f 6.000,Daarmee kunnen we ongeveer die variabele
kosten naar schatting dekken. Dan blijven nog over
de algemene- en loonkosten. Wat de afschrijving be
treft, de auto is eigenlijk al in één keer ten laste van
de politiekostenreserve gebracht. Er komt nog een
voorstel i.z. de vervanging van een auto bij de politie.
Die kost f 9.500,en daarom wordt voorgesteld, ook
die in één keer ten laste van de politiekostenreserve
te boeken. Dit is dus niet een geval, dat op zichzelf
staat, maar een gebruik. Bij andere gemeenten en
daar hebben we ook naar gekeken moest een be
drag, variërend van f 13.000,tot f 40.000,per jaar,
op de straatongevallendienst worden toegelegd en we
hebben gemeend die andere gemeenten ongeveer
te moeten volgen en ook het bij de plaatselijke
bedrijven gebruikelijke tarief te moeten toepassen, der
halve een bedrag, dat aan de ene kant concurrerend
is en aan de andere kant tegenover het publiek niet
de indruk wekt, exorbitant hoog te zijn.
Ook op dit gebied heeft de overheid een taak, even
als dat bij andere bedrijven wel het geval is. De tarie
ven liggen ook ongeveer op hetzelfde peil als in an
dere gemeenten.
De Voorzitter: Ik zal de door de heer Engels c.s.
ingediende motie nog even voorlezen, wat door ver
schillenden van U wordt gevraagd. Deze motie kan
nu mede onderwerp van de beraadslagingen uitmaken.
De heer Vellenga: Ik heb zopas even geaarzeld i.z.
wel of niet doorgaan na 12 uur, omdat ik voorzag, dat
er een moment zou kunnen komen, dat ik dan al voor
de tweede keer schorsing van de vergadering zou
moeten vragen. Ik heb n.l. zojuist, om de discussie
open te maken, een aantal uitgangspunten naar voren
gebracht en erbij gezegd, dat dit bepaald voorlopige
standpunten waren; dat wij benieuwd waren, hoe de
discussie zich verder zou ontwikkelen en dat wij m.n.
benieuwd waren naai- het standpunt, dat namens het
College door de betrokken Wethouder naar voren ge
bracht zou worden.
De discussie is in alle opzichten verrijkt door het
betoog van de heer Engels en ook door zijn voorstel,
zodat ik het wel op prijs zou stellen, dat U, mijnheer
de Voorzitter, mijn fractie een moment de gelegenheid
geeft de zaal te verlaten om dat betoog en het voor
stel, dat de heer Engels mede namens anderen heeft
ingediend, goed te kunnen bespreken, om tot een
definitief standpunt te kunnen komen.
De Voorzitter: Hoe lang denkt U nodig te hebben?
De heer Vellenga: Hooguit een kwartier, schat ik.
De Voorzitter: Gaat U ermee akkoord, dat ik eerst
vraag, wie van de andere leden in tweede instantie
het woord verlangen? Daarna krijgen we dan een
korte schorsing en dan gaan we verder.
De heer Vellenga gaat hiermee akkoord.
De hear Boomgaardt: Ut namme fan de a.r. fraksje
haw ik in inkeld wurd to sizzen oer it perspektyf, dat
de hear Vellenga neamd hat en dêr't ek de hear Ten
Brug op réagearre hat. Dér steane wy dochs wol óf-
wizend tsjinoer, yn dy sin, dat wy, el^ al is it üs düd-
lik, dat hjir in oei'heitstaek leit, miene, dat dy oer-
droegen wurde kin oan partikulieren, sij it dan ek mei
taforsjoch fan de oerheit. Dus wy steane, hwat dat
oanbilanget en dat is neffens my ek it prinsipiéle
punt yn dizze diskusje op in oar stanpunt as de
hear Vellenga.
In punt, dat my fan great bilang liket, is, dat it noch
düdlik wurde moat, hoe't de posysje fan de Wethal-
ders yn dit forban is. By it rémeitsjen fan dit stik is
minder to'n prinsipale hannele as praktysk. Der leit
in ienstimmich riedsbislüt fan 1964, dat noch ütfierd
wurde moat en dér leit nou it aksint op. Mar as dy
saek hjir nou wer oan de oardcr komt en hielendal
trochpraten wurdt, soe dat ek de mooglikheit ynhalde
kinne, dat eltse Wethalder syn stanpunt to'n prinsipale
werjowt? Yndertiid hat de hear Heetla tsjin dit üt-
stel stimd en de hear De Jong wie net yn de gear-
komste oanwêzich.
