De heer Engels: Als de Wethouder zegt: We hebben
een totaal saneringsplan aangenomen voor het Vliet,
dan sta ik daar echt niet van te kijken. (De heer
Tiekstra (weth.)Dat heb ik niet gezegd.) Dan zijn
dus twee panden aangekocht in het kader van een sa
nering zonder plan! Maar ik wil er niet langer over
hakketakken. We moeten heel nuchter constateren, dat
onze beslissing t.a.v. die overplaatsing mede bepaald is
door het feit, dat de betrokken bedrijven zwaar ge
handicapt werden door de afsluiting van het Vliet.
Wat deze zaak betreft, ik kan tot mijn spijt beslist niet
achter het adres van betrokkene staan. We kunnen er
lang en breed over praten en we kunnen het allen ver
velend vinden dat is het ook maar we kunnen
aan zijn verlangens op dit moment niet voldoen; dat
ben ik met B. en W. eens. Ik dacht wel, dat van het
College in alle redelijkheid gevraagd kan worden, dat
zelfs als een bedrijf in de loop der jaren vervelend
is geweest dan toch iedere mogelijkheid moet wor
den aangegrepen om voor dat bedrijf een goede op
lossing elders te vinden. Maar dan veronderstel ik ook
de bereidheid van zo'n bedrijf zich elders te vestigen.
Die bereidheid mis ik tot mijn spijt in deze stukken.
Ik vind, dat dit in de Raad maar eens duidelijk gezegd
moet worden.
Ik vraag dat m.n. om de bereidheid tot overleg, om
dat ik weet, dat er een aantal garagebedrijven in de
stad is, die op dit moment in de uitoefening van hun
bedrijf ook zwaar gedupeerd zouden zijn, als er in hun
straat een stopverbod of parkeerverbod zou komen. Als
het Gemeentebestuur in de situatie komt te verkeren,
dat men toch een parkeer-, wacht- of stopverbod moet
gaan invoeren, dan moeten we ook bereid zijn samen
met de betrokkenen een oplossing te zoeken die hen in
staat stelt elders op een gezonde wijze hun bedrijven
voort te zetten. Ik geloof, dat dat het enige is, wat wij
B. en W. op dit moment met klem kunnen vragen, en
ik vertrouw, dat er straks hunnerzijds de verklaring
zal worden afgelegd, dat zij daartoe bereid zijn.
De heer Van der Veen: De Wethouder heeft gespro
ken over een rechtmatige overheidsdaad, maar het is
mij niet helemaal duidelijk, welke constructie hij
daar precies mee bedoeld heeft. Er zijn van die
overheidsdaden, die inderdaad rechtmatig genoemd
kunnen worden, maar dat ook alleen maar zijn op voor
waarde, dat daardoor aangerichte schade wordt ver
goed. Ik denk op het ogenblik aan de verschillende
Voorste Stroom-arresten en de bekende duinwater-ar
resten en vele meer. Dit is een bekend vraagstuk,
maar ik geloof, dat we hier helemaal niet behoeven te
spreken over een rechtmatige overheidsdaad. Ik zie het
verband niet tussen de wijzigingen in de Lange Markt
straat en het al of niet rechtmatige van die daad. Mis
schien ziet de Wethouder kans mij dat duidelijk te
maken.
Ik zou ook nog graag zijn mening horen mis
schien heb ik, toen ik hier zojuist nog niet was, zijn
antwoord gemist over de bezwaren, die ik heb geuit
tegen het feit, dat in 14 maanden tijds het toegezegde
antwoord niet is gegeven. Vindt de Wethouder dat vol
komen normaal? Gebeurt dat in alle gevallen of is dit
per ongeluk een uitzondering? Of moeten we aanne
men, dat dit een gangbare techniek in Leeuwarden is?
