12 Volgens ons zijn al deze bezwaren te sterk om dit voorstel te aanvaarden. Ik overweeg dan ook, mijn ad hesie te betuigen met het voorstel van de heer Schön- feld, dat ik nog graag eens zou willen lezen, omdat de onderdelen ervan mij nog niet precies voor ogen staan. De Voorzitter: Ik heb intussen het voorstel van de heer SchÖnfeld op mijn tafel gekregen. Ik zal het nog even voorlezen. Het voorstel-Schönfeld vormt mede onderwerp van discussie. De heer Vellenga: Ik zou willen beginnen met een ci taat uit de aanbiedingsbrief bij de gemeentebegroting voor 1967: „Het ligt in de bedoeling, het gewondenver- voer weer in eigen nanden te nemen en de daartoe aan geschafte ambulance te bemannen met brandweerperso neel. Gelet op de personeelssituatie bij de Brandweer ontmoet de praktische uitvoering bezwaren. Met liet be stuur van het Diakonessenhuis is overleg gaande om het gewondenvervoer in samenwerking te gaan verzor gen. Binnenkort hopen wij hieromtrent nadere medede lingen te kunnen doen." Dat was dus een soort positie bepaling van Uw College op het moment, dat de be groting werd aangeboden. Een aantal raadsleden heb ben bij de behandeling van de begroting van de G. en G.D. aanleiding gevonden te reageren op dit citaat. Er zijn toen een aantal klemmende vragen gesteld, o.m. ook door mijn fractiegenoot de heer G. de Vries. Wij hebben begrepen, dat Uw College op grond van wat er toen in de Raad is gezegd, zou overwegen, op een U passend tijdstip met een voorstel te komen, naar aan leiding waarvan over alle aspecten van deze zaak op nieuw zou kunnen worden gediscussieerd en dat dit passend moment vanavond is gekomen. B. en W. zijn echter thans niet ingegaan op bepaalde klemmende vra gen die destijds aan het adres van de Voorzitter zijn ge richt. Deze raadsbrief munt uit door duidelijkheid en is deswege goed te noemen, maar is erg summier en sober, wat bepaalde onderdelen betreft. Destijds is bijv. gevraagd, of hier wel een duidelijke overheidstaak ligt. Is sinds oktober 1964 dat gewondenvervoer, uitgevoerd door particulieren, slecht te noemen? Beantwoordt het niet aan de eisen, die men daaraan moet stellen? Is de keuze öf overheid öf particulier initiatief of is het mo gelijk een symbiose te vinden? Wilt U daarover eens een beschouwing leveren, opdat deze nieuwe Raad thans tot een wat duidelijker besluitvorming zou kunnen ko men. Ik moet U, namens mijn fractie, zeggen, dat wij vinden, dat het College, wat dit betreft, ietwat tekort is geschoten. B. en W. zijn naar ons gevoel onvoldoende ingegaan op de vragen tijdens de begrotingszitting. U hebt eigenlijk een bepaalde lijn doorgetrokken, wat op zichzelf consequent is, maar misschien ietwat tekort doet aan het goede verkeer tussen Raad en College. Daar tillen wij niet zo zwaar aan, maar het leek mij toch goed, dat op dit moment toch even namens mijn fractie te verklaren. De heer Boomgaardt heeft gezegd: We zouden eigen lijk de discussie over dit punt van het voorstel los moeten maken. Hij is er niet in geslaagd, de Raad duidelijk te maken wat het aandeel van zijn fractie in de discussie zou moeten zijn, tenzij ik slecht geluisterd heb en dat is mogelijk. Het is goed, dat deze discussie vanavond gaat over het voorstel, maar misschien ook over bepaalde achtergronden. Het toenmalige College meende, dat t.a.v. het gewondenvervoer stellig van over heidsverantwoordelijkheid gesproken kon worden. In de situatie van dat ogenblik heeft de meerderheid van de Raad destijds ook gemeend, het College daarin te moe ten volgen. Waren er toen meteen ook manschappen beschikbaar geweest om deze wagen te bemannen, dan zou hij nu al een kleine drie jaar hebben gereden en zou deze discussie overbodig zijn geworden. Moeten wij nu niet opnieuw de verantwoordelijkheid van de over heid op dit gebied aan de orde stellen? Zo ja, moet de gemeentelijke overheid het dan zelf doen of zou die verantwoordelijkheid gedelegeerd kunnen worden aan één of meer particuliere vervoerders, zoals de heer Schönfeld heeft voorgesteld? Ik geloof niet, dat zijn voorstel overigens een goede weergave is van datgene, wat hem eigenlijk voor ogen staat, terwijl het niet in de juiste vorm is gesteld. De