zitting heeft. Is het mogelijk, dat het College ter
bestemder plaatse en met de meeste klem aandringt op
het vormen van een dagafdeling?
Ook zouden we een hernieuwd onderzoek naar het
aantal kandidaten, dat een avond-h.t.s. zou willen
bezoeken, willen vragen. Niet alle leerlingen van de
avondopleiding hebben zich als doel voor ogen gesteld
leraar te worden. Er zijn er verschillenden die een
verdere algemene technische ontwikkeling beogen en
ook afgestudeerden van de u.t.s. zouden deze avond-
h.t.s. graag opgericht zien. Hopelijk wilt U dit onder
zoek van gemeentewege nog eens stimuleren.
Ik zie voorts met belangstelling uit naar het
antwoord op de vragen, die gesteld zijn over een te
stichten vierde technische hogeschool.
Mevr. Joustra-Bijker: In de sectievergadering heeft
men o.a. gezegd, dat er lokalen leeg staan. Dit is toch
ergens wel een verheugend feit, omdat het hier o.a. een
school betreft in een in aanbouw zijnde wijk en hieruit
blijkt weer, dat in de nieuwe wijken Bilgaard en
Lekkumerend de scholenbouw gelijke tred houdt met
de woningbouw. In Uw antwoord zegt U al, dat dit
leegstaan niet zo lang zal duren. Bovendien waren in
deze buurt vorig jaar nog moeilijkheden. Ik denk hier
bijv. aan de Bijenhof school, die ruimte te kort kwam.
Kunt U de scholenbouw gelijke tred laten houden met
de woningbouw of ziet U misschien in de toekomst
moeilijkheden.
In de sectievergadering zijn verschillende vragen
gesteld over de stand van zaken inzake de bouw van
gymnastieklokalen. U zegt in Uw antwoord, dat er een
commissie is gevormd, in samenwerking met schoolbe
sturen van bijzondere scholen, die zich bezig houdt met
het onderzoek naar de mogelijkheid van seriebouw van
gymlokalen. Hoe ver is deze commissie al gevorderd
met haar werk? Wanneer kunt U n.a.v. het resultaat
van dit werk met een voorstel bij de Raad komen? Hoe
liggen daarbij de mogelijkheden m.b.t. het verkrijgen
van urgentieverklaringen van het ministerie?
Het rooster van de scholen, die onder de Wet op het
voortgezet onderwijs vallen, bevat meer uren voor
lichamelijke opvoeding dan het huidige. Kan dit
worden opgevangen?
Van de bestaande lokalen zijn er een aantal, die niet
meer aan de tegenwoordige eisen voldoen. Zullen
verbeteringen aangebracht kunnen worden of is in
enkele lokalen de toestand zodanig, dat ze helaas
moeten worden afgebroken?
De heer Visser: Op blz. 41 van de memorie van
antwoord wordt onder punt 7 de aandacht gevraagd
voor het per bus vervoeren van kinderen naar de
zweminrichting. Sinds kort heb ik gunstige ervaringen
opgedaan op dit terrein want een van de schoolver
enigingen in Leeuwarden is bezig met het nemen van
een proef. De resultaten zijn heel gunstig. De reacties
van de ouders zijn verblijdend en ik heb de indruk
gekregen, dat deze ouders zich eigenlijk ontlast voelen
van een zorg. Naarmate de tijd verstrijkt en de groei
van onze stad voortgaat, komt dit probleem hoe langer
hoe meer op ons af. Ook de gemeente Leeuwarden
krijgt hier straks in toenemende mate mee te maken.
Zou U nogeens serieus willen bekijken of er nog
financiële ruimte gevonden kan worden, opdat ook
voor de gemeentescholen een regeling kan worden
getroffen? Desnoods middels contact met de schoolraad
en ook eventueel de ouders daarin betrekken. De
betreffende schoolvereniging heeft gemeend, een bij
drage van de ouders te moeten vragen en voor zover
mij bekend doen alle ouders hieraan mee. Het heeft
hun volle instemming en ik zou dit graag als een
suggestie willen doorgeven aan het College.
