14
maar er moet nu wat gedaan worden. B. en W. willen
dat proberen met een verkeerslicht-installatie. Wij zijn,
naar ik meen, bereid daaraan onze steun te geven. Ik
zou nu graag de toezegging krijgen, dat B. en W. via
de daartoe geëigende instanties contact zullen houden
met de betrokken groepering- of dat zij dit over bijv.
drie maanden weer zullen heropenen om gezamenlijk
te bekijken, hoe het gaat en of misschien nog andere
maatregelen kunnen worden genomen.
Wat het bestemmingsplan betreft, daarop komen wij
volgende week terug.
De heer Heidinga: De Wethouder zegt, dat dat
stukje van het uitbreidingsplan niet is goedgekeurd.
Dat geeft ons dus de vrijheid het anders te maken dan
in het uitbreidingsplan stond. Dat heb ik niet geweten,
maar ik zal er in het vervolg rekening mee houden.
Het was maar een heel stil stukje weg en door een
aansluiting op de rondweg te maken hebben wij daar
willens en wetens dat sterke verkeer aangetrokken.
Nu duidelijk blijkt, dat het oude dorpsstraatje dat niet
kan verwerken, moeten we consequent zijn en weer
naar de oude situatie teruggaan. Wij hebben ons ver
gist; wij mochten dat zware verkeer daar niet toela
ten en nu zullen wij dus tot afsluiting van die weg voor
dat verkeer moeten overgaan. Dat is m.i. de enige
juiste consequentie.
Dan moet mij nog één ding van het hart over de
Borniastraat. Ik hoop niet, dat U het erg vindt. (De
heer Tiekstra (weth.): Integendeel.) Wij hebben in
de Commissie Openbare Werken de opmerking ge
maakt, die U hier in de Raad maakt. Wij hebben ge
vraagd, of die reconstructie nu al in de Raad moest
komen, omdat daar eerst nog het ziekenhuis en an
dere bebouwing worden gesticht. (De heer Vellenga:
Dat heeft indruk op de Wethouder gemaakt.) Kenne
lijk niet, want toen is ons daar voorgeschoteld, dat de
weg wèl al moest worden gereconstrueerd. Nu zegt de
Wethouder echter opeens, dat het nog wel een paar
jaar duurt. Waarom bent U er dan voorheen al mee
in de Raad gekomen?
De heer Kingma: De Wethouder heeft niet alle vra
gen beantwoord. Ik heb bijv. niets gehoord over de
suggestie, aan de noordzijde van de brug een trot-
toirtje aan te brengen. Dat lijkt mij goed mogelijk, om
dat die brug belangrijk breder is dan de straat. Zou
men het trottoir doortrekken door de flessehals, dan
krijgt men al een heel wat betere situatie dan men nu
heeft. Ik kan niet inzien, dat dit zulke zware financiële
offers van de Gemeente zou eisen, dat de begroting dat
niet zou toelaten. Als ik let op de grote begrotings
wijzigingen die wij soms voorgelegd krijgen, moet ik
zeggen, dat ik niet de indruk heb, dat de verbetering-
van dit stukje weg, bijv. door het aanbrengen van een
nieuwe klinkerbestrating en het leggen van wat nieuwe
trottoirtegels, de Gemeente de das zal om doen. In
voering van eenrichtingverkeer lijkt mij nog steeds
een betere oplossing. Men zou dan het verkeer van west
naai- oost kunnen laten gaan. Dan kan men van de
Schrans af de bedrijven die daar liggen, bereiken. Het
verkeer van de bedrijven van Faber en Dam zou dan
zelfs in beide richtingen kunnen blijven rijden. Men
zou met die maatregel dus niemand duperen. Het is
een eenvoudige en redelijke oplossing, die m.i. haal
baar moet zijn. Wij hebben dan iets gedaan dat zeer
in het belang is van de veiligheid van de schoolkinde
ren en dat vind ik een van de belangrijkste dingen.
Wij kunnen toch niet de verantwoording op ons nemen
de kinderen in de flessehals bij een zeer zwaar ver
keer naar school te laten gaan. Ik hoop, dat de Wet
houder alsnog aan dit bezwaar kan tegemoet komen.
De heer Faber: Wat de heren Engels en Weide
hebben gezegd m.b.t. contact met de bewoners van
het Dorp over de verbetering van de verkeerssituatie,
onderstreep ik met kracht. Uit alles is wel gebleken,
dat die contacten in het verleden niet helemaal zo zijn
geweest als wenselijk was.
