor kan dienen. Het voor gestelde gebouw vraagt m.i. een nogal hoog bedrag. Het behoudt zijn waarde wel en over een aantal jaren kan het ook nog wel ergens anders staan, maar als de school bij de ambachtsschool voor de stedebouwkundige dienst kon worden gebruikt, was dat voor de stad wel beter. De heer Faber: Ik kan me voor een belangrijk deel wel aansluiten bij wat de heer Heidinga zegt over het feit, dat er weer een houten gebouw komt, dat niet een mooie aanblik zal geven op de gedachte plaats. Ik heb mij aanvankelijk afgevraagd, of het misschien nog net komt te staan in het tracé van een deel van het wegenvierkant, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Wanneer dat wel gerealiseerd wordt en b.v. bin nen 10 jaar, dan geeft dat aan drie zijden van het ge bouw een minder fraaie aanblik. Daarom zou ik wil len vragen, wat de verwachtingen zijn voor het tracé voor dat deel van het wegenvierkant binnen de stad. Zal dit gebouw inderdaad 10 jaar op die plaats gehand haafd blijven? De Voorzitter: Ik ben het volledig met de heer Hei dinga eens, dat het telkens weer verschijnen van dit soort tijdelijke gebouwen in de stad voor allerhande doeleinden op zichzelf een vrij trieste aangelegenheid vormt. Het is enerzijds een aanwijzing, dat we met vol doende tempo hebben om de passende voorzieningen in een definitieve vorm tot stand te brengen. Daar staat tegenover, dat de groei van wat er nu eenmaal in Leeuwarden gebeurt, zich ook op deze wijze aan ons manifesteert. We worden geconfronteerd met het vrij nare verschijnsel, dat, als er iets tijdelijk staat, het ook blijft staan. Dit slaat m.n. op de door de heer Heidinga bedoelde houten noodschool. Anderzijds moet men nu eenmaal voor de eigen dienstonderdelen voorzieningen treffen, waardoor deze dienstonderdelen in staat zijn hun werk goed uit te voeren. B. en W. hebben ook eerst wel gezocht naar andere oplossingen, want ook de dienst zou liever nu een definitieve oplossing hebben gehad. Een definitieve oplossing is helaas echter binnen een afzienbare tijd niet goed mogelijk. De gehele dienst zal moeten wor den gehuisvest in het oude militaire hospitaal. Maar U weet welke problemen daaraan vast zitten. Het consultatiebureau van „Het Friese Groene Kruis" en de eigen dienst van de Gemeente-ontvanger moeten er broodnodig uit. Het „Friese Groene Kruis" is bezig aan bouwplannen elders in de stad; er is overleg over terrein etc. Voorts proberen wij voor de Gemeente-ont vanger dichter bij het Stadhuis, liever erin dan erbui ten, een oplossing te vinden. Daar kan dit dienstonder deel echter niet op wachten. Vandaar ook, dat wij, zij het dan ook met dezelfde bezwaren die de heer Heidinga heeft, toch gemeend hebben met dit voorstel te moeten komen. De heer Faber kan ik zeggen, dat dit gebouw be paald niet in het tracé van de noordtangent van het binnenstadswegenvierkant zal staan, zodat de afschrij vingstermijn van 10 jaar best gehandhaafd kan blijven. Overigens weten we allemaal wel, dat dit soort grote voorzieningen voor het verkeer nu eenmaal vrij veel tijd van voorbereiding vragen en bestuurlijk gezien is 10 jaar een tijd, die vrij vlug omgaat. In het bedrag der stichtingskosten f 50.000,zitten de volgende posten: verwarming, vloerbedekking, in ventaris f 20.UO0,a f 25.000,het gebouwtje zelf f 15.000,de fundering f 3.000,Daar komt de ver lichting nog bij. Al met al merkt U wel, dat bij het College dezelfde bezwaren hebben geleefd als in de Raad vanavond tot uitdrukking worden gebracht. Maar het College heeft in overleg met de dienst zelf na naar stig overleg in deze zaak geen andere oplossing ge weten op de korte termijn, waarbinnen deze voorziening tot stand moet komen, omdat de dienst mogelijk straks ook zelf wordt uitgebreid, waardoor