8
zulke aanvragen zullen bereiken en, met een duide
lijk rapport gewapend, zouden we deze aanvragen
beter kunnen bekijken. Nu strekken de zorgen van
B. en W. zich vanzelfsprekend uit tot het openbaar
onderwijs; de bemoeienissen met het bijzonder onder
wijs zijn vaak beperkt tot het toetsen van aanvragen
aan art. 72. T.o.v. de openbare scholen zou het Col
lege dus gemakkelijk een beslissing kunnen nemen
en een paar kunnen aanwijzen, die aan dit experi
mentje meedoen. Zou t.a.v. de bijzondere scholen niet
een overleg mogelijk zijn? Mij dunkt, dat men van de
zijde van het bijzonder onderwijs een overleg met het
College niet schuwt en er zou met de bestuurders een
soort gentleman-agreement denkbaar zijn, waarbij men
behalve een beperkt aantal openbare scholen ook een
aantal bijzondere scholen zou kunnen opnemen in het
experiment, waaraan andere scholen evenwel geen
recht op inwilliging van aanvragen, waarvan wel eens
een lawine te verwachten zou kunnen zijn, zouden
kunnen ontlenen. Mij dunkt, dat een toezegging in die
richting voor ons het voorstel verteerbaar zou maken.
De hear Boomgaardt: Wy sille it yn dizze Rie der
wol oer iens wêze en it Kolleezje mei üs, dat it peil
fan it ünderwiis hjir sa goed mooglik wêze moat en
dat eksperiminten ek bilangryk binne. Der wie wol
ris in klacht ut it noarden en tichterby: ut Frys
lan dat men konklüzjes faeks basearret op ünder-
sikings en proefnimmings yn oare dielen fan Neder-
lan; Fryslan wurdt der dan sa mar yn past. Dat docht
him by de skoalle-t.v. net foar, hwant op dat mêd
binne yn Fryslan ek proeven nommen en eksperimin
ten dien. It is wer opmerklik, dat krekt twa bisündere
skoallen yn üs provinsje yn birop gien binne tsjin in
ütspraek fan de Gemeenterie. It gyng hjir om in
eksperimint fan de „Stichting Nederlandse Onderwijs
televisie", koartsein N.O.T. Dy gemeenten sille nou
dy oanfraech wol honorearje, sadat dizze skoallen
beide ynskeakele binne by dat eksperimint. De Kroan
hat bislist, dat de Gemeenterie, dy't net fielde foar
it oanskaffen fan in t.v., op groun fan art. 72 L.O.-
wet wol jild foar dy oanskaffing jaen moast. It ekspe
rimint fan de N.O.T. is roun en it is logysk ik leau,
dat de hearen Rypma en Pietersen hjir ek op kom-
me dat dit dan ek fierder gean moat. Ik haw hjir-
oer ek kontakt mei de N.O.T. hawn; it is har ek noch
net düdlik, hoe't ien en oar komme sil, mar it leit
yn 'e reden, dat it Regear der finansieel frij sterk
efter stiet. As oanfragen om t.v.-apparaten to pleat-
sen net honorearre wurde soene, soe it eksperimint
net fierder komme. Us Kolleezje seit: Wy sille der
wol hinne groeije, mar de diskusje giet om it tempo,
hweryn. Niis hawwe wy fan de Willem de Zwijger-
skoalle in oanfrage hawn om foar beide basisklassen
materiael oan to skaffen. Neffens my is deselde ar-
gumintaesje fan tapassing op it gefal fan de t.v.-
apparaten. Yn beide gefallen stiet dizze skoalle yn
forbining mei it buro fan it C.P.C. (Christelijk Peda
gogisch Centrum). Ek üt dat eachpunt kin men freeg-
je: Hwerom soe men de iene oanfraech wol honorearje
en de oare net? It Kolleezje seit yn dit forban: As wy
it de iene skoalle jowe, moatte de oare 50 it ek hawwe.
