10 gesprek met het P.E.B. op zullen aandringen, dat de overgang op het stoken van aardgas zo mogelijk wordt bespoedigd. Uiteindelijk zal het üaarbij echter moeten blijven. Ik stel mij voor, dat de heer Van der Veen dit punt op een andere plaats misschien nog eens met wat meer kracht naai- voren kan brengen, omdat wij uiteraard, als afnemer van het P.E.B.bijzonder weinig invloed op de gang van zaken bij dit provinciaal be drijf kunnen uitoefenen. De heer De Vries kan ik antwoorden, dat in de V.E.E.N. inderdaad overleg plaats vindt terzake van de tarieven. Over het onderhavige punt is echter in de V.E.E.N. niet uitvoerig gesproken. Daarvoor kwam de zaak ook te plotseling en wel midden in de vakan tieperiode op. De wijze, waarop wij deze prijsverho ging thans menen te moeten verwerken, ligt echter geheel in de lijn van wat in de V.E.E.N. tot stand is gekomen en U kunt van mij wel aannemen, dat over het algemeen in de meeste bedrijven een soortgelijke gedragslijn is gevolgd. De heer Van Balen Walter: De Wethouder heeft dringend gevraagd, mij hier nader te verklaren, maar dat is eigenlijk niet nodig. Ik heb met veel genoegen naar zijn toezegging geluisterd. Persoonlijk was ik echter reeds volledig overtuigd van de noodzakelijk heid van dit voorstel en ik ga er dus ook gaarne mee akkoord. De heer C. de Vries: De Wethouder heeft gespro ken over eventuele binding ook van de kleinverbrui kerstarieven aan de olieclausule, waardoor voor ver hogingen van deze tarieven behandeling in de Raad niet meer nodig zou zijn. Ik ben daar op dit moment dat zeg ik maar ronduit nog niet aan toe. Dat zou eerst nadere bestudering vragen. Als we hierop echter op dit moment niet reageren, zou misschien de indruk kunnen ontstaan, dat in de Raad daartegen geen bezwaren bestaan. E.e.a. zullen we in een later stadium eens moeten bekijken. De heer De Jong (weth.): Ik heb de opmer king over de automatische aanpassing van de klein verbruikerstarieven eigenlijk alleen gemaakt, om dui delijk te stellen, dat, wanneer wij dit soort zaken wil len voorkomen, dat de meest radicale oplossing zou zijn. Ik heb er voldoende begrip voor, dat de heer De Vries daar nog niet aan toe is en dat hij, evenals mis schien andere leden van de Raad, liever inspraak be houdt dan een automatisme in werking stelt. Wanneer echter een dergelijke situatie, als thans aan de orde is, zich herhaalt, en U, als Raad dan ook weer zo soepel is als nu, dan komen we er wel weer. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 249). De hear BoomgaardtDe fêststelling fan in taryf- foroardering foar de ambulansetsjinst is in saek dy't al hwat aid is. Hjir leit in bislissing fan 7 oktober 1964 fan de Rie kredyt biskikber to stellen om in ambu- ïanse oan to skaffen. Dat bislüt is oant nou ta hingjen bleaun; it hat gjin ütfiering krigen, oars op foar my akseptabele motiven. Ik haw der wol forlet fan de diskusje efkes nei de eftergroun werom to bringen. Ik soe prate wolle oer de saek as sadanich. Ik haw dêr ek motiven foar; it Kolleezje jowt dêr seis eigent - lik wol hwat oanlieding ta. Wy hawwe üs e k in bytsje hjirop biret. Uteinliks soe de Rie ek gelegenheit hawwe moatte him oer dizze saek, dy't üngefear trije jier aid is, to birieden. Noch in reden tomear dêrta is, dat wy nou foar in great diel in nije Rie hawwe en wy hawwe hast hielendal in nij Kolleezje, forgeleken by it mo- mint, dat de bislissing foei. Dêrom soe ik der op 'e nij oer prate wolle, oft it wol nedich is, dat wy dizze stap dogge, ek sjoen de üntjowing yn de trije jier, dy't al passearre binne. Yn dy tyd hawwe har net omstannichheden foardien, dy't oantoane, dat dy am- bulansewein bislist yn gemeentetsjinst ride moat. Ik leau, dat wy üssels hwat klem sette, as wy dit trochgean litte; dy arguminten binne yn oktober 1964 ek al brükt. Ik soe dy dochs wol mei klam oan dizze Rie foarlizze wolle; wy sitte mei it probleem fan for- fanging. It kin foarkomme, dat, as der in bran is, it branwar-persoaniel tsjinst dwaen moat op de ambu- lansewein en dan moat de polysje ynfalle. Mar der kin him ek de omstannichheit foardwaen dy't hielendal net üntinkber is n.l.