daaromtrent het woord Magere Weide is gevallen ben
ik daarvoor niet verantwoordelijk. Het honkbal veld
is dan ook in het eerste schetsplan van het gebied
Kalverdijkje opgenomen.
De heer Bakker kan ik zeggen dat het betreffende
verzoek van de L.K.C. gisterochtend is binnengeko
men. Het College zal zich hierover beraden en zo
mogelijk met voorstellen bij de Raad komen.
Wat betreft de opmerkingen van de heer Stek ge
loof ik niet dat de urgentie van de overdekte tribu
nes van het Cambuurstadion verminderd is als ge
volg van de omstandigheid dat Cambuur niet gepromo
veerd is. Het is vanzelfsprekend wel zo dat dit in
een bepaalde programmering moet worden opgeno
men en ingepast in de urgentievolgorde, die men aan
de uitbreiding van de accommodaties nu eenmaal moet
geven. En uit het lijstje dat de heer Stek produceert
blijkt wel duidelijk dat er nog een grote investering
moet worden gedaan. Ik kan wel zeggen dat het idee
om maar een dak over de open zittribune heen te zet
ten te eenvoudig is om technisch gerealiseerd te wor
den. Men zal echt wel toe moeten naar nieuwe accom
modaties van deze aard op het hoofdveld.
Ik hoop dat het bestemmingplan Kalverdijkje spoe
dig bij de Raad kan komen; voorzichtig optimistisch
gezegd nog in 1967 maar hier speelt de juiste trace
ring van de tweede ringweg een rol bij.
Ik verwacht dat dit nu wel zoetjes aan tot een
oplossing komt en dan kan dat in de Raad in behan
deling komen bij het bestemmingsplan.
Daarna zal met de deelplannen verder worden ge
gaan en dan weten wij ook precies de plaats waar
de sporthal zal komen en zo zal men successievelijk
dit plan tot uitvoering brengen. Het overdekte instruc-
tiebad in het oosten van de stad is een al enige
jaren oud idee dat voornamelijk gebaseerd is op de
noodzaak om voor de scholen voldoende zweminstruc-
tie-ruimte die 12 maanden per jaar bruikbaar is tot
stand te brengen. Als ik spreek over een instructie-
bad dan is dat echt niet een simpel klein badje maar
dan denk ik aan een 25-meter kuip. De gedachten zijn
hierbij nog steeds gericht op een terrein gelegen
aan de oostzijde van de Plataanscholen I en II.
Met de heer Stek ben ik het eens, dat een sport
veld als in Hempens op het ogenblik wordt aange
legd, ook voor Wytgaard nodig is. Wij zullen er aller
eerst voor moeten zorgen dat we daar een stukje
grond vinden, waarop dit mogelijk gemaakt kan wor
den. Daar zijn wij druk over bezig; het ambtelijk
advies is binnen. We moeten proberen deze pro
jecten in te schuiven, maar dit is natuurlijk ook een
zeer aantrekkelijk project in het kader van de aan
vullende werken, zoals ook het sportveld in Hempens
en de Fonteinlanden uitgevoerd zijn.
Ook voor de ijsbaan voor Tjallinga is zo'n uitvoe
ring waarschijnlijk zeer aantrekkelijk. Verder wil
ik daarvan zeggen dat er overleg geweest is met
het bestuur van de ijsclub Tjallinga en dat daarbij
volledig overeenstemming .is bereikt over de plaats
en de situering van deze ijsbaan en ik vertrouw dat
het mogelijk moet zijn om de plannen daarvoor
vrij snel gereed te krijgen. Of dat tempo zo hoog
zou liggen dat deze winter op die baan geschaatst
kan worden, hangt van de omstandigheden af. Ik ben al
bijzonder tevreden als het zo zou zijn dat dit project
bijv. deze winter in uitvoering kan worden geno
men en ik onderstreep wat de heer Reehoorn heeft
gezegd over beschikbaar hebben van voldoende werk-
objecten voor de door hem gevreesde seizoen werk
loosheid.