De heer Visser: Ik weet niet, of het College de ver
keerssituatie daar onderkent. Als het hoofd van een
der scholen zijn leerlingen adviseert in de flessehals
geen gebruik te maken van het trottoir, maar midden
op de weg te lopen, is dat toch wel heel duidelijk. Het
lijkt mij in ieder geval noodzakelijk daar tot een re
constructie van de trottoirs te komen.
De heer Tiekstra (weth.): De heer Visser stelt mij
wat teleur, als hij veronderstelt, dat wij de situatie in
Huizum Dorp niet zouden kennen. Deze veronderstel
ling is bepaald onjuist. Juist vanwege de toestand van
het wegdek daar heb ik enkele malen met hoofdamb
tenaren van de dienst Openbare Werken de situatie
ter plaatse opgenomen. Ik heb vanmorgen met het oog
op deze vergadering welbewust opnieuw mijn kijk op
de situatie opgefrist. Ik had ook liever meer ruimte en
de maten die hier zijn genoemd, gaan ook mij aan het
hart. Ook ik heb mij beziggehouden met de vraag, of
door afsluiting van het weggedeelte voor het gemoto
riseerde vervoer geen oplossing zou kunnen worden
verkregen. Ik heb al gezegd, dat binnen de beschik
bare ruimte met improvisoria misschien nog iets zou
kunnen gebeuren. Dat had geen betrekking op de soort
van bestrating waarmee daar wordt gewerkt. Die aan
vullende maatregelen behoeven niet af te stuiten op
financiële bezwaren. Als de heer Kingma dat uit mijn
woorden heeft beluisterd, heeft hij meer gehoord dan
ik heb gezegd en misschien heeft hij andere dingen
niet gehoord, die ik wel heb gezegd. Wat het contact
met de bewoners van het Dorp betreft, merk ik op,
dat ik bereid ben met de betrokkenen dit contact op
te nemen.
De heer Heidinga meent uit het feit, dat het plan
voor dit gedeelte niet is goedgekeurd, te mogen op
maken, dat men ten aanzien daarvan nu volkomen vrij
is. Dat is niet zo, men is integendeel niet vrij. Zou de
Tijnjedijk geen uitmonding op de rondweg hebben ge
kregen, dan zou nu al het verkeer met bestemming-
tot voorbij het Dorp juist via de Huizumerlaan en het
Dorp hebben moeten gaan. Nu behoeft een deel dat
niet te doen en dat is vooral het verkeer van de Haar-
denfabriek van Faber.
Ik zou tot slot nog willen zeggen, dat ik mij in het
geheel niet bewust ben van enige spanning tussen de
bewoners van het Dorp en het College. Ik stel er al
tijd prijs op, dat men klachten, als men die heeft,
bij mij deponeert. Daarvoor staat mijn kamer ook al
tijd open. Ik sta er stellig ook voor open zelf een
initiatief te nemen als de wenselijkheid zich daartoe zou
voordoen. Dat geldt wel speciaal voor dit geval.
De Voorzitter: Ik geloof, dat de zaak na deze uit
eenzetting van Weth. Tiekstra duidelijk is. Het voor
stel op korte termijn een verkeerslicht-installatie aan
te brengen zal toch een verbetering, zij het een kleine,
brengen in de situatie. De Wethouder heeft voorts na
mens het College toegezegd, dat hij binnen afzienbare
tijd overleg gaat plegen met de betrokkenen, iets waar
om door verschillende fracties is gevraagd. Bij dat
overleg zal serieus worden nagegaan of geen verdere
stappen kunnen worden ondernomen om tot een op
lossing te komen t.a.v. de situatie hier, waarvan ook
B. en W. overtuigd zijn, dat die bijzonder onplezierig is.
Is de heer Schönfeld onder die omstandigheden be
reid zijn voorstel in te trekken
De heer Schönfeld: Neen, ik wil graag stemming
over mijn voorstel.
De Voorzitter: Gelet op de toezegging die Weth.
Tiekstra namens het College heeft gedaan, meen ik
de Raad aanvaarding van de motie te moeten ontraden.
Het voorstel-Schönfeld wordt, met 33 stemmen te
gen, verworpen. De heer Schönfeld stemde voor.
De heer Rijpma heeft de vergadering inmiddels ver
laten.
Z.h.st. wordt vervolgens besloten overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de
tweede koffiepauze.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
Tijdens de schorsing van de vergadering heb ik van
de heer Schönfeld het volgende voorstel ontvangen:
,,Dc Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering
bijeen op 19 februari 1968; besluit, dat een symbolische
15
bijdrage van f 2,50 wordt bijeengebracht door het Col
lege en de Raad voor het gehandicapte kind."