Ik vind wel, dat betrokkene iets geschreven had kun
nen worden. Het bedrijf wordt het verwijt gemaakt, dat
het gebruik gemaakt heeft van een krachtaansluiting,
alsof dat een onrechtmatige bedrijfsdaad of zo iets ge
weest zou zijn. Dat is ook maar een constructie, want
het is natuurlijk ook niet een onrechtmatige daad. Als
de heer K. van der Veen, die dit beroepschrift inge
diend heeft, het bedrijf niet had overgenomen, maar
als de vorige eigenaar er nog in gezeten had, wat zou
de Gemeente dan gedaan hebben Ook dat is een vraag,
dacht ik, die de Wethouder wel zal willen beantwoor
den.
Dan zegt de Wethouder: Het bedrijf heeft op geen
enkele manier over verplaatsing willen spreken. Ik zou
hem willen vragen: Welke voorstellen heeft de Ge
meente eigenlijk gedaan? Is dat uitsluitend geweest
verplaatsing naar het industrieterrein, dus een voor
het bedrijf onaanvaardbaar voorstel, of heeft de Ge
meente zich ingespannen om een meer bevredigende op
lossing te vinden? Er zijn veel gegadigden voor dat
terrein, zegt de Wethouder. Ik wil dat graag geloven,
maar ik zou wel willen weten: Was de Frico daar ook
bij? Op die vraag is, voorzover mij bekend, geen ant
woord gegeven. Ik weet ook niet, wat de Gemeente er
op dit moment wèl mee van plan is. Ik weet wel, wat
ze van plan geweest is. Het is mij niet duidelijk, welk
kwaad er gebeurt, als dit bedrijf, dat in het bijzonder
gedupeerd is, ook in het bijzonder geholpen zou kun
nen worden.
Ik zou voorts willen vragen: Is het nu zo onredelijk,
dat deze ondernemer, dit bedrijf, dat daar tientallen
jaren is gevestigd, overnemende, vertrouwen heeft in de
toezegging van de Wethouder, die destijds de betref
fende poitefeuille beheerde, dat met de belangen van
het bedrijf rekening zou worden gehouden? En als die
Wethouder dat niet gezegd zou hebben, zou het dan
zo vreemd zijn, dat een ondernemer in Leeuwarden,
bij alle liefdesverklaringen van de Gemeente aan het
bedrijfsleven, er vertrouwen in had ook zonder meer
dat de Gemeente zou zoeken naar een bevredigende
oplossing? Men moet niet al maar zeggen: Die man
zit nog niet lang in dat bedrijf, dus hebben we er niets
mee te maken. Of zijn de liefdesverklaringen aan het
bedrijfsleven, waarin gezegd wordt, dat met de bedrijfs
belangen rekening wordt gehouden, uitsluitend plato
nisch?
Het is mij duidelijk, dat alle onderbrekingen van de
middenstrook van de straat op zichzelf ongewenst zijn,
maar het is mij niet duidelijk, waarom een kleine ver
schuiving van de bestaande onderbreking het is een
kwestie van meters vanaf den beginne onmogelijk
was. Het gaat er niet om, dat het bedrijf zijn werk
zaamheden op de openbare weg wil uitvoeren, maar
het gaat 0111 het feit, dat het de kans niet meer krijgt
de auto's die van banden moeten worden voorzien, in
zijn bedrijfsruimte te krijgen, omdat de toegang afge
sloten is. Was het zo erg geweest, dat de onderbreking
bij wijze van tijdelijke oplossing enigszins verlegd was
geworden
Dit zijn een aantal concrete vragen. Ik loop eigen
lijk met het plan rond een voorstel bij U in te
dienen in deze geest: Geef dit bedrijf dan maar de be
schikking over een stuk van de oude schapenmarkt op
nader overeen te komen voorwaarden of geef dit be
drijf in elk geval de beschikking over een geschikt ter
rein in de buurt van de Lange Marktstraat. Het gaat
mij dus op dit moment niet speciaal om de schapen-
markt. Wat mij betreft, mag dat een tijdelijke oplos
sing zijn. Het gaat er wel om, dat er op korte termijn
een bevredigende oplossing gevonden wordt en dan zo,
dat ook het bedrijf daarmee kan instemmen. Het moet
niet gaan op de wijze die de Wethouder weergeeft:
,,Dat bedrijf wil nergens over praten, dat wil maar één
ding." Misschien mag ik eens horen, welke andere din
gen de Gemeente dan wel wil? Ik heb de indruk, dat
de Gemeente ook maar één ding wil.