„ dat de ambulanse fan de Gemeente tsjinst docht, mar dat op datselde momint wer in üngefal bart, hwer't in ambulanse foar nedich is. En dan soene wy noch wolris de üntjowing krije kinne, dat wy oan ien net genöch hawwe, dat der in twadde en miskien noch wolris in tredde efterwei komt. Ik tocht, dat wy yn de situaesje fan hjoed, nou't par- tikulieren dy reserves hawwe, in breder terrein bi- strike kinne as hwannear't de Gemeente de tsjinst üt- fiere moat. De partikuliere firma's hawwe der ek in normael sike-transport by, dat de needsaek meibringt, der in frij great tal weinen op nei to halden. Ta in konklüzje kommende, soe ik wolle, dat de Rie hjir op 'e nij oer diskussiearret. Ik wit net, oft it Kolleezje tige hinget oan it ütstel, dat it nou dien hat. Men kin minoftomear formeel, mar ek wol ma terieel sizze: Hjir leit in bislissing fan de Rie en wy hawwe miend, dat dy bislissing ütfierd wurde moast en dêr dogge wy dan nou dizze stap ta. Mar it koe ek wêze, dat de diskusje yn de Rie sadanich waerd, dat de Rie fan bitinken wie: litte wy gjin prestige- oerwegingen jilde litte, mar op de saek weromkomme en mei dy gedachte boartsje ik nou. It antwurd fan it Kolleezje nei de diskusje sil dan de halding fan de Rie ek wol mei bipale. Ik spriek üt namme fan üs fraksje, sa't dy oan dizze kant sit. As de Rie it bislüt nimme soe de bislissing fan 7 oktober 1964 werom to nimmen, mei it forsyk oan it Kolleezje dan de maet- regels to nimmen, dy't yn dit forban nedich binne, dan soe de ambulansewein wol wer forkocht wurde moatte; dat is eventueel de konsekwinsje fan it yn- lüken fan it riedsbislüt. Om it formele giet it my net it measte, mar ik soe dochs noch wol graech wolle, dat de Rie materieel diskussiearret oer it al of net trochgean litten fan it plan. En dan sjoch ik it as in needsaeklikheit, dat de bislissing fan eartiids ynlutsen wurdt. De heer SchönfeldOp 7 oktober 1964 heeft de toenmalige Raad zich kunnen verenigen met de aan schaf van een nieuwe ambulance, teneinde de straat- ongevallendienst door de Gemeente te laten verzorgen. Men heeft zich op het standpunt gesteld, dat de zorg voor het vervoer van de bij straatongevallen gewonde of gedode personen tot de taak van de Gemeente be hoort en dat het zich niet met de verantwoordelijkheid van de Gemeente verdraagt, de straatongevallendienst blijvend door particuliere ondernemingen te doen ver zorgen. Tevens stelt het College in de vergadering van 7 oktober '64 dat er geen controle zou zijn op de deskun digheid van degenen, die het materiaal bedienen en de gewonden behandelen tijdens het vervoer. Het personeel zou specialistisch geschoold moeten zijn. Kortom, het particuliere vervoer zou niet te controleren en in de hand te houden zijn. Wat betreft de behandeling en de zorg voor het vervoer van personen die bij een straat ongeval betrokken zijn, dienen we in de eerste plaats te denken aan deskundige en zeer geroutineerde men sen, die, door jarenlange ervaring op dit gebied, vol komen vertrouwd zijn geraakt met hun vak. Ook moe ten, bij gelijktijdige ongevallen, meerdere wagens direct beschikbaar zijn. Het bedrijf, dat hiervoor hoofdzakelijk de zorg op zich heeft genomen, de fa. De Vrij, heeft zich, volgens diverse door mij ingewonnen informaties, altijd bijzonder goed van zijn taak gekweten. Ik heb bovendien persoonlijk poolshoogte genomen bij deze firma en deze heeft bij mij een bijzonder goede indruk gewekt. Het zou wellicht van belang zijn geweest, in dien hier van gemeentewege ook eens poolshoogte was genomen, alvorens dit voorstel aan de Raad voor te leggen. Bovendien zijn mij geen concrete gevallen be kend, die Uw College aanleiding hebben gegeven, thans op korte termijn met dit voorstel te komen. M.i. ligt de taak van de Gemeente hier uitsluitend subsidiair, terwijl het bestaande verantwoordelijkheidsgevoel, als mede het particuliere initiatief, met dit voorstel on recht wordt aangedaan, zodat dit uiteindelijk te niet gaat. De gemeentelijke zorg strekt zich toch ook niet uit over de particuliere ziekenhuizen, waar eveneens i ïi zeer verantwoordelijke handelingen worden verricht Ook de behandelende artsen vallen toch niet onder de gemeentelijke zorg? Wat de verantwoordelijkheid voor de straatongevallendienst betreft, zou ik willen stellen, dat de fa. De