men wel genegen was een huurverhoging te accep
teren.
Het tweede punt betreft het rigoureus verhogen van
de veemarktrechten. Ik meen dat de heer Schönfeld
erover gesproken heeft. Willen wij het tekort dekken
of veel kleiner maken dan zullen wij dit in eerste
instantie moeten zoeken in de verhoging van de
veemarktrechten. Dit is eigenlijk het centrale punt
bij de exploitatie van de Frieslandhal en niet het ne-
vengebruik. Toen de Frieslandhal in gebruik geno
men werd is de Raad medegedeeld, te moeten reke
nen op een tekort van ongeveer 1.000.000,-- en als
men nu ziet hoe we met dat tekort al ingelopen zijn,
dan voelt U wel, dat juist de aanpassing van de vee
marktrechten een gunstiger exploitatie mogelijk ge
maakt heeft.
Het nevengebruik staat in een bijzonder geringe
verhouding tot het eerste. De instanties die gebruik
maken van de Frieslandhal buiten de vrijdag-markt
zijn vaak instellingen of verenigingen met een sterk
ideëel gericht doel. Dus de tarieven die wij hanteren
zijn wel redelijk, maar we kunnen daar geen schat
ten geld aan verdienen. Daar zijn ook initiatieven
bij die wij zelf als gemeente mee bevorderen en sub
sidiëren. Het nevengebruik begint behoorlijk toe te
nemen, maar het is echt niet zo, dat we er maar
een adjunct-directeur met een bureau enz. bij kunnen
nemen.
Wat die honderdduidzend gulden voor reclamedoel
einden betreft, we hebben daar een onderzoek naar
ingesteld, en de indruk is, dat dat bedrag tussen de
20 en 30 duizend gulden komt te liggen.
Ik zou wel eens willen weten wie het College hon
derdduizend gulden zou willen bieden voor de recla
me die op de Frieslandhal gemaakt kan worden.
Niettemin zal getracht worden nog een aantal ob
jecten in de stad voor reclame te vinden en zodra
hier enige zekerheid over bestaat zal de Raad daar
wel over ingelicht worden. Wanneer de heer King-
ma vraagt of de Frieslandhal niet te weinig wordt
gebruikt voor nevendoeleinden dan is dat wel be
grijpelijk, maar hier zit een geleidelijke ontwikkeling
in die toch wel vrij gunstig is en de directeur- heeft
voldoende tijd om dit nog aan te kunnen. Wanneer
wij personeel er bij zouden moeten hebben dan is
dat misschien nog wel eens in het kader van de ont
wikkeling van het Slachthuis in samenhang met de
Veemarkt in de gedachtengang van wat de heer Vel-
lenga naar voren heeft gebracht m.b.t. de agglome
ratiegedachte, waardoor wij met de vleeskeuring
eens een groter district worden dan de drie of vier
gemeenten die we nu hebben. Stel nu voor, dat we
heel noord Friesland eens tot werkgebied zouden krij
gen, dan zou er voor dit werk een extra man op het
niveau van dokter De Vries bij kunnen. Dan zouden
we misschien ook bedrijfsorganisatorisch komen tot
een verdere ontwikkeling van de mogelijkheden van
de Frieslandhal.
De heer Weide: Een woord van lof aan de heer
directeur van het Slachthuis en de Veemarkt en de
Frieslandhal is hier zeker op zijn plaats, want ik
geloof dat deze zijn zaken op voortreffelijke wijze en
ook op een bijzonder zakelijk en reële wijze behar
tigt. Over de huren van de café's in de Frieslandhal
hebben wij het vorig jaar december bij het eerste
optreden van de wethouder duidelijk gesteld, dat een
onevenredige verhouding bestond tussen de huren on
derling. De heer Prins kwam naar ik meen ruim over
de veertig mille en de heer Goes, aan de andere
kant op ruim twintig mille. Er was dus een zeer dui
delijk verschil en toen heb ik gevraagd waardoor dit
verschil is ontstaan. De wethouder heeft mij geant
woord dat dit was veroorzaakt door de drukte die
men op de vrijdagmarkt daar heeft en de verschil
lende aard van de café's, de andere tijden en een
ander soort mensen. Dat was dus toen de argumen
tatie van de wethouder t.a.v. de verschillen in de hu
ren. In tweede instantie heb ik er op aangedrongen,
dat wij in de toekomst rekening dienen te houden
met het klaarkomen van de sportvloeren in de Fries
landhal en dat juist deze café's die nu die lage huur
betalen straks onevenredig meer zullen gaan profiteren
van de vlakke vloeren. De wethouder heeft mij toe
gezegd dit nog eens te zullen bezien.