Op blz. 47 wordt onder punt 1 gesproken over
administratiekosten van het lager onderwijs. Het
verblijd mij, dat het College na serieus onderzoek tot
de conclusie is gekomen, dat deze kosten inderdaad op
een te laag bedrag waren vastgesteld. Het moet me wel
even van het hart, dat ik me niet aan de indruk kan
onttrekken, dat ook in Leeuwarden het bijzonder
onderwijs t.a.v. deze component van de exploitatie
vergoeding, in het verleden toch te kort is gekomen.
Dat is niet willens en wetens gebeurd. Men heeft
gewerkt op een te lage basis en zich te laat aangepast
aan de loon- en prijsindex t.a.v. de personele en
materiële Ikosten.
Blz. 39 punt 7 van de memorie van antwoord. Het
College heeft een nota samengesteld over de situatie
van de gymnastieklokalen in onze Gemeente en is
daarmee volledig tegemoet gekomen aan mijn wensen.
Uit het overzicht is mij gebleken, dat hier een
opsomming is gemaakt van het aantal scholen, het
gebruik van lokalen en zelfs het aantal uren. Ik
concludeer er ook uit, dat 19 gymnastieklokalen in
gebruik zijn bij het lager onderwijs, waarvan er zes in
beheer zijn bij het bijzonder onderwijs. Deze getallen
laten eigenlijk zien, dat het bijzonder onderwijs, met
name na de oorlog, bepaald niet aan zijn trek is
gekomen. Hier zijn natuurlijk oorzaken voor. Het was
na de oorlog niet mogelijk, tegelijk met de bouw van
een school de bouw van een gymnastieklokaal te
realiseren. De behoefte aan schoollokalen had priori
teit. Nu ligt de situatie in het oosten rond de Juliana
van Stolbergschool en de Marnixschool mij zwaar op
dc maag. Inmiddels is het gymnastieklokaal bij het
Cambuurplein in gebruik genomen. Wat zijn de
gronden geweest, waarop destijds een urgentieverkla
ring is aangevraagd? Ik kan mij niet aan de indruk
onttrekken, dat dit lokaal gebouwd is ten koste van het
onderwijs. Wanneer ik dit zo stel, wil ik daar meteen
aan toevoegen, dat er m.i. wel aan de wettelijke
bepalingen wordt voldaan i.z. de verplichting tot het
geven van onderwijs in de lichamelijke opvoeding. Dat
is destijds voor ons ook aanleiding geweest om het
advies van B. en W. te steunen i.z. de afwijzing van de
aanvraag om medewerking voor de bouw van een
lokaal bij die twee scholen. Wij konden naar onze
mening ook niet anders. Wanneer wij echter de
situering van dit lokaal aan het Cambuurplein hierin
betrekken dan ben ik van mening, dat men voorbij is
gegaan aan de redelijkheid. Het streven naar gelijkstel
ling is hier geweld aangedaan. Dat vind ik een
kwalijke zaak. Het is mij bekend, dat dit kwaad bloed
heeft gezet in de kringen van het protestants-christe
lijk onderwijs. Wij moeten voor alles voorkomen, dat
de verhouding tussen de gemeente Leeuwarden en het
bijzonder onderwijs ernstig wordt verstoord. Ik zou
dus nog graag wiilen vernemen, wat de gronden zijn
geweest, waarop destijds een urgentieaan vraag is
ingediend voor de bouw van een gymnastieklokaal aan
het Cambuurplein.