Vrij, welke deze dienst thans verzorgt, deze verantwoording altijd gedragen heeft en indien gewenst, bereid is deze contractueel te dragen. Ter- wiile van zijn bestaande goede naam zal dit bedrijf geen enkel risico durven nemen. Zijn personeel, alsmede de vier in gebruik zijnde modern uitgeruste ziekenauto's, voldoen aan de hoogste eisen. De wagens worden ge regeld gekeurd, hetgeen op vrijwillige basis geschiedt. Van de behandelde straatongevallen worden de lijsten nauwkeurig bijgehouden, terwijl men van de Inspec teur van de Volksgezondheid, aideling Friesland, zelfs een pluim heeft genad voor het vele goede werk. Zoals ik reeds zei, is de fa. De Vrij bereid, de verantwoorde lijkheid contractueel vast te leggen, terwijl men even eens bereid is öf de gemeente-ambulance te bemannen óf geheel over te nemen. Bovendien wil men dan, naast deze over te nemen wagen, zelf nog een splinternieuwe ziekenauto aanschaffen, zodat men dan m totaal over 6 ambulances beschikt. Hiervoor zal ten minste één man extra personeel worden aangetrokken. Er zouden dan, volgens de fa. De Vrij, uiteraard met goedkeuring, twee wagens uitgerust kunnen worden met het op schrift „Ongevailenüienst gemeente Ueeuwarden". Dit voorstel, hetwelk, naar ik meen, ook reeds geheel of gedeeltelijk schriftelijk door de firma aan Uw College werd gedaan, is zeker het overwegen waard. Tevens wil ik er nog op wijzen, dat, indien de behandeling en het vervoer bij straatongevallen door de Gemeente zullen worden verzorgd, dit vérstrekkende maatregelen in het thans verzorgende particuliere bedrijf tot gevolg zal hebben. Men zal dan genoodzaakt zijn twee a drie man personeel te ontslaan, iets waar toch echt niemand mee gebaat is. Bovendien heb ik me afgevraagd, of we bij de straatongevallen wel gebaat zouden zijn met één gemeente-ambulance. In geval van nood zou de volks wagen van de politie nog kunnen bijspringen. Deze is hiervoor tenminste destijds met een brancard uitgerust, doch gelukkig nimmer of zeer zelden voor dit doel ge bruikt. Deze wagen leent zich m.i. namelijk niet voor dergelijke doeleinden. De minimum hoogte van de vloer tot het dak, n.l. 1.05 m, voldoet m.i. niet aan de daartoe wettelijk gestelde eis. Een patiënt met bijv. een long bloeding, die niet mag liggen, zou het ziekenhuis niet levend meer bereiken. De bemanning van de ambulance zal bij brand wor den vervangen door de politie. Ik meen, dat aan het politiepersoneel niet-politiële taken niet meer mochten worden opgedragen. Bovendien zal de bezetting bij het invallen van de politie 's nachts dan zeker niet meer op peil zijn, terwijl ik tevens vind, dat zowel het brand weer- als het politiepersoneel op een behoorlijke sterkte steeds paraat dient te zijn in het belang van de Ge meente. Het is daarom, dat ik niet akkoord kan gaan met dit raadsvoorstel. De zeer slechte, door mij persoonlijk met de G.G.D.- ambulance te Amsterdam opgedane ervaring, alsmede de ook in diverse dagbladen herhaaldelijk geuite klach ten, waartegenover hier ter stede een enorm geoutil leerd particulier bedrijf staat, hebben mij bovendien in de gedachte gesterkt, dat het heus niet de Gemeente alleen is, die dit goed zal kunnen verzorgen. Ik wil hiermee onze Gemeente niet voor het hoofd stoten, maar we moeten de zaak realistisch bekijken. Ik zou derhalve het volgende voorstel willen indienen, dat ik straks graag in stemming gebracht zou willen zien: „De Raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bij een op 28 augustus 1967; stelt Uw College het vol gende voor: a. de gemeentelijke ambulance wordt bemand door deskundig personeel van de fa. De Vrij, öf geheel over genomen door deze firma; b. de gemeente Leeuwarden legt contractueel de verantwoordelijkheid van deze firma vast, waarbij te vens gesteld dient te worden, dat regelmatig keurings rapporten van een daartoe bevoegde instantie over het vervoersmaterieel kunnen worden overgelegd." Mevr. Veder-Smit: Sinds oktober 1964 mag de sa menstelling van onze fractie zijn veranderd, haar stand punt over het principe van deze zaak is niet veranderd. Wij zijn dan ook van mening, dat sinds die datum geen feiten zijn voorgevallen, die aanleiding geven een ander standpunt in te nemen. Wij