K> ?3 I commissie voor de restauratie van monumentale objecten eigenlijk te eenzijdig is samengesteld. Ze is voornamelijk samengesteld uit gemeenteambtenaren en het lijkt ons toch goed, dat deze commissie aangevuld wordt, met één of twee gemeenteraadsleden of anders met ingezetenen van deze stad. De huidige commissie leden zijn allemaal in gemeentedienst en zullen de belangen van de stad Leeuwarden misschien te eenzijdig zien. Het zou wel goed zijn als er ook buitenstaanders in kwamen, die de zaak ook eens van een andere kant kunnen bekijken. Wij stellen het ook op prijs, dat er gewerkt wordt aan een prioriteiten schema en aan een inventarisatie van wat er moet gebeuren. Wij zijn namelijk van mening, dat het op het ogenblik voor de Raad erg moeilijk is, zich pro of contra een bepaald restauratieobject te verklaren. Als je iets afbreekt, dan ben je het kwijt en soms zul je snel geneigd zijn je stem ergens voor of tegen uit te brengen als je weet, dat daardoor misschien belang rijke objecten in deze stad behouden zullen worden. We vinden het ook plezierig, dat met de gedachte wordt gespeeld om belangrijke panden eventueel netjes af te breken en dan in een bepaald gedeelte van de binnenstad opnieuw op te zetten zodat we daardoor een prachtige inventarisatie krijgen van wat er in Leeuwarden zo in de loop der eeuwen op het gebied van bouwstijlen is gerealiseerd. Ik heb met zeer grote vreugde vernomen, dat dat ook al gebeurd is met het pand Kleine Hoogstraat 1. De restauratie van Luilekkerland is nu begonnen. Ik heb indertijd de suggestie gedaan deze pandjes te verhuren aan kunstenaars. Ik hoop, dat deze mensen de voorkeur krijgen bij het verhuren van deze pandjes. Pag. 51, punt 6, de restauratie van de Papingastins. Is dat het begin van de restauratie van het Princessehof? Ik weet, dat het Princessehof natuurlijk centraler gebouwd is; er liggen vleugels aan beide zijden. Ik meen ook, dat het Wijnkoperspakhuis is aangekocht en het is dus zaak, dat wij op korte termijn beginnen met de restauratie van het gehele complex. Ik vind het toch eigenlijk wel een beetje schandelijk voor Leeuwarden, dat men bij het binnentreden van de expositieruimte al sinds een jaar of vijf een gat in het plafond van enkele vierkante meters kan aanschouwen en dat daar eigenlijk nooit iets aan is gedaan, ook niet provisorisch. Ik hoop dus dat, zo gauw de restauratie van de Papingastins ter hand wordt genomen, ook pogingen in het werk worden gesteld om dit hele museum de plaats te geven, die het absoluut verdient. Welke oogmerken hebben wij met dit museum? M.i. hebben we hier te maken met een zeer belangrijk keramiekmuseum. Ik dacht zelfs, dat het een van de belangrijkste musea van Nederland was want het bezit een aantal zaken, die je vrijwel nergens in West-Euro pa tegenkomt. Het heeft een zeer belangrijke tegelcol lectie. Ik geloof, dat we op een gegeven moment zullen moeten kiezen tussen een plaatselijk museum, dat allerlei toestanden en voorwerpen bezit en een keramiekmuseum. Voor het laatste zullen we moeten kiezen omdat we dan een aantal zaken binnen de muren van de stad kunnen krijgen, waarmee we in Nederland een unieke positie in kunnen nemen. De andere verzamelingen zullen dan naar het nieuwe cultuurcentrum moeten. Wanneer begint de restauratie van de eigenlijke Princessehof? De mensen en verenigingen, die gebruik maken van de benedenruimte, zitten met het probleem, dat ze niet weten, wanneer ze er i.v.m. de restauratie definitief uit moeten en dat is erg moeilijk, omdat je vaak voor tentoonstellingen en zeker voor belangrijke tentoonstellingen, soms wel een jaar tevoren contact moet leggen. Het is erg moeilijk, afspraken dan weer op korte termijn te annuleren. Ik zou dus graag willen weten waar we aan toe zijn. Onze fractie is zeer erkentelijk voor de verhoging van de bijdrage aan het fonds stadsverf raaiing en aan het gemeentelijk fonds aankoop kunstvoorwerpen. We zijn erg blij dat onze suggestie, de aangekochte kunstvoorwerpen te laten circuleren op de scholen, Uw aandacht heeft. Ik hoop ook, dat er een beter contact komt m.b.t. het plaatsen van voorwerpen van monu mentale kunst. Er ontstaat, wat dat betreft, wel eens kortsluiting en ik heb al van enkele