Dit voorstel is vreemd aan de orde van de dag. De
Raad moet beslissen, of hij dit al dan niet in behan
deling neemt. Gelet op de bijzonder lange agenda moet
ik U als voorzitter adviseren geen voorstel, vreemd
aan de orde van de dag, in behandeling te nemen.
De heer Vellenga: Ik ben het met Uw formele ar
gumentatie eens. Ik kan mij voorstellen, dat op een
bepaald moment tijdens een vergadering een lid een
voorstel van orde indient. Dat houdt dan in de regel
verband met een iets betere behandeling van een punt,
dat aan de orde is of nog aan de orde moet komen.
Het voorstel van de heer Schönfeld raakt echter geen
punt dat op de agenda staat. Het is waarschijnlijk in
gegeven door berichten, dat er vanavond op de tele
visie een uitzending is, die beoogt beurzen open te ma
ken voor het gehandicapte kind. Dat is op zichzelf een
loffelijk streven, dat ons aller sympathie verdient. Het
is alleen de vraag, of wij daaraan op dit moment zul
len meedoen, collectief en gebonden aan een bepaald
bedrag, dan wel of wij concluderen, dat dit niet past in
het vergaderschema voor deze avond, maar dat wij op
het moment, dat op ons een beroep wordt gedaan voor
dit doel, daarover individueel een beslissing nemen.
Ik meen, dat wij zowel op de formele gronden,
genoemd door de Voorzitter, als op de overweging, dat
wij individueel hierop willen reageren met U de
heer Schönfeld, ook in het belang van de zaak die hij
wil dienen, moeten afraden vast te houden aan zijn
voorstel.
De heer Engels: Ik sluit mij hierbij aan.
De Voorzitter: Ik constateer, dat ook de heien
Kingma, Visser en Van der Veen zich hierbij aanslui
ten. Dan is dit hiermee afgehandeld.
Punt 18 (bijlage no. 96).
De heer C. de Vries: Nog meer dan bij het vorige
agendapunt heb ik de neiging te praten over het uit
breidingsplan 't Aldlan, omdat wij min of meer in de
zelfde situatie verkeren als in mei 1967, toen wij van
B. en W. het voorstel kregen 't Aldlan op te hogen.
Ik wil er nu echter niet uitvoerig op ingaan. Wel wil
ik zeggen, dat mijn standpunt in dezen niet is gewij
zigd en dat ik het een onbevredigende situatie vind,
dat wij op het ogenblik weer een krediet-aanvrage
krijgen t.a.v. een onderdeel van een plan, dat wij zelf
nog niet kennen en dat nog niet is vastgesteld. Ik heb
ook toen al gezegd, dat wij op deze wijze eigenlijk stap
voor stap een uitbreidingsplan aanvaarden en dat wij
op een bepaald moment geen keus meer hebben omdat
er al te veel besluiten genomen zijn.
Ik vraag mij ook af, of dit voorstel nu zo spoedig
na het voorstel in de vorige raadsvergadering moest
verschijnen. Uit dat voorstel bleek, dat ter voorkoming
van voor de constructie van het kunstwerk gevaarlijke
zettingen die bij gelijktijdige uitvoering van het grond
werk en het kunstwerk zouden kunnen optreden, nodig
is onmiddellijk het grondwerk voor de noordelijke oprit
uit te voeren, alsmede het dijklichaam aan te brengen.
Kennelijk zijn drie weken verschil in tijd voldoende om
de zettingen van het grondwerk gedaan te krijgen. Ik
meende, dat daarvoor wel iets meer tijd nodig is en
ik vraag mij dan ook af, of dit voorstel wel die urgen
tie heeft als bijlage no. 53 in de vorige raadsvergade
ring.
Een zwaar-wegende factor is, dat deze weg natuur
lijk voor de verbetering van de infrastructuur van het
noorden en m.n. van Leeuwarden van bijzonder groot
belang is. Daarnaast is het ook een belangrijk werk-
gelegenheidsobject en daarom komen ook zo snel de
financiële middelen van de provinciale- en rijksover
heid hiervoor los. Het is natuurlijk zeer aantrekkelijk
dat te accepteren. Toch blijft voor mij de onbevredigen
de situatie bestaan, dat wij hier staan voor het nemen
van een besluit voor een object dat los gemaakt is van
een nog niet door ons gekend plan. Ik hoop, dat B. en
W. binnenkort met een voorstel tot het nemen van een
principe-uitspraak zullen komen, waarover zij in een
vorige raadsbrief spraken. Ik heb begrepen, dat wij
volgende week over het bestemmingsplan zelf kunnen
spreken.