De jeugdsportsubsidiëring is een nogal onbevredi
gende zaak. Het is het verdelen van 10.000,- over
een groot aantal sportverenigingen en ik moet toe
geven dat het weinig doelmatig lijkt voor een vereni
ging die bijv. 12,— kan ontvangen uitgebreide en
quête-formulieren in te vullen. Maar om te weten of
men 12,--, 24,—, 120,— of 240,— krijgt, moet
men toch eerst wel materiaal hebben. We zullen ons
moeten beraden over de vraag op welke wijze deze
bedragen het grootste effect kunnen krijgen zonder
deze administratieve rompslomp. Inzake de Leeuwar
der Sportraad zijn er op het ogenblik weinig contac
ten. Ik heb de indruk dat de Sportraad bezig is om
zelf zijn plaats weer wat te vinden; men is na de li
quidatie van de Gemeentelijke Sportstichting uiter
aard wat in een vacuum terecht gekomen. Ik ver
trouw dat het wel goed komt en ik geloof ook wel dat
wij onze relatie met de Leeuwarder Sportraad wat
meer zin en inhoud moeten geven. O.m. om middels
die Raad op diens voordracht of aanwijzing ook des
kundigen uit deze kringen bij de ontwikkeling van
de verschillende projecten te betrekken. Wat de door
de heer Stek genoemde projecten betreft, is het wel
duidelijk dat dit een overleg achteraf zal zijn en
verder wil ik erop wijzen dat de toemalige Sport
stichting en de voorgangster daarvan, de Gemeente
lijke Commissie voor de Lichamelijke Opvoeding, en
het Sportcentrum wel zijn ingeschakeld, bijv. bij het
recreatiecentrum het Nijlan.
Ook het toenmalige bestuur van de Sportstichting
is bij de eerste schetsen van het Kalverdijkje be
trokken geweest. Ik geloof dat het van belang is zo
wel voor de Leeuwarder Sportraad als voor de Leeu
warder sportverenigingen dat hier een goed functio
nerende relatie komt te bestaan, waardoor wij ener
zijds informatie kunnen geven en anderzijds ook pro
fijt kunnen hebben van het deskundig inzicht dat in
deze kringen bestaat.
De hear Tjerkstra freget nei in definityf terrein
foar in sportfjild yn Lekkum; op it eagenblik is it
net mear as it heinen van de situaesje yn oergongs-
tiid. It krekte plak foar in fjild yn Lekkum kin ik net
neame op dit stuit. Dit moatte wy nochris goed bi-
sjen, ek al omdat Lekkum sa stadich oan tichter by
de bibouwing komt to lizzen. Mooglik kin der foar
in uteraerd biskieden kompleks mei in inkeld
fjild (net ien as dat fan it Nijlan en net ien sa't dat
fan it Kealledykje wurde sil) wol in goed plak foun
wurde. Miskien seis net op in al to greate distansje
fan it doarp, sadat it dochs tige ticht by it doarps-
libben bliuwe kin.
De heer Stek: Ik wil in het kort antwoorden, dat ik
begrijp dat het met de financiën moeilijk zit en dat
t.a.v. de voorzieningen alles slecht op tijd tot
stand kan komen. Ook t.a.v. het jeugdsubsidie, die
10.000,heb ik er begrip voor, dat door de verdeling,
door de enquête-formulieren en wat daar admini
stratief mee samenhangt, veel kosten moeten worden
gemaakt. Maar er moet toch iets gebeuren; dit moet
niet 4 a 5 jaar blijven liggen voor er iets aan gedaan
wordt. Ik ben blij dat ook de Wethouder mij gelijk
gegeven heeft, dat de toestand in Wytgaard zeer
slecht is. Alleen over mijn suggestie over die voorlo
pige kleedkamer heb ik niets gehoord. Misschien zou
daar toch het komende seizoen iets aan gedaan kun
nen worden. Tenslotte moge ik opmerken, dat mij ge
bleken is, dat onze gemeente in de Groen-Ster
Commissie is vertegenwoordigd door de Wethouder
van Ruimtelijke Ordening en de Directeur van Sport
en Recreatie. Bestaat er nu een mogelijkheid dat
de Raad, en hierbij bedoel ik speciaal een aantal nieu
we leden, enigszins wordt voorgelicht door het Col
lege over de bedoelingen en de plannen van de Groe
ne Ster? Ik dacht dat hierbij de schetsen van de
Heide-Mij. een goede leidraad zouden kunnen zijn.
De hear Tjerkstra: Ik kin der bigryp foar opbrin-
ge, dat de wethalder net konkreter west hat oer it
sportfjild foar Lekkum, mar it antwurd is dochs wol
tige dizenich en ik soe der nochris mei klam op oan-
stean wolle, dat men foar in ienfaldige sportfoarsjen-
ning net al to fier büten de doarpsgrins en de doarps-
sfear gean moat; men docht dêr it doarp bipaeld
gjin deugd mei en dat bifoarderet ek net de aktivi-
teiten. It opheinen fan de situaesje, dêr't de wethal
der it oer hat, duorret al sa'n 20 jier. Der kin neat de
finityf s barre: der kin net in bihoarlik klaeigebou
komme mei alles hwat dêrby heart, omdat men net
wit, oft it terrein dêr bliuwt. Ik achtsje dat in tige
ünbifredigjende situaesje en ik soe der dochs op oan-
stean wolle, dat op koarte termyn in definitive foar-
sjenning troffen wurdt, ynpast yn in bistimmings-
plan foar Lekkum, dêr't in driuwend forlet fan is.