Raad stelt n.l. niets voor aan het College, maar besluit iets te doen. Een groot deel van mijn fractie kan zich op het standpunt stellen, dat het gewondenvervoer inderdaad een taak voor de overheid kan zijn. De overheid en stellig ook de gemeentelijke overheid draagt een stuk verantwoordelijkheid voor het verkeer. Tot haar taak behoren de wegenaanleg en de verkeersregeling en alles wat daarmee samenhangt. Ik geloof, dat een overheid die zo bezig is met het gehele verkeersvraag- stuk, op een bepaald moment ook verantwoordelijkheid kan voelen voor de consequenties van dat verkeer. Daarnaast kan men deze taak zien als een onderdeel van de volksgezondheidszorg. Een groot deel van mijn fractie is geneigd, dit standpunt in te nemen. Een aantal jaren is er van een overheidstaak op dit gebied geen sprake geweest. In die periode hebben particuliere vervoerders het gedaan. Is dat verkeerd of goed gegaan, daar zou ik wel een categorisch en dui delijk antwoord op willen hebben. Wanneer de Gemeen te die verantwoordelijkheid op zich neemt, dan klemt de vraag of één wagen genoeg is. Of moet het besluit, dat wij vanavond nemen, gezien worden in een bepaald perspectief, n.l. dat er langzaam maar zeker naar wordt gestreefd, het ziekenvervoer daar te laten waar het thans is met ziekenvervoer bedoel ik dus het ver voer van patiënten van huis naar ziekenhuis en omge keerd maar van het ongevallenvervoer een over heidstaak te maken Dat betekent, dat Uw College ernaar zal moeten streven, in het vervolg geregeld met voorstellen te komen, teneinde de outillage voldoende en verantwoord te doen zijn, m.a.w.: er zullen meer wagens moeten komen. Als dat zo is, betekent dat voor mijn gevoel ook een goed overleg met die particuliere vervoerders. Die hebben er op zijn minst recht op, dat een gesprek op de basis, zoals ik die nu heb geschetst, plaats vindt. Mijn fractie heeft het gevoel, dat dat over leg, als voorbereiding van Uw voorstel, niet voldoende is geweest, dat er mogelijk wel bepaalde aanbiedingen waren althans van één particuliere vervoerder maar dat daar in dit stadium onvoldoende of niet op is gereageerd van de kant van Uw College. Ik zou me kunnen voorstellen, dat U zich op het standpunt hebt gesteld: wij trekken de lijn van oktober 1964 door en wachten af, welk besluit de Raad vanavond neemt. Dat besluit zal voor ons de basis zijn voor verder overleg met die particuliere vervoerders. Toch geloof ik, dat het wel juist zou zijn geweest bij voorbaat, ook ter informatie van deze Raad, enig overleg met één of meer particuliere vervoerders te voeren. Zij hebben deze taak volbracht. De Gemeente komt daar nu bij. Er is dus een nieuw element in de feitelijke situatie. Er zal op zijn minst overleg plaats moeten vinden, indien deze Raad dit voorstel zou aannemen, waar het grootste deel van mijn fractie niet zonder meer afwijzend tegenover staat. Aan die particuliere vervoerders zal tot en met duidelijk moeten worden gemaakt, dat dit een eerste stap is en dat daarmee, ook in het raam van de nieuwe ziekenhuisplannen, doorgegaan zal worden. Wij zien dit als een toenemende taak en dat betekent een afnemen de taak voor het particuliere vervoer. Dat betekent dus ook, dat U tot een goed overleg en een goede taakver deling zult moeten komen. Dat overleg zou er mis schien toe kunnen leiden, dat U overweegt, de vrijko mende mensen van deze vervoerders over te nemen en bijv. in te delen bij Uw brandweer-personeel, om de zaak, wat dit facet betreft, zo goed mogelijk op te van gen. Het zou goed zijn, dat door de betrokken Wethou der de Raad dit perspectief wordt getoond en dat hij ook ingaat op de stellingname t.a.v. particulier initia tief of overheidsverantwoordelijkheid. Misschien kan ook aandacht worden besteed aan de mogelijkheid, dat die overheidsverantwoordelijkheid gedelegeerd wordt aan het particuliere initiatief, maar stellig zal hij ook aan dacht schenken aan het door mij aangeduide perspec tief. Ik kan verder meevoelen met mevr. Veder-Smit t.a.v. de inning door de administrateur van de Reinigings- en Ontsmettingsdienst. Een andere wijze van incassering van deze rechten acht ik toch ook wel mogelijk. Voldoet de wagen op