14 van december 1966 valt en die dus alleen maar de kosten van water, en energieverbruik behoeft te be talen, wanneer gebruik wordt gemaakt van een ge meentelijke sportaccommodatie. Ik weet wel, dat in de raadsbrief staat, dat B. en W. voornemens zijn bin nenkort een voorstel te doen tot het verlenen van sub sidie aan de Leeuwarder kaatsverenigingen, maar ik vraag mij af: Waarom deze rompslomp? Waarom moeilijk, als het gemakkelijk kan De kaatsvereni gingen kunnen immers aanspraak maken op toepas sing van dezelfde bijzondere vergoedingsregeling, die geldt voor voetballers enz. Is kaatsen soms geen sport? Daar kan geen verschil van mening over be staan. Volgens mij dient het kaatsen te vallen onder de regeling, die wij vorig jaar in de decemberverga- dering hebben vastgesteld. Daarin staat immers in één zin: ,,De Raad besluit met ingang van 1 september 1966 de gemeentelijke sportaccommodaties aan de in de gemeente Leeuwarden gevestigde sportverenigingen, die zijn aangesloten bij een landelijke en/of regionale sportorganisatie en in dit verband geregeld aan sport wedstrijden deelnemen, in gebruik te geven tegen be taling van de kosten van water- en energieverbruik en eventuele andere, door B. en W. te bepalen, kosten, welke rechtstreeks voortvloeien uit het gebruik." Om hieronder te vallen moet een sportvereniging dus aan drie criteria voldoen: 1. gevestigd zijn in Leeuwarden; 2. aangesloten zijn bij een regionale en/of een lande lijke sportorganisatie; 3. geregeld aan sportwedstrijden deelnemen. Zijn er kaatsverenigingen in Leeuwarden? Inderdaad; ik noem: OG, De Noordoosthoek, VDO, LKC, Lekkum, Wirdum, Wytgaard en Het Plein. Zijn die aangesloten bij een regionale sportorganisatie? Bij een landelijke zelfs: de Koninklijke Nederlandse Kaats- bond. Nemen zij geregeld deel aan sportwedstrijden? Ook dat: Er zijn afdelingswedstrijden. Binnenkort start een competitie jeu de pelöte; men heeft een uitgebreid wedstrijdschema. Waarom dan de kaatsers niet op nemen bij de al enkele malen genoemde groep? Dat begrijp ik niet; daar komen wij dan nog wel op terug. De volleyballers hebben vorig jaar ook hoera ge roepen, toen ze van de nieuwe regeling hoorden, en op het ogenblik kijken ze op hun neus, want zij hebben te horen gekregen, dat ze volgens de nieuwe bereke ning in kosten teruglopen van f 2445,51 per jaar tot f 2135,30 en dat is een schijntje, als men weet, dat de meeste voetbal- en korfbalclubs onder de nieuwe voorwaarden minder dan de helft van de oude bedra gen zullen betalen. Nu ligt dat bij de binnensport uiter aard moeilijker, omdat daarbij de kosten van verwar ming en verlichting belangrijk hoger zijn dan bij de buitensporten. Ik ben ervan overtuigd, dat de volley ballers dit ook wel begrijpen en dat ze bereid zijn alle kosten van verwarming en verlichting, die voor hen worden gemaakt, ook te betalen. Maar betalen ze mis schien meer dan dat Ei- wordt in de raadsbrief een bedrag genoemd van f 13,10 per uur. Mijn vraag: Be treft dat bedrag echt wel uitsluitend de verwarming en de verlichting of betalen de volleyballers toch nog naast de exacte kosten van gasverwarming de 3 ct. per m3 afschrijving van de gasinstallatie, die hun tot vorig jaar werd berekend? Gezien de hoogte van het bedrag lijkt mij het laatste het geval, maar dat zou niet juist zijn, omdat zaken als afschrijving van een installatie volgens de nieuwe regeling juist voor reke ning van de Gemeente zijn genomen. Ik neem aan, dat ik daar straks van de Wethouder wel meer van hoor. Het zit mij en mijn fractie mèt mij toch niet helemaal lekker, dat de groep gezelligheids- en indivi duele sport zo sterk in een uitzonderingspositie is ge plaatst. Er is wel wat, maar beslist niet alles voor te zeggen. Was het nu niet verstandiger geweest om, voor men met dit uitgewerkte voorstel kwam, ook eens de Leeuwarder sportverenigingen zelf te horen? Dat kon, want wij hebben nog altijd de Leeuwarder Sport raad, die hier echter helemaal niet in is gekend. Deze heeft nu dan maar volstaan met een brief te sturen, waarin hij zijn bevreemding erover uitspreekt, als over koepelende organisatie van het gemeentelijk sport leven op generlei wijze gehoord te zijn over of in kennis gesteld van de voorstellen, die hier nu aan de orde zijn. Evenals