deze zijn taak beter aan kan. Wat betreft de houten noodschool bij de ambachts school, merk ik nog op, dat blijkbaar bij de huurster van het terrein waarop het gebouw staat, bepaalde be doelingen leven t.a.v. voortgezet gebruik van de nood school. Ik ben ervan overtuigd, dat, hoeveel bezwaren daar overigens ook tegen mogen worden aangevoerd, het gedachte gebruik voor het onderwijs wel zo be langrijk is, dat we daar opnieuw, zij het dan met be zwaard hart, wel weer ja tegen moeten zeggen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 86). De heer Van der Veen: De waterwegen in onze stad vormen een stuk van ons stadsbeeld, dat we niet graag willen missen. Ook de stoffering die de schepen langs de wal opleveren, niet. Als wij het voorstel van het College volgen, dan wordt dit stuk gracht een tamelijk dood stuk. Wanneer wij de kosten van een vaste brug tegen die van een overkluizing en die van een beweeg bare brug afwegen, dan kunnen we zien wat het open houden van die vaarweg zal kosten. Nu geef ik toe, dat aan de hand van de cijfers die U verschaft, het beeld niet zo opwekkend is. Aan de andere kant weet ik niet, of wij mogen zeggen, dat het scheepvaartver keer met één of twee jaar wel ophoudt. Er is maar één manier het zeker te doen zijn, dat het in 1968 af gelopen is, n.l. het volgen van het voorstel van Uw Col lege. Wij zijn eigenlijk niet goed in de gelegenheid om te vergelijken. Wij kennen op het ogenblik geen reële cijfers van een beweegbare brug, en missen toch ook nog een aantal andere gegevens en we moeten rekening houden met belangrijk hoger kosten voor baggeren. Een tweede punt is, dat dit stuk gracht, dat afge sloten wordt, op het ogenblik in onderhoud is bij de Provincie. Wanneer wij dit afsluiten, dan heeft de Pro vincie daar geen belang meer bij en komt het onder houd ten laste van ons. Ik heb geen idee over de cijfers die daarmee gemoeid zijn, en ik vind wel, dat wij, voor dat wij hier een beslissing over kunnen nemen, dat soort gegevens toch ook moeten hebben. De hear Boomgaardt: Yndied is de earste fraech: in fêste brêge, in draeibrêge of in daem? Ik soe sizze: Der binne folie motiven foar om dochs, forskillende bilangen tsjin elkoar ófweagende, in fêste brêge to kiezen. Hoewol, de bilangen fan de skipfeart spylje sunder mis mei; dy hat fan in fêste brêge mei in bi- skieden trochfeartlüchte dochs noch ienich foardiel. De trochfearthichte mocht neffens my noch wolris bi- sjoen wurde. Yn 1956 hat dy saek oan de oarder west; doe wie de hichte fan it boppedek op in peil fan 2.70 m plus F.S.P., yn 1962 2.50 m en yn 1967 2.30 m. Dêr is in trend yn: 2.70, 2.50, 2.30. Nou gean ik fan dy 2.30 m ut. Mei dizze hichte forliest men 50 sm forge ■jê iixl- like by de opset fan 1967 en by de léste hald ik my mar. Dan komt men foar de skipfeart ta in hichte fan 1.80 m. Dêr sit dus 50 sm foar de brêge tusken. 1.80 m is hwat oan de lege kant; de Beursbrêge is 2.10 m en de Frouwepoartebrêge 2 m tusken F.S.P. en Onderkant brêge. Dus men soe sizze: Dêr moast 20 a 30 sm by kinne en dat kin, hwant yn 1956 hat it plan west it ooppedek op 2.70 m to setten. Dat is om oan de biswieren fan de skipfeart in bytsje tomjitte to kommen. In oar punt is de breedte fan de Prins Hendrik- strjitte. Wy biroppe üs wol faekris op it binnenstêds- plan en dêr stiet ae Prins Hendrikstrjitte smel op. Mar ik bin it der mei iens, dat, al seit it Kolleezje it net üt- druklik, dy Prins Hendrikstrjitte mar oanpast wurde moat oan de breedte fan de strjitte by it Paleis fan Justysje en oan de oare kant fynt men üngefear de- selde breedte oan de Sophialeane. Wy kinne üs dêr wol yn fine, al is it dan ek yn striid mei it binnen- stêdsplan. Dan noch in punt. It wurdt mei it forkear natuerlik in spul, as wy mei de