2
nuttig is, dat dit nog eens nadrukkelijk wordt mede
gedeeld, ook al omdat wij moeten voorkomen, dat aan
vaarding in erfpacht goedkoper wordt dan het lenen
van geld voor de grond die men in bezit zou willen
hebben.
Wat betreft de vraag van de heer C. de Vries, wil
ik alleen als uitgangspunt even nemen, dat de uitgif
ten van grond in 't Aldlan op het ogenblik plaats vin
den conform het door de Raad vastgestelde uitbrei
dingsplan, ook dus voor de bungelow-wijk Rapenburg,
zij het dan, dat toenmaals nadrukkelijk door de frac
tie van de heer De Vries is gevraagd de mogelijkheid
onder ogen te zien, in hoeverre i.v.m. bouwvoorschriften
oppervlakten voor kleinere bungalows zouden zijn te
realiseren. Rekening houdende met die laatste opmer
king, heeft dus nog enige aanpassing plaats gevonden,
waardoor ook het aantal iets vergroot is geworden,
maar verder is er betreffende die terreinen niets we
zenlijks veranderd aan het uitbreidingsplan, zoals het
door de Raad is vastgesteld, met dien verstande, dat
bij de uitmonding van de Wirdumervaart een andere
situatie tot stand is gebracht. Of in 1967 het plan 't
Aldlan nog kan worden voorgelegd aan de Raad Daar
zullen wij ernstig naar streven. Wat de technische voor
bereiding betreft, geloof ik, dat het wel zal lukken,
ondanks enkele procedurekwesties die er nog zijn.
Ik wil verder nog wel even met nadruk mededelen,
dat het gedeeltelijk niet-goedkeuren van het plan 't
Aldlan tot gevolg heeft het volledig afkeuren en daar
om is het ook goed, dat het plan in zijn totaliteit op
nieuw wordt bezien, ook al om de gelegenheid te heb
ben bepaalde elementen in de rest van dat gebied nog
eens onder ogen te zien.
Oangeande it bitooch fan de hear Miedema moat ik
sizze: It is in eigenaerdich forskynsel yn Ljouwert, mar
dy terreinen binne fuort. Ik lit yn it midden, oft wy
der wiis mei binne, al is it oantreklik, dat wy it earste
en djürste terrein kwyt binne. Dêr sil de hear Miedema
wol mei ynstimme. Fan de oare terreinen binne op it
momint noch seis biskikber en op in oarenien stiet noch
in waskerij; wy binne der drok mei dwaende, dy was-
kerijkwestje to regeljen. Dan kinne der fjouwer bun
galows by komme. En as de hear Miedema nou sizze
soe: Dat liket my min genöch om hjirmei foarüt to
kommen, dan hat hy gelyk. Wy moatte dus sykje om
nije terreinen foar bungalowbou en dy moatte wy mar
yn de nije ütwreidingsplannen sykje. Ik hoopje dus,
dat it foarnimmen fan it Kolleezje om bitiid tomjitte
to kommen oan de bihoefte oan bungalowterrein yn it
plan 't Aldlan wer hwat ljocht bitsjut foar de hear
Miedema, dy't noch graech mear bungalows boud
hawwe wol.
De heer Heidinga: De Wethouder maakt m.i. heel
eigenaardige opmerkingen wat betreft de gedeeltelijke
niet-goedkeuring van dit plan en hij zegt, dat zulks de
zelfde gevolgen heeft als algehele niet-goedkeuring. Ik
begrijp dit niet. Als dit plan bijv. voor 80% goedge
keurd is, dan kunnen wij daarin toch heus wel bouwen
en dan is niet van invloed, dat dat andere stukje ge
wijzigd moet worden. Dat heeft voor dit plan, dacht ik,
geen gevolgen. De Wethouder zei voorts in de beant
woording van de heer Miedema, dat het wel vreemd is,
dat dit plan zo spoedig is volgelopen. Het spijt mij, dat
de Wethouder deze opmerkingen maakte, want, in alle
vriendschap bedoeld, dat betekent voor mij, dat de Wet
houder nog nooit de markt in Leeuwarden goed gepeild
heeft. Ik weet wel, dat dit napraat is, maar het is toch
jammer, want daardoor hebben wij veel vogels over
het net laten vliegen.
