12 lykwols dochs, dat wolris sein wurde mei, oft it net in üntjowing is, dy't wierliken to bitreurjen is. Miskien hawwe wy der allegearre wol diel oan, mar in feit is dochs wol, dat dizze üntjowing to folie in oerheitssaek ynhaldt. Hwer't wy ek soarch oer hawwe yn dit for- ban, is it plak fan it Frysk Amateurtoaniel. Op dat mêd is men fack tige sunich, al haw ik wol wurdear- ring foar de halding dy't Ljouwert yn it algemien oannimt, mar dan giet it om hiel lytse bidragen. Wurdt it lykwols biropstoaniel, dan giet it om bidragen, dy't folie en folle greater binne en dat is dan wol wer mear neidiel foar it amateurtoaniel, spésiael it Fryske amateurtoaniel. Wy sille der dochs wol bliuwend oan- dacht foar hawwe moatte, dat dat der ek bliuwt. Noch in opmerking: Dizze konstruksje fan de stif- ting, dy't üteinliks in frij greate forantwurdlikens krijt to dragen, kin ik noch net sa botte sterk fine. Hwat de bineaming fan bistjürsleden oanbilanget, is der ab- slüt gjin ynfloed of kontrole fan büten óf; it is in yn- tern wurkjend selskip, dat himsels oanfollet; it kent yn de statuten gjin inkele forantwurdingsplicht foar de bütenwacht oer. Ik freegje my óf, oft dêrom net in bipaelde kontrolemooglikheit fan subsidiënten ynboud wurde moat, om de demokratyske eleminten dochs ek har plak krije to litten yn de opset fan de statuten. Dy ütdruklike winsk woe ik dochs wol oan myn „jawurd" forbine. De heer Ten Brug (weth.)Ik mag constateren, dat dit voorstel instemming vindt bij de Raad. Er zijn hier en daar vragen gerezen en mijn antwoord zal in het algemeen wel wat gaan in de richting die de heer De Leeuw heeft gewezen. De moeilijkheden, waarmee men in het begin te maken krijgt, moet men bij de start incalculeren. De heer Stigter zegt, dat het doel van de stichting is, ten eerste: het bevorderen van beroepstoneel en ten tweede de educatieve taak. De heer Stigter vindt het laatste het belangrijkst, maar ik vind het omgekeerde het geval. Niet, dat de educatieve taak op de tweede plaats komt, maar het gaat hier om een beroepsgezel schap en dat heeft uiteraard ten doel het bevorderen van het beroepstoneel. Men gaat dit wat specialiseren en hier treedt het onderscheid met andere toneel gezelschappen aan het licht in die zin, dat de Noor der Compagnie mede een educatieve taak op zich neemt, omdat juist daar in het noorden behoefte aan is. Ik geloof, dat de heer Stigter zo het onderscheid moet zien. Hij heeft gezegd, dat haar aanpak bijzonder ambitieus is. Ik ben het volledig met hem eens; wij zullen moeten afwachten, of dit gezelschap die aanpak aan zal kunnen. Degenen, die de besprekingen m.b.t. de subsidiëring van dit beroepstoneel hebben gevoerd, hebben niet het grote aantal voor-stellingen, dat nu op het programma staat, gepland; het interessante is, dat de stichting zelf met deze aantallen is gekomen. De taak, die de heer Van Maarleveld op zich genomen heeft met het startsubsidie van het Ministerie van Cul tuur, is geen kleinigheid en hij heeft tot nu toe, dacht ik, laten blijken, dat hij op dat terrein heel wat aan kan. Voor wat het echtpaar Van Maarleveld tot nu toe heeft gepresteerd, moeten wij hier in de drie noor delijke provincies toch wel bewondering hebben. Ik meen, dus eigenlijk in tegenstelling tot de heer Stigter, dat bij zo'n ambitieus programma het schnabbelen bij andere gezelschappen en optreden elders al tot de on mogelijkheden behoort. Er zijn twee dingen die we hier moeten onderschei den. Laat ik beginnen met het misverstand weg te ne men, dat in de rapporten weinig over Leeuwarden wordt gesproken. Wij zijn niet alleen bij deze zaak betrokken door het ontvangen van de stukken die de Raad heeft gezien, maar er is ook een kleine com missie gevormd van vertegenwoordigers van de drie noordelijke hoofdsteden, die met vertegenwoordigers van de provinciale besturen deze zaak hebben behan deld. En daar was uiteraard ook de gemeente Leeu warden bij betrokken. Wij hebben dus echt niet op voorhand of als hommage vanwege het feit, dat wij de Raad een positief voorstel over dit gezelschap heb ben doen toekomen, een uitnodiging gekregen om de première in Drachten bij te wonen. Waar ik helaas geen gevolg aan