De heer Stek: Ik ben blij, dat de heer Weide dit
geval aanroert en aan deze toezegging van de wet
houder in de Raad heeft gedacht. Heeft het College
vergeten om in die huurcontracten die uitbreidingsmo
gelijkheden op te nemen? Juist het bedrijf dat vlak
bij die vlakke vloeren ligt en de laagste huur betaalt
en later een klein percentage huurverhoging heeft
gekregen, heeft het nu vrij druk en nu wil ik zo'n be
drijf niet direct op de nek springen en meer huur
vorderen vanwege een beetje meer omzet. Maar is
er nu de mogelijkheid om na een jaar een redelijke
huur op te leggen in verhouding tot de anderen? Dat
antwoord hebben we niet van de wethouder gekregen.
De heer Schönfeld: Ik geloof, dat de wethouder
mij verkeerd begrepen heeft. Opheffing van het ex
ploitatietekort zou volgens de wethouder het beste
kunnen worden verkregen door een rigoureuse ver
hoging van de veemarkttarieven. De neveninkomsten
zouden hier dus niet doorslaggevend zijn. Blijkens
ae m.v.a. acht het College een verhoging van de vee
markttarieven momenteel niet verantwoord, welk
standpunt ik volkomen deel. Verder heb ik nog ge
sproken over het benoemen van een commissie die in
samenwerking met de directeur tot een betere ex
ploitatiemogelijkheid van de Frieslandhal zou kunnen
komen.
Over een aanstelling van een adjunct-directeur is
door mij niet gerept.
De hear Miedema: Ik soe it Kolleezje yn oerweging
jaen wolle de fémerkrjochten yn forban mei de
E.E.G.-merk nochris kritysk to bisjen. Hwant nef-
fens my moat der wol in forheging yn sitte.
En fierders soe ik noch wol in ynformaesje hawwe
wolle oer it folgjende: Der is ek ris praet oer it
ynstellen fan in E.E.G.-slachtfémerk, en mei it ré
kommen fan us nije slachthüs soe ik it dochs wol op
priis stelle, dat us Kolleezje him op dat punt nochris
neijer oriëntearret oer de folledige mooglikheden ek
foar Ljouwert. Der soe ek noch wolris in eksploi-
taesjemooglikheit by wêze kinne.
De heer De Jong (weth.): De heer Weide heeft,
en daar dank ik hem voor, een pluim gegeven aan
de directeur van het Slachthuis en kunnen constate
ren hoe het m.b.t. het nevengebruik gaat. En ik heb
de indruk, dat hij en de andere sprekers nu wel tot
de ontdekking gekomen zijn, dat we echt niet toe
zijn aan een adjunct-directeur. Wat de huren betreft,
ctie zijn inderdaad verschillend. Ik had de vorige
keer het vervelende gevoel, dat ik inlichtingen moest
geven over onderhandelingen die ik zelf niet gevoerd
had. Zodoende is destijds misschien iets uitgedrukt
wat niet geheel weergaf wat ik in eerste instan
tie had meegemaakt. Maar dat wil niet zeggen, dat
de situatie zelf zoveel anders geweest zou zijn indien
ik dat had toegepast in plaats van mijn voorganger.
Ik heb met betrekking tot die café's, die met name
door de heer Stek genoemd zijn, een nader onder
zoek laten instellen. Het is dus zo, dat juist die ca
fé's, die hij bedoelt slechte jaren gehad hebben, en
dat de huur die zij nu betalen niet klopt met wat in
die slechte jaren als normaal zou gelden.
Dat werd erger toen de schapenmarkt naar binnen
werd gebracht; daar is geen enorme toeloop te ver
wachten, en dat schijnt nu vrij duidelijk te worden.
Als ik de heer Stek hoor praten, is het alsof de zaak
precies andersom is.
Ik meen dan ook, dat de tarieven die nu betaald
worden geen aanleiding geven om tot andere maat
regelen over te gaan.