Noch in praktysk punt. De hear Ten Brug sei: Ek
yn 1964 wie it düdlik, dat der, as har kalamiteiten foar-
dwaen soene, dan birop mooglik wêze moast op it
partikuliere forfier. Ik leau, dat dat argumint net
sterk is. Yn it earste plak wurdt it hwat in pynlike
situaesje tsjinoer de partikuliere forfierders, mar yn
it twadde plak wurdt it risiko foar de partikuliere
forfierders yn de takomst noch greater as hja. foar
de needsaek komme to stean in diel fan de service,
dy't se nou forliene, to likwidearjen.
Treddens is it wol deeglik in ekonomyske saek, dat
it birop op it partikuliere forfier net sokke greate
mooglikheden hat.
En fjirdens geane wy akkoart mei de moasje-Engels.
Mevr. Veder-Smit: Tot mijn spijt moet ik zeggen,
dat het antwoord van de beide Wethouders toch geen
wijziging in ons standpunt heeft kunnen brengen.
Uiteraard blijven, zoals de heer Ten Brug heeft ge
zegd, B. en W. en mijn fractie van mening verschillen
over het principe.
Hij heeft ook erkend, dat er zich sinds de gedachten-
wisseling ten principale in 1964 geen nieuwe feiten
hebben voorgedaan, die de opinie zouden kunnen ver
sterken, dat de Gemeente zelf het ongevallenvervoer
ter hand moet nemen. En wij blijven op het standpunt
staan, dat, al zou men hier een overheidstaak willen
construeren, dat zeker nog niet betekent, dat men die
taak zelf moet vervullen. Die overheidstaak kan ook
bestaan uit toezicht en uit service bij scholing.
Ook heeft het antwoord van de Wethouder van
Financiën ons geen duidelijk inzicht gegeven in de
vaste kosten en de financiële consequenties bij even
tuele uitbreiding van de dienst. Voorts hebben wij geen
beeld gekregen van de samenwerking met de parti
culiere bedrijven, omdat die nog besproken moet wor
den. Evenmin zijn we gerustgesteld over een blijvende
goede personeelsbezetting. Ik ben alleen gerustgesteld
over de vorm van inning van de rechten. Ik ben blij.
dat de dienst in dezen in ieder geval gecamoufleerd zai
worden. Het is overigens wel een wonderlijke con
structie, dat de inning dan zal geschieden namens een
andere dienst of een dienst met een andere naam, die
eigenlijk niet eens bestaat. Daar wil ik echter over
heen stappen.
Ik wil besluiten met het volgende:
De argumenten ten principale, die de Wethouder
heeft aangevoerd uit het rapport van de bekende pro
vinciale commissie, zijn niet juist weergegeven. Ik heb
.iet rapport bij me, ik heb het bestudeerd, maar om
dat het van eind 1964 dateert, ben ik niet begonnen met
het te citeren. Nu de Wethouder er echter een en an-
ander uit aanvoert, voel ik me bepaald gedwongen de
conclusies van dit rapport voor te lezen; het zijn er
13. Dit voorlezen wil ik ook wel beperken tot de con
clusies, die de drie principiële punten betreffen; dan
moet U dus van mij aannemen, dat de andere 10 pun
ten mijn standpunt versterken en niet dat van de
Wethouder.
Ten eerste: ,,Een scheiding tussen de organisaties
van het liggend ziekenvervoer en het liggend gewon-
denvervoer is niet noodzakelijk."
Ten tweede: De doeltreffendheid van het vervoer,
in Friesland hoofdzakelijk verzorgd door particuliere
ondernemers, is, met uitzondering van enkele perifere
gedeelten van de provincie, goed."
Dat kan dus niet slaan op onze gemeente, die een.
traal gelegen is. Dat betekent dus, dat het oordeel van
de commissie over de doeltreffendheid van het ver
voer goed is. Ik moet zeggen, dat het mij bijzonder
spijt, hier uit de mond van de Wethouder te hebben
vernomen, dat de Geneeskundig Inspecteur van de
Volksgezondheid in de kwaliteit van lid van deze com
missie, zijn „amen" heeft gegeven aan de conclusie,
dat het vervoer door de Gemeente ter hand moet wor
den genomen. Het tegendeel staat hier.
Ten derde: „Het toezicht zou geregeld kunnen wor
den bij een provinciale verordening of een wettelijke
voorziening."