Prins Hendrikbrêge bigjinne. Kin dit plan net yn ploegen ütfierd wurde; ek nachts en sneons trocharbeidzje (sneins net!). Nou is it Kol leezje fan plan dêr in fuotbrêge neist to lizzen en dat is goed. B. en W. witte ek wol, dat hja dêrmei ré wêze moatte, foardat de bisteande brêge ticht komt. Dat moat fantofoaren hielendal yn it bistek opnom- men wurde. Noch in slotfraech. Der stiet sa nijsgjirrich yn it lést fan it oanbiedingsbrief„De Commissie voor de Openbare Werken is omtrent deze aangelegenheid ge hoord". Hwerom is hjir de gewoane formulearring net brükt? Mei ik witte hwat it biswier fan dizze Kom- misje wie om hjir net efter stean to gean? De heer Scliönfeld: Het voorstel tot vervanging van de Prins Hendrikbrug is een belangrijke stap en een goede oplossing van de problematiek van onze binnen stad. Uit de ter inzage gelegde stukken is mij gebleken, dat er van de zijde van diverse deelnemers van het verkeer te water bezwaren zijn ingediend. Deze bezwa ren kan ik wel onderschrijven, doch de grote en vele belangen welke enerzijds met deze vervanging gemoeid zijn, wegen dermate op tegen de bezwaren die er tegen dit plan zijn geopperd, dat ik volledig met dit voorstel akkoord ga. We moeten deze brug qua breedte aan de eisen des tijds aanpassen. Bovendien vind ik het kos tenverschil tussen een beweegbare en een vaste brug, ongeveer een miljoen, en de hoge onderhouds- en be- dieningskosten van een beweegbare brug dusdanig, dat we er goed aan doen dit praktische en kostenbesparen de plan te realiseren. Ik zou overigens graag vernemen, welke maatregelen t.b.v. de geleiding van het verkeer aan de noordzijde van de nieuwe brug genomen zullen worden zolang het profiel van de Prins Hendrikstraat nog niet aangepast is aan dat van het enige jaren ge- Leden gereedgekomen weggedeelte voor het Paleis van Justitie. Tot slot van mijn betoog zou ook ik de wens willen uiten, dat zodra mogelijk met de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, met het oog op de bijna onhoudbare situatie voor het verkeer en de mooie werk gelegenheid voor velen juist in deze tijd. De hear Santema: Wy hawwc yn de ünderskate bi- greatingssittingen oer dizze brêge gauris praten; yn 1956 is al troch de Rie bisletten in kredyt fan f 1.150.000,ta to skikken oan B. en W. foar it bou wen fan in nije Prins Hendrikbrêge. Op 6 juny 1962 is der wer in kredyt biskikber steld, neidat it oare, fan f 1.617.000,earst annulearre wie. Nou binne wy dan 5 jier letter en hat dy brêge der fan 1956 óf hinne- lein, dat it in skandael wie foar Ljouwert. Op it eagen blik is it wol sa slim, dat sommigen de brêge gewoan mije fanwegen syn forwaerleaze steat. Hwat der nou ütkommen is, stelt my toloar, omdat dit wer ien fan dy gefallen is, dy't foar de stêd Ljou wert in totale funksjeforoaring bitsjutte. De mooglik- heit fan in trochfeart troch de stêd is, hwannear't dizze brêge fêst wurdt, ütsluten. En krekt as de hear Van der Veen seit: it moaije gesicht fan de stêd mei syn grêften is tige fan bilang. Wy sjogge n.l. de skip- pen op it eagenblik oan de Willemskaei oan de wal lizzen, in prachtige stoffearring. Dat byld fan de stêd jowe wy aensen priis. Yndied ünderfynt de skipfeart in greate tobekfal en dat is net to forwünderjen; dat is in algemien byld, binammen fan de lytse binnen- skipfeart yn Fryslan. Mar der binne biswierskriften ran in pear ündérnimniers dy't byg. noch geregeld gebrük meitsje fan de gréft by de Willemskaei lans. ik soe der eigentlik op dit stuit foar pleitsje wolle, dat wy de bütengrêft fan Ljouwert: de grêft by de Em- makaei lans, de Sudergrêft en de grêft by de Willems kaei lans yntakt litte foar de skipfeart. En dat kin net, as wy hjir in fêste brêge fan meitsje. Hwannear't wy yn dit trasé mar ien fan de iepen