De heer Wiersma: lk heb met belangstelling deze
discussie gevolgd en van de Wethouder wel enkele ant
woorden gekregen, die mij min of meer bevredigen. Hij
heeft o.a. het woord „historie" gebruikt. En dat is het
o.a. zo langzamerhand wel geworden. Het is inderdaad
een stuk historie, dat zijn weerga niet vindt. Wanneer
men geen kans ziet om binnen 5 jaar een oplossing te
vinden voor deze zaak, dan is dit natuurlijk niet al te
best te noemen. Maar aan de andere kant begrijp ik de
moeilijkheden zowel van het bedrijf als van de ge
meentelijke overheid en ik ben blij, dat op pag. 4 van
de raadsbrief de mogelijkheid wordt open gelaten, om
toch nog ergens met dit bedrijf tot overeenstemming
te komen. In de laatste zin staat: „dat de enige op
lossing van de moeilijkheden van het bedrijf kan wor
den gevonden in verplaatsing van het bedrijf en dat
in overleg met het Gemeentebestuur in die richting
stappen dienen te worden ondernomen." Ik zou het
zeer op prijs stellen, dat wij dit stuk, zoals het hier nu
voor ons ligt, als historie gaan beschouwen en van nu
af aan alsnog trachten met het betrokken bedrijf en
het College tot een aanvaardbare oplossing voor beide
partijen te komen.
De hear Boomgaardt: It üngeryf fan dit bidriuw is
üntstien trochdat it fan aids gebrük makket fan de
iepenbiere strjitte njonken de aide fémerk. Nou kin
11
men noch inkeld prate fan in ynrit fan greate fracht-
weinen. It brüken fan 'e iepenbiere wei as reparaesje-
wurkpleats moat dus ophalde. Ik leau, dat men op groun
dêrfan net folie rjochten op help fan de Gemeente
claime kin. Dat nimt net wei, dat, as der üngeryf ünt
stien is, de Gemeente natuerlik ek sa folie mooglik
helpe moat. Ik kin net sjen, dat it nedich is dér nou
sa swier de klam op to lizzen. Mar hwat wy ridliker-
wize dwaen kinne, sille wy ek dwaen moatte. Dat
bin ik mei de oare sprekkers wol iens. Ik wol dochs
wol ünderstreekje hwat Wet halder Tiekstra sein hat
en hwer't de hear Van der Veen sterk op ynfrege hat:
Hwcrom hat de Gemeente net réagearre nei üntfangst
fan it brief fan de hear Van der Veen fan 11 oktober,
wylst him tasein wie, dat hy antwurd hawwe soe?
Dat hie yn it bitooch fan de Wethalder yn earste yn.
stansje nei myn sin opnommen wurde moatten en it
hie, tinkt my, ek daelks fan 'e kant fan it Kolleezje
yn it riedsbrief steld wurde moatten. Hjir stiet wol
earlik: „Op deze brief hebben wy tot op heden niet
geantwoord", mar der stiet net by, dat de man de ta-
sizzing krigen hat, dat hy antwurd hawwe soe. B. en
W. binne dus wol yn gebreke. Ik hie net witten, dat de
bitrutsene in bifêstigingsbrievekaert krigen hie. Ik hie
tocht, dat B. en W. minoftomear biwust sein hiene:
„Wy kinne wol ophülde; it jowt dochs neat." Mar dat
soks net it gefal wie, is net düdlik ta ütdrukking kom
men. De earste kear, dat de hear Van der Veen ant
wurd hawwe soe, mar net krigen hat, hawwe B. en W.