dit moment aan alle eisen, die nu gesteld moeten worden aan dit gewondenvervoer? Het is een zaak, die enorm in beweging is en die ma- disch en organisatorisch, voor men het weet, achter loopt. Kan de Raad een garantie krijgen, dat, wanneer 13 hij zou besluiten, die wagen te laten rijden, deze ook up-to-date is uitgerust? Ik dacht, dat wij dan echt discussiëren èn over de principiële èn over de praktisch-organisatorische vraag stukken, die met dit voorstel verband houden en die in de Raad onvoldoende naar voren zijn gekomen, maar dat kan mogelijk door de Wethouder alsnog goedge maakt worden. De heer Engels: Persoonlijk vind ik, dat de heer Vellenga een zeer duidelijk betoog heeft gehouden over de consequente en wellicht ook radicale visie die een groot gedeelte van de P.v.d.A. heeft t.a.v. het straat- ongevallenvervoer. Ik vind het jammer, maar ik wil óók duidelijk stellen, dat ik het met die visie volstrekt niet eens ben. Ik wil vooraf zeggen, dat ik wel erken telijk ben voor het feit, dat de Raad thans de gelegen-, heid krijgt zich opnieuw in principe uit te spreken over deze aangelegenheid, terwijl eigenlijk toch slechts een uitvoeringsbesluit van de reeds in 1964 genomen prin cipe-beslissing aan de orde is. Het belangrijkste uitgangspunt is de taak van de Gemeente t.o.v. het straatongevallenvervoer. De heer Vellenga redeneert, dat, indien de zorg voor de straat- ongevallendienst een taak voor de Gemeente is, men ook consequent moet zijn en dit vervoer op den duur geheel van gemeentewege moet laten verrichten, er daarbij voor zorgend, dat het materieel voldoende en up-to-date is. Onze fractie en ik heb in de pauze begrepen, ook vele andere fracties is van mening, dat de taak, die de overheid ongetwijfeld heeft t.a.v. de straatongeval- lendienst, niet met zich meebrengt, dat ze beslist alles zelf moet doen. Ze dient er wel voor te zorgen, dè.t het gebeurt, dat het goed en economisch gebeurt en dat dit zo blijft. De ambulancedienst is de laatste jaren tot tevreden heid door particulieren verzorgd. Na informatie bij een hospitaal en bij de Inspectie van de Volksgezondheid is mij gebleken, dat deze geen klachten hebben. Men is vaak sneller bij de patiënten dan de politie. Nu kan men goede wagens hebben en er snel bij zijn, maar beschikt men wel over bekwaam personeel? Het zou natuurlijk wel ideaal zijn, als een verpleger of verpleegster be schikbaar zou zijn, maar het schijnt erg moeilijk te zijn voor de ziekenhuizen een verpleger of verpleegster beschikbaar te stellen. Het desbetreffende personeel van de particuliere vervoerders heeft wel een E.H.B.O.- diploma en heeft deelgenomen aan een cursus, die ge organiseerd is door een commissie uit de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid. De wijze van verzor ging van patiënten is dus goed, althans zeker niet slechter dan deze bij een gemeentelijke dienst zou zijn. Het gebeurt ook goedkoop, bepaald goedkoper dan wanneer het door de Gemeente zou geschieden, want de Gemeente kan er alleen de kosten van benzine, olie en onderhoud uit halen en niet de personeelskosten en afschrijvingskosten op de wagen. Het gebeurt efficiën ter, want het betekent o.a., dat redelijkerwijs steeds met een combinatie van zes wagens hulp kan worden geboden. Als wij slechts één wagen in dienst nemen, is er een te groot risico. Er zullen er dan toch meer moeten komen. Ik laat de kwestie politie-brandweer even buiten be schouwing. Alleen, indien politiepersoneel moet inval len, is dan op dat moment ook direct personeel met E.H.B.O.-diploma beschikbaar? Ik zou dus het uit 1964 stammende besluit willen herzien, hoewel ik dit on plezierig vind. Ik verkeer daarbij in een minder gun stige positie dan de woordvoerster van de V.V.D., want haar fractie was toen tegen en is dat nu nog. De niet-voltallige K.V.P.