Over de erfpacht zei de Wethouder, dat hier altijd
regel was, dat y2% nodig was voor de administratie.
Nu stelt de Wethouder dat op 1% en dat is dus een
verdubbeling. Wel worden alle dingen duurder in Ne
derland, maar dit is toch wel erg veel.
Wat betreft de opmerkingen van de heer De Vries,
dat wij ons aan het uitbreidingsplan moeten houden,
geloof ik, dat de Raad er verstandig aan zou doen
Openbare Werken enige speelruimte te gunnen, want
met die vreselijk strakke lijn maken we het werken
haast onmogelijk. Ik vind het maar vreemd, dat we
het gehele uitbreidingsplan 't Ielan vol bouwen, zonder
dat er een bestemmingsplan voor is en dat we voor
stellen voor de bouw van honderden woningen in de
Raad aannemen, waar in het geheel geen kritiek op is,
terwijl men wel valt over een heel klein wijzigingetje
van een bungalowplan.
De heer Tiekstra (weth.): Allereerst de opmerking
van de heer Heidinga omtrent de gedeeltelijke niet-
goedkeuring van het plan 't Aldlên. Ik heb niet het
woord „gevolgen" gebezigd, maar het woord „rechts
gevolgen" gebruikt. Dat is heel iets anders. Daar zou
ik mee kunnen volstaan. De heer Heidinga heeft vol
komen gelijk, dat bij het College op basis van het toen
maals door de Raad vastgestelde plan eenvoudig
omdat dit deel van het plan goedgekeurd was te
recht tegen uitvoering van de plannen voor deze bun-
galowbouw geen bezwaar heeft bestaan. Hier moesten
we wel met art. 20 Wederopbouwwet werken; in dit
verband heb ik ook al geduid op een dergelijke situatie
bij de Wirdumervaart.
Ook een ander element in mijn betoog heeft de heer
Heidinga niet goed beluisterd.
Doe't de hear Miedema praette oer de terreinen yn
't Aldlan haw ik sein: It is eigenaerdich, dat dy djüre
terreinen it earst fuort binne. Mar fan oare terreinen
is noch wol oanbod oanwêzich.
Ik heb niet gezegd, dat het eigenaardig was, dat
deze bungalowterreinen zo snel weg waren: ik geloof,
dat dit de zaak wel duidelijk maakt en dat de heer
Heidinga van mij wil aannemen, dat ik in de loop der
tijden echt wel geleerd heb, dat dit soort terreinen vrij
snel weg gaat, reden waarom wij dan ook graag zo
veel mogelijk van dit terrein tot stand brengen.
Wat de marge van y2 of 1% bij de erfpacht be
treft, in het verleden, toen het rentepercentage lager
was, hebben wij enige tijd moeten werken zonder mar
ge. Nu werken wq op het ogenblik met een marge van
1%, misschien straks weer Dat is natuur
lijk nooit zo aan te passen, dat daarmee steeds door
één persoon een marge van y2 opgeleverd wordt.
Ook in het bedrijfsleven zullen de marges van netto en
bruto winst wel eens uiteenlopen op grond van kosten-
bewegingen en ook hier is dit het geval. En wij zijn
met deze marge ook wel gelukkig.
Nog een correctie in het betoog van de heer Heidin
ga: We hebben ook niet 't Ielan vol gebouwd zonder
uitbreidingsplan, 't Ielan bestaat uit Bilgaard en het
Lekkumerend. Het plan Lekkumerend is door de Raad
vastgesteld en door G.S. goedgekeurd. Dus we hebben
gedeeltelijk dit plan vol gebouwd zonder uitbreidings
plan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 5 (bijlage no. 275).
De heer Schönfeld: We hebben hier te maken met
een geval, dat analoog is aan dat van de heer Haven.