it rjocht setten, n.l. by in brief fan 29 septimber. Mar
dat him nei üntfangst fan syn skriuwen fan 11 oktober
antwurd tasein is dat hy ek net krigen hat, dat hiene
B. en W. ek yn it riedsbrief, tinkt my, erkenne moat
ten. En ik soe it op priis stelle, dat dat nou dochs noch
bart tsjinoer de hear Van der Veen. Neffens my ünt-
stiet wol deeglik in oare situaesje, as in oare eksploi-
tant yn in ündernimming komt. It kin bést wêze, dat
it in rinnend bidriuw is, dat oemommen wurdt, mar
as iepenbier lichem kin men dan wol sizze: Der is in
nije ündernimmer kommen, mar dy wist fan de om-
stannichheden, hweryn hy de saek oernaem. Hy wist,
dat hy net mear de aide rjochten dy't doedestiids tsjin
oer in ülde eigener bistien hawwe, claime kin.
Ta bislüt soe ik B. en W. ütstelle wolle in birjocht
fan in bipaelde ynhald to stjüren net nei de N.V. FABO
ik wol net sizze, dat dat in forkearde formulearring
isdy namme spilet yn de stikken noch in pear kear
mar oan de hear Van der Veen oan de Lange Merk-
strjitte.
De hear Miedema: De iene stelt: Jim biede in yn-
dustryterrein oan, mar dat is net in goed plak. In
oarenien seit: Kinne Jim nou net in oar plakje sykje
yn 'e buert fan de Lange Merkstrjitte Al mei al
wurdt it yn 'e sfear brocht fan: De Gemeente moat
dit, de Gemeente moat dat en de Gemeente moat alles.
Ik leau, dat, as it bitreffende bidriuw swierrichheden
hat, it seis ris mei in ynisiatyf komme moat. Dan hat
de Gemeente de taek to probearjen dat to réalisearjen.
It ynisiatyf is tipysk in saek fan de ündernimmer. De
taek fan de Gemeente leit op it gebiet fan de meiwur-
king. Hja hat net yn it earste plak it ynisiatyf to nim.
men. En dat mis ik yn dizze hiele bisprekking. Ik wit
net, oft ik it bin of dat it de Gemeente is, dy't it for-
keard bisjocht, mar ik soe wol de miening fan it Kol
leezje hearre wolle.
De heer Schönfeld: De Wethouder heeft zoéven in
zijn antwoord gesteld, dat de Tesselschadestraat een
belangrijke verkeersader is, en dat ben ik volkomen
met hem eens. Evenals voor de Lange Marktstraat is
ook voor de Tesselschadestraat een parkeerverbod in
gesteld, maar toch is aan deze laatste wel een benzine
verkooppunt gevestigd. De Wethouder stelde in zijn ant
woord, dat de bestemming van de oude schapenmarkt
thans niet aan de orde is. Ik meen echter te moeten
opmerken, dat, als deze bestemming nog niet bekend
is bij het College, deze zodanig kan worden vastge
steld, dat de Friese Banden Service er ook een plaats
zou kunnen krijgen. Het bedrijf heeft diverse sugges
ties naar voren gebracht en gezien de lange periode,
n.l. 5 jaar, welke deze onderhandelingen in beslag ge
nomen hebben, vind ik het niet meer dan reëel, dat de
Gemeente een welwillende houding tegenover dit be
drijf inneemt en haar suggestie om dit bedrijf over te
plaatsen naar het industrieterrein, niet handhaaft.
Wat de vernielingen betreft, die aan de overzijde van
de straat aan het trottoir zouden zijn toegebracht, zou
ik me willen aansluiten bij wat de heer Van der Veen
in eerste instantie heeft opgemerkt. Met stenen beladen
wagens van de Gemeente zullen hieraan ook wel debet
zijn.
Overigens heeft het antwoord van de Wethouder mij
echt niet bevredigd. Ik zou B. en W. dan ook willen
voorstellen dit preadvies terug te nemen en zo spoedig
mogelijk, nadat met de heer Van der Veen een rede
lijke oplossing bereikt is, met een nieuw voorstel te
komen.