15
De hear Miedema: Yn tsjinstelling mei de hear
Tjerkstra kin ik slim wurdearring opbringe foar it
antwurd fan de wethalder oangeande it utwreidings-
plan Lekkum. Fierders soe ik my graech oanslüte
wolle by hwat de hear Tjerkstra sein hat oangean
de it sportfjild.
De heer Tiekstra (weth.): Ik wil graag trachten te be
vorderen dat dat bedrag van 10.000,van 1967 zo snel
mogelijk tot uitkering komt en bij het verdelen over
zoveel gegadigden die rompslomp zo beperkt moge
lijk te laten. Wat Wytgaard betreft is inmiddels al
overleg gepleegd over de vraag op welke wijze wij
kunnen voorzien in verkleedmogelijkheden. Mogelijk
kunnen in datzelfde kader ook wat tijdelijke voor
zieningen voor een bepaalde periode worden opge
vangen, maar en dan kom ik bij de heren Tjerkstra
en Miedema, als wij voor de dorpen definitieve voor
zieningen op het terrein van de sport treffen dan zul
len deze kwalitatief aan dezelfde eisen moeten vol
doen als voor de stad. Hierbij praat ik echt niet over
simpele zaken maar over voorzieningen als b.v. het
sportterrein in Wirdum en de daarbij behorende
kleedgelegenheden, zaken die enkele tonnen kosten.
Dat hebben wij er best voor over omdat wij menen
dat onze dorpen dat toekomt, maar dan moeten de
definitieve plaatsen ook met zorg gekozen worden.
Omdat ik net op koarte termyn de mooglikheit
foar my sjoch fan in sportfjild foar Lekkum, kin ik
my der mei in „Jantje van Leiden" öfmeitsje troch
to sizzen „Wy sille üs bést dwaen." Ik moat dat ear-
lik en rjochtüt sizze. Ik diel wol de soarch fan de
hear Tjerkstra, mar ik kin net ta in ütspraek kom
me, omdat ik tofoaren wit, dat dy net ien-twa-trije
réalisearber is. Wy moatte foar Lekkum oanstjüre
op in goede foarsjenning, dy foldocht oan de kwali-
tative easken dy't men stelle kin.
Dan nog enkele opmerkingen over het ontwikke
lingsorgaan van de Groene Ster. Dit betreft een ad
viescommissie samengesteld uit deskundigen van het
provinciaal bestuur en het departement van Cultuur,
Recreatie en Maatschappelijk Werk juist met het
oog op de financiële relaties die m.b.t. dit project
ook met het Rijk bestaan. Ik kan de Raad wel mede
delen, dat niet alleen op het ogenblik de situatie zo is
dat de aankoopsubsidiëring door het Rijk voor 50
pet. in dat gebied verzekerd is, maar dat het zelfs
zo is dat voor de toekomst die aankoopsubsidiëring
op 75 pet. zal worden gebracht en dat het Departe
ment van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
ten principale bereid is in de opeenvolgende plannen
die hier straks aan de orde moeten komen 50 pet.
subsidiëring aan de gemeente toe te staan. De Raad
zal zeer binnenkort, hoop ik, met dit project van
niet minder dan 1000 ha, dat t.a.v. de gemeente Leeu
warden in relatie met gebieden als Noord- en Oost-
Friesland een functie in een groot gebied rondom
deze stad moet scheppen en dat tientallen miljoenen
moet komen te kosten, in kennis worden gesteld. Ik
vertrouw dat deze week van dit ontwikkelingsorgaan
een advies uit kan gaan aan B. en W. en ik heb voldoen
de hoop om te verwachten dat het College zich ook
zonder advies tot de Raad zal wenden opdat hij alle
informatie ontvangt en een duidelijker beeld om
trent de Groene Ster verkrijgt.
De hear Miedema hat in hwat oare yndruk fan de
wurden fan de hear Tjerkstra. Ik tocht, dat de hear
Tjerkstra tige min foldien wie oer myn antwurd,
mar it spyt my genöch, dat ik him net in better
jaen kin.
De begroting van de dienst voor Sport en Recreatie
wordt z.h.st. overeenkomstig het voorstel van B. en W.
vastgesteld.
De begroting van de dienst Sociale Werkvoorziening
wordt z.h.st. overeenkomstig het voorstel van B. en
W. vastgesteld.
Aan de orde is de begroting van de Gemeentelijke
Sociale Dienst.