Dit zal zeker het laatste geval niet zijn waarbij strijd is
met een bepaald bestemmingsplan. Toch vind ik dit
voor deze mensen een nare geschiedenis. Als dit voor
stel zonder meer wordt aangenomen, zal wederom een
bedrijf tot de ondergang gedoemd zijn. Het is mij op
gevallen, dat blijkbaar aan een nieuw bestemmingsplan
wordt gedokterd. Ik vraag mij af, of bij de voorberei
ding van zo'n plan dan in het geheel geen rekening kan
worden gehouden met de belangen van reeds gevestigde
bedrijven, onverschillig wat voor bedrijven dit ook zijn.
De belangen van de Gemeente zijn hier toch ook mee
gemoeid? Het argument, waarmee dit beroep wordt af
gewezen, is m.i. dan ook niet steekhoudend. Een in
voorbereiding zijnd nieuw bestemmingsplan, waarin
voor deze kwekerijen geen plaats zou zijn, is immers
nog niet eens aan de Raad voorgelegd, noch goedge
keurd. Indien het College echter van mening is, dat on
danks mijn tegenargument van een niet vaststaand
nieuw bestemmingsplan dit bedrijf toch zal moeten
verdwijnen, zou ik in overweging willen geven aan
deze kwekers een bepaalde schadevergoeding toe te
kennen, omdat overplaatsing van de bedrijven in 1962
prematuur werd geacht en betrokkenen zich thans voor
een voldongen feit zien geplaatst.
De heer Van der Veen: Ik ben met dit voorstel
niet gelukkig. Strijd met het uitbreidingsplan of be
stemmingsplan vind ik in het algemeen geen sterk ar
3
gument, omdat wij tenslotte baas zijn over onze eigen
uitbreidingsplannen. Wij hebben dat zo gemaakt, maar
kunnen het ook anders maken. Zoals mijn linker buur
man al opgemerkt heeft, zal er straks ter plaatse een
ander bestemmingsplan zijn, waarbij waarschijnlijk de
bestemming van industrieterrein wordt veranderd. We
kunnen er dus vrij zeker van zijn, dacht ik, dat het
bestemmingsplan, waarmee het verzoek van Rötert nu
in strijd is, toch niet wordt uitgevoerd. Maar wanneer
wij van mening zijn, dat dit bedrijf daar niet behoort
te komen, dan is dat een argument, waar ik voor zwich
ten wil. Wanneer we echter geen ander argument krij
gen dan het in strijd zijn met het uitbreidingsplan,
dan ligt mij dat toch niet. Ik zou zeggen: Er is dan
geen bezwaar tegen om toch maar het uitbreidingsplan
ue wijzigen. Ik vraag mij af, hoe lang het moet duren
voordat een plan, dat moet worden uitgevoerd overeen
komstig het bestemmingsplan, gerealiseerd is en voor
dat degene, die een bouwvergunning aanvraagt, precies
weet, waar hij aan toe is. In hoeverre valt deze man,
.vanneer dit geweigerd wordt, onder de schadeloosstel-
ingsregeling? Is het erg, als dit stukje groen in die
omgeving zou blijven, nu het College al niet meer van
plan is om dit terrein als industrieterrein te laten gel
den? Is het dan zo erg, dat dat bedrijf daar zit in
plaats van een industrieel bedrijf? Wij willen graag
het klimaat voor de bedrijven in Leeuwarden aantrek
kelijk maken en wij zijn nu bezig een bedrijfje dat daar
is, zijn normale ontplooiingsmogelijkheden af te nemen.