Mar nou sit yn de jurisprudinsje, hwerop B. en W. har
ófwizing basearje, just in argumintaesje, dy't de oare
kant ütwiist. B. en W. sizze oer de biskikking fan de
Kroan op de forsiken fan Eksmorre en Winsum wol,
„dat onderscheid moet worden gemaakt naar de om
standigheden waarin de scholen zich bevinden", om to
witten hwat de normale grins is by it opsetten fan in
skoalle. Yn dit gefal jildt ek in noarm dy't men oan-
lein hat by it gebrük fan de t.v.-ütstjürings foar it
ünderwiis, n.l. dat dizze falie binnen it ramt fan it
gewoane lesroaster. G.S. fan Fryslan krije yn de üt
spraek fan de Kroan ek in bytsje ünderrjocht en ik
fyn it wol bilangryk dat efkes foar to lézen, omdat
dit nei myn gefoel presiis tapaslik is op de oanfraech
dy't hjir foar üs leit. Der wurdt sein, „dat Gedepu
teerde Staten van Friesland dit wettelijk criterium van
de normale eisen, aan het geven van lager onderwijs
te stellen, in een te enge betekenis hanteren." Fierdere,
„dat het bepaald niet zo is, dat de aanschaffing of
voorziening alleen geacht kan worden de grenzen der
normale eisen niet te overschrijden, wanneer dezelfde
aanschaffing of voorziening beschouwd kan worden
als nodig voor elke school van hetzelfde schooltype
in den lande," „dat het veeleer toch redelijk is ervan
uit te gaan, dat onder bepaalde omstandigheden voor
een bepaalde school een aanschaffing of voorziening
geacht kan worden nodig te zijn, terwijl die voor an
dere scholen die niet in dezelfde situatie verkeren, als
onnodig moet worden beschouwd." Dêrmei forfait de
redenaesje fan B. en W., dy't sizze: As wy dizze iene
skoalle dit t.v.-apparaet jowe sille, dan moatte de oare
50 skoallen ek ien hawwe. Ik leau, dat it düdlik is,
dat dizze skoalle in oare posysje ynnimt as de oare 50.
Dêrmei wol ik dizze skoalle hielendal net eksklusyf
bisjen; ik wol graech mei it Kolleezje en mei de hear
Pietersen sizze: „Der binne mear skoallen." Ik soe it
nuttich fine as men mei mear skoallen yn Ljouwert
proeven naem, sadat men by de Gemeente ek wit,
hoe't dit giet. It liket my dus earlik ta, dat wy dit
ütstel fan B. en W. ófstimme en de oanfraech hono
rearje.
De heer Engels: Ik wil me aansluiten bij de heer
Boomgaardt. Ik vond het jammer, dat bij de 230 scho
len die zijn uitgenodigd door de N.O.T., geen scholen
uit deze, toch niet onbelangrijke stad uit het noorden
waren. Nu de N.O.T. naar uitbreiding van het experi
ment streeft en deze school zich aanbiedt, stelt het
College, dat we toch onmogelijk al de 50 scholen kun
nen laten meedoen. Ik dacht ook, dat dit inderdaad
moeilijk kan, dat men een keus moet maken en dan
geloof ik, dat we blij zouden mogen zijn, dat een
school uit Leeuwarden die interesse voor deze zaak
toont en die een vooraanstaande plaats inneemt bij de
onderwijsvernieuwingen, gaat meedoen. Ik proef dat
ook even uit de opmerking van de heer Pietersen en
zojuist ook uit een opmerking van de Wethouder n.a.v.
het vorige voorstel, toen hij zei: Ik vind het zó goed,
dat ik hoop, dat een openbare school spoedig met een
soortgelijk voorstel komt. Ik geloof niet, dat dat een
criterium moet zijn bij het bepalen van het standpunt
t.a.v. deze aanvrage. Ik zou dat betreuren en ik hoop
van harte, dat nog minstens één school en misschien
zelfs twee in onze gemeente hieraan zullen meedoen,
maar ik meen op dit moment deze aanvrage op haar
eigen mérites te moeten beoordelen. We moeten deze
belangrijke nieuwe vorm in het onderwijs ook in deze
stad ingang doen vinden door deze aanvrage te hono
reren. Ik zou er vóór zijn, dat het College zijn stand
punt herzag en thans nog besloot tot een gunstig ad
vies in deze.