De heer Kingma: Wij zijn van mening, dat op onze
lagere scholen eigenlijk al een aanvang dient te
worden gemaakt met het onderwijs in het klinkt
misschien wat overdreven maar ik noem het toch maar
zo kunst en cultuur. De geschiedenislessen beperken
zich helaas in vele scholen nog te veel tot de oorlogen
uit het verleden, terwijl er te weinig aandacht is voor
de vele mogelijkheden, die hier liggen voor de
behandeling in positieve zin van cultuuruitingen in
diverse tijdperken. Legt de nu verouderde methode
eigenlijk niet de grondslag voor de haat? Het is de
bedoeling, ook meer positieve gevoelens te wekken en
meer aandacht te schenken aan vredestijdperken.
Hoewel dat langzamerhand wel gebeurt zou ik willen
vragen, of het ook mogelijk is, dat dit door het
gemeentebestuur wat wordt bespoedigd. Geschiedenis
onderwijs, opgebouwd op deze methode, zal de
schoolkinderen ook beter rijp maken voor b.v. de
gedachten, die achter een plaatselijk N.O.V.I.B.-comité
schuil gaan.
Verder vraag ik mij af of het niet mogelijk zou zijn
op de lagere school het cultureel klimaat te verbeteren
door meer aandacht te schenken aan het houden van
instructieve jeugdconcerten, voordrachten, toneel
stukken en het bespreken van oude en moderne
schilder- en beeldhouwkunst. Eventueel ook museum-
bezoek. We denken dan niet alleen aan passieve
methoden maar het gaat hier vooral om het creatieve.
We zullen graag zien, dat daaraan meer aandacht
wordt geschonken. Hiervoor moet natuurlijk de moge
lijkheid worden geschapen. Ik begrijp wel, dat het niet
direct aan het College ligt, dat dit niet sneller gaat,
maar ik wil toch nog eens aandrang uitoefenen om
vooral alles te blijven doen om bij de nieuwbouw
van scholen steeds meer aandacht te vragen voor de
bouw van handenarbeidlokalen en verdere voorzienin
gen, die het mogelijk maken, deze vakken werkelijk
goed en verantwoord te kunnen geven.
De heer Ten Brug (weth.): Op onderwijsgebied is de
komende jaren nog veel werk te verzetten. Van de
heer Hogendijk hebben we ook wat stof gekregen om
ons de komende tijd weer mee bezig te houden. Ik
weet, dat er in een aantal plaatsen proeven worden
genomen met de toelating van driejarige kleuters tot
de kleuterscholen. De heer Hogendijk heeft gevraagd
naar de mogelijkheden daartoe in Leeuwarden en hij
heeft er zelfs op gewezen, dat er op een aantal scholen
in de binnenstad wel ruimte zou zijn voor toelating van
driejarige kleuters. Ik zou U op dit moment niet
kunnen zeggen of dat inderdaad zo is. Ik ben geneigd
aan te nemen, dat het belangrijk is, deze jonge kleuters
op te vangen, maar wij zouden dit onderwijs moeten
geven zonder daarvoor een vergoeding uit 's rijkskas te
ontvangen, dus dat is een financieel probleem. Hij
heeft gewezen op de situatie in Hempens. Dat is wel
een zeer bijzondere situatie. Hempens heeft een aantal
leerlingen, dat je in één lokaal best onder kunt
brengen. Uiteraard volgt daaruit, dat er een bijzonder
klein aantal kleuters is, voor wie het onmogelijk is in
Hempens een kleuterschool te stichten. Gezien het feit,
dat er in Goutum ook geen kleuterschool is en er in
Hempens een lokaal van de tweelokalige school leeg
stond is er een tussenoplossing gevonden door de
kinderen, die geen kleuteronderwijs zouden krijgen en
daardoor in de eerste klas van de lagere school
aanpassingsmoeilijkheden zouden hebben, op te van
gen. Het dorp Hempens telt plm. 125 inwoners. Dat is
nog niet voldoende om er een kleuterschool op te
richten. In Goutum is een stichting gevormd waarin
alle groeperingen zich hebben gevoegd, die ernstige
plannen heeft m.b.t. het stichten van een kleuterschool.