kon geven. (De Voorzitter: Wij moesten naar de Harmonie.) Inderdaad, daar was ook een belangrijk gebeuren. De heer Stigter heeft er op gewezen, dat de erva ringen met de jeugdvoorstellingen van Studio de heer Rijpma is daar ook op gekomen bijzonder gun stig zijn. Als het noordelijk toneelgezelschap zich ook specifiek tot de jeugd richt, dan mogen wij verwach ten, dat hier inderdaad een nieuw toneelpubliek wordt gevormd. Dat is ook de bedoeling en het gezelschap zal m dat opzicht Leeuwarden niet overslaan, want in het kader van de manifestaties voor de jeugd, die door Kunst aan Allen worden gegeven, zijn ook twee voor stellingen van dit gezelschap, op 13 en 14 februari van het volgend jaar, opgenomen. In Leeuwarden wordt inderdaad de belangstelling- voor het toneel niet beter. Dat moeten wij heiaas con stateren. Dat in onderscheid t.a.v. de situatie in Gro ningen. Vandaar dat in de stukken zo vaak de stad Groningen is genoemd; daar stond men voor een geheel ander probleem. Als behoorlijk aandacht aan de Noorder- Compagnie wordt besteed, zal het, gezien de neiging bij de westelijke gezelschappen zich uit de regio terug te trekken, oorzaak zijn, dat deze gezel schappen zich ook uit de Groninger Harmonie zullen terugtrekken. Helaas zitten wij in een andere situatie; wij hebben veel belang bij de komst van het Noordelijk Toneelge zelschap. De heer Stigter heeft er verder op gewezen, dat de slechte accommodatie in Leeuwarden wel eens verband zou kunnen houden met het feit, dat de westelijke ge zelschappen Leeuwarden beginnen te mijden. Ik wil dat niet ontkennen, al is een volmondig „ja" hierop mij wat te zwaar. Dat de mogelijkheden hier inderdaad niet al te rooskleurig zijn, heeft echter de bijzondere aandacht van het College. Wij hebben dit punt al vaak op de agenda van B. en W. gehad, maar het moest door de behandeling van de begroting uitgesteld wor den. Verbetering in de toneel- en muziekaccommodatie zal de Gemeente de nodige pecunia kosten. Ik heb er bij de begroting reeds op gewezen, dat wij ons wel moeten voorstellen, dat wij op dit punt noodgedwon gen, willen wij het culturele leven hier de opbloei ge ven, die het hard en hard nodig heeft, goed in de beurs zullen moeten tasten. Het feit, dat de première in Drachten was, is een gevolg van de omstandigheid, dat het gezelschap op het ogenblik zijn domicilie in Frieschepalen heeft. In elk geval kan men zeggen, als men de zaak wat groot ziet, dat de première toch nog in Friesland heeft plaats gehad. Ik geloof niet, dat dit zo belangrijk is en het is uiteraard mogelijk, dat een volgende première in Leeuwarden kan worden gegeven. Men is trouwens al een keer in het kader van de Harmonievoorstellin gen in Leeuwarden opgetreden en men heeft zich ook al verder in Leeuwarden op diverse, zij het min of meer besloten, manifestaties laten zien. De heer Van der Veen zegt, dat aan het subsidie wel, niet te ontkomen zal zijn. Dat is ook zo, maar we zouden deze kwestie wel iets positiever kunnen bena deren. Ik dacht, dat wij in Leeuwarden er alle belang bij hadden, dat een dergelijk gezelschap hier in het noorden een kans krijgt. De verdeelsleutel is altijd een bijzonder moeilijk punt; dat hebben wij ook bij het Frysk Orkest ervaren. Wij zijn daar zelf ook niet zo bijzonder gelukkig mee; het had ook wel wat eenvoudiger gekund. De heer Van der Veen zal begrijpen, dat hier een groot aantal par tijen bij elkaar gebracht moest worden en de verdeel sleutel is het resultaat, dat uit de onderhandeling kon worden gehaald; ik dacht, dat de sleutel ook niet fali- kant mis is. Trouwens, dat heeft de heer Van der Veen ook niet gezegd. Inderdaad kan het een bezwaar zijn, dat het gezel schap in een vrij groot aantal plaatsen moet optreden. Aan de andere kant gaat het er juist om het publiek ook in de kleinere dorpen toneel-minded te maken. Het gezelschap heeft deze spreiding trouwens ook aan vaard, maar, wanneer in de toekomst mocht blijken, dat het niet gaat, dan is het altijd mogelijk het aantal plaatsen, waar gespeeld wordt, terug te brengen. Want het moet inderdaad nog blijken, dat in de klei nere plaatsen, bijv. Wommels, waar men een goed 13 dorpscentrum heeft en waar