6
dit tijdstip dit voorstel aan de Raad voor te leggen.
Het College is na uitvoerig beraad tot de conclusie ge
komen, dat de voorgestelde voorzieningen onder alle
omstandigheden gerealiseerd moeten worden. Ook als de
Raad straks zou besluiten, dat het nieuwe stadhuis er
gens aan d,e rand van de stad zal worden gesticht, zal
er sprake zijn van een vrij lange overgangsperiode.
Ongeacht welke keus straks wordt gemaakt, het zal
in ieder geval een decisie zijn, welke niet in enkele
jaren kan worden gerealiseerd. Hoe lang die periode
zal zijn, is iets waarin ik mij nu liever niet verdiep;
dat zullen wij ter sprake moeten brengen, wanneer wij
straks over de plannen voor het nieuwe stadhuis gaan
spreken. Het zal in ieder geval een vrij lange periode
zijn, een periode waarin een oplossing moet worden
gevonden voor de benarde situatie waarin diverse dien
sten en afdelingen zich op het ogenblik bevinden.
Als de Raad tot de thans voorgestelde voorzieningen
kan besluiten, ligt het in de bedoeling nadere voorstel
len te doen voor verdergaande voorzieningen, zij het,
dat deze van minder ingrijpende aard zullen zijn. Daar
op is in de nota al gedoeld. Dat zal zijn, wanneer de
Gemeente het pand aan de Weerd moet verlaten en
wanneer het schuin tegenover het stadhuis gelegen
pand van de N.V. Vriesco beschikbaar komt. Ook die
voorzieningen zijn nodig, ongeacht welke beslissing de
Raad neemt t.a.v. de plaats voor het nieuwe stadhuis.
Als de Raad dat wenst, wil ik er wel dieper op ingaan,
maar ik hoop, dat men van mij zal willen aannemen,
dat het College deze zaak ernstig heeft overwogen.
Ook bij aanvaarding daarvan kan de vraag rijzen,
waarom het College met dit voorstel niet nog even
heeft gewacht, zodat het gehele patroon voor de Raad
wat duidelijker zou zijn geworden. De reden daarvan
is, dat er enige afdelingen zijn, die nu beslist niet vlot
genoeg kunnen functioneren. Zij kunnen daardoor niet
zodanig werken als het College graag zou willen. Het
is een zaak van mankracht en van huisvesting. Wij zijn
druk bezig op dat punt tot een aanvulling te komen.
De huisvesting is in een aantal gevallen nog wel niet
prehistorisch te noemen, maar zij komt er toch wel
dicht bij. Er zijn afdelingen die door de wijze waarop
zij gehuisvest zijn, onmogelijk efficiënt kunnen werken.
Ik behoef niet te zeggen, welke afdelingen dat zijn;
men kan ze vinden in de nota.
Het gaat om een vrij groot bedrag en ook B. en W.
hebben geaarzeld, alvorens met dit voorstel te komen.
Als men echter ziet, wat elke voorziening op zich zelf
kost, moet men zeggen, dat het toch heus nog wel
meevalt. Het gaat per slot om een hele serie voorzie
ningen. Als deze voorzieningen de instemming van de
Raad krijgen en als straks de afdeling Personeelszaken
wordt overgeplaatst, zal men voor de secretarie een
redelijke oplossing hebben verkregen tot het tijdstip,
waarop een nieuw stadhuis gereedkomt of waarop een
uitbreiding van het bestaande stadhuis tot stand is ge
komen. Het is een investering die werkelijk niet voor
slechts één of twee jaar haar nut zal afwerpen. Hoe
lang die periode is, laat ik maar aan ieders fantasie
over, maar wij kunnen ervan overtuigd zijn, dat wij
het er nog een vrij lange reeks van jaren mee zullen
moeten doen.
Het moet van groot belang worden g'eacht, dat de
dienst van Openbare Werken, met inbegrip van de
stedebouwkundige afdeling, alsmede het Grondbedrijf en
Bouw- en Woningtoezicht vlak bij elkaar gehuisvest
blijven. Dat is nodig uit een oogpunt van efficiency.