-fractie was destijds vóór Uw voorstel. Ik geloof echter, dat zij, wanneer zij in haar geheel het consequente betoog van de heer Vellenga zou hebben gehoord, ook tegen zou zijn geweest. Ik acht het geen geringe zaak, het voorstel buiten wer king te stellen, ofschoon ik het pas nog heb meege maakt, dat B. en W. zelf een voorstel deden aan de Raad, niet om een raadsbesluit volledig buiten werking te stellen, maar wel om bij wijze van spreken door het oplaten van een proefballon te slagen in hun opzet, een oorspronkelijk genomen besluit te doen vervallen. Ik geloof dus, dat het College er wel tegen kan. Het zou voor mij bezwaarlijker zijn, als er personen mee wa ren gemoeid. Dat is niet het geval. Ik zou het ook be zwaarlijk vinden, als er een enorm verlies zou worden geleden. Ik heb vernomen, dat één van de twee firma's een brief heeft geschreven, waarin zij zich bereid ver klaarde, de wagen over te nemen en ik vond het jam mer, dat deze brief niet bij de raadsstukken lag. Indien de Gemeente het gewondenvervoer gaat ver zorgen, zullen de ondernemers die dit tot nu toe heb ben gedaan, echter wel schade lijden. Zij hebben hun zaak daarop n.l. thans ingesteld. Ik geloof, dat we zonder onszelf of iemand anders te schaden, dit raads besluit uit 1964 ongedaan kunnen maken. Er is een punt, waarin ik niet met de heer Vellenga van mening verschil en ook niet met het College, n.l. dat er, ook wanneer we het ongevallenvervoer aan par ticulieren overlaten, een stuk verantwoordelijkheid voor de Gemeente blijft bestaan. Een goed toezicht blijft n.l. noodzakelijk. Een daartoe strekkende verordening zou door de Raad kunnen worden vastgesteld. Ik betwijfel, of het juridisch mogelijk is, thans een zodanige ver ordening te ontwerpen, maar ik zou U in overweging willen geven, de mogelijkheden te onderzoeken. Ik hoop, dat wij, als resultaat van deze discussie, alsnog tot een andere beslissing kunnen komen dan door U voorgesteld. Mocht dit echter niet het geval zijn, dan zal de volgende motie, die wordt gesteund door de fracties van de V.V.D., de A.R.P., de C.H.U. en de K.V.P. en door de heer Schönfeld, worden in gediend. ,,De Raad der Gemeente Leeuwarden; gehoord de discussies over bijlage no. 249; besluit: geen verdere uitvoering te geven aan het raads besluit van 7 oktober 1964 over het straatonge vallenvervoer en nodigt het College uit: a. de ambulancewagen van de hand te doen; b. mogelijkheden te onderzoeken terzake van ge meentelijk toezicht op straatongevallenvervoer en het resultaat van het onderzoek aan de Raad mee te delen." w.g. P. J. Engels, J. A. Schönfeld, R. Boomgaardt, C. L. Rijpma en mevr. E. Veder-Smit. De heer Schönfeld zal de door hem ingediende motie dan intrekken. De heer Rijpma: Uit de mededeling van de heer Engels, dat de c.h. fractie de motie steunt, blijkt dui delijk het standpunt van de C.H.U. Om des tijds wille zal ik het hierbij laten. De heer Ten Brug (weth.)Er is gezegd, dat de Raad in 1964 een besluit heeft genomen op grond van een voorstel van het toenmalige College. Het was een voorstel van de grootst mogelijke meerderheid. Ik ge loof, dat wij een beetje in de richting zijn gegaan, die ook de heer Boomgaardt heeft aangeduid; het is een nieuwe Raad en het is wel goed, de zaak nog eens ten principale te bekijken. Bij de laatst gehouden begrotingszitting is dit punt ook uitvoerig aan de orde geweest. De wijze, waarop die discussie verliep, vond ik persoonlijk niet zo erg gelukkig, want ze mondde niet uit in een duidelijk ja of nee. Aan het College was de vraag: Bekijk deze zaak nog eens. -Nu is er op het College enige kritiek uitgeoefend. Ik kan het me ook wel indenken. Een wat uitvoeriger voorstel zou echter toch een argumentering hebben op geleverd, die ook te vinden is in de handelingen van de raadsvergadering van 7 oktober 1964. Mede n.a.v. de discussie in de begrotingsvergadering heb ben wij besloten met het voorstel te komen om de ambulance, die reeds lang ongebruikt staat, in te zetten. De principes, die aan het voorstel, dat in de vergadering van oktober 1964 aan de orde is geweest, ten grondslag lagen, hebben wij ook in dit voorstel in het kort neergelegd. Samenvattend, meent het College, dat de Gemeente hier primair ver antwoordelijk is. Dat standpunt neemt het College op dit moment nog in. De ambulance staat er en de logi sche consequentie daarvan is, dat ze ook gaat rijden. Het is helaas, door allerlei omstandigheden, nog niet gebeurd. Het is een bedroevende zaak, maar wij me-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 7