lijn zou ik willen doorbreken. Het lijkt mij zinvol, dat wij in de Raad van de hoofdstad van de provincie Friesland bij de jaarwisseling- toch wel enige hoofd punten aantippen met betrekking tot de taken, waar voor wij gezamenlijk zijn gesteld. Ik heb er het volste vertrouwen in, dat Uw Raad daarmede kan instemmen. In het jaar 1967 is de in het daaraan voorafgaande jaar gekozen Raad goed op gang gekomen. Daarbij zijn de vergaderingen over het algemeen van langere duur geworden. Gebleken is, dat de Raad zich flink in de problemen verdiept, niet alles wat B. en W. voorstellen, zonder meer slikt en zelfs als hoogste in stantie van het gemeentelijk bestuur de algemene lijnen van het beleid wil aangeven. Gebleken is ook, dat er bij de individuele leden interesse bestaat voor de veelomvattende taak van het Gemeentebestuur. Ik acht dit van betekenis voor de veelbesproken demo cratie en het activeert de politieke belangstelling van de inwoners van onze Gemeente. Immers over dat gene, waarover in de Raad wordt gesproken, wordt door de pers geschreven. Als de Raad niet discussi eert, niet wikt en weegt over de problemen die ons toch waarlijk allen aangaan, dan merkt het publiek daarvan weinig of niets. De pers vormt, om het zo te zeggen, de schakel tussen U en de inwoners van onze Gemeente. En ik dacht te mogen constateren, dat die schakel in 1967 goed heeft gefunctioneerd, mede dank zij de discussies in Uw Raad. Ik spreek de hoop uit, dat wij met elkander in 1968 op de ingeslagen weg voort zullen gaan. Wel moeten wij er voor zorgen, als ik het zo mag zeggen, dat langer vergaderen geen doel op zich zelf wordt. Het is alleen dan zinvol en ook belangrijk, wanneer het nodig is voor de algemene lijnen en over waarlijk van betekenis zijnde onderwerpen. In 1967 is voortgewerkt aan de uitbouw van de Friese hoofdstad. Na de zuidelijke invalsweg werd die vanuit het westen vierbaans, terwijl de oostelijke invalsweg in vier banen zijn voltooiing nadert. De rondweg werd in het afgelopen jaar voltooid. Aldlan- state werd geopend als duidelijke start van een nieuw stadsdeel, dat, naar ik hoop, met een eigen en gevari eerd beeld een aanwinst voor Leeuwarden zal worden. Het Europaplein naderde het afgelopen jaar zijn vol tooiing eveneens. De Oude Veemarkt kan in gebruik worden genomen als grote vrije parkeerruimte dicht bij de binnenstad, terwijl mede daardoor het Wilhel- minaplein als blauwe zone een outlet voor de kort- parkeerders werd. Een eerste schrede werd gezet op de weg naar een wandelzone in de binnenstad. Het was een schuchtere schrede, maar dat is het geval met allen, die pas beginnen te lopen. De Raad nam de laatste belangrijke beslissing voor de bouw van een nieuw ziekenhuis en een verpleeg tehuis. Met de uitvoering van dit grote werk is in middels begonnen. In het jaar 1967 kwamen in deze gemeente ca. 1100 woningen gereed, een aantal, dat in één jaar tijds gedurende de na-oorlogse jaren niet eerder werd bereikt. Met dit alles heb ik slechts een greep gedaan uit het vele, dat in 1967 tot stand is gekomen. Het zijn echter evenzovele voorbeelden, die duidelijk aantonen, hoe Leeuwarden wordt uitgebouwd tot een stad in het noorden des lands, die er mag zijn. Betekent dit alles, dat wij zonder meer mogen stel len, dat alles naar wens gaat? Natuurlijk niet! Er zijn veel onvervulde wensen gebleven en in heel wat gevallen konden wij aan uitgewerkte projecten niet beginnen wegens gebrek aan financieringsmiddelen. Dat is een nijpend probleem voor alle gemeentebestu ren en ook voor Leeuwarden. Aan het einde van het jaar hadden wij voor ca. 15 miljoen gulden plannen besteksklaar. Met de uitvoering kan worden begonnen, zodra er financieringsmiddelen voor beschikbaar kun nen worden gesteld. Maar we laten ons er niet door ontmoedigen, hoewel dat stadium soms gevaarlijk dicht wordt benaderd. Een duidelijke teleurstelling in 1967 is geweest, dat de Regering bij de eerste bekendmaking van de sprei ding van rijksdiensten de Friese hoofdstad, waar de dienstensector juist zo'n grote rol speelt, er zo be kaaid heeft doen afkomen. Uw Raad heeft daarover uitvoerig gediscussieerd en zijn standpunt over