Zij behoeven niet vlak bij de secretarie te zijn, maar
met het oog op de nauwe samenwerking tussen deze
diensten is het wel nodig, dat zij dicht bij elkaar zitten.
Wij stellen ons voor, dat wij de dienst van Openbare
Werken met inbegrip van een stedebouwkundige afde
ling, ook als deze in aanzienlijke mate wordt uitgebreid,
voor langere tijd kunnen huisvesten in het pand, waarin
de dienst nu is gevestigd. Er zijn nu een aantal in
stanties in ondergebracht, die er binnen afzienbare tijd
uit gaan.
Wat de Gemeente-ontvanger betreft, zou ik het met
de heer Heidinga eens kunnen zijn en deze gedurende
de tijd die hem vóór zijn pensioen rest, te laten zitten
waar hij zit, als het alleen om de Ontvanger zelf ging.
Het gaat echter om een afdeling van zeven man die
in haar geheel moet worden overgeplaatst. Het is niet
doelmatig, dat de dienst van de Gemeente-ontvanger
zover verwijderd is van de afdeling Financiën, nog af
gezien van de vraag, of men de functie van Gemeente
ontvanger straks zal handhaven.
De heer Vellcnga heeft nog gevraagd, of de voorzie
ningen ingepast kunnen worden in de uitwijkmogelijk
heden. Daarmee is, zoals ik al heb gezegd, inderdaad
rekening gehouden. Als besloten wordt ook tot uitbrei
ding van het stadhuis te komen, zullen deze voorzie
ningen uitstekend dienstbaar kunnen worden gemaakt
als uitwijkmogelijkheid tijdens de bouwwerkzaamheden.
Er zullen overigens wel eens dagen komen, dat het
personeel op de secretarie watjes in de oren zal moe
ten doen, maar dat is iets waaraan in dat geval toch
niet geheel te ontkomen zal zijn. Men zal toch niet zo
lang een deel van de secretarie in een andere hoek van
de stad kunnen onderbrengen.
Namens het College doe ik een klemmend beroep op
de Raad dit voorstel te aanvaarden. Het zal dan toch
nog lange tijd duren voor een en ander rond is. Als de
plannen binnen een jaar uitgewerkt zijn en de finan
ciering ervan ook binnen die tijd rond is, mag men blij
zijn. Elke maand dat hiermee wordt gewacht, betekent
een ongewenst uitstel van het verkrijgen van een nog
lang niet ideale, maar enigszins redelijke huisvesting
van de secretarie en van de stedebouwkundige afdeling
van de dienst van Openbare Werken.
De heer Kingma: Het betoog van de Voorzitter
heeft me niet erg overtuigd, ik ben van mening, dat
de Raad door aanvaarding van het voorstel min of
meer in een dwangpositie zou raken t.a.v. stadhuis
plannen. Misschien zou de meerderheid van de Raad
de nieuwe vleugel aan het stadhuis willen hebben op
de plaats waar nu de secretarie gevestigd is. Dan blijft
er van het betoog van de Voorzitter niets overeind.
De Burgemeester zal zeggen, dat dat niet gebeuren
zal. Ik kan echter niet inzien, waarom wij met een
beslissing t.a.v. de voorgestelde voorzieningen niet nog
twee maanden zouden kunnen wachten. Dan is waar
schijnlijk een principe-beslissing t.a.v. het stadhuis ge
vallen. Nu weet men nog niet, of er een geheel nieuw
stadhuis elders in de stad komt dan wel of er een uit
breiding komt van het bestaande stadhuis aan de oost
zijde of aan de zuidzijde. Als de Raad het onderhavige
voorstel aanvaardt, heeft deze t.a.v. de plaatsbepaling
voor het stadhuis niet meer helemaal de vrije hand.