De heer Ten Brug (weth.): Ik begin met de situatie
die in het bekende K.B. wordt behandeld, want dat
speelt hier een beetje tussen door en het is goed deze
dingen even duidelijk te stellen. Ik geloof, dat, als men
ons zou vragen aan het onderwijstelevisie-experiment
mee te doen, wij er niet al te zeer aan moeten hangen,
of dat voor de openbare scholen zou gelden, voor de
bijzondere of voor allebeide. Wij moeten allen van de
ervaringen op dit terrein leren en dan doet het er in
feite heel weinig toe, waai' dit experiment wordt uit
gevoerd. Waar het om ging bij het bedoelde K.B. was,
dat hier scholen deelnamen aan een experiment van
de N.O.T. en of de kosten „via" art. 72 voor rekening
van de Gemeente zouden moeten komen. Daar heeft
de Kroon een uitspraak over gedaan. De heer Boom
gaardt heeft dit ook wel begrepen, veronderstel ik. Dit
heeft met de zaak op zichzelf niets te maken, maar
voor de duidelijkheid is het wel goed, dacht ik, dat ik
even stel in de motivering van G.S. komt dit ook
naar voren dat het in het geval van het K.B. gaat
om een experiment, waar men landelijk profijt van kan
trekken en waarvan m.i. de kosten niet voor die toe
vallig gekozen scholen i.e. de gemeenten moeten
komen, maar uit de rijkskas moeten worden betaald.
De beslissing van de Kroon spreekt mij niet aan, meer
het door G.S. ingenomen standpunt. Dat even ter zijde.
Nu verder de zaak zelf. De heer Rijpma heeft ge
zegd, dat het afwijkend standpunt er geheel op ge
baseerd is, dat bij inwilliging van deze aanvraag, de
50 andere scholen ook een televisie moeten hebben.
Dat staat er inderdaad, maar er staat een zinnetje
vóór, n.l. dat wij op grond van de hier geschetste
situatie menen, dat de onderwijstelevisie hier te lande
nog in een min of meer experimenteel stadium ver
9
keert en de waarde nog bewezen moet worden. Dan
is het een heel ander geval waar wij tot op zekere
hoogte blanco tegenover staan. In het K.B. wordt niet
in het algemeen gesteld, dat de aanschaf van een
schooltelevisie een zaak is, die niet de normale eisen
overschrijdt. Het K.B. brengt de zaak terug op dat
specifieke experiment en dat is hier niet in het ge
ding. De heer Engels heeft gezegd, dat de N.O.T. het
aantal aan het experiment deelnemende scholen wil
uitbreiden. Dat is hier niet aan de orde. Het experi
ment van de N.O.T. is afgelopen. (De heer Engels:
De stichting N.O.T. vraagt thans het aantal aan de
schooltelevisie deelnemende scholen uit te breiden.)
Dit is niet een aanvraag, die via de N.O.T. loopt, en
het gaat hier ook niet om een experiment. Hier vindt
ook niet de specifieke begeleiding plaats, die indertijd
bij de andere gevallen wel werd gegeven. De resul
taten van het N.O.T.-experiment zijn nog niet zo ge
weldig. De zaak is bij de drie pedagogische centra nog
in studie. Dat de school aangesloten is bij het Christe
lijk Pedagogisch Studiecentrum was ons ook bekend,
naar dat heeft in feite niets met deze aanvraag te
maken. Er is geen sprake van een begeleid televisie
experiment. De heer Rijpma heeft gezegd, dat het
de Minister spijt, dat dit experiment niet verder van
de grond komt dan op het ogenblik. Ik geloof, dat
dit met ligt aan het aantal deelnemende scholen, maar
wel aan het feit, dat de ervaringen niet tot verder
experimenteren noden. Zouden er verdere experimen
ten komen, dan gaat het ook in feite niet om een bij
zondere of een openbare school. Ik geloof, dat de
heer Engels het met als een insinuatie heeft bedoeld
en ik wil ook niet, dat een ander het als een insinuatie
kan verstaan. Het gaat er natuurlijk niet om, dat dit
een bijzondere school betreft. Uit de Raad is de sug
gestie gedaan, of wij in Leeuwarden niet zelf een der
gelijk experiment zouden kunnen opzetten. Op zichzelf
zou ik naar geen bezwaar tegen hebben, maar omdat
net eigenlijk nog niet zo ver is met de schooltelevisie,
kunnen we dit uezwaarhjk doen. Wanneer de N.O.T.