De heer Stek: In de sectievergadering is o.a. een
vraag gesteld over het aanpassen van de huren van
de marktcafé's i.v.m. het gereedkomen van de vlak
ke vloeren in de Frieslandhal. Het hierop gegeven
antwoord heeft mij persoonlijk wel enigszins geprik
keld. Immers, men kan eruit opmaken, dat de aan
7
passing wel had kunnen plaats vinden, als de Raad
niet anders had besloten. De schuld, althans zo voel
ik dat, ligt geheel bij de Raad. Maar de Raad was
toch eigenlijk tegen het afsluiten van een 5-jarig huur
contract, omdat de huurprijzen der café's dan voor
die tijd zouden vastliggen. De Raad is echter eerst
met het contract akkoord gegaan, nadat de wethou
der hem op 17 oktober j.l. heeft toegezegd, dat, inge
val zou blijken, dat de huren i.v.m. het gereedko
men van de vlakke vloeren in de Frieslandhal zou
den moeten worden aangepast, dit zeer zeker zou
plaats vinden. Volledigheidshalve citeer ik de woor
den van Wethouder De Jong: „Komt er een wijzi
ging in de toestand, waardoor het gebruik dus meer
genot zal opleveren voor de huurders, dan zal dat on
getwijfeld kunnen leiden tot een herziening van de
overeenkomst. Die verklaring zou ik dan van mijn
kant wel willen afgeven", aldus de Wethouder.
Was nu het antwoord op de in de sectie gestelde
vraag foutief, of is met deze mogelijkheid, ondanks
de toezegging, in het huurcontract geen rekening ge
houden? U zult begrijpen, dat als dit laatste het ge
val zou zijn en eerlijk gezegd wil dat er bij mij
niet in ik wel geheel anders tegenover de door
het College gedane toezegging zou komen te staan.
De heer De Jong (weth.): Ik meen, dat hier nog
maals sprake is van een misverstand. Er is een be
sluit genomen zonder clausule. Het besluit heeft de
Raad aanvaard. Met name is door de heer Engels
duidelijk gesteld: wij gaan hier een huurovereen
komst aan voor vijf jaar. Wanneer het inderdaad
zo zou zijn, dat wij iets verhuren op een andere
basis dan wij nu denken, dat het zou zijn, dan zou
ik niet aarzelen om te trachten daar iets aan te
doen.
Ik heb dat onderzoek ingesteld en ben niet tot een
andere gedachte gekomen. Dus is mijn mening, dat
die huurovereenkomst inderdaad reëel en degelijk ge
weest is en dat wij daar de eerste vijf jaren aan
gebonden zijn. En ik dacht, dat dit duidelijk is en
ik hoop, dat dit dan nu uit de weg geruimd is.
Wat de opmerking van de heer Schönfeld betreft
zou het exploitatietekort niet anders kunnen worden
weggewerkt dan door een rigoureuze verhoging van
de veemarktrechten, maar in dat opzicht hebben wij
contacten met andere veemarkten, m.n. met 's-Her-
togenbosch, Zwolle en Groningen opdat we zoveel mo
gelijk de tarieven gelijkertijd omhoog brengen, want
dat beïnvloedt het marktbezoek.
N.a.v. de opmerking over de commissie die in sa
menwerking met het College de Frieslandhal zou moe
ten exploiteren of verhuren antwoord ik, dat wij juist
een commissie van bijstand hebben voor het hele
slachthuis plus de veemarkt.
Wij kunnen misschien in die commissie van bij
stand dit punt nog wel eens bekijken en wanneer wij
het commissie-vraagstuk in zijn totaalverband gaan
bekijken zou ik nog wel eens kunnen bezien in hoever
re die commissie van bijstand ook met betrekking
tot deze exploitatie nog beter ingeschakeld zou kun
nen worden.
De heer Miedema heeft de suggestie gedaan de
exploitatiemogelijkheid te versterken door een E.E.G.-
slachtveemarkt aan te trekken. Dit is op zichzelf al
tijd het overwegen waard. Wij zullen zien of er iets
inzit, en of de E.E.G.-veemarktrechten ook verhoogd
kunnen worden.
Was het een vraag in de sectie geweest dan had
ik het kunnen onderzoeken en misschien nu wel een
antwoord kunnen geven. Ik hoop, dat de heer Miede
ma daarmee tevreden kan zijn.
De begroting van het Slachthuis en de Veemarkt
wordt z.h.st. overeenkomstig het voorstel van B. en
W. vastgesteld.
Aan de orde is de begroting van de Geneeskundige
en Gezondheidsdienst.