De heer Heidinga: Ik ben er, mede door het betoog
van de Voorzitter, van overtuigd, dat t.a.v. de huis
vesting van het gemeentelijk apparaat bepaalde voor
zieningen moeten worden getroffen. Dat neemt niet
weg, dat men van mening kan verschillen over de
wijze waarop daarin moet worden voorzien. U zegt
zelf, dat wij binnenkort uit de Weerd weg- moeten en
dat binnen afzienbare tijd het pand van de N.V. Vries
co vrijkomt. Binnen één of twee maanden krijgt men
het schoolgebouw van de Leeuwarder Schoolvereniging
vrij. Al deze aspecten heeft U niet bij dit voorstel be
trokken. B. en W. vragen de Raad een bedrag van
f 250.000,te voteren voor betrekkelijk kleine voor
zieningen, die misschien de ergste nood lenigen, maar
die daarvoor toch geen oplossing brengen. Als men
eens nagaat wat wij in de loop van een paar jaar heb
ben besteed aan incidentele verschuivingen en andere
voorzieningen, komen wij in de buurt van een miljoen
gulden; misschien is het zelfs al meer geworden. Daar
om vraag ik mij ernstig af, of wij de zaak niet wat
ruimer moeten bezien en al die aspecten die ik zojuist
heb genoemd, hierin moeten betrekken. Ik dring er
daarom op aan, deze zaak aan te houden en ik dien
daartoe het volgende voorstel in:
„De Raad van de gemeente Leeuwarden; op 19 fe
bruari 1968 in vergadering bijen; besluit: het agenda
punt 14, bijlage no. 80, van de agenda af te voeren en
aan te houden tot na de behandeling van de stadhuis
plannen door de Gemeenteraad."
De heer Engels: Ik ben niet alleen lid van de Fi
nanciële Commissie, maar ook fractievoorzitter. Ik
was een van degenen die op geen andere dag voor een
spoedvergadering met fractievoorzitters kon dan op die
maandag. Ik heb toen gezegd het zeer te betreuren
als de vergadering van de Financiële Commissie daar
voor zou moeten uitvallen, maar dat ik het belang
van de ene vergadering niet kon afwegen tegen dat
7
van de andere. De Voorzitter heeft toen gezegd, dat
mj de bijeenkomst van fractievoorzitters van de groot
ste importantie achtte. Op die grond heb ik er de voor-
Keur aan gegeven, dat de vergadering van fractie
voorzitters voorrang zou krijgen. Het is juist, dat de
iractievoorzitters ermee hebben ingestemd, maar al
leen omdat zij er op grond van de mededelingen van
üe burgemeester van overtuigd waren, dat de bijeen
komst van fractievoorzitters zeer belangrijk en spoed
eisend was.
Het kan zijn, dat men van de kant van de secretarie
pogingen heeft aangewend contact met mij op te ne
men over een nieuwe datum voor een vergadering van
de Financiële Commissie. Dat contact is echter niet
tot stand gekomen. Ik betwijfel daarom enigszins, dat
zulke pogingen zijn gedaan. Misschien kan de voor
zitter van de commissie daarover nadere mededelingen
doen.
Wat het voorstel zelf betreft, kan ik mij zeer goed
voorstellen, dat B. en W. het noodzakelijk vinden, dat
nu eindelijk eens wat wordt gedaan aan de huisvesting
van het gemeentelijk apparaat.
