nen nu een weg te hebben gevonden, zodat op 1 sep tember a.s., als Uw Raad ons voorstel volgt, deze am bulance in dienst kan worden genomen. De heer Boomgaardt heeft het probleem van de ver vanging ter sprake gebracht. Hij heeft daarover in 1964 van mijn voorganger het volgende antwoord ont vangen: „De heer Boomgaardt meent, dat in dit voor stel de vraag van de reserve-auto's het zwakke punt is. Dat is naar onze mening niet het geval. De auto heeft plaats voor meer dan één patiënt en het voor stel houdt in, dat er nog een surveillance-auto komt, die dan kan invallen, en we zien het bepaald niet zo, dat bij deze organisatie als het in noodgevallen zo zou uitkomen, niet een beroep kan worden gedaan op an dere ambulance-auto's. Ik zou niet weten, waarom dat niet het geval zou zijn." Zijn er calamiteiten en de gemeente-ambulance kan het niet aan, dan zal een beroep moeten worden gedaan op de ambulance-auto van de politie, maar ook op het particuliere vervoer. Dat is een zaak, die wij dan in derdaad wanneer de Raad een duidelijke beslissing heeft genomen met het particuliere vervoer gaan bespreken. De heer Boomgaardt heeft duidelijk de vraag ge steld, of het College aan het voorstel hangt. Ik begrijp dat niet helemaal, maar als hij bedoelt, of wij hier vol komen achter staan, ja, natuurlijk, anders hadden we dat voorstel niet ingediend. Niet, dat hier een porte feuillekwestie zal worden gesteld. Dat zal de Raad m.i. ook bij een voorstel als dit niet verlangen. De heer Schönfeld heeft zich uitvoerig bezig gehou den met het particuliere vervoer, wat dat kan en wat dat doet. Dat is in feite niet aan de orde. Er staat ook niet in het voorstel ik zou dat ook zeker niet voor mijn rekening willen nemen dat de particulieren het niet goed doen. Ik geloof, dat je dan toch wel dui delijke voorbeelden zou moeten hebben. Ook al zouden we dit aan particulieren moeten overlaten, dan nog blijft het de taak van de overheid, zich hiermee te be moeien. Dat is wat anders dan de kwestie van de zie kenhuizen enz. Maar ik kan mij inderdaad voorstellen, dat, wanneer in een bepaald ziekenhuis de zaak niet goed loopt en de burgerij daar schade van ondervindt, wij ons tot dat ziekenhuis zouden wenden. Ik kan mij ook indenken, dat, wanneer de ongevallenafdeling die in het Diakonessenhuis is geconcentreerd, tot grote klachten aanleiding zou geven, wij met het Diakones senhuis zouden gaan praten en wanneer wij niet tot een bevredigende oplossing zouden komen, wij zelf voor zieningen zouden moeten treffen in ons eigen gemeen telijk ziekenhuis. De heer Schönfeld en ook de heer Engels heeft gezegd, dat van de zijde van de Inspectie van de Volks gezondheid geen klachten zijn vernomen over het be drijf van de fa. De Vrij. Ik wil er op wijzen dat is eigenlijk ook een manco in zijn voorstel dat het niet alleen het bedrijf van de fa. De Vrij is, dat zich op dit terrein beweegt, maar ook het bedrijf van de fa. Wijma. Klachten over het door particulieren verzorgde vervoer vormen op zich zelf ook niet de achtergrond van ons voorstel. Ik mag er op wijzen, dat dezelfde Inspecteur, inder tijd zittende in een commissie, die dit vraagstuk met de Directeur van de G.G.D. heeft bezien, in die com missie tot de conclusie kwam, dat de Gemeente deze taak zou moeten overnemen. Verder heeft de heer Schönfeld gezegd, dat dit voor stel de fa. De Vrij zou noodzaken, ontslag te geven aan 2 a 3 mensen. Ik kan mij dat persoonlijk niet goed voorstellen, omdat het hier maar om een klein onder deel van het gehele vervoer met de ambulances gaat. De heer Engels heeft gevraagd, waarom de brief van de fa. De Vrij niet bij de stukken ter inzage lag. Op zichzelf staat hier niet veel nieuws in. Het zijn brieven, die gericht zijn aan Burgemeester en Wethouders. Er was echter van onze kant echt geen bezwaar geweest om ze ter inzage te leggen. Wij hebben ze niet met opzet achtergehouden en ik heb geen enkel bezwaar, ze voor te lezen, maar ik wil het om des tijds wille niet doen. Het komt hier op neer, dat de heer De Vrij bereid is het ongevallenvervoer blijvend over te ne men, zo