deze aangelegenheid in alle duidelijkheid in een motie ter kennis gebracht van de Regering en van de Staten- Generaal. Uit later gevoerde gesprekken over dit on derwerp met een der bewindslieden is ons gebleken, dat de Regering, hoewel belangrijke beperkingen ten aanzien van het aantal plaatsen in acht zullen moe ten worden genomen, Leeuwarden mede ziet als een der plaatsen, die bij het beleid inzake spreiding van administratieve diensten voor vestiging van een der gelijke dienst in aanmerking komt. Ik vertrouw er op, dat deze mededeling bij een volgende beslissing van de Regering tot uitdrukking zal komen. Wat dit punt betreft, wil ik volgaarne melding maken van de uit stekende wijze, waarop inzake deze aangelegenheid is samengewerkt met en steun werd verkregen van het College van Gedeputeerde Staten. In samenwerking met dit College is voorts nader contact opgenomen en zijn we in bespreking met het Ministerie van De fensie ter nadere concretisering van de mededeling van de Regering, dat een werkplaats van dat departement in Leeuwarden zou worden gevestigd. Een regeringsbeslissing in het jaar 1967, welke ik bijzonder toejuich, is, dat de Afsluitdijk dubbelbaans zal worden gemaakt. Het is voor een groot deel van Friesland en ook voor Frieslands hoofdstad van grote betekenis, dat de verbindingen met het Westen zo spoedig als mogelijk is worden verbeterd. Het lijkt mij een der kernproblemen van de gewenste ontwikkeling van onze provincie. In het kader van die ontwikkeling meen ik overi gens te moeten opmerken, dat hechte samenwerking tussen de drie noordelijke provincies van essentiële be tekenis is. Wij hebben getracht deze samenwerking te bevorderen door contactbesprekingen met de Col leges van B. en W. van de hoofdsteden van de beide andere provincies. Bovendien hebben de Burgemees ters van de hoofdsteden gezamenlijk overleg gevoerd met de Commissarissen der Koningin als vertegen woordigers van de Bestuurscommissie Noorden des Lands. Dat de stad Groningen nu reeds het grootste en be langrijkste centrum in het noorden des lands is, valt moeilijk te ontkennen. Dat die stad, mede gelet op de centrale ligging, dat zal blijven, lijkt mij een duide lijke zaak. Wij moeten er mijns inziens blij om zijn, dat het uitstralingseffect van een grote stad over een wijde omtrek niet alleen in andere delen van het land te vinden is, doch dat een dergelijk element ook in het noorden des lands aanwezig is. Niet alleen de Gro ningers, doch ook de Friezen en de Drenten zullen daar baat bij kunnen hebben. In dat verband is het van belang, dat wij op een zo spoedig mogelijke ver betering en verdubbeling van de rijbaan tussen de stad Groningen Frieslands hoofdstad bij vooi'tduring en met klem aandringen. Een essentieel probleem lijkt mij voorts, dat wij het er in Friesland over eens moeten zijn, dat Leeuwar den niet alleen op een na de grootste plaats van het noorden is, maar dat in het belang zowel van de Friese cultuur als van de economische ontwikkeling van onze provincie zal moeten blijven. Hier ligt m.i. geen tegenstelling. Een cultureel centrum is op den duur slechts levensvatbaar daar, waar ook in econo misch opzicht het hart van een gebied, streek of provincie klopt. Anderzijds is in een, in economisch opzicht fungerend centrum behoefte aan op hoog peil staande culturele voorzieningen. Er is geen andere plaats in onze provincie, die deze functie voor een zo groot gebied, van Leeuwarden kan overnemen. Hier bij wordt m.i. niets tekort gedaan aan enkele andere Friese plaatsen, die voor een kleinere regio eveneens een streek-centrumfunctie vervullen en moeten blijven vervullen. Wij zullen er in de eigen provincie geen moeite mee moeten hebben, dat Leeuwarden in het belang van de gehele provincie een centrale positie moet innemen. Een bloeiende hoofdstad is niet mogelijk zonder een bloeiende provincie, doch ook het omgekeerde is het geval. En daarop zal het beleid gericht moeten zijn. Daarop heeft het College van B. en W. van deze stad ook gedoeld, toen het in de aanbiedingsbrief bij de be groting 1968 schreef: „Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken ik citeer thans