de heer Weide meen ik, dat hier inderdaad sprake is van een verzuim en het is meteen een pleidooi voor het haast maken met het instellen van een gemeentelijke adviescommissie nieuwe stijl, waarin dan mensen uit de Leeuwarder Sportraa rechtstreeks zitting zouden kunnen krijgen. Nu het no niet zo ver is, wil ik graag iets citeren van de bezwa ren, die het bestuur van de Leeuwarder Sportraad op somt tegen de voorstellen. ,,Wij kunnen voorshands niet begrijpen," aldus de Leeuwarder Sportraad, „waar om een aantal bij soort genoemde sportvereniginge wèl en een aantal andere verenigingen niet van ee i eventueel gunstiger vergoedingsregeling mogen geni* ten. Eveneens lijkt het ons bezwaarlijk," schrijft hij, „dat enkel teamsporten recht hebben op bedoeld'1 faciliteiten. Sporten zoals zwemmen (in clubverband', atletiek, tennis, schaatsen en zeker ook kaatsen zullen zich stellig niet gelukkig voelen met de voorgesteld regeling." Tot zover die brief. Ik sla ter wille van de tijd wat over, want ik heb beloofd nog even terug t 1 komen op het kaatsen. Bij alle zijsprongen blijft dac voor mijn fractie het meest onverteerbare punt in d voorstel. Onze fractie kan zich absoluut niet verenigen nu de uitzonderingspositie, waarin de kaatsers zijn g< plaatst. De kaatsers passen in de groep „voetba hockey, handbal, korfbal" enz. Dat is een recht! Sul sidie is een gunst. Het lijkt er haast op, dat B. en W. van Leeuwarden voor een nieuw gezegde willen zorger „Wie kaatst, moet een hoge rekening verwachten." W-j menen, dat wij verschoond moeten blijven van deze ve; rijking van de Nederlandse taal, die wel eens een ve arming van de kaatssport kan betekenen. Om dit, wa ons behalve een onrecht ook een psychologische vergi; sing toelijkt, te voorkomen, kunt U, mijnheer de Voor zitter, de al door de heer Weide aangekondigde mot: uit de Raad verwachten. De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de tweede koffiepauze. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. De hear Klomp: Oer it ginnerael kinne wy wol mei dit ütstel akkoart gean. It is ommers in forfolch op it bislüt, dat op 19 desimber 1966 mei algemiene stin - men nommen is. Mar it ütstel, dat joun op tafel lei wykt wol hwat öf fan dat fan desimber. En dan ko; i ik ek op de keatssport. B. en W. wolle dy üt de reg - ling halde. As kompinsaesje sizze hja in subsydzj regeling ta. En op himsels kinne wy dat tig wurdearje. Mar hwerom de hear Bakker hat it niis ek al sein de saek lêstich meitsje, as it ienfai- dich kin? As it keatsen ünder de regeling bliuwt, i der gjin aparte subsydzjeregeling nedich. Bopped: witte wy dan, hwer't wy oan ta binne. Wy witte nou alhiel noch net, hwat dy subsydzjeregeling krekt yi halde sil. Us greatste biswier is lykwols, dat de sub sydzjeregeling dizze Fryske sport yn 'e sfear bringt fan: „ït keatsen kin himsels net rédde, moat subsid - earrc wurde." Doe't de Kommisje Sport en Rékreaes.; bisletten hie B. en W. to advisearjen de keatssport ün der de regeling to halden, is der yn de Kommisje net mear yngeand praet oer de tariven. Mar ek hjir wb: wol hwat oer to sizzen. De keatsforieningen soene foar it ynsidinteel brüken fan in terrein f 12,de ure bitelje moatte. Foar in sneontomiddei mei in keatspa - tij fan 126 üre wurdt dat dus 6 kear f 12,:is f 72,- In oare fêste brükcr hoecht foar in heale dei nu f 40,to biteljen of hast de helte minder. Dat liket nearne nei. Ek sa'n ünbinlikens kin foarkommen wur de, as wy oan it oarspronklike bislüt fan 19 desimber fêsthalde, dat ek it keatsen heart by dy fjildsporten, dy't de sportterreinen forgees krije foar training en wedstriden, ütsein de direkt oanwiisbere kosten. Wy soene it tige op priis stelle, as B. en W. it ütstel noch wizigje wolle yn de sin fan: „It keatsen bliuwt ünder de yn desimber oannommen regeling". Dan wurde de fjildsporten op gelikense wize bihannele. De heer Stek: Wij voelen ons ook helemaal niet zo gelukkig met dit voorstel, dat voortgekomen is uit het door ons genomen besluit no. 18542 op 19 decem ber 1966. Het lijkt mij, ook nadat de heer Bakker het reeds heeft gezegd, voor alle duidelijkheid goed, dit besluit eens voor te lezen: „De Raad der gemeente aïSü ~s 1 15 Leeuwarden; gelezen het voorstel van Burgemeester- en Wethouders van Leeuwarden