Wij hebben te maken met een voorstel, dat in samen
werking met de Provincie is voorbereid. Als de Raad
vanavond het krediet voteert, zal de brug vrij spoedig
tot uitvoering kunnen komen. Het hangt er mede van
af, of de Provincie bereid is voor de uitvoering snel de
noodzakelijke financiële middelen op tafel te leggen.
Een tweede vraag is, of er al enige zekerheid is t.a.v.
het subsidie van 95%, dat B. en W. menen te mogen
verwachten.
Dan heb ik nog twee vragen van technische aard.
Blijkens de tekeningen krijgt de brug een breedte van
ca 18 m. Elders hebben wc kunnen lezen, dat de brug
over het Prinses Margrietkanaal 24 m breed wordt.
Het is wat vreemd, dat de brug op de plaats waar het
meeste verkeer zal komen, smaller wordt dan die, welke
verderop in dezelfde weg gebouwd zal worden. Kan het
zijn, dat het in de bedoeling ligt de brug later te ver
dubbelen, zodat men eigenlijk moet spreken van een
brug van 36 m breed?
Het is mij uit de tekeningen niet duidelijk geworden,
of op de brug ook een voetpad is geprojecteerd. Er
moet toch een mogelijkheid zijn t.z.t. over de brug te
wandelen. Dit laatste brengt mij op de leuningen. Wij
hebben bij andere bruggen ook al wel gesproken over
het feit, dat de spijlen van leuningen aan brug en oprit
wij hebben er ook over gesproken bij woningbouw
projecten, voor wat de balkons betreft zo ver van
elkaar afstaan, dat kleuters er tussendoor zouden kun
nen. Volgens de tekeningen zijn de spijlen van de leu
ningen van brug en aanbruggen op een afstand van
17 cm van elkaar gedacht. Op sommige punten is die
afstand als variabel aangegeven; dat zou kunnen be
tekenen, dat deze zelfs groter zou kunnen worden dan
17 cm. Ik vraag mij af, of dit geen gevaar gaat op
leveren voor kleuters.
Ik heb niet kunnen ontdekken, of de opritten van
deze brug ook van leuningen zullen worden voorzien.
Bij andere bruggen in de stad hebben we wel eens het
probleem gehad,-dat de leuningen pas beginnen daar
waar de brug begint. Dat levert gevaar op voor kin
deren die daar met een step of een fietsje rijden. Ik
wil graag horen, of het mogelijk is op de opritten als
nog leuningen aan te brengen en die leuningen zodanig
te maken, dat de afstand tussen de spijlen geen gevaar
voor kleine kinderen doet ontstaan.
De heer Tiekstra (weth.): Ik wil de heer De Vries
vragen of hij het goedvindt, dat ik vanavond aan zijn
opmerkingen over het uitbreidingsplan 't Aldlan voor
bijga, omdat dit binnenkort hier toch aan de orde
komt.
Wat zijn opmerkingen over de zettingen van het in
de vorige raadsvergadering aan de orde geweest zijnde
grondlichaam betreft, wil ik wijzen op de in de raads
brief voorkomende omschrijving van de plannen. Het
bestek voor het maken van de onderbouw voor de
basculebrug en de onderbouw voor de aanbruggen
heeft met het grondlichaam niets van doen, evenmin
als het bestek voor het vervaardigen, leveren en mon
teren van de bovenbouw, het bewegingswerk, de af
sluitbomen, de leuningen, de rij-ijzers, de verlichting en
elektrische installatie met bijbehorende werken voor dit
onderdeel. De grondlichamen hebben uiteraard uitslui
tend betrekking op de daarop aan te leggen bestrating,
van welke aard deze ook zal zijn. De uitvoering van
die werkzaamheden neemt veel meer tijd in beslag dan
drie weken. Ik neem aan, dat de uitvoering ten minste
twee jaar zal vergen.
Wat de financiering- betreft, staat vast, dat 95% van
de hiervoor benodigde middelen uit de infrastructuur-
pot komt. De overschietende 5% zal geen probleem op
leveren. Ook te dier zake is de medewerking van G.S.
volledig verzekerd en dat zelfs in die mate, dat de sub
sidiëring afhankelijk is gesteld van een aanbesteding,
die uiterlijk half maart plaats vindt.
Een enkele opmerking over de vergelijking die de
heer De Vries maakt met het profiel van de brug over
het Prinses Margrietkanaal. Die profielen zijn niet met
elkaar te vergelijken, omdat aan die laatste brug voor
zieningen voor agrarisch verkeer moeten worden aan
gebracht, die in grote mate het profiel bepalen. Boven
dien moet men bij de beoordeling van de vraag, van
welk profiel moet worden uitgegaan, mede rekening
houden met het feit, dat do tegenwoordige brug over