leden van de commissie begrepen, dat men daar iets aan wil gaan doen. Pag. 51, vraag 1. Ik zou graag een suggestie willen doen. Als binnen afzienbare tijd het Princessehof gerestaureerd wordt, zou de Waag tijdelijk gebruikt kunnen worden als expositieruimte. Als het Princes sehof gesloten wordt, hebben we in Leeuwarden geen enkele ruimte om tentoonstellingen te houden. Boven dien kunnen we dan ook eens zien, of de Waag inderdaad zo aantrekkelijk is, dat er een loop naar dit gebouw ontstaat. Dat is wel belangrijk voor de mensen, die het later willen gebruiken. Dit soort gebouwen wordt in andere steden ook regelmatig voor exposities gebruikt. Ik denk b.v. aan Haarlem met de Vleeshal, de Waag in Leiden, bepaalde instellingen in Amsterdam, de Dromedaris in Medemblik en de stadspoort in Kampen. Het gebouw voor de schone kunsten, pag. 48, de punten 3, 4 en 5. Wij zijn blij, dat de commissie tot stand is gekomen en dat die een ruime opdracht heeft gekregen, zodat ze dus allerlei culturele zaken onder ogen kan zien. M.i. moeten we op dit moment ook gaan bekijken, hoe de bestuursvorm van het geheel zal worden; wie de zakelijke en artistieke leiding zal gaan voeren. Dit is ook het moment waarop we moeten trachten een culturele raad tot stand te brengen. In Leeuwarden gebeurt alles nog door particulieren en daar heb ik veel begrip voor. Ik weet, hoe moeilijk het I I is zulke dingen tot stand te brengen, maar het is wel gebleken, dat het voor particulieren vaak erg moeilijk is zich voor allerlei zaken vrij te maken en dat het beter gaat, als mensen daar ambtelijk of op een andere manier meer tijd aan kunnen besteden. Daarom moeten we trachten een aantal verenigingen, die in de toekomst hun activiteiten in het nieuwe cultuurcen trum gaan bedrijven, te organiseren in een culturele raad. Daarin kunnen zij adviezen geven. Er zullen dan beroepskrachten moeten komen, die deze initiatieven vorm zullen moeten geven. We zouden moeten streven naar een culturele dienst. Daarin moeten alle ambte naren. die op dit gebied werkzaam zijn, worden ondergebracht, omdat de coördinatie op allerlei gebied in Leeuwarden vaak erg slecht is. Dat is m.i. ook één van de redenen, waarom een aantal zaken niet die aandacht krijgt, die ze eigenlijk zouden verdienen. Pag. 78, volgnr. 582. Nog even iets over het subsidie voor het Fries Museum. Ik draag het Fries Museum een zeer goed hart toe. Ik vind het eigenlijk jammer, dat wij niet bereid zijn die 2.500,extra aan het Fries Museum te geven. Het is n.l. een van de belangrijkste provinciale musea van Nederland. Het Fries Museum is zeer belangrijk, omdat het in onze stad staat, maar ik vind het ook erg belangrijk, omdat in het museum alles te zien is wat er in het verleden a j| tot op het heden in Friesland op cultureel gebied is gepresteerd. Het is uiterlijk een negentiende eeuws museum, dat een zeer gesloten indruk maakt, maar er komen per jaar ongeveer 15 a 20.000 bezoekers en dat is nogal wat. Er zal een belangrijk deel uit de provincie komen, maar ook een zeer belangrijk gedeelte uit Leeuwarden. Het is ook bekend, dat de scholieren hier ter stede vrije toegang hebben. Bovendien wil ik mededelen, dat men alles in het werk stelt om er, wat de inhoud betreft, een zeer modern museum van te maken. Men heeft een didactisch ambtenaar aange trokken. Men probeert via lichtbeelden en geluidsban den de mensen wat er te zien is, zo aantrekkelijk mogelijk voor te schotelen. In het stadhuis hangen zeer fraaie wandversieringen; als ik goed ben ingelicht zijn het allemaal bruiklenen van het Fries Museum. Als we deze dingen zouden moeten huren, zouden we waar schijnlijk een veelvoud moeten betalen van de verhoging van de subsidie, die nu van ons gevraagd wordt. Dan wil ik tot slot mijn erkentelijkheid betuigen voor het werk van de ambtenaren, die zijn belast met de behandeling van de culturele zaken. Mijn eigen ervaring is altijd zeer plezierig geweest. Ik weet, dat de mensen, die het werk hier doen, dit altijd met hun volledige inzet doen en, ik zou haast zeggen, met meer dan dat. Ik heb natuurlijk bepaalde wensen, maar daarmee wil ik niet te kennen geven, dat ik vind, dat deze mensen hun werk niet goed doen. De heer Schönfeld: Jeugdontwikkelings- en ontspan ningswerk, blz. 57, volgno. 