dat in Fries land zich thans begint te wreken, dat de krachten steeds teveel versnipperd zijn en dat te weinig op één kaart die van Leeuwarden, de enige kern in Fries land, die werkelijk de functie van „trekpaard" zou kunnen vervullen is gezet." Wij hebben daarmee waarlijk niet gezegd, dat alles op de kaart van Leeu warden moet worden gezet, doch dat dit te weinig is gebeurd. Er zijn werkelijk situaties, waarin verdelen niet meer in het belang- van het geheel is. Dan zal men moeten durven kiezen voor het centrum en de belangrijkste kern van onze provincie en dat is nu eenmaal Leeuwarden. Natuurlijk zijn er meer plaatsen in onze provincie, waai- iets moet gebeuren, om het geheel zo goed mo gelijk tot ontwikkeling te doen komen. Maar dat doet niets af aan het feitelijke gegeven, dat Leeuwarden de enige plaats is, die als trekpaard voor de gehele provincie kan fungeren, terwijl andere plaatsen een meer beperkte functie voor een bepaalde streek heb ben. Overigens vraag ik mij in alle gemoede toch wel af, of het aantal „kernen" in onze provincie, waar de industriële ontwikkeling bij voorrang moet worden gestimuleerd, toch niet te groot is. We zullen ons in Friesland er op korte termijn op moeten bezinnen, of een zekere beperking op dit terrein niet in het belang van allen zou zijn. Dit bi-engt mij op het punt van de uitbreiding van de werkgelegenheid. Het verheugt mij, dat er in onze gemeente tot dusverre geen bedrijven van enige be tekenis zijn geweest, die hun poorten hebben moeten sluiten. Zelfs kunnen we constateren, dat verschil lende, voor onze stad van belang zijnde bedrijven be zig zijn zich uit te breiden. Ik acht dit van veel be tekenis en uitbreiding van onze bestaande industrie verdient ten minste eenzelfde aandacht als vestiging van nieuwe bedrijven. Trouwens vestiging van nieuwe bedrijven in het noorden des lands en dus ook in onze stad valt onder de huidige omstandigheden en bij de thans geldende regelingen nauwelijks te verwachten. De tijd, dat men zich hier kwam vestigen als gevolg van grote schaarste aan arbeidskrachten in het wes ten des lands, schijnt voorlopig wel achter de rug te zijn. Indien de Regering werkelijk wil stimuleren, dat zich hier nieuwe bedrijven gaan vestigen en dan met name nog bedrijven met hoogwaardige arbeid, dan zal men iets anders moeten presteren dan algemeen gel dende premie-regelingen. Men zal dan de moed moe ten hebben belangrijke financiële faciliteiten te ver lenen aan bepaalde bedrijven, die zich op enkele ge wenst geachte plaatsen gaan vestigen. En die facili teit mag alleen gelden voor de aangewezen plaats. Het lijkt discriminatie, maar het is de enige weg om te komen tot vestiging van industrieën in gebieden, die in de huidige situatie uit puur economische over wegingen niet in de eerste plaats gekozen zullen worden. Gaarne wil ik nog een enkel woord wijden aan enige andere problemen die ons ook in 1968 zullen moeten bezig houden. Ook hier zal ik niet uitputtend kunnen zijn, doch slechts een enkel voorbeeld noemen. Op cultureel gebied staan enige belangrijke punten op het programma. In samenwerking met belangheb bende groeperingen zijn wij bezig aan het uitwerken van plannen voor nadere voorzieningen op het gebied van toneel- en muziekuitvoeringen, exposities, congres sen e.d. Dit betreft zowel de gebouwen als de orga nisatie. Het gaat hier om een zaak van grote urgentie. De Raad staat, naar ik verwacht, nog dit jaar voor het nemen van belangrijke beslissingen op dit gebied. Er zal dit jaar begonnen worden aan de restauratie van de Papingastins en Luilekkerland. In samenwer king met de Ottema-Kingma-Stichting en met steun van vele anderen hopen wij het Piincessehof en aan grenzende gebouwen nu eindelijk grondig te kunnen ver beteren. Op het gebied van de recreatie zal in 1968 met spoed worden voortgewerkt aan de Groene Ster ten oosten van de stad. Bovendien hebben wij inmiddels besprekingen geopend met belanghebbende groepen over de ontwikkeling van een recreatiegebied in de groenstrook tussen Dammelaan en Rengerspark. Nog in dit jaar hopen wij Uw Raad dienaangaande voor stellen te doen. Nog deze maand zullen U voorstellen