Die gedachtengang hebben de heer Engels en ik
dan ook laten uitmonden in een totaal andere con
clusie dan dat de gemeenten dit vervoer ter hand
zouden moeten nemen.
Het spijt me, dat ik met deze mededeling moet ein
digen en ik meen, dat hiermee wel een grote pijler
onder het betoog van de Wethouder is weggezaagd.
17
De heer Rijpma: Ook wij staan op het standpunt,
dat het niet noodzakelijk is, dat het ongevallenver
voer per se in handen van de Gemeente moet zijn.
Gezien de situatie in Leeuwarden, kunnen wij o.i. aan
onze taak als overheid voldoen door het houden van
toezicht. Wij blijven dan ook het voorstel-Engels steu
nen.
De heer Kingma: Gezien de plannen voor het nieu
we stadsziekenhuis en G. en G.D.-gebouw, alles dus in
de nabije toekomst gecentraliseerd, had ik eigenlijk
gedacht, dat niemand tegen dit m.i. alleszins redelijke
voorstel van B. en W. zou zijn. Zeker niet op deze
manier. Men komt nooit verder, als men eenmaal een
besluit neemt en het later weer te niet doet. Ik zal
dan ook voor het voorstel van B. en W. stemmen.
De Voorzitter: Daar thans niet meer leden het
woord verlangen, wordt de vergadering voor 15 mi
nuten geschorst. Ik doe een beroep op de heer Vellen
ga te trachten zich aan deze tijdsduur te houden.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
De heer Velienga: M.i. ziet de Raad als geheel de
verantwoordelijkheid van de overheid terzake wel.
Waar verschil van mening over bestaat is, of de over
heid deze taak zelf ter hand moet nemen of haar door
derden moet laten verrichten, onder toezicht en garan
ties, met wensen, eisen enz. enz, Na mijn uiteenzet
ting van ons voorlopige standpunt had mijn fractie
er behoefte aan, zich n.a.v. de totale discussie te be
raden. In die totale discussie heeft m.n. het betoog
van de heer Engels en de motie van de heer Engels e.a.
een zeer belangrijke rol gespeeld. Er is in mijn fractie
een aantal leden, die gevoelig zijn voor de gedachten-
gang van de heer Engels. Ik behoor daar zelf ook
toe. Dat voorstel houdt een paar elementen in. Het
eerste betekent heel duidelijk: weg met die wagen;
geen overheidsvervoer. Het tweede spreekt de mees
ten van ons sterker aan, n.l. het gemeentelijk toezicht
op particulier vervoer. Zou het particulier vervoer ge
neigd zijn, medewerking te verlenen aan een dergelijke
constructie? Als men er afwijzend tegenover zou staan,
is die weg afgesloten. Wat in de motie-Engels ge
vraagd wordt, zal tijd en beraad kosten. Het door mij
gevraagde veelzijdige onderzoek kan dan in zekere zin
niet meer in een volkomen open situatie plaats hebben,
omdat de ene weg door het eerste stuk van de motie-
Engels eigenlijk is afgesloten. U hebt zich dan eigen
lijk al bij voorbaat heel duidelijk op die tweede weg
begeven. Stel, dat om bepaalde oorzaken, die ik eigen
lijk nu niet zie, deze opzet niet zou slagen, dan moet
de Raad zich opnieuw met dit vraagstuk bezighouden.
Mijn fractie is geneigd, het volgende te suggereren.
B. en W. zouden hun voorstel terug kunnen nemen
en het voorstel van de heer Engels as. om pre
advies tot zich kunnen nemen. Zij kunnen dan bijv. in
een volgende raadsvergadering met een gedegen voor
stel komen, waaruit duidelijk blijkt, hoe de desbe
treffende gemeentelijke verordening moet luiden en
waarbij het vaststaat, dat het particulier vervoer met
deze constructie akkoord gaat.
De heer Engels: Enerzijds zou ik, indien daarvoor
mogelijkheden zijn, wel tot een gezamenlijke uitspraak
willen komen. Aan de andere kant vraag ik mij af, of
we geen duidelijkheid moeten hebben. Het is niet alleen
mijn voorstel, maar mede ondertekend door een aan
tal anderen. Ik zou met hen nog even de koppen bij
elkaar willen steken.
De Voorzitter: Het lijkt mij bijzonder gewenst, dat
we vanavond tot duidelijke uitspraken komen. Ik heb
bij mijn komst hier een zeer onduidelijke situatie aan
getroffen en heb er de aandacht op gevestigd, dat de
ambulancewagen niet bij de Brandweer kan blijven
staan en dat de zaak dient te worden afgewerkt. Ik
zou het persoonlijk betreuren, wanneer we nog een
aantal jaren in het onzekere blijven verkeren. We
moeten hier nu uit.