614 van de begroting. In mijn algemene beschouwing heb ik reeds de aandacht van het College gevraagd voor stimulering van diverse te organiseren activiteiten voor de jeugd. Hoe denkt het College over het stichten van een Leeuwarder jeugdcentrumgebouw en bestaat er al een plan voor een eventuele toekomstige plaats? Tevens zou ik graag de mening van het College vernemen aangaande de positieve suggesties, welke in de Leeu warder Courant van 23 februari naar voren zijn ge bracht betreffende het stichten van een creatief cultu reel centrum. M.i. zou de jeugd bij een dergelijk centrum nauw betrokken kunnen zijn. Zijn of zullen hierover besprekingen worden gevoerd? De heer G. de Vries: Blz. 57, volgno. 618, van de begroting en blz. 80 van de memorie van antwoord. Ik zou graag een paar opmerkingen willen maken over het centraal orgaan voor buurt- en jeugdwerk. De beantwoording in de memorie van antwoord heeft ons allerminst bevredigd. Het centraal orgaan voor buurt en jeugdwerk is een orgaan, dat een overkoepeling is van drie buurtwerkinstellingen. Dit orgaan is tot stand gebracht mede onder leiding van de wethouder van Sociale Zaken. Op een gegeven moment bleek, dat men het in gemeentelijke kringen nodig vond, deze drie buurtwerkinstellingen in één gecoördineerd verband samen te brengen en daarvoor een overkoepelend orgaan in het leven te roepen, van waaruit aan de buurtwerkleiders leiding en stimulansen voor het werk gegeven konden worden. Toen dit centraal orgaan werd gesticht, was het bij de buurtwerkinstellingen niet duidelijk, wat hiervan voor hen de consequenties zouden zijn. Maar die consequenties liggen nu wel op tafel. Deze organisaties worden belast met de ongesub sidieerde top boven respectievelijk 90 pet. van de personeelslasten en 80 pet. van de overige lasten. Op zichzelf zou dat niet zo'n onsympathieke zaak zijn ware het niet, dat deze buurtwerkinstellingen al de grootste moeite hebben om de exploitatie rond te krijgen. Wanneer men van de kant van de Gemeente tegen deze besturen had gezegd, dat het in het leven roepen van het centraal orgaan deze financiële consequenties met zich mee zou brengen, dan weet ik niet of deze besturen dit op dat moment wel geaccepteerd zouden hebben. We moeten voorzichtig zijn. Dit is een tak van maatschappelijk opbouwwerk, die bijzonder belangrijk is in onze Gemeente. Men werkt in gebieden, waar echt behoefte bestaat aan een stuk samenlevingshulp en ik ben er van overtuigd, dat vooral de particulieren die hierbij zijn betrokken, bijzonder belangrijk werk doen. Men zet zich pro Deo in, maar men wil niet voortdurend geconfronteerd worden met financiële moeilijkheden. We kunnen ook niet van deze mensen verwachten, dat ze op zaterdagmiddag met een kar de stad in trekken om oud papier op te halen. Deze drie buurtwerkinstellingen zullen nu ongeveer 3000, extra t.b.v. het centraal orgaan moeten opbrengen. Weliswaar zegt men in de aanbiedingsbrief dat, wanneer deze stichtingen niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen, de Gemeente bereid is .een extra bijdrage te verlenen, maar het betekent toch, dat men in eerste instantie van deze instellingen verwacht, dat ze hun best zullen doen dit geld alsnog binnen te halen. Ook in het centraal orgaan bestaan bezwaren tegen deze gang van zaken. Men moet namelijk terug naar de buurtwerkinstellingen om daar een claim te leggen voor het ontbrekende bedrag, terwijl het toch al zo bijzonder moeilijk is om deze instellingen goed van de grond te krijgen. We hebben het geluk op het ogenblik, in deze Gemeente een functionaris voor het centraal orgaan aangetrokken te hebben, die werkelijk van wanten weet. Een jongeman, die het vertrouwen wekt, dit werk ook op een behoorlijk niveau te kunnen brengen. Wanneer men echter voortdurend stuit op deze moeilijkheden ben ik bang, dat het bestuur straks zegt, neem maar een ander en dat zou op zichzelf bijzonder jammer zijn. Ik weet, dat de wethouder van Sociale Zaken deze zaak een bijzonder warm hart toedraagt, maar ik zou graag het College willen vragen, of het niet mogelijk is b.v. voor een periode van drie jaar te besluiten, de niet door subsidie gedekte kosten van dit