brêgen opheffe, dan is de skipfeart dêryn yn de takomst foar altyd üt sluten. B. en W. kinne sizze: Wy hawwe, doe't wy seine, dat de Oostergowei oanslute sil op de le Ka- nael brêge, hwer't dan in daem komme sil, al ta in fêste Prins Hendrikbrêge bisluten, mar der is gjin bislüt op dit stik fan de Rie, foar safier't ik wit. Der is allinnich mar in bislüt, dat de Sudergrêft net hielen dal tichtsmiten wurdt en oer de brêge, dy't dei' komme sil, is noch gjin ütstel oan de Rie dien. Ik kin my eigentlik hast net foarstelle, dat Ljouwerter ündernim- mers, dy't geregeld boaten farre litte nei Grou en Earnewald, mei in soad wille gebrük makke hawwe fan de oanbieding fan B. en W. oan de Emmakaei to lizzen. Is der wol ea in prachtiger startplak to bitin- ken foar dizze forhierboaten as by de Wurdumerpoarte- brêge! Dat sille wy dus, hwannear't der in fêste Prins Hendrikbrêge komme soe, priisjaen. ik foarsjoch dêr great funksjeforlies foar üs stêd fan en ik moat to'n earsten dan ek forklearje, dat ik net fiel foar dit plan. De hear Tjerkstra: Ik woe de aide brêge wol in wurd fan hulde bringe; dy hat it 100 jier üthalden a raison fan f 70,yn it jier; ik leau, dat soks wol in unikum is. It is lykwols ek düdlik, dat de brêge har tiid hawn hat en eigentlik al forfongen wurde moat- ten hie. Troch ünderskate tsjinslaggen hat dat net wêze mocht. Hie it al sa west, dan hiene wy joun al teast fan ien fraech óf west, hwant dan hie de brêge biweechber wurden. Nou komt der in ütstel om dizze brêge fêst to meitsjen. De arguminten derfoar binne, tinkt my, yn it foarste plak dy fan it flot forrinnen fan it forkear fan en nei de binnenstêd. Ik hoopje lykwols, dat it ütstel ynjown is troch de bidoeling ek omtinken to jaen oan in ünbihindere wurkjen fan it iepenbiere forfier. Yn it twadde plak wurdt om de kosten pleite foar in fêste brêge. De ynvestearring foar in biweechbere brêge is bilangryk heger as dy foar in fêste brêge en in biweechbere brêge freget ek mear ünderhalds- en bitsjinningskosten. Krektlyk as de hear Van der Veen haw ik wol in totael oersjoch fan dizze saken mist. Sünder twivel is fan de arguminten tsjin it fêstmeitsjen fan dizze brêge it sterkste dat fan de skipfeart, sawol de kommersiéle as de rékreative. Strak sil de trochfeart net mear ün bihindere wêze, mar boun oan in bipaelde mjitte. Nou sjogge wy üt de sifers, dat dy skipfeart frijhwat to- bek rint, maar dat hoecht op himsels noch net to bi- tsjutten, dat de tonnaezje ek sterk tobek rint. Ik nim hast oan, dat it wol sa is, mar miskien kinne B. en W. yn har antwurd dat strak noch fordüdlikje. Hoewol ik it dus foar de skipfeart en de frije trochfeart bi- paeld in forlies achtsje, dat der fan in biweechbere brêge in fêste brêge makke wurdt, kin ik der dochs ynkomme, dat de foardielen fan it forkear en binam men ek de finansiéle foardielen de trochslach jowe. Yn de stikken lês ik, dat üt it binnenstêdsplan fuort- floeit, dat de le Kanaelbrêge ek forfongen wurdt en dan troch in daem. Ik mien, dat dêr noch wolris oer to praten is, hwant sa goed as men hjir by de Prins Hendrikbrêge pleitet foar in fêste brêge en gjin daem, kin men dat, tocht ik, ek dwaen foar de le Kanael brêge. Fierder liket it my ta, dat men mei deselde arguminten (dy fan it forkear en de kosten) sizze kin: Dêr by de le Kanaelbrêge en by de Prins Hen drikbrêge in fêste oerspanning, dan komt dêrüt fuort, dat strak in kear de Beursbrêge fêst makke wurdt en ek de Flietsterbrêge en de Elektryskebrêge. Dat bi- sparret hiel hwat kosten. Ek dat hie ik yn de stikken wol graech neamd hawwe wollen. Hoe't it ek is, hjir- mei giet ien fan de forbiningen tusken it noarden en it süd-easten fan de stêd oerboard. Ik wol derop wize,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 3