Ik schors de vergadering enkele minuten voor on
derling overleg.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
De heer Engels: Bij de mede-ondertekenaars heerst,
in de wetenschap, dat de particuliere vervoerders ook
bereid zijn zich te richten naar de aanwijzingen, die
van overheidswege worden gegeven, eensgezind de op
vatting, dat de straatongevallendienst in handen van
het particulier initiatief moet worden gelaten, met een
controlebevoegdheid voor de Gemeente. Die bereidheid
is volledig gebleken uit het feit, dat zij bereid zijn hun
personeel de cursus te laten volgen, die opgezet is door
de Provinciale Commissie voor de Volksgezondheid.
De mede-ondertekenaars van de motie menen haar
toch te moeten handhaven en willen vanavond tot een
uitspraak komen. De wegen, die de heer Vellenga mo
gelijk geblokkeerd acht, zullen in feite, bij deze in
stelling van betrokkenen, niet geblokkeerd zijn.
De heer Ten Brug (weth.): Ik wil nog even terug
komen op wat mevr. Veder-Smit heeft gezegd m.b.t.
het rapport van de provinciale commissie. Er is hier
sprake van een misverstand. Mevr. Veder maakte de
opmerking, dat ik het rapport minstens onder mijn
kussen moest hebben. Ik heb gezegd, dat het rapport
daarvoor veel te dik was. Ik heb uiteraard gedoeld op
de Volksgezondheidsnota en al datgene wat daarmee
annex is, ook de raamwet, waar de heer Engels over
gesproken heeft, en niet op het rapport van de pro
vinciale commissie. Ik heb nergens uit geciteerd. Ik
zou mij daarvoor wel wachten, omdat ik zeker ook
van U, mevr. Veder mag verwachten, dat U mij dan
direct op de vingers zou tikken, als ik het verkeerd zou
doen.
Ik wil hierbij nog opmerken, dat in het rapport van
de provinciale commissie ook niet staat, dat het on
juist is, wanneer de overheid dit vervoer ter hand zou
nemen en dat zij het niet goed kan doen. Dat blijft
mijn principiële uitgangspunt.
De heer De Jong (weth.): Na overleg met de an
dere leden van het College, kan ik U meedelen, dat
ik het standpunt, dat door mijn fractie is ingenomen,
deel.
De heer Heetla (weth.): Ik wil mij bij de heer De
Jong aansluiten.
De heer C. de Vries: Hoewel ik oorspronkelijk de
neiging had het standpunt van de heer Engels te de
len, meen ik toch, dat t.a.v. deel twee van zijn voor
stel onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om de con
sequenties daarvan thans te overzien. Aangezien ik
dat niet kan en van mening ben, dat hier een over
heidstaak kan liggen in welke vorm dan ook
blijf ik in dit geval achter het voorstel van het College
staan.
De heer G. de Vries: M.i. berust de verantwoor
delijkheid inderdaad bij de overheid, maar dat behoeft
niet zover te gaan, dat er geen delegatie aan het
particuliere initiatief mogelijk zou zijn. Ik zal dan
ook vóór de motie-Engels c.a. stemmen.
De motie-Engels c.s. wordt aangenomen met 19 te
gen 16 stemmen. Vóór stemden de dames Mr. Veder-
Smit en Visser-van den Bos en de heren Ir. van Balen
Walter, Boomgaardt, Engels, Heetla, Hteidinga, De
Jong, Klomp, De Leeuw, Miedema, Reehoorn, Ir. Rijp.
mö., Schönfeld, Stek, Mr. van der Veen, G. de Vries,
Weide en Wiersma.
Het voorstel van B. en W. is hiermee verworpen.
Punt 20 bijlage no. 248).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 250).
De heer C. de Vries: Een opmerking t.a.v. punt 5,
de rentecorrecties. Ik heb gezien dat in de begroting
1967 onder volgno. 696R ook al een vrij aanzienlijk
bedrag is uitgetrokken voor rentecorrecties:
f 128.355,De argumentatie van die post was, dat
de renteberekening op basis van 5% zou plaatsvinden,
maar dat de verwachting was, dat het percentage hoger
zou liggen en wel op 6y2- Vandaar, dat genoemde rente-
correctie in een eerdere begroting nog nimmer is