nodig ook de wagen. Dat schiep op zichzelf geen nieuwe situatie en daarom hebben wij op dit punt, mede n.a.v. deze brief, ook niet met de fa. De Vrij gesproken. Hetzelfde was in 1964 n.l. ook al het geval. Wij hebben alleen brieven gekregen van de heer De Vrij, maar ik heb ook een telefonisch gesprek met de heer Wijma gehad. Het is bekend, dat het particu liere vervoer de ongevallendienst wel wil overnemen. Dat wisten wij wel. Wij hebben gemeend, dat het op dit moment bezwaarlijk zou zijn met deze firma's te praten. Er zijn n.l. in de jaren vóór 1964 uitvoerige besprekingen met hen geweest en die hebben niet tot een resultaat geleid. Er werd geen overeenstemming bereikt en het College heeft toen besloten het gewon den vervoer over te nemen. Wij dachten, dat het fout was, op dit moment weer met hen te overleggen. Dat zou bepaalde verwachtingen kunnen wekken. Dat ze nu voor een geheel nieuwe situatie komen te staan, is ook niet helemaal waar, want men wist, dat in 1964 het principe-besluit is genomen en dat die auto was aangeschaft; men heeft zich pas tot ons gewend, toen er berichten in de courant kwamen, dat de gemeente ambulance zou gaan rijden. Volgens mevr. Veder hebben zich sinds oktober 1964 geen nieuwe feiten voorgedaan, die haar fractie aan leiding zouden kunnen geven tot het innemen van een ander standpunt. Dat geldt voor ons College evenzeer; zijn principiële uitgangspunt is ook hetzelfde gebleven en daarbij komt, dat met de aanschaf van een ambu lancewagen door de Gemeente de eerste stap om het destijds door de Raad genomen besluit uit te voeren, reeds is gedaan. Mevr. Veder komt met een aantal concrete bezwa ren. De bemanning door het brandweerpersoneel, zal dat wel goed komen Het heeft altijd in de bedoeling gelegen. Op zichzelf is het niet zo dwaas, want zowel de ambulance als de brandweer zijn gelegenheidsdien sten. Als alles goed gaat en dat hopen we allemaal hebben beide geen werk. Ik geloof, dat men juist op deze manier enige mogelijkheden zal kunnen vin- oen. In meer gemeenten is de ambulancedienst bij de brandweer ondergebracht. Wat de melding betreft, dat is een normale situatie. De melding van een ongeval komt binnen bij de politie en die zorgt, dat er zo vlug mogelijk een ambulance is. Dat zou dan onze ambulance zijn. Is die onderweg en moet er nóg een komen, dan zal het die van de politie zijn of de ambulance van een particuliere on derneming. Mevr. Veder-Smit heeft zelfs het voorbeeld aange haald van de ramp in Brussel. Als zich hier een der gelijk geval zou voordoen, dan zullen wij inderdaad op brandweer en ambulance uit verre omtrek een beroep moeten doen. Daar kan men nooit bemanning en outillage op instellen. We hebben wel gedacht over de kwestie van de inning, waarop mevr. Veder-Smit heeft gewezen. Het zou bijzonder pijnlijk zijn, als men de rekening van de Reinigings- en Ontsmettingsdienst zou ontvangen. Wij zullen dat moeten doen onder de naam Straatonge- vallendienst en de correspondentie met buitenstaan ders zal inderdaad niet op briefpapier van de R.O.D. moeten geschieden, maar op het algemene briefpapier van de gemeente Leeuwarden. Ik geloof, dat, wan neer het anders zou zijn, mevr. Veder-Smit die op merking volkomen terecht zou hebben gemaakt. Mevr. Veder-Smit heeft verder gewezen op de mo gelijkheid van wettelijke regeling van het ambulance vervoer. Dat staat in de Volksgczondheidsnota. Ik dacht niet, dat men daar zonder meer uit kan lezen, dat dit niet van overheidswege zou moeten gebeuren. Dat is maar, hoe men er zelf tegenover staat. Het behoeft niet per se te worden overgelaten aan het particuliere initiatief, eventueel met een regeling van toezicht. Ik geloof, dat beide mogelijkheden daar wel naai- voren komen, maar het zwaartepunt, waar het eigenlijk om draait, is, dat de overheid zich hier niet buiten kan houden. Nu is het een kwestie van uit voering, op welke wijze de overheid dat moet doen en wij hebben de U bekende weg gekozen. De heer Vellenga heeft een aantal opmerkingen ge maakt over de gang van zaken bij de behandeling van de begroting 1967. Ik hoop, dat ik