naar experiment gaat uitoreiden, dan zullen we trach
ten daar ook bij te worden betrokken, we hebben er
wel belang bij, dat ook scholen in Leeuwarden erbij
betrokken zouden zijn.
ik hoop, dat ik hiermede alle vragen wel ongeveer,
zij net niet in de volgorde waarin zij zijn gesteld, heb
beantwoord.
De heer Engels: De Wethouder heeft mij goed be
grepen; ik had geen behoefte aan een insinuatie en ik
neb waardering voor de duidelijke uitspraak van zijn
kant. "Verder begrijp ik nu, dat de Wethouder zich vol
strekt distancieert van de kwestie „alle vijftig". Voor
mij is het knelpunt de al- of niet-reiatie met de N.O.T.
en de begeleiding daarvan. Dat impliceert voor mijn
gevoel, aac uuiueiijk is, dat, wanneer diezelfde school
or een andere scnool zou komen met een aanvrage om
uit te gaan doen en dan begeleid door de N.O.T.,
er dan een nieuw feit is, maar ook een aanvrage met
een ander karakter. En als dat zo is, dan ben ik te
vreden.
De hear Boomgaardt: Tsjinoer hwat de Wethalder
sei oer de reiaesje fan de skoallen mei it eksperimint
lan de N.O.T. stel ik, dat men de redenaesje dy't by
ue troch my sitearre ütspraek fan de Kroan foige is,
logyskerwize sa op de situaesje fan dizze skoalle oer-
onnge km. Hjir stiet ütarukiik, dat men de posysje
ran in bipaeioe skoalle bisjen moat. Dat is it krite-
num, dat wy hjir by art. 72 tapasse moatte. En ik
tocht, dat, as wij dizze skoalle nou bisjogge yn it ramt
fan it t.v.-eksperimint fan it C.P.C., se in aparte po
sysje ynnimt yn forgeliking mei oare skoallen; dan
liket it my ek nedich dizze oanfraech to honorearjen.
Ik haw noch efkes in fraech fan oarder. Ik sil, as
it net fierder komt yn üs diskusje as nou, aensen
stimming freegje. Ik wit net, oft wy, as it ütstel fan
B. en W. forwurpen wurdt, oannimme meije, dat de
oanfraech honorearre wurdt. Of wurdt fan my frege
in ütdruklike moasje yn to tsjinjen om de oanfraech
to honorearjen? It is mar in prosedurekwestje, mar
dêr kinne we dan miskien strak noch wol oer prate.
De heer Reehoorn: De proef die nu gehouden is met
de 230 scholen, is afgelopen. Is het de Wethouder be
kend, of er een nieuwe proef komt in dezelfde vorm?
Zo niet, dan betekent de redenering van de Wethouder
t.o.v. verbinding aan de N.O.T., dat er niet weer een
mogelijkheid zal bestaan een school een televisietoe
stel toe te kennen, tenzij het school voor school be
keken kan worden, en dan geeft juist een experimen-
teerschool, van welke origine ook, een reden om daar
een uitzondering voor te maken.