centraal orgaan volledig voor rekening van de Gemeente te nemen. Men neemt ook het aflopende rijkssubsidie voor zijn rekening maar daarnaast zouden we toch die onrendabele top graag mee willen nemen. Er is in de aanbiedingsbrief gesuggereerd, dat deze buurtwerkinstellingen dan met goedkopere buurtwerk leiders toe zouden kunnen, maar dat brengt op zichzelf geen enkel soelaas want voor een buurtwerkleider, die minder verdient, ontvangt men ook minder rijkssubsi die terug. Blijkt na drie jaar dat dit buurtwerk goed tot ontwikkeling komt en dat deze buurtwerkinstel lingen hun exploitatie goed rond kunnen krijgen dan zou, in overleg met de buurtwerkinstellingen, t.b.v. dit centraal orgaan weer een bijdrage kunnen worden vastgesteld. Voor het wijkwerk zou de Gemeente eigenlijk ook het een en ander moeten doen. De wijkcomités, die zich hier en daar gaan vormen, leggen echter ook al min of meer beslag op de deskundigheid van de functionaris van het centraal orgaan. Dan is het toch moeilijk, een deel van deze kosten ten laste van deze buurtwerkinstellingen te brengen. Mijn vraag is derhalve, of het College bereid is aan ons verzoek te voldoen. Ik wacht met belangstelling Uw antwoord af. Mocht het niet bevredigen dan zal ik niet aarzelen een uitspraak van de Raad te vragen. De heer De Leeuw: Blz. 48, de punten 3, 4 en 5 van de memorie van antwoord. Ik had mij aanvankelijk voorgesteld een uitvoerige uiteenzetting te geven over onze zienswijze m.b.t. wat op blz. 16 van de nota Het Noorden des Lands voorkomt over de culturele infrastructuur. Dat zal nu niet al te best worden ontvangen en wij zouden van onze kant voorshands willen volstaan met onze tevredenheid uit te spreken over de installering van de commissie cultureel centrum en, evenals de heer Stigter, aan willen dringen op grote spoed. Tenslotte willen wij ons volledig achter de argumen tatie van de heer Stigter stellen m.b.t. het Fries Museum. De heer Stek: Blz. 80 van de memorie van antwoord en volgnummer 618 van de begroting. In de sectievergadering is U o.a. de vraag gesteld, of de Gemeente bereid is, het gemeentelijke subsidie voor het centraal orgaan voor buurt- en jeugdwerk uit te breiden, zodat de totale kosten van dit orgaan voor 100 pet. door rijks- en gemeentelijk subsidie worden gedekt. In het antwoord stelt U, dat U het principieel niet juist acht, dat er van het momenteel gevoerde subsidiebeleid wordt afgeweken. Over het algemeen gesproken kan ik het hier echt wel mee eens zijn. Volgens mij kan men de huidige financiële situatie van de buurthuizen echter niet vergelijken met alle andere instellingen en objecten die onder deze subsidierege ling vallen. Behalve het bedrag van plm. 1500,voor het centraal orgaan moeten de buurthuizen ook 10 pet. van de vaste en 20 pet. van de variabele kosten van hun eigen buurthuis opbrengen. Het klinkt U misschien boud in de oren, wanneer ik zeg, dat het echt niet mogelijk is. Alleen al de dekking van die 10 pet. en 20 pet. stelt de buurtbewoners en het bestuur voor een ondoenlijke taak. Opmerkingen uit de buurt, zoals: Wij hebben niet om zo'n duur buurthuis gevraagd, kan men dan ook nog regelmatig horen. Natuurlijk is het mij duidelijk, dat men ook door zelfwerkzaamheid moet bijdragen in de kosten van dergelijke buurthui zen, maar of dat aan iedere buurtbewoner duidelijk is te maken, is een andere vraag. Het is nog doenlijk van de buurtbewoners een bijdrage te vragen voor een eigen buurthuis. Geld vragen voor een orgaan, waarvan zij het nut persoonlijk niet ervaren, is niet doenlijk. Van verschillende kanten heb ik gehoord, dat de bestuurssamenstelling dreigt vast te lopen op de financiële zorgen. Goede bestuurders hebben er bezwaar tegen urenlange vergaderingen te houden, alleen om de financiële touwtjes aan elkaar te knopen. Het gevolg hiervan is immers, dat voor het eigenlijke buurthuiswerk, de belangrijkste taak, bijna geen tijd overschiet. Nu komt het voor, dat de bestuursleden, in plaats van leiding te geven aan het werk, de boer op moeten om papier etc. in te zamelen voor het dekken van de kosten. Ik weet uit ervaring, dat dit voor verschillende aspirant-bestuurders een te groot be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 6