De heer Venema: Ik kan mij achter de suggestie van
de heer Wiersma stellen. Ik oen het volledig eens
met de laatste zin op blz. 4 van de raadsbrief. Het
College wil alle mogelijke medewerking verlenen, maar
dan verwacht men, zoals de heer Miedema al zei, ook
een beetje initiatief van het bedrijf zelf. En uit het
dossier blijkt nergens, dat dit ook maar iets gepro
beerd heeft.
Nu is de situatie van de vroegere Lange Marktstraat
niet te vergelijken met die van de tegenwoordige; de
vroegere straat had slechts de helft van de breedte van
de nu bestaande. Het hekwerk, dat de veemarkt af
sloot, stond in de as van de tegenwoordige Lange
Marktstraat. En al zou er een doorbi'aak in de mid
denberm zijn, zou het m.i. niet eens mogelijk zijn
de heer Van der Veen betwijieit dat dat de auto's die
moeten worden gerepareerd, in één keer in de garage
zouden kunnen komen, in de eerste plaats i.v.m. de te
geringe hoogte en in de tweede plaats i.v.m. de te ge
ringe breedte. Want het zijn heel grote „kasten" die
daar van banden moeten worden voorzien. Destijds had
men aan de Marshallweg een dependance, de eigenlijke
fabriek voor het coveren van banden. (De heer Schön
feld: Dat is nu niet meer zo.) Dan is die dus bewust
niet overgenomen van de FABO. Staat die daar nog
apart? (De heer Van der Veen: Ja.) Ze staat hier in
ieder geval niet, maar er wordt toch iederkeer over
gepraat. Ik wil wel respect hebben voor een bedrijf,
dat 35 jaar bestaat, maar men moet er niet zo over
„oppijpen" en zeggen: 12 gezinnen eten eruit. Ik heb
niet een idee, dat het in die 35 jaar zo denderend is
gegaan. Nu is dat mijn zaak niet, maar men moet
toch reëel blijven. Ik kan mij niet aan de indruk ont
trekken, dat hier zo langzamerhand geprobeerd wordt
een slaatje te slaan uit de goedheid van het Gemeente
bestuur; laten we het maai ronduit zeggen. Want deze
man wist, toen hij de zaak overnam, dat wat hij nu
gedaan wil hebben, niet mogelijk is. Dat ben ik vol
komen met de heer Boomgaardt eens. En nu wil men
deze man nog op alle mogelijke manieren in het gelijk
stellen ook. Ik vind het „hardstikke" 1'out. Ik moest
dit even zeggen, want ik hoor het „met gemengde ge
voelens" aan.
De heer Kingma: Ik ben het ook eens met de laat
ste zin van het voorstel en ik hoop dan ook, dat het
College ernaar zal streven, door overplaatsing voor dit
bedrijf een goede oplossing te vinden, maar ik zou er
ook wel op willen attenderen, dat de schapenmarkt
en dat vind ik heel belangrijk dan een betere bestem
ming krijgt dan één of andere industriële functie. Ik
heb daar iets veel „hogers" voor in het hoofd. Oor
spronkelijk was het een sporthal; het mag om mij ook
wat anders zijn. Maar in elk geval niet een kaaspak
huis, een coverfabriek of iets dergelijks.
Wat de door het bedrijf aangerichte schade betreft,
die zal wel een beetje meevallen; er rijden daar ook
veel andere wagens met stenen heen. Ik kan me in
dezen wel bij de andere sprekers aansluiten. Ik dacht,
dat dat in de raadsbrief eigenlijk ook niet zo ernstig
bedoeld was. Ik vind echter wel, dat men naar een
oplossing voor dit bedrijf moet streven, niet ter plaatse
ik acht dat ook niet nodig en ik zie ook uit naar
een oplossing voor het terrein van de oude schapen
markt, dat een waardige bestemming dient te krijgen.
De heer Vellenga: Ik kan mij voorstellen, dat de
betreffende onderneming, gezien de jarenlange histo
rie, er aan gehecht kan zijn op deze plaats het bedrijf
voort te zetten. Ik kan mij aan de andere kant ook