De neer üijprna: Een aantal argumenten van de
Wetnouder kan ik billijken, maar aan de andere kant
geioor ik met, dat we alleen maar door het afwijzen
van deze aanvraag in Leeuwarden tot toepassing van
dit soort middelen komen. Ik zou het daarom op prijs
stellen, als de Wethouder een alternatief in uitzient kon
stellen^r-waaruit blijkt, dat we toch actief met dit soort
middelen bezig gaan. De suggestie van de heer Pieter
sen om gezamenlijk voor bijzonder en openbaar onder
wijs een procedure vast te stellen, volgens welke in
Leeuwarden ervaring opgedaan kan worden met dit
hulpmiddel, wil ik gaarne onderschrijven.
De heer Pietersen: Ik ben het eens met de Wet
houder, dat, wanneer deze aanvraag zonder meer door
de Raad werd ingewilligd, er misschien een lawine
van aanvragen zou kunnen komen. En laten we
eerlijk wezen wanneer het over een dergelijke appa
ratuur gaat, dan gaan hier status-overwegingen een
rol meespelen en is het niet ondenkbaar, dat zo'n
apparaat na een poosje weer in onbruik raakt. Op
mijn vraag heb ik geen duidelijk antwoord gekregen.
De Wethouder heeft wel gezegd, dat een experiment
op zichzelf geen bezwaar is, maar verder moet ik
concluderen, dat we moeten blijven afwachten en zo
kan ik me voorstellen, dat we met deze zaak nooit
van de grond komen. Daarom blijf ik dus bij mijn
vraag, of de Wethouder geen kans ziet te komen tot
een verantwoorde, zeer beperkte invoering in Leeu
warden om later gebruik te kunnen maken van een
stukje rapportage van de betrokken scholen.
De heer Ten Brug (weth.)De heer Engels heeft mij
niet goed begrepen. Het betreft hier niet een school
die meedoet aan een begeleid experiment op het ter
rein van de televisie. Zou dat het geval zijn, dan zou
ik niet zeggen hoewel ik de beslissing van de
Kroon in bedoeld K.B. niet juist acht Gezien dit
K.B., zullen we die aanvraag wel moeten honoreren.
Nee, dan zeg ik, dat we daar dan ook van harte aan
zullen meewerken. Hier gaat het om een school, die
inderdaad aangesloten is bij het Christelijk Pedago
gisch Studiecentrum, die op diverse punten aan het
experimenteren is, o.a. op het terrein van de speel-
leer-klassen. Maar dat is niet het geval met de school
televisie. Ik bedoel dit: Het experiment van de N.O.T.,
in overleg met het studiecentrum ondernomen, is nu
afgelopen. Er moet onderscheid worden gemaakt naar
de omstandigheden, waarin de scholen zich bevinden.
Het commentaar van de scholen die deelnamen aan
het experiment, kan een onmisbare bijdrage leveren
voor de opbouw van de schooltelevisie hier te lande.
Experimentele schooltelevisie-uitzendingen zijn zeker
van belang. Als sprake is van een begeleid experi
ment, kan de aanschaffing van een televisietoestel
geacht worden de normale eisen, aan het geven van
lager onderwijs te stellen, niet te overschrijden. Ik
dacht, dat we thans niet in het algemeen kunnen
stellen daar gaat het eigenlijk om en dan komen
ook die vijftig scholen aan de orde dat de school
televisie op het ogenblik als een normaal hulpleer
middel bij het onderwijs moet worden beschouwd. En
als dat niet zo is, dan worden bij een aanvraag ex
art. 72 van een televisietoestel de normale eisen in
derdaad overschreden. En dat is hier naar mijn ge
voel het geval.
De heer Pietersen vraagt nog eens, hoe we dan de
schooltelevisie in Leeuwarden van de grond moeten
krijgen en hoe wij daarmede ervaringen kunnen op
doen. Dit was een experiment van de N.O.T., in sa
menwerking met de pedagogische studiecentra. Ik
koppel een medewerking niet zonder meer aan een
experiment van de N.O.T. Er kan wel een organisatie
komen met een heel andere opzet, waardoor scholen