De heer Weide: Mijn fractiegenote, Mevr. Veder,
heeft andere politieke zaken te behartigen op dit mo
ment en zij heeft mij gevraagd namens haar een
vraag te stellen. Het College heeft nog niet aan de
Raad medegedeeld wat voor enquête de Gemeente
lijke Sociale Dienst heeft ingesteld bij de bejaarden
tehuizen in de stad. Mevrouw Veder meent dat de
gevraagde gegevens wel zeer uitvoerig zijn en zij
vraagt zich af of het wel juist is geweest ook de
namen en de adressen op te vragen, zowel van de
bejaarden die in de tehuizen verblijven als van de
genen die op de wachtlijsten staan en om deze gege
vens in een centraal register onder te brengen. Deze
gang van zaken is ongebruikelijk en wordt ook in
de van rijkswege ingestelde onderzoeken niet ge
volgd; het is zeer goed mogelijk om dubbeltellingen
op een andere manier te vermijden. Zij zou gaar
ne zien dat het College, voordat aan de bewerking
van de gekregen gegevens wordt begonnen, het en
quête-formulier aan de Raad overlegt en daarbij zijn
inzicht geeft over het beleid dat men in deze denkt
te voeren.
De heer Rijpma: Uit de vragen die gesteld zijn en
het antwoord daarop blijkt, dat de oplossing van het
huisvestingsprobleem voor de Gemeentelijke Sociale
Dienst nog niet direct te vinden is. Nu dacht ik dat
er misschien nog een mogelijkheid is om het wat
anders te doen. Is het niet mogelijk dat de Gemeen
te in overleg treedt met een institutionele belegger
met het verzoek of die voor zijn rekening en ver
antwoordelijkheid een gebouw wil zetten waarin ruim
te is voor de Gemeentelijke Sociale Dienst; dusda
nig van omvang, dat daarin ook mogelijkheden
komen voor andere instellingen. Ik dacht dat wij in
het kader van de dienstenvoorzieningen in Leeuwar
den de Gemeente een grote dienst zouden bewijzen
als wij een centrum verkrijgen waarin diensten on
derdak zouden kunnen vinden. Wij zouden op deze
wijze het beter toerusten van de diensten in Leeuwar
den kunnen bevorderen en op behoorlijk snelle wijze
een goede huisvesting verschaffen aan onze Gemeente
lijke Sociale Dienst.
De heer Heetla (weth.): N.a.v. de vraag van de
heer Weide namens mevr. Veder over de enquête,
bij bejaardentehuizen kan ik mededelen dat deze nog
aan de gang is maar dat met de tot nu toe verkregen
gegevens nog niet wordt gewerkt. Ik meen dat bij
het bestuur van één bejaardentehuis bezwaren rijzen
tegen de vorm van deze enquête. Ik zal dit nog nader
onderzoeken en hoop er t.z.t. op terug te komen.
Ik heb juist dezer dagen vernomen dat men daar
behoorlijk mee opschiet; deze opmerking is voor mij
eigenlijk een verrassing.
De heer Rijpma heeft gesproken over de huisvesting
van de Sociale Dienst. Dat is al vaak in de Raad
geweest. Ook onder mijn voorgangers, de heren Vel-
lenga en Ten Brug, is vaak over de huisvesting van
die dienst gesproken. Men heeft al jaren moei
te gedaan, deze beter onder te brengen. Het
is daar een wantoestand. In een heel klein ver
trek zitten 19 mensen; ze groeien er dus uit. Maar
er zijn plannen, het staat ook in de m.v.t. en momen
teel werkt men aan een plan het Nieuwe Stadswees
huis te verbouwen.
Ik hoop nu maar dat dat doorgaat want als dat
niet zo is, en B. en W. de suggestie van de heer
Rijpma zouden overnemen, en we weer anders zou
den gaan koersen, dan zie ik er van komen dat er
nooit een ander dienstgebouw komt.
En het is mijn streven wel om dat te krijgen;
daar heb ik al in het College op aangedrongen en ik
zal dat blijven doen, want als dit er na een jaar of
vier nog niet is dan sta ik hier niet meer. Ik geloof
echter wel dat wij alle medewerking zullen krijgen
bij de bouw maar natuurlijk komen hier ook de fi
nanciën meespelen.
De Voorzitter: Ik moet wethouder Heetla in zover
re even aanvullen, dat wanneer hij zegt men doet
moeite, hij daarmee bedoelt dat het College moeite
doet.
Het probleem van de huisvesting is een algemeen
probleem; wij hebben bij een andere gelegenheid of