De heer G. de Vries: Op blz. 43 van de aanbiedings
brief stond: „het ligt in de bedoeling het gewondenver-
voer in eigen hand te nemen en de daartoe aange
schafte ambulance te bemannen met brandweerper
soneel". Toen we de Wethouder in de sectievergade
ring vroegen of dat niet „lag" moest zijn hebben we
dat bevestigd gekregen. Wij dachten, dat dit een
zaak is die nog helemaal open ligt, omdat het ons
bekend is, dat een ambulancewagen ongebruikt er
gens staat opgeslagen. Er zijn in die sectie enige
vragen gesteld en daarbij vinden we de beantwoor
ding op blz. 67 van de m.v.a. We zien daar dat
het College overweegt op korte termijn weer te ko
men tot een eigen gewonden transport.
Onze fractie heeft zich afgevraagd of we hiermede
wel op de goede weg zijn. Toen in oktober 1964 deze
zaak in de Raad is behandeld, leefden we in de
veronderstelling, dat de Gemeente zou komen tot een
eigen ambulance-dienst zoals er in de periode daar
aan voorafgaande ook een eigen dienst was geweest.
De oude auto was afgeleefd en de Gemeente was
bij wijze van noodoplossing overgegaan tot het in
schakelen van particulier vervoer. T.a.v. dit vraag
stuk was in het College toen geen eenstemmigheid.
Er was een onderstroom die zich afvroeg of we met
deze gang van zaken wel op de goede weg waren.
Niettemin besloot de Raad tot het aanschaffen van
een ambulance-auto en een surveillance-auto bij de
politie die als nood-ambulance gebruikt kon worden.
Deze twee elementen waren aan elkaar gekoppeld
want men meende niet zonder een reserve auto te
kunnen en zowel de ambulance- als de surveillance
wagen, zou worden uitgerust met een mobilofoonin
stallatie zodat de wagens voortdurend overal bereik
baar zouden zijn, hetgeen het transport van gewon
den ten goede zou komen. We hebben sindsdien ge
zien, dat de ambulancewagen is aangeschaft, maar
men heeft geen kans gezien om het hieraan verbon
den personeelsvraagstuk op te lossen. De wagen
staat daar nu. Het is de vraag hoe het verder moet.
We hadden toen ook nog de koppeling politie-brand-
weer die later is los gemaakt. In het licht van deze
wijziging menen wij ons te moeten afvragen of het
inderdaad de beste oplossing is dat de Gemeente
het gewondentransport opnieuw ter hand neemt. Wij
delen principieel de opvatting van het College, dat
de verantwoordelijkheid voor het gewondentransport
in de eerste instantie bij de Gemeente ligt.
We moeten er van verzekerd zijn dat in de kortste
tijd gewonden de behandeling krijgen die hun toekomt,
en dat begint al in de ambulancewagen. Maar daar
bij komt wel de vraag of we mee moeten gaan met de
suggestie om dit weer in eigen hand te nemen. Mo
menteel is de situatie, dat particulieren deze zaak
verzorgen en dat het ingepast is in het toaal van het
zieken ver voer. We hebben in oktober 1964 weliswaar
horen beweren door het College, dat daar op korte
termijn een einde aan moest komen, dat de gemeen
te deze zaak in eigen hand diende te nemen, dat dit
een dringende kwestie was! Maar wanneer nu na
drie jaar het vervoer nog steeds plaats vindt door de
zelfde vervoerders als eertijds het geval was, dan
is vermoedelijk de noodzaak om deze zaak op korte
termijn van dit particuliere vervoer over te nemen,
niet zo dringend geweest als destijds aan ons is
gesuggereerd. We kunnen ons best voorstellen dat zich
de situatie voordoet en dat is ook in Groningen
het geval waarbij men er weliswaar vanuit gaat,
dat de Gemeente de verantwoordelijkheid draagt voor
dit vervoer maar dat particuliere ondernemingen
daarbij worden ingeschakeld. Uiteraard moeten de
ambulance wagens aan behoorlijke technische eisen
voldoen, en toegerust zijn met de middelen die me
disch wenselijk en noodzakelijk worden geacht.
Ook t.a.v. de bemanning van deze auto's dienen
de nodige eisen te worden gesteld, bijv. een E.H.B.O.-
diploma en de capaciteit, de apparatuur in deze wa
gens vaardig te bedienen. We geloven niet dat het zo
georganiseerd kan worden dat bij het uitrukken met
een een arts mee kan gaan. Zou het niet mogelijk
zijn dat het College deze zaak nog eens in studie
neemt? En dan zo, dat men de particuliere onderne
mers, die momenteel het vervoer verzorgen eens be
nadert ten einde na te gaan of het niet mogelijk is
dat onder supervisie van de G.G.D. die particulieren