van 8 december 1966 (bijlage no. 392); besluit: het ingang van 1 september 1966 de gemeentelijke sportaccommodaties van de in cle gemeente Leeuwarden gevestigde sportverenigingen, die zijn aangesloten bij een landelijke en/of regionale sportorganisatie en in dit verband geregeld aan sport wedstrijden deelnemen, in gebruik te geven tegen be taling van de kosten van water- en energieverbruik en eventuele andere, door Burgemeester en Wethou ders te bepalen, kosten, welke rechtstreeks voortvloeien uit het gebruik." Mijnheer de Voorzitter, U zult het met mij eens zijn, dat hierin niets staat over teams, competities, belang. rijke financiële offers, enz. enz., motieven, die B. en W. nu in hun voorstel aanhalen. Uit de verklaring, die de Voorzitter destijds, mede namens het College, be seffende het voorstel, waarvan ik zojuist het besluit heb voorgelezen, heeft afgelegd, is duidelijk komen vast te staan, dat de kaatssport ook onder deze regeling- valt. Het College heeft toen inderdaad ook de moei lijkheden gesignaleerd voor die verenigingen, die over oen eigen terrein beschikken, maar- men meende hier- oor te zijner tijd wel een bevredigende oplossing te ;ullen vinden. Mijn conclusie van destijds, dat ook de kaatssport onder deze regeling viel, is niet zonder meer it de lucht gegrepen, maar door het College bevestigd. Deze toezegging was voor mij persoonlijk een reden :chter dit besluit te gaan staan, want had het College dit niet bevestigd, dan had ik niet voor gestemd. Nu komt het College met een nieuw voorstel, een uitwerking, zoals B- en W- schrijven, van het besluit van 19 december 1966, en nu opeens past de kaats- .sport niet meer in deze regeling. Het spijt mij het te moeten zeggen, maar het is hoogst merkwaardig, zo uiet hoogst onbegrijpelijk. Immers, er zijn twee criteria waaraan een kaatsvereniging moet voldoen: le. aan gesloten zijn bij een landelijke en/of regionale sport organisatie. (En dat zijn de meeste kaatsverenigingen.); 2e. in dat verband geregeld aan sportwedstrijden deel nemen. (Ook hieraan voldoen de kaatsverenigingen.); 'onelusie: De kaatssport voldoet aan de regeling. Wel kan ik me voorstellen, dat het wat vreemd is met die kaatsverenigingen, die over een eigen terrein beschik ken. Maar dat is geen reden. Immers bij de tennis sport treft men dezelfde situatie aan. Het is begrij pelijk, dat ik er nu behoefte aan heb, dat er een dui delijke uitspraak van de Raad komt, want we moeten niet meer de kans lopen, dat we menen tevredenge steld te worden, terwijl het later toch niet zo blijkt te zijn. Vanwege die duidelijke uitspraak heb ik, sa men met andere raadsleden, een voorstel van de vol gende inhoud opgesteld: „De Raad; gehoord de dis cussies over stuk 392 van 8 december 1966 en gehoord de discussies over stuk 323 van 19 oktober 1967be sluit: dat het raadsbesluit van 19 december 1966, no. S542, o.m. van toepassing is op de kaatsverenigingen gevestigd in de gemeente Leeuwarden." Ik zal dit voorstel nog niet indienen in eerste instantie, omdat ik altijd nog hoop heb, dat B. en W. het idee bij de beantwoording in eerste instantie zullen overnemen. Nog een kleine opmerking. Een dezer dagen heeft onze fractie een brief ontvangen van de Leeuwarder Sportraad. Hierin sprak men er zijn teleurstelling over uit, dat men van dit agendapunt totaal niets wist en dechts door de simpele mededeling in de pers geat tendeerd werd op dit voorstel. Ik meende mij te her inneren, dat er uit de Commissie van advies en bijstand voor de Dienst voor Sport en Recreatie herhaalde ma len op is aangedrongen ook de Sportraad, indien mo gelijk, te betrekken bij de voorstellen de sport in Leeu warden betreffende. Ik meende gehoord te hebben, dat dit ook gebeurd is. Ik wilde hiermee de Wethouder in de gelegenheid stellen in het openbaar te reageren. De heer Kingma: Bij het bestuderen van de tarieven voor deze gemeentelijke sportaccommodaties valt het meteen op, dat de z.g. individuele sporten er veel min der afkomen dan de z.g. teamsporten. Wel vallen de trainingsploegen onder de regeling, maar dit zijn al leen de geselecteerde groepen, dus bijv. wat de zwem mers betreft, de topzwemmers. Bij de teamsporten daarentegen valt de training van elke groep onder deze regeling en m.i. behoort