Die stichting heeft ook reeds contact met het
gemeentebestuur opgenomen. Er zijn nog twee belem
meringen. Ten eerste voldoet het aantal kleuters, dat
die school zou kunnen bezoeken, niet aan de minimum
eis, die de wet stelt. Daar moet ontheffing voor worden
gevraagd; een ontheffing die ook voor andere dorpen is
verkregen. Ten tweede is er in Goutum geen lokaliteit
beschikbaar om met kleuteronderwijs te starten. Wij
zoeken met het bestuur van de kleuterschool in
Goutum naar een oplossing. Het is bijzonder moeilijk
een urgentieverklaring en de financieringsmiddelen te
krijgen, maar misschien is het mogelijk, hier op
huurbasis een voorziening te treffen.
Inderdaad zou de nieuwe provinciale weg naar
Drachten, die Hempens en Goutum zal scheiden,
moeilijkheden kunnen veroorzaken m.b.t. het bezoeken
van de school in Goutum door kinderen uit Hempens.
Of daarvoor een oplossing moet worden gevonden in
de vorm van een tunnel of vervoer per autobus is een
zaak, waar wij op het ogenblik ons hoofd nog niet te
veel over breken. Het voornaamste is, in Goutum op
korte termijn een kleuterschool te krijgen en dan zien
we wel verder. Ik geef toe, dat dit een punt is, dat t.z.t.
zeker de aandacht zal moeten hebben.
De heer Hogendijk heeft de aandacht gevraagd voor
het onderwijs aan de meer begaafden. Dat is een apart
onderwijskundig probleem waar ik zo a bout portant
ook geen oplossing voor zou weten te vinden, maar het
zou inderdaad wenselijk zijn, deze zaak eens in studie
te nemen en te zien wat de mogelijkheden in
Leeuwarden zouden kunnen zijn.
Het is inderdaad waar, dat op scholen, die liggen in
wijken naast de nieuwste wijken, b.v. de scholen in het
Valeriuskwartier naast de wijk Bilgaard en de scholen
in de buurt van het Nijlan, het aantal leerlingen terug
loopt. Op zichzelf een te verklaren situatie. Er is een
verschuiving van de bevolking en dat hebben wij na
de oorlog altijd gekend. In de nieuwere buurten is ver
houdingsgewijs het aantal schoolkinderen aanmerkelijk
groter dan in de andere buurten en wij krijgen waar
schijnlijk in deze wijken weer een meer normale situatie.
Natuurlijk heeft dat tot gevolg, dat er hier en daar
schoollokalen leeg staan en dat een school met zes
leerkrachten terugloopt tot een school met vijf of vier
leerkrachten. Het is een apart probleem, op welke
wijze wij dit zullen moeten opvangen. Het betekent
natuurlijk, dat er klassencombinaties moeten worden
gevonden. Op zichzelf is dat bezwaarlijk, hoewel je
daar m.i. ook niet te zwaar aan moet tillen. De
leerlingen van de dorpsscholen, die altijd in klassen-
combinaties hebben gezeten, behalen m.i. gemiddeld
geen lager eindniveau dan de leerlingen van de
stadsscholen, die niet in gecombineerde klassen hebben
gezeten. Ik geef echter toe, dat het een bezwaar
is. Combinatie van scholen is ook mogelijk maar ook
daarbij is klassencombinatie niet altijd te voorkomen.