De heer C. de Vries: In eerste instantie heb ik al
gezegd, dat ik er begrip voor kan hebben, dat men in
een noodsituatie een vergadering moet verzetten, als
dringend een andere vergadering moet worden ge
houden. Kennelijk is de meerderheid van de Financiële
Commissie akkoord gegaan met een verschuiving van
de vergadering. Uit de woorden van de heer Engels
begrijp ik echter, dat ook hij over zo'n verschuiving
niet is benaderd en dat bevreemdt mij toch wel. Nu
heb ik uit ervaringen, in het verleden opgedaan, wel
begrepen, dat, als de Financiële Commissie niet op
maandag kan bijeenkomen, het niet meer mogelijk is
in de week vóór de vergadering een andere dag daar
voor te vinden, omdat de stukken op dinsdag moeten
worden klaargemaakt om ze tijdig bij de raadsleden
te krijgen. Het zou desondanks nuttig zijn geweest, als
de Financiële Commissie toch nog was bijeengekomen,
zodat eventueel later toch nog een advies van die
commissie ter beschikking zou kunnen komen, en
voorts ook om in die commissie het investeringsplan
bij de begroting, waarvan de behandeling volgende
week plaats heeft, te bespreken. Ik had dan ook ver
wacht, dat niet alleen over een verschuiving van de
vergadering zou zijn gesproken, maar dat ook werke
lijk een nieuwe datum daarvoor zou zijn bepaald.
De heer Vellenga: De heer Engels heeft terecht op
gemerkt, dat ik heb geaarzeld. Ik heb echter niet ge
aarzeld, of ik wel wat zou zeggen, maar t.a.v. wat ik
zou gaan zeggen. Die aarzeling is een gevolg van het
feit, dat het eerste deel van het betoog van de Voor
zitter wel enige indruk op mij heeft gemaakt. Dat
geldt niet het laatste stuk, omdat de Voorzitter daar
in de stadhuisproblematiek te nadrukkelijk heeft be
trokken. Een tweede reden voor die aarzeling was,
dat ik uit de betogen in de eerste instantie niet goed
heb kunnen opmaken, hoe mijn suggestie tot uitstel bij
de Raad aansloeg. Ik heb nu opgemerkt, dat die wel
enige bijval ondervindt.
Het voorstel heeft betrekking op voorzieningen zo
wel in dit gebouw als ook in de omgeving ervan. Deze
laatste beperken zich tot drie panden aan de overzijde
van het Raadhuisplein. Wij zouden echter over meer
informatie moeten kunnen beschikken t.a.v. de uit
wijkmogelijkheden, m.n. aan de westkant van dat
plein, zoals het pand-Vriesco, de Hof school die binnen
kort vrijkomt, en mogelijk ook de St. Antlionyschool.
Dan laat ik nog buiten beschouwing het paleis van de
Commissaris der Koningin. Als men al die dingen op
een rijtje zet, komt de zaak in een wat ander licht te
staan. Het zou op zijn minst goed zijn, wanneer in
een raadsbrief of in de discussie al die dingen nog
eens onder de loep zouden worden genomen. Als men
dat niet doet, loopt men risico's. De heer Kingma heeft
op een van die risico's gewezen en wel, dat men net
te vroeg iets doet waarvan men later spijt zou kun
nen krijgen. Ik wil van het antwoord van de Voorzitter
laten afhangen, of ik het voorstel van de heer Hei
dinga al dan niet zal steunen.
Nog een opmerking over het niet doorgaan van de
vergadering van de Financiële Commissie. Ik ben geen
lid van die commissie, wel fractievoorzitter. Ik heb,
toen daarover werd gesproken, van de Burgemeester
de indruk gekregen, dat deze van mening was, dat de
vergadering van de fractievoorzitters in ieder geval
zou doorgaan en dat men nog wel zou zien wat men
met de Financiële Commissie zou doen. Het zou voor
de hand hebben gelegen, dat de voorzitter van die
commissie pogingen in het werk zou hebben gesteld
om alsnog de leden van de Financiële Commissie te
benadeien, niet alleen om deze agendapunten, maar
ook om de investeringen, zoals de heer De Vries al
heeft gezegd. Het zou mij al zeer hebben bevreemd,
wanneer men, als men dat serieus had geprobeerd,
geen enkel tijdstip had kunnen vinden waarop de Fi
nanciële Commissie kon bijeenkomen. Men doet de
Raad te kort door telkens weer bij belangrijke voor
stellen het laconieke zinnetje op te nemen, dat de
Financiële Commissie niet kon worden gehoord.