Ik vind dat allemaal onplezierig. Destijds hebben we
dat met de heer Haven gedaan, maar ik geloof, dat
de tijd langzamerhand rijp is te overwegen in dit soort
gevallen een andere politiek te gaan volgen. Wat voor
onheil gebeurt er, wanneer wij zouden zeggen: We kun
nen, gegeven de situatie, geen bouwvergunning afge
ven, maar we hebben er geen bezwaar tegen, dat men
hier en daar een kas zet, die uitneembaar is, een
tijdelijk geval dus, dat op grond van de verwezenlijking
van het bestemmingsplan weer kan verdwijnen. Of kan
de man ergens vervangende grond krijgen? Dan zou
hij in staat zijn de schade, die wij hem toebrengen door
hem deze ontplooiïngsmogelijkheid te ontnemen, nog
goed te maken. Ik stel mij voor, dat er nog meer vra
gen n.a.v. dit stuk zijn te stellen, maar ik heb graag
een antwoord, voordat ik een beslissing neem.
De heer Kingina: Ik zou eigenlijk willen vragen
wat de heer Van der Veen ook al gedaan heeft), of
bet niet mogelijk is, dat deze kassen daar blijven staan,
ook al is het in dit als industrieterrein geplande ge
bied. Het lijkt mij haast een agrarische industrie en
heel iets anders dan een boerderij. Zo'n glascultuur
daar ter plaatse levert eigenlijk geen enkel bezwaar op
en ik meen te weten, dat de kweker het persoonlijk
geen bezwaar vindt daar te blijven. Is het dan niet
mogelijk, dit bedrijf voldoende levensvatbaarheid te
geven om het te laten bestaan te midden van andere
kleine industrieën, die daar toch komen?
De heer Tiekstra (weth.): Ik zou willen beginnen
met te zeggen, dat vergelijking van het in augustus
aan de orde geweest zijnde beroepschrift van de heer
Haven met dat van de heer Rötert zeer wel mogelijk
is. Er is echter dit verschil: De heer Haven exploiteert
al decennia lang de kwekerij op deze plaats en de heer
Rötert Jr. heeft de in het geding zijnde tuinderij van
Dames gekocht nadat de Gemeente van zijn vader de
kwekerij, waarop hij ook werkzaam was, al had over
genomen, omdat die in het uitbreidingsplan ligt. De
heer Rötert wist dus, dat ook op deze grond betrek
king had het uitbreidingsplan in hoofdzaken, dat, meen
ik, in 1960 door de Raad is vastgesteld, met de bestem
ming van industriegebied. Ook in het voordien gelden
de uitbreidingsplan waren reeds aan de betreffende
terreinen andere bestemmingen gegeven. Art. 48 van
de Woningwet geeft aan, dat zo'n aanvraag moet wor
den geweigerd.
De heer Van der Veen vraagt zich af, of de Raad
dan niet zelf zeggenschap heeft in dezen. Inderdaad,
de Raad stelt zelf de bestemmingen vast, maar de
Raad heeft ook de daaruit voortvloeiende besluiten te
nemen. Het is natuurlijk dat heb ik ook bij het ge-
val-Haven gezegd een vervelende omstandigheid, dat
deze bedrijven niet kunnen doen wat ze wel zouden
willen, n.l. vernieuwen. Dit ter voorkoming van mis
verstand bij de heer Kingma, die wil, dat de aanwezige
kassen blijven staan. Maar het bestaande bedrijf wordt
niet aangetast. Het gaat om een bouwaanvraag ter
vernieuwing van het bedrijf en die bouwaanvraag dient
getoetst te worden aan de geldende bestemming en
bouwvoorschriften.
Een andere vraag is natuurlijk, in welke mate de
Gemeente bereid is de consequenties te trekken, die uit
een bestemming voortvloeien, en of zij bereid moet zijn
deze gronden over te nemen, dan wel het recht op
schadevergoeding voor de betrokkenen te honoreren. En
dan geloof ik, dat in die procedure de heer Haven ster
ker staat dan de heer Rötert. Men kan niet eenvoudig
redener en, dat men, als men van een geliquideerde kwe
kerij de grond koopt waarop een andere bestemming
ligt, dan een schadevergoeding zou kunnen vragen voor
het feit, dat men dat bedrijf niet kan exploiteren. De
heer Rötert Jr. wist drommels goed, welke de bestem
ming was. Dat is de zaak waarom het hier gaat, en
ik heb al gezegd, dat het het beste is, dat de Gemeente
deze grond zo snel mogelijk koopt, daarmee een voort
gezette exploitatie ter plaatse gaat liquideren en even
tueel de betrokkenen in staat tracht te stellen een nieuw
bedrijf te beginnen, zoals ook met andere gedupeerde
kwekers aan de Dokkumer Ee het geval is geweest.