vinden, dat niet is aange toond, dat net noodzakelijk is, dat de Gemeente de straatongevallendienst overneemt en dat het ongeval- lenvervoer niet bevredigend door een particulier bedrijf wordt verzorgd. Integendeel, de particuliere bedrijven, die het ongevalienvervoer thans verzorgen, hebben een uitstekende naam en doen dit goed. j.k neb dan ook met belangstelling geluisterd naar de argumenten, die de heer Schönfeld daarvoor aanvoerde. Behalve tegen het principe, hebben wij ook wel con crete bezwaren tegen onderdelen van dit voorstel. Al lereerst, dat men zich voorstelt, de gemeentelijke am bulance met brandweerpersoneel te bemannen. Ik dacht, dat daar een speciale moeilijkheid aan vast zat. Stelt U zich voor, dat er een grote brand komt. Wij hebben allen cffe brand in een warenhuis in Brussel nog m her innering. Dan zou alle brandweerpersoneel worden op geroepen en niet meer beschikbaar zijn voor de straat ongevallendienst. Ik geloof dus, dat hier een duidelijk bezwaar aan kleeft. nan zit er een moeilijkheid in de verhouding tot de particuliere bedrijven, die nu het vervoer verzorgen. (Ook de heer Schönfeld heeft daar al over gesproken.) Die hebben samen 6 ambulances: de fa. De Vrij 4, de fa. Vvijma 2. De verhouding wordt dus 1 op 6. De Ge meente zou aanstonds met één ambulance werken. Ik neem aan, dat men het deze bedrijven niet onmogelijk wil maken met hun ambulance door te gaan. Hoe moe ten wij ons dat voorstellen? Er blijkt uit de stukken mets van overleg of van een voorgestelde taakverde ling. Hoe weten wij, dat er voor die gemeentelijke am bulance dan een bevredigende taak zal zijn? Ik kan me n.l. voorstellen, dat het publiek zich allereerst tot de bestaande adressen en het bekende telefoonnummer zal wenden en dat men bovendien ook zal redeneren: daar hebben we meer kans om snel geholpen te worden, want daar zijn invallers, daar zijn meer ambulances en de Gemeente heeft er maar één. Verder vind ik de tarieven ook een moeilijk punt. Het college stelt voor, dezelfde tarieven ais de par ticulieren te berekenen, maar zegt daarbij, dat die vol doende zullen zijn, om kosten van onderhoud, verzexe- ririg en benzineverbruik van de ambulance te dekken. Dit geeft natuurlijk geen zuiver beeld van de kosten. Er zijn n.l. ook andere kosten. Ik noem die van af schrijving, algemene onkosten, de personeelskosten, kosten van opleiding en bijv. nascholing. Die behoort men toch ook op de tarieven te laten drukken. Becon curreert men dan in feite eigenlijk niet de particuliere bedrijven door middel van een tarief, dat geen zuivere afspiegeling is van de werkelijke kosten? Tenslotte is er een onderdeel in het voorstel, dat, eerlijk gezegd, voor mij alleen al voldoende is, om te gen te stemmen, n.l. art. 4 van de ontwerp-verordening De inning van de rechten geschiedt door de administra teur van de Reinigings- en Ontsmettingsdienst. Heeft het College daar nu niet bij nagedacht? Als iemand vlak na het ongeval of tijdens het vervoer is overleden, krijgen de nabestaanden nota bene de rekening van de Reinigings- en Ontsmettingsdienst, misschien in een dienstenveloppe. Mocht deze dienst niet als zodanig herkenbaar zijn, dan zou ik graag vernemen, waarom nu juist die dienst de inning moet verzorgen en niet de Gemeente-ontvanger Alleen al uit een oogpunt van menselijke verhoudingen vind ik zoiets onverteer baar. Zolang niet is aangetoond, dat het particulier ver voer de onderhavige taak niet behoorlijk kan vervullen, moeten wij deze zaak niet aan ons trekken. Mochten er ooit klachten komen, mocht men meer toezicht wil len uitoefenen, dan is er een andere mogelijkheid in het verschiet, een mogelijkheid, die de Wethouder van Volksgezondheid ook zal kennen. Hij zal n.l., hoop ik, de Volksgezondheidsnota onder zijn hoofdkussen heb ben liggen, waarin staat, dat er een nieuwe regeling wordt voorbereid voor het ambulancevervoer. (De heer Ten Brug (weth.): Daar is dat stuk te dik voor!) Die wettelijke regeling zal een raamwet zijn, die de lagere overheid, naar ik aanneem: de gemeenten, de gelegenheid zal geven, toezicht uit te oefenen. Op deze wijze zal men op grond van de wet kwaliteitseisen kunnen stellen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 6