18 hebben te stellen en geen opmerkingen zouden willen maken. Maar dat zullen wij van onze kant niet nu, maar in een ander stadium doen. Ik heb me wel even verwonderd over datgene, wat mevr. Veder gezegd heeft t.a.v. andere fracties, die er meer van zouden weten. Dan weet de V.V.D.-fractie weer meer dan mijn fractie, zij weet dan n.l., dat de andere fracties er meer van weten. Wij wisten niet eens, dat er fracties waren, die er van wisten. Ik ben dus wel benieuwd, wat mevr. Veder bedoelt met haar desbetreffende opmerking'. Wat is dat voor kennis en welke kennis dragen die fracties op dit punt dus Wij dragen n.l. geen enkele kennis. Zoals ik al zei, gaat het hier niet om een concreet krediet, maar om het vaststellen van een idee, dat het College dan nader zou kunnen uitwerken. Hoewel we zo eigenlijk te maken hebben met een nieuwe vorm van behandeling in de Raad, blijft het diezelfde stap-voor- stap-methode, waar ik toch wel bezwaar tegen heb. Maar aangezien dit op dit moment geen financiële consequenties voor ons meebrengt en dit ons en dat wil ik met nadruk verklaren op geen enkele wijze bindt aan het concrete plan, zou ik nu toch in tegen stelling met de neiging, die ik oorspronkelijk had eventueel met het voorstel, zoals het hier ligt, mijner zijds akkoord willen gaan, zij het dan, dat ik wel een dringend beroep zou willen doen op het College om ons toch niet regelmatig weer met onderdeeltjes van een totaal-plan te confronteren, omdat we op die wijze wel een plan gaan vaststellen, maar stap-voor-stap, hetgeen naar mijn gevoel de omgekeerde volgorde is. De heer Rijpma: In wezen zat en zit het mij ook niet helemaal lekker, dat wij, vooruitlopende op een be stemmingsplan, opnieuw een gedeelte ervan moeten goedkeuren. In dit geval wegen de praktische bezwaren wat minder, omdat de Raad al besloten heeft tot het aanleggen van de weg naar Drachten. Het tracé zal dus waarschijnlijk niet veel anders kunnen liggen dan op het ogenblik het geval is. Maar formeel, dacht ik, is het een onjuiste situatie, dat wij met bestemmings plannen worden geconfronteerd in een vorm, die ons doet denken aan de schijfjes van een sinaasappel, ter wijl we niet weten of alle schijfjes van dezelfde sinaas appel afkomstig zijn. De suggestie van mevr. Veder, dat er fracties zouden zijn, die over meer voorkennis zouden beschikken dan zij en haar fractie, is, geloof ik, niet juist. Ik persoonlijk wist, dat er een maquette was, dat er iets te zien zou zijn, maar ik weet ook niets over de reden of de redenen, die het College gehad heeft, het op deze wijze te doen. Ik vind het op zich zelf toch ook een klein beetje vreemd, dat daar op zo korte termijn, zonder dat er op de agenda iets van te vinden is, in het verlengde koffie-uurtje plotseling een paar vreemde mannen staan met wat vreemde schet sen. (Gelach) Deze weg biedt gelegenheid, zonder dui delijk buiten de orde te zijn, toch een paar opmerkingen te maken, die wij hierboven niet hebben kunnen maken. Ik vraag mij af het hoeveelste deel dit plannetje uit maakt van het totale plan. Het is duidelijk een af gescheiden stukje van dit bestemmingsplan, omdat dóór dit totale bestemmingsplan die hoge dijk komt te liggen, die vanaf de nieuwe Van Harinxmabrug naar beneden komt zakken. Toch geloof ik, dat dit plannetje, wanneer ik dus nu kijk naar dit bestemmingsplan, dat eigenlijk nog maar nauwelijks zo kan worden genoemd, op zichzelf in z'n eerste aanloop een aardig idee biedt. Ik kan niet precies zien, hoe de verhouding is tussen hoogbouw en laagbouw, maar het lijkt me toe, dat dit plannetje in eerste instantie tegemoet komt aan de wens, die we hier in de Raad altijd gehad hebben om eens wat te doen aan laagbouw, eengezinswoningen en privacy. Aan de andere kant voldoet het ook aan de voorwaarde, dat het de interesse van particulieren voor woningbouw, die in Leeuwarden lange tijd heeft ont broken, duidelijk op gang brengt. In een aantal wijken zijn we begonnen met het bouwen van een serie wo ningwetwoningen van goede tot zeer goede kwaliteit. Dat zal moeten worden gecontinueerd, maar ik ben er aan de andere kant toch ook wel dankbaar voor en nu spreek ik tevens namens de a.r. fractie dat wij in Leeuwarden ook gelegenheid krijgen mensen, die een eigen woning willen hebben, op een op het eerste gezicht zo aardige plek te gerieven. We zien dus met belangstelling t.o.v. dit dctailplan Uw nadere voorstel len tegemoet. De heer Kingma: Toen ik hierheen ging, had ik bijna dezelfde voornemens als de voorgaande sprekers. Ik vond, dat het nu maar eens afgelopen moest zijn. Iedere keer komt men met een stukje, dan met dit stukje weg en dan met dat hoekje. En iedere keer komt er de belofte achteraan: „Binnen afzienbare tijd volgt een geheel plan." Maar toch komt dat plan niet. Wij zijn echter ook wel weer enigszins verrast door wat we hebben gezien, al blijven wij het jammer vin den, dat we hier geen geheel gezien hebben. We hadden het wel prettig gevonden, wanneer we dit plan in z'n geheel uitgewerkt thuis hadden gekregen, zodat wc het eens rustig hadden kunnen bestuderen, evenals we dat met het oude plan hebben kunnen doen. De weg, waar het hoofdzakelijk om gaat, ligt nogal benoorden het plan in hoofdzaken en gaat er slechts gedeeltelijk door. Die ene weg, die helemaal vanaf de Borniastraat naai de Tijnjedijk loopt, snijdt eigenlijk een gedeelte van de oude kern van het dorp Huizum. Dat is op zichzelf misschien niet zo erg, maar er werd, meen ik, in de raadsbrief gesteld, dat het er hierbij vooral om ging vlot te kunnen werken. Ik zou dan ook wel graag willen weten of de Gemeente al de beschikking heeft over de percelen, waar deze weg door moet. Zo niet, dan zou dat natuurlijk nog een heel langdurige geschiedenis kunnen worden. We schieten n.l. niet zo bar veel op met alleen maar een raadsbesluit, wanneer we niet de nodige percelen in eigendom hebben, want dan kunnen we de weg nog niet aanleggen. De heer Tiekstra (weth.): Het lijkt me nuttig om nog eens te onderstrepen hetgeen de heer De Vries ge zegd heeft m.b.t. de aard van dit voorstel. Het gaat hier echt niet om een aanvraag voor kredieten voor straataanleg, het gaat hier om een machtigingsbesluit aan B. en W. om op voet van de voorgelegde tekening de concrete stratenplannen uit te werken, opdat het gebied, dat hier aan de orde is, kan worden ontsloten. De motivering daarvan, waarnaar mevr. Veder vraagt, staat ook met zoveel woorden in de raadsbrief. Daar staat n.l.: „Om echter de realisering van het nog vast te stellen bestemmingsplan zoveel mogelijk te bespoe digen achten wij het van belang, dat met de aanleg van ontsluitingswegen voor het betreffende gebied wordt vooruitgelopen op de bestemmingsregcling." Dat is juist een belangrijk punt, omdat ter zake van de ontwikkeling van dit bestemmingsplan een intensief overleg gaande is met geïnteresseerde bouwers. Dat brengt mij tot het antwoord op de vraag, die, meen ik, de heer De Vries gesteld heeft, of de beide architecten een opdracht hebben van het College. Zij hebben geen opdracht van het College; beide architecten hebben een opdracht van de voor de bebouwing van dit gebied tot stand gekomen bouwcombinatie. Het bestemmingsplan zal door de stedebouwkundige afdeling van de Ge meente zelf, in nauw samenspel en overleg met deze beide architecten, tot stand moeten komen. Verder zou ik willen opmerken, dat het voorgelegde tracé voor deze ontsluitingswegen niet afwijkt van de getoonde prenten. Om het nog categorischer uit te drukken: Dit tracé wijkt ook niet essentieel af van het vroegere tracé van het oude bestemmingsplan. Er moet nu een maal voor de verkeersstructuur binnen dit gebied, hoe de bebouwingsvormen ook worden, een hoofdontslui- tingsweg absoluut aanwezig zijn. Vandaar, dat een dis cussie over de mogelijke bebouwingsvormen op dit mo ment bepaald prematuur is, zoals ook een discussie over de mogelijke grondprijs of grondkosten prema tuur is. Een heel andere vraag is, in hoeverre de Raad bij de verdere ontwikkeling van dit bestemmingsplan betrokken kan zijn. In de raadsbrief met be