het gezelschap qua ac commodatie met enig bijwerk wel kan optreden, zo veel publiek getrokken kan worden, dat het ook finan cieel verantwoord is. Want men zal het dan in die gemeenschappen ook moeten uitkopen. Een en ander zal in de praktijk moeten blijken. De heer De Leeuw heeft een vergelijking gemaakt met het Frysk Orkest. Ik ben het er volkomen mee eens, dat ook na deze stap na een aantal jaren onvol komenheden kunnen blijken. Maar dan zijn we er allen bij om te proberen het te veranderen. Ik geloof, dat ,/ij op dit ogenblik niet te veel ons hoofd over deze dingen moeten breken. Wij moeten er al blij mee zijn, dat hier een begin wordt gemaakt met de vestiging- van een beroepsgezelschap en dat het Ministerie daar ook het nodige subsidie voor geeft. De heer Rijpma heeft opgemerkt, dat het bijzonder belangrijk is, dat een band met het middelbaar onder wijs wordt gelegd. Ik dacht, dat ik hem al geantwoord heb met de verwijzing naar het programma van Kunst aan Allen. Ik ben het ook met hem eens, dat de jeugd niet alleen geboeid zal kunnen worden door modern .uneel, maar dat ze toch ook wel belangstelling heeft voor wat minder modern, goed toneel. Het gezelschap zal, enigszins om zich een eigen positie te verwerven, evenwel toch ook met wat aparte stukken moeten ko nen, ook met het oog op datgene wat de westelijke .ezelschappen hier brengen. Het zal op dit gebied ook vel wat willen experimenteren. Men zal proberen het ioneel in de zaal te brengen, zoals men hier en daar in vestzaktheaters op het ogenblik doet. De heer Boomgaardt heeft gevraagd, in welke rich- ving wij financieel gaan. Ik dacht, dat dit wel in de „tukken, die ter inzage lagen, is aangegeven. Wij wil len niet direct of indirect zien naar het jaar 2000, maar we hebben ons voorlopig willen beperken tot j.970. Dan weet de Raad: voor 1968 wordt het dit, voor 1969 en 1970 wordt het dat. Dat kan uit het staatje worden afgelezen. Wanneer er geen uitbreiding komt - dat kunnen we altijd zelfstandig beslissen zal in 1969 het subsidie in de buurt liggen van f 16.000, Dat is dan nog aan de zeer lage kant. Ik verheel mij niet i en ik aarzel ook niet het de Raad te zeggen dat het, als dit op den duur echt het noordelijk be roepstoneel wordt, zoals „Theater" in Arnhem, ons ïeer geld zal gaan kosten. Maar dan zal dit gezel schap in het geheel van de beroepsgezelschappen, die -lier optreden, een wat andere plaats innemen. De heer Boomgaardt heeft verder gezegd, dat het bij amateurtoneel niet zulke grote bedragen zijn, maar - Is het om beroepstoneel gaat, dan gaat het altijd om -rote bedragen. Dat is nu juist de moeilijkheid. Bij beroepstoneel is het de salarispost, die het doet, bij amateurtoneel gaat het om kleine bijkomende kosten. Ik dacht, dat wij als gemeente Leeuwarden ook niet al te karig voor het amateurtoneel waren. Het bestaan van een gezelschap als dit kan echter voor het ama teurtoneel van bijzondere waarde zijn, m.n. ook door de spelers van dit gezelchap zo mogelijk bij de regie van het amateurtoneel te betrekken, zoals op het ogenblik ook gebeurt. Daarom is het ook juist van be- iang, dat dit gezelschap in kleinere plaatsen komt. Dan is nog even gesproken over de controle-situatie. Ik dacht, dat bij de stukken ook een brief lag van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, waarin de Minister meedeelt, welke voorwaar den aan deze subsidiëring zijn verbonden. Ik mag mis schien een paar voorlezen: de Minister op de hoogte houden van de financiële toestand van de stichting; toezending van maandelijkse financiële bescheiden enz. Wij kunnen de controle wel aan het Rijk overla ten; dat is ook niet een uitzonderlijke situatie en het gebeurt bij andere subsidies wel meer. De Voorzitter: De vergadering wordt voor een kwartier geschorst. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. De heer Stigter: De Wethouder heeft gesteld, dat de doelstellingen van het gezelschap niet in overeen stemming met de statuten zijn, maar dat het brengen van beroepstoneel voorop staat en dat men daarnaast tracht de andere plannen te realiseren. Het toneelsei zoen in Nederland duurt van 1 oktober tot ongeveer 1 mei dat zijn 6 a 7 maanden of 130 dagen. In het noorden wil men in die periode met acht mensen 200 tot 240 voorstellingen brengen. Dat is ongeveer ander halve voorstelling per dag en dan zie ik van de werk zaamheden, waarbij we juist in het noorden ook in Friesland zo'n enorm belang hebben: t.w. het kwe ken van belangstelling voor het toneel en zeker voor het eigentijdse toneel eerlijk gezegd niets terecht komen. De heer Rijpma heeft het succes van het toneelgezel schap Studio hier ter stede genoemd en als men na gaat, dat bij Studio één man zich speciaal belastte met het afreizen van het gehele land om voor scholen, verenigingen enz. lezingen te houden en informaties te verstrekken op het gebied van het moderne toneel, dan is te verwachten, dat het kleine gezelschap-Van Maarleveld hier lang niet aan toe komt. Ik geloof ook niet, dat het doubleren in het noorden zal slagen, want ik kan me indenken, dat de contrac ten in de toekomst zo opgesteld zullen worden, dat het domweg verboden wordt. Nu het in de rest van het land de bedoeling is niet meer te doubleren, dus maar één voorstelling van het gezelschap per avond te ge ven, kunnen we op den duur toch niet voor Friesland de klok terug zetten en het hier wel gaan doen. Ik heb tot mijn leedwezen gehoord, dat aan de uit nodiging door B. en W. geen gehoor is gegeven, zodat er niemand bij de première is geweest. (De Voorzitter: Dat komt dan straks nog wel.) Ik heb een bestuurslid opgebeld van Kunst aan Allen en gevraagd, of de Noorder Compagnie ook met een aantal voorstellingen in Leeuwarden komt, want ik ben langzamerhand wel zeer benieuwd naar de stukken, die men zal brengen. Hij deelde mee van niet. Het was volgens hem wel de bedoeling de aan Leeuwarden aangeboden gratis voor stelling in de serie schoolvoorstellingen te plannen. Ik krijg zo het idee, dat we van ons subsidie eigen lijk maar heel weinig revenuen zullen krijgen. De gezelschappen in het westen willen niet langer reizen naar het noorden maken; naar men zegt, van wege de grote afstand en de slechte accommodatie alhier. Nu zien we, dat een belangrijk stuk, dat in het wes ten in première gaat ik denk aan het grote Griekse stuk, dat vorig jaar bij het Holland Festival gebracht werd en aan „Wie is er bang voor Virginia Woolf binnen een week al in Groningen komt, maar dat het vrijwel een jaar moet draaien, wil het eindelijk eens hier opgevoerd worden. Meestal worden we met die stukken afgescheept, die in het westen min of meer „gevallen" zijn. Het zit m.i. dus niet in de afstand, waardoor de ge zelschappen hier niet willen komen, maar in andere factoren, o.a. in de slechte accommodatie, die op to neelgebied in de stad Leeuwarden wordt aangetroffen. De heer Rients Gratama heeft vorig jaar in zijn caba retprogramma in een prachtig lied de „lof" van Leeu warden gezongen: Leeuwarden bij avond, in de regen, verlaten straten, mensen voor de beeldbuis, etc. Maar, zo zei hij erbij, Leeuwarden is een prachtige stad, die één groot voordeel heeft, n.l. dat ze maar 50 km van Groningen ligt. Maar in de situatie, zoals die nu in Friesland bestaat, zijn we nog blij, dat we ook maar 30 km van Drachten af zitten. Ik hoop, dat die situatie spoedig mag verbeteren. De heer Ten Brug (weth.)Ik dacht, dat de educa tieve taak die dit gezelschap op zich wil nemen, een beetje verkeerd is begrepen. Volgens mij wil men komen met stukken, waarmee men poogt bij de men sen belangstelling te wekken; dat men daarmee niet alleen in de grotere, maar ook in kleine plaatsen komt en dat men, zoals tot nu toe wel het geval is, tevoren toelichting geeft op de stukken. Ik dacht dus, dat men met die educatieve taak zeer wel terecht kan bij een gezelschap, dat veel optreedt. Ik zie niet in, hoe men het anders zou moeten doen. Ik geloof, dat de heer Stigter sterk denkt in de sfeer van lezingen over het toneel en wat dies meer zij. Ik geef hem toe, dat zulks bij het programma dat dit gezelschap zich voor stelt, moeilijk is te verwezenlijken, maar ik geloof, dat de educatie ook op de wijze, zoals dit gezelschap het zich voorstelt, wordt gediend: dus èn spelen èn toelichting. Is dat geen educatie? (De heer Stigter:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 7