van B. en W. bereiken betreffende het stadhuisplan. Ook over deze belangrijke kwestie zal Uw Raad dit jaar een beslis sing moeten nemen; dit probleem is vooral daarom zo belangrijk, omdat de verdere ontwikkeling van een gedeelte van de binnenstad hiermede ten nauwste sa menhangt. Ook op het terrein van het bestuur staat U voor beslissingen, die van vérstrekkende betekenis kunnen zijn. Naar verwacht mag worden, zullen U in de eer ste helft, van dit jaar nadere voorstellen bereiken met betrekking tot het gehele terrein van de commissies. Wij zullen moeten nagaan, op welke wijze de leden van Uw Raad en eventueel vertegenwoordigers van andere representatieve organisaties zo nauw en effi ciënt mogelijk bij de omvangrijke taak van het be sturen van de Gemeente betrokken kunnen worden. Over tal van andere problemen heeft het College van B. en W. Uw Raad kortelings nader geïnformeerd in de aanbiedingsbrief bij de begroting 1968. Binnen kort zullen wij met elkaar in deze zaal van gedach ten wisselen over al deze zaken. Ik hoop, dat we nut tige discussies zullen hebben en dat die minstens op hetzelfde peil zullen staan als verleden jaar tijdens de begrotingszitting. Daarmee zullen we dan met elkaar onze Gemeente een goede dienst bewijzen. Tenslotte zou ik nog gaarne al diegenen, die het afgelopen jaar hun krachten hebben gegeven aan het werk, dat hot Gemeentebestuur moet doen, dank wil len zeggen. Ik doel hier zowel op de velen, die hun tijd en krachten hebben willen geven in verschillende commissies als op de ambtenaren van de secretarie en de verschillende diensten, bij het onderwijs en de politie. Van nabij heb ik geconstateerd, hoe de secretaris en verschillende hoofdambtenaren enorm hebben gewerkt, ook veel buiten normale kantooruren, om enerzijds hun lopende taken af te werken, doch anderzijds vooral om te kunnen voldoen aan de zeer vele vragen, waar voor het College van B. en W. hen steeds maar weer plaatste. Vooral die B. was voor hen niet gemakke lijk, maar die spreekt volgaarne zijn grote waarde ring uit voor de wijze, waarop de taak werd vol bracht. Leden van de Raad, U zult er bij Uw taak als raadslid, ook in het nieuwe jaar, allen wel eens be hoefte aan kunnen hebben terug te blikken in de rijke historie van onze stad. Immers in het verleden ligt het heden, in het heden ligt de toekomst. In verband daarmede heeft het College van B. en W. gemeend U bij de eerste vergadering in het nieuwe jaar te moeten aanbieden een exemplaar van de herdruk van de „Geschiedkundige Beschrijving van Leeuwarden van den vroegsten tijd tot den jare 1846" door de vroegere archivaris van onze stad W. Eekhoff. Dat, wat het verleden betreft, en, voor wat het heden aan gaat, een exemplaar van het dezer dagen uitgekomen Fotoboek van Leeuwarden. Beide boeken zullen U zo meteen worden uitgereikt. Moge ik deze woorden beëindigen met U allen een voorspoedig en gezegend 1968 toe te wensen. Ik dank U wel. (Applaus.) Ik stel voor een ogenblik te pauzeren om de door mij zo juist genoemde documenten aan de raadsleden uit te reiken. De heer Van Balen Walter: Mijnheer de Voor zitter. Ik wil U namens de Raad hartelijk dank zeggen voor de goede wensen, die U ons voor 1968 heeft toegedacht. En hoewel de meesten van ons wel Uw receptie zullen hebben bijgewoond, wil ik toch namens de gehele Raad de beste wensen voor 1968 voor U en Uw gezin uitspreken en ik hoop. dat dit ook een goed jaar zal worden voor onze Ge meente. Uw receptie en deze jaarrede zijn initiatieven geweest, die wij toch wel zeer op prijs hebben gesteld. Ik geloof, dat, als wij Leeuwarden willen zien als kern, als iioofdstad, als centrum van Friesland, we ons ook de allures moeten aanmeten, die bij een dergelijk cen trum passen, en ik geloof, dat wat U hier gepresteerd heeft, in dit kader past. Als we hiermede zelf niet be ginnen, kunnen we moeilijk verwachten, dat anderen ons als centrum zullen willen erkennen. En dit temeer, omdat het eigenlijk niet helemaal past in het Friese volkskarakter zo gemakkelijk tot een waardering van centrum en hoogtepunten over te gaan. Dit karakter

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 2