De heer Van der Veen: Als ik het goed heb, dan
heb ik op geen enkele vraag antwoord gekregen. Ik
heb de Wetnouder horen zeggen, dat de bestemmings
plannen anders zijn dan de bestemming die de appellant
aan zijn grond wil geven, en ik heb o.a. gevraagd, welk
bezwaar op zichzelf zou bestaan tegen het hebben van
een kwekerij daar. Wanneer de Raad vroeger een uit
breidingsplan vaststelde, dan waren daar wel dingen
bij, waarvan wij geen van allen konden zien, hoe het
in concreto zou kunnen worden en waarvan later in
de praktijk kon blijken, dat het iets anders moest dan
wij destijds op papier hadden gezien. En dan moet de
mogelijkheid bestaan, dat niet de gehele zaak volledig
kan bevriezen. De Raad kan niet tien jaar vooruit zien
wat er gebeuren moet en hij moet dus bereid zijn, elk
moment, wanneer dat nodig is, het plan te wijzigen.
Wanneer wij in het oude uitbreidingsplan hebben staan,
dat daar een soort industriestrookje temidden van de
woningbouw bij de Dokkumer Ee moet komen, zal dat
ook wel zijn, omdat daar een beetje industrie was,
dat wat afgerond kon worden, maar er waren ook kwe
kerijen en wat is er tegen, wanneer wij onder de
bedrijven die wij daar zouden willen zien, ook een
kwekerij zouden krijgen? Ik zou willen weten, welk
bezwaar er is, dat wij dat bestemmingsplan zouden
gaan wijzigen. Ik vind ook de vergelijking met het ge-
val-Haven niet gelukkig, ook al niet, zoals de heer King
ma terecht heeft opgemerkt, omdat die zaak behandeld
is in de vakantietijd en tal van leden hierbij niet aan
wezig konden zijn. Ik ben ook niet zo gelukkig met
het beroep op het bestemmingsplan dat gold vóór 1960,
omdat dat niet meer geldt en omdat wij ook wel weten,
dat men met een nieuw bezig is. Dus het tegenwoordige
bestemmingsplan vormt geen argument de aanvrage af
te wijzen. Het College zou kunnen zeggen, dat een ar
gument om deze af te wijzen bestaat, omdat het nieu
we bestemmingsplan dat wij nu gaan maken, anders
wil dan dit plan. In 1962 werd men geconfronteerd met
de noodzaak het bedrijf over te plaatsen en toen gold
er ook een uitbreidingsplan van 1960, vernemen wij uit
de mond van de Wethouder, en in 1962 vonden we een
andere bestemming nog prematuur; de tijd was er nog
niet rijp voor; nu, in 1967, dus vijf jaar later is de tijder
blijkbaar wèl rijp voor. Volgens de raadsbrief zou de ver
anderde bestemming althans anders dan kwekerijen
van 1962 zijn, maar misschien deugt de raads
brief in dezen niet. Blijft, dus de vraag, waarom
niet kan wat hier gevraagd wordt. Toen Rötert
de grond kocht, zou hij het bestemmingsplan kennen;
hij kende blijbaar dus ook de gedachtengang, dat over
plaatsing van het bedrijf in 1962 nog prematuur was.
Zo gezien krijgt het argument van de Wethouder, die
ditzelfde aanhaalde, wel een andere waarde.
Dat Rötert het bedrijf van Dames overnam, omdat
hij van zijn eigen bedrijf, het bedrijf van zijn vader, af
moest, vind ik ook geen sterk argument. Hij staat daar
naar mijn idee toch wel in de schoenen van zijn voor-