dat ook bij de individuele sport en ook bij de zwemsport het geval te zijn. Daarbij wordt gezegd, dat alleen die groepen daaronder be horen te vallen, die zeer hoge kosten hebben ten ge volge van wedstrijden, reiskosten enz. Aangezien ik het best weet, hoe het bij de zwemsport toegaat, be paal ik mij hier even toe. De zwemsport zit juist op zeer hoge kosten, in de eerste plaats doordat Leeuwar den niet beschikt over een gemeentelijk overdekt zwem bad. Hierdoor moeten de zwemverenigingen gebruik maken van de Overdekte, waar ze een huur moeten betalen, die misschien niet te hoog is, maar die voor een vereniging wel een hoog bedrag vormt. Voor „Or- ca" bedraagt de huur zo'n slordige f 9.000,en voor „L.Z.C. 29" ongeveer f 6.500,per jaar. Volgens door mij ingewonnen informaties variëren de kosten voor elk lid, dat deelneemt aan de wedstrijdsport, dus re gelmatig aan onderlinge-, kring- en regionale wedstrij den en daarbij nog eens aan een wedstrijd op grotere afstand, wat toch normaal is bij de zwemsport, van f150,tot f200,De voorzitter van „Orca", die ook veel deed aan hockey, wat dan wel eens een dure sport genoemd wordt, heeft mij verzekerd, dat de zwemsport veel en veel duurder is. Nu vind ik het heel dwaas, dat men deze sport, die, meen ik, juist ook dit College toch een heel warm hart toedraagt, eigenlijk op die manier wat in een hoekje drukt, waar ze nog zwaar dere lasten krijgt te dragen. Dat vind ik erg jammer, want ze heeft het al heel moeilijk. Immers, de meeste clubs, waartegen men zwemt, beschikken over een overdekt zwembad. Men wil dus ook hier graag in een overdekt zwembad trainen. Die gelegenheid wordt in Leeuwarden tot dusverre slechts in beperkte mate ver strekt, omdat het uur te laat is, n.l. des avonds van 8 tot 9. Men verkeert natuurlijk bij het zwemmen in een minder gunstige positie dan bij andere sporten, want een zwembad wordt in hoofdzaak gebruikt voor de recreatie en pas op het einde van de dag voor de wedstrijdsport. En dat houdt in, dat juist de junioren, van 913 jaar, eigenlijk nooit aan training toe komen, want dat is voor hun de tijd om in bed te liggen. Dat zal het College wel met mij eens zijn. Gezien deze moei lijkheden, is het ook nog een wens van de zwemclubs in Leeuwarden, dat in het volgend seizoen de Over dekte langer door hen gebruikt kan worden. Ze zou dus op een vroeger uur voor hen geopend moeten wor den. In het laatst van het seizoen is het ook al vroeg donker en dan kan men de trainingstijd niet eens ten volle benutten. Men zou daarom wel graag zien, dat men bijv. twee avonden in de week het zwembad om halfzeven in gebruik kreeg ten behoeve van de wed strijdsport. De heer Schönfekl: Vrijdagmiddag j.l. ontving ik een brief van de Leeuwarder Sportraad. Tot mijn verbazing vernam ik, dat deze overkoepelende organi satie van het gemeentelijk sportleven op generlei wijze gehoord is over dit voorstel, terwijl volgens dit schrij ven contact met de sportverenigingen van het aller grootste belang moet worden geacht om een zo goed mogelijke gang van zaken in het Leeuwarder sport leven te waarborgen. Gaarne zou ik vernemen, waar om vooraf geen overleg is gepleegd, aangezien ik mij wel met het standpunt van de Sportraad kan ver enigen. Op pagina 3 van het raadsvoorstel staat, dat B. en W. van mening zijn, dat het aanbeveling verdient hun de mogelijkheid te laten om in bijzondere gevallen af wijkende tarieven vast te stellen, hetgeen in artikel 6 van het besluit tot uitdrukking komt. Dit is m.i. on volledig. Er zijn diverse sporten, zoals zwemmen, at letiek, schaatsen enz., die niet onder de gunstige rege ling vallen, terwijl een zekere subsidiëring hier wel noodzakelijk blijkt. Ik zou het College dan ook willen voorstellen hierover alsnog contact met de Leeuwar der Sportraad op te nemen, teneinde voor deze moei lijk liggende gevallen een oplossing te vinden. Verder sluit ik mij van harte aan bij hetgeen zojuist door de vorige sprekers betreffende diverse sporten, waaronder in het bijzonder de kaatssport, naar voren is gebracht. De heer Tiekstra (weth.): Het ligt niet in mijn be doeling mij bij de beantwoording van de sprekers te begeven in een zeer breed uitgesponnen betoog. Dit

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1967 | | pagina 8