Wij zullen dit punt in de schoolraad bespreken, en
daarna tot een beleidsuitspraak moeten komen. Wij
zullen bij combinatie van scholen de voordelen van een
grote school zoveel mogelijk moeten uitbuiten. Dat
geldt uiteraard niet voor de dorpsscholen. Wij kunnen
rustig constateren, dat die dorpsscholen de eerste tijd
kleine scholen zullen blijven. Daarvoor zijn het nu
eenmaal dorpsscholen. Je kunt ook zeggen, hef die
scholen in de dorpen op en organiseer een vervoers-
mogelijkheid naar de grote scholen in de stadswijken,
die het dichtst bij deze dorpen liggen. Ik ben daar een
groot tegenstander van. Niet uit onderwijskundig
oogpunt, maar ik geloof, dat het bijzonder bezwaarlijk
is het dorp, wil dat nog enigszins als dorp fungeren,
van zijn school te beroven. Eerst gaat de dominee weg.
dan de meester. De bakker en scheerbaas zijn ook al
vertrokken en dan krijgen we die moeilijke situatie,
die we in vele dorpen in Friesland kennen. Dit
probleem doet zich ook al enigszins voor wanneer de
heer Hogendijk zegt, dat het wellicht aanbeveling
verdient de oudste leerlingen van deze scholen,
voor wie het trekken naar de stadsschool wat minder
moeilijk is, naar zo'n stadsschool over te plaatsen. Op
zichzelf misschien wel een aantrekkelijke gedachte
maar het is de vraag of dit reëel te verwezenlijken is
want dan zouden die dorpsscholen miniatuurscholen
worden en m.i. is dat ook voor de overblijvende
kinderen geen voordeel. Ik ben graag bereid deze en
andere problemen in de onderwijscommissie te laten
bekijken.
Het vorig jaar was in de begroting de uitbreiding
van de schooladviesdienst met een psycholoog en een
maatschappelijk werkster opgenomen. Thans wordt
uitbreiding met een pedagoog en een maatschappelijk
werkster voorgesteld. Het is tot nu toe niet gelukt, een
tweede psycholoog aan te trekken. Het aantal psycho
logen is niet zo dik gezaaid. We hebben, vooruitlopende
op de beslissing van de Raad, zonder dat wij ons
hebben gebonden, toch ook al een oproep geplaatst
voor een pedagoog en het lijkt er op het ogenblik op,
dat aanstelling van een pedagoog in elk geval tot de
mogelijkheden behoort. Dat betekent voor deze dienst
toch wel een belangrijke versterking want de ene
psycholoog, die dit werk op het ogenblik moest doen,
kon dit onmogelijk aan en ik vind aanvulling met een
pedagoog een belangrijke versterking. Deze man kan
de diagnose m.b.t. sommige kinderen ook in de
onderwijskundige sfeer vertalen.
Het is zo langzamerhand een landelijk probleem
geworden of het nog aanbeveling verdient een
gemeentelijk inspecteur voor het onderwijs aan te
stellen. Ik neig er toe op het ogenblik te zeggen, laten
wij eerst al onze krachten wijden aan de opbouw van
een behoorlijke schooladviesdienst. Zou het inderdaad
daarna nog dienstig zijn een aparte gemeentelijke
inspectie in te stellen, dan kunnen we dat alsnog
bekijken maar ik acht het voorlopig een zaak van de
tweede orde. Inderdaad zou het meer aanbeveling
verdienen om, indien daarvoor de financiën zouden
zijn, tot aanstelling van consulenten voor de creatieve
vakken, met name ook voor het vak biologie, over te
gaan. Die consulent voor biologie zal m.i. eerst aan de
orde kunnen komen wanneer wij een schooltuin
kunnen realiseren zoals dat al eerder in deze Raad is
gevraagd. Wij denken zo'n tuin onder te brengen in de
tuin van de Gemeentelijke Plantsoenendienst.
Wij zijn inderdaad van oordeel, dat het aanbeveling
verdient het vak handenarbeid op de scholen te
stimuleren. Er zijn een aantal scholen, waar reeds
handenarbeid wordt gegeven, maar we geloven, dat het
inderdaad ook nog aanbeveling verdient in het bedrag
per leerling daarvoor een apart bedrag op te nemen,
zodat, wanneer men inderdaad bereid is tot het geven
van handenarbeid over te gaan, daar ook extra
exploitatiegelden voor worden ontvangen.
In de commissies, die zijn belast met voorbereidende