De hear Roomgaardt: De replyk fan Jou kant, myn-
hear de Foarsitter, ek de earste oanrin, hat op my
ek wol yndruk makke. Oer Jou léste opmerking: „As
de Ried dit nou net oannimt, dan duorret it noch óf-
gryslik lang, hwant dan moat it ynvestearringsvolume
los komme en de plannen moatte ütwurke wurde, dan
kin it noch wol sawn jier oanhalde," siz ik: Dit fyn ik
relatyf minder slim. Dit argumint is neffens my in
wapen tsjin Jou eigen argumintaesje. Los fan alles
fyn ik it bidrach, dat üttrutsen wurdt foar de St. Ja-
cobsstrjitte, bilangryk to heech. Under hokker om-
stannichheden wy ek de takomst fan it stêdhüs sjogge,
de foarsjenningen yn de St. Jacobsstrjitte bliuwe tyd-
lik, al kin it by need tsien jier wurde. Der moat na-
tuerlik forwaerming komme, de skilder moat der yn
en men moat der hwat losse spullen yn sette, mar
dat kin dochs foar f 10.000,oant f 15.000,wol bi-
sjoen wurde. It buro hoecht net sa swier biset to
wurden; der hoege mar fyftjin man yn. Dat moat dan
mar hwat primityf. Tsjin sa'n tydlike foarsjenning
moatte wy net in ton oan smite. Dat fyn ik ünder
alle omstannichheden forkeard.
De heer Rijpma: Wij hebben het er niet gemakke
lijk mee. Aan de ene kant voelen wij wel, dat t.b.v. de
huisvesting van het ambtelijk apparaat op korte ter
mijn zo goed mogelijke voorzieningen moeten worden
getroffen. Aan de andere kant vragen wij ons echter
af, of het niet juist zou zijn geweest het pand van de
N.V. Vriesco en dat van de Hofschool in het voorstel
te betrekken. De Hofschool komt heel binnenkort vrij
en daarin is een zeer grote ruimte aanwezig. Het zijn
tamelijk vierkante lokalen en ik kan mij voorstellen,
dat daarin op redelijke wijze zulke voorzieningen ge
troffen kunnen worden, dat men in de gebouwen aan
deze kant van het plein sterk zou worden ontlast.
De Voorzitter: Weth. De Jong is werkelijk onschul
dig aan de gang van zaken m.b.t. het niet doorgaan
van de vergadering van de Financiële Commissie. Als
iemand schuld heeft, heb ik die, maar dan toch niet
alleen ik. Het kan zijn, dat sommige fractievoorzitters
niet goed hebben geluisterd, dat het hun te snel is
gegaan of dat zij niet meer weten wat toen is afge
sproken, maar er is wel degelijk uitvoerig gesproken
over het probleem, dat de fractievoorzitters op korte
termijn moesten vergaderen, terwijl de Financiële Com
missie op maandag ook nog bijeen zou moeten komen,
wilde zij nog tijdig' een advies kunnen uitbrengen voor
deze raadsvergadering. De conclusie was toen, dat
geen alternatieve mogelijkheid voor een vergadering
van fractievoorzitters te vinden was. Ook de fractie
voorzitters zelf waren eenstemmig van mening, dat de
vergadering urgent was cn moest doorgaan. Op dat
moment hebben wij gezocht naar een andere datum
voor de Financiële Commissie, maar wij hebben moe
ten concluderen, dat die er voor deze raadsvergadering
niet meer was. Op dat moment hebben de fractievoor
zitters noch ik er een seconde bij stilgestaan of in de
Financiële Commissie al dan niet zou worden gespro
ken over het investeringsprogramma, dat pas de vol
gende raadsvergadering op de agenda komt. Dat was
toen ook niet in discussie, want daarvoor kon nog wel
een datum worden gevonden. (De heer C. de Vries: Bij
het investeringsprogramma is dezelfde zin gebruikt:
„De Financiële Commissie kon niet worden gehoord.")
Bij dat probleem hebben de fractievoorzitters noch ik