thans duidelijk heb gemaakt, hoe wij er tegenover staan. We hebben ook naar een andere mogelijkheid ge zocht, n.l. samenwerking met het Diakonessenhuis, omdat wij de verzorging van de ambulancedienst door 15 de brandweer toch nog een overgangsregeling vinden. Wij menen, dat dit moet gebeuren in het kader van de G.G.D. en dat zal kunnen, wanneer ons nieuwe ziekenhuis en verpleeghuis klaar zijn. Ik mag mis schien terloops vermelden, dat wij mondeling bericht hebben gekregen van G.S., dat wij op korte termijn schriftelijk bericht kunnen verwachten, dat ons finan cieringsmiddelen zijn toegewezen, om met de bouw van dit project aan te vangen. De heer Vellenga heeft gevraagd wat het perspec tief is voor de toekomst. Dat is, dat de G.G.D., inge bouwd in onze gemeentelijke ziekenhuisaccommodatie, deze ambulancedienst uitvoert. Met de algemene principiële opmerkingen van de heer Vellenga kan ik het persoonlijk wel eens zijn. Ik weet niet, of het gehele College er op dit moment zo over denkt, maar, wanneer men deze stap doet, dan moet men het inderdaad goed doen. Als zou blijken, dat wij aan één ambulance niet voldoende hebben, dan zullen we inderdaad een tweede ambulance moeten aanschaffen. Er zal wel eens een beroep op derden moe ten worden gedaan, maar het is ik dacht, dat dit ook in de lijn van het voorstel ligt de bedoeling, dat de Gemeente primair de straatongevallendienst weer opneemt, zoals zij dat vroeger ook heeft gedaan. We moeten echter rekening houden met de bestaande si tuatie; er zal ook een duidelijke afspraak over het particuliere vervoer moeten komen. Deze nieuwe situatie zal tot gevolg hebben, dat een bedrijf personeel zal moeten ontslaan. Ik acht het, ook moreel gezien, op de weg van de Gemeente liggend voor dat personeel mede te zoeken naar ander werk. Misschien zouden ze inderdaad bij de brandweer on dergebracht kunnen worden. Ik kan mededelen, dat de wagen aan alle eisen vol doet en dat het uiteraard de bedoeling is, dat deze ook aan alle eisen blijft voldoen. Ik wil niet verhelen, dat, wanneer de overheid dit doet, het geld kost. Wanneer de particulieren het doen, onder toezicht van de over heid, dan kost dat, als we dat goed realiseren, ook geld. Dat is duidelijk gebleken in situaties, die zich elders voordoen. Daar moet men er ook geld tegenaan gooien. Ik kan U meedelen, dat in 1964 één van de firma's van mening was, dat, wanneer ze het zou doen, zoals de Gemeente het zou willen, dit hun 12 a 14 man personeel zou kosten plus een jaarlijkse toe lage van de Gemeente van f 100.000,Dat moest er bij. Die bedragen worden thans in de brieven niet genoemd, maar ik kan mij voorstellen, dat, wanneer er nader overleg zou komen, dit soort dingen echt niet buiten beschouwing zou blijven. De motie, die de heer Engels heeft aangekondigd, is duidelijk. De heer Schönfeld bereikt met zijn voorstel niet wat hij bedoelt. Hij stelt het College iets voor, maar dan krijgt hij nog geen duidelijke uitspraak van de Raad. Verder betrekt hij het helemaal op één bepaalde firma, terwijl hier in Leeuwarden twee firma's werken. Ik ben het prin cipieel niet met hem eens en ik geloof ook niet, dat zonder meer gezegd kan worden, dat particulieren het goedkoper kunnen doen. De ervaringen elders hebben wel aangetoond, dat het niet zo is. Ik wil ook niet zonder meer zeggen, dat de overheid op dit punt ze ker geen fouten zal maken. De heer Schönfeld heeft blijkbaar slechte ervaringen met het ambulancevervoer in Amsterdam. Wij kunnen daar niet over oordelen. Leeuwarden zou met dit gewondenvervoer ook niet in een uitzonderingspositie komen te verkeren en eigen lijk, naast Amsterdam, de enige zijn, die het doet. Dat is, naar ik meen, in Nijmegen, Arnhem, Amersfoort Deventer, Haarlem en Nijmegen, alle plaatsen van enige betekenis, het geval. De heer Engels heeft gevraagd, of er een verorde ning kan komen ter regeling van het toezicht op de uitvoering door het particuliere vervoer. Indien het vervoer aan een particulier wordt overgelaten, zal er inderdaad een regeling moeten komen. Of zo'n ver ordening op het ogenblik reeds zou kunnen worden vastgesteld, zou ik eigenlijk niet weten. Waarom dat alleen maar binnen dat wettelijke raam zou kunnen gebeuren, is mij niet duidelijk. U hebt tenslotte wel begrepen, dat ons College geen behoefte heeft aan de motie-Engels c.s. De Voorzitter: Ik zou nu voor twee punten even Uw aandacht willen vragen. Het is 12 uur en mij is zojuist ter kennis gebracht, dat het mevr. Veder's verjaardag is. Ik denk, dat ik op dit moment niet alleen de tolk van het College, maar van de gehele Raad ben, als ik haar van harte feliciteer. Ik hoop, dat zij deze dag nog vele jaren in de beste gezondheid te midden van haar gezin mag meemaken. De bloemen, die U bij dezen worden aan geboden, mevr. Veder, vormen een kleine attentie van het College. Slechts de Raad kan, overeenkomstig het Reglement van Orde, besluiten na 12 uur verder te discussiëren en de agenda af te werken. Het alternatief is, dat wij morgenavond om half acht weer bijelkaar komen. Het College zou U vriendelijk, maar dringend in overwe ging willen geven de agenda af te werken. Nu heb ik één ke$r getracht heel snel door te gaan, maar ik doe het niet weer en ik vraag dus thans, of Uw Raad bereid is de agenda af te werken. Wie wil over die vraag het woord nemen? De heer C. de Vries: Men heeft in vorige discussies over dit punt wel eens gezegd, dat bij een besluit tot afwijking van het Reglement van Orde in dezen, over het algemeen bij de raadsleden t.a.v. de argumente ring remming optreedt, wat het debat niet ten goede komt. Iedereen moet de volle gelegenheid hebben dat gene te zeggen wat hij zou willen zeggen. Mijn standpunt is dus, inderdaad het reglement te volgen. Mevr. Veder-Smit: Even buiten de orde wil ik het College en de Raad hartelijk danken voor hun geluk wensen en voor de zeer charmante manier, waarop het College die heeft onderstreept. Mag ik misschien nog een derde mogelijkheid over de orde suggereren, n.l. deze: Laten we dit voorstel in de volgende raadsvergadering verder behandelen. Zou deze afwijking van het reglement mogelijk zijn? Ik dacht ook, dat, als we nu nog doorgingen, toch de kwaliteit van de behandeling te wensen zou over laten. Ik geloof, dat het wel heel laat wordt. De heer Engels: Ik zou wel op een paar opmer kingen van de Wethouder willen reageren, maar ik dacht, dat in hoofdzaak het nodige over het voorstel was gezegd. Het antwoord, dat de Wethouder het principieel niet met mij eens is, is inderdaad onbe vredigend. Dus moet ik mijn voorstel handhaven. Ik dacht, dat de heer Vellenga ook een heel duidelijke uiteenzetting heeft gegeven. Ik zou me kunnen voor stellen, dat ik het voorstel van mij c.s. moet indienen. Ik denk wel, dat we heel gauw klaar zouden kunnen zijn, maar dan zou ik toch het voorstel van mevr. Veder om de volgende raadsvergadering door te gaan, willen steunen. De heer Vellenga: Ik heb hier nog niet een uitge sproken mening over. Uit de achterhoede van mijn fractie is mij echter toegefluisterd, dat bij het volgen de punt van de agenda, betreffende een geldlening, rekening gehouden moet worden met het verstrijken van een termijn. De Voorzitter: Ik moet in ieder geval een beroep op de Raad doen om een paar kleine punten, die drin gend zijn, even af te werken. Daarnaast gaat het na tuurlijk vooral om het grote punt, waarmee we nu bezig zijn; dat vraagt ons tijd. Mag ik verzoeken bij hand-opsteken uit te maken, wie tegen afwerken van de agenda is? Het blijkt mij, dat een overgrote meerderheid vóór afwerking is en dat dus na 24.00 uur met vergaderen wordt doorgegaan. Dan verleen ik Wethouder De Jong het woord, die nog even zal ingaan op de kwestie van de tarieven. De heer De Jong (weth.): Mevr. Veder-Smit heeft gezegd, dat de tarieven geen zuiver beeld geven van de kosten. Inderdaad zijn niet alle kosten in de tarie ven verwerkt. Dat gebeurt ook in andere gemeenten niet. Alleen de variabele kosten: de benzine, de ver zekeringspremie, olie e.d. zijn erin verwerkt. Wan neer 300 ongevallen per jaar door deze dienst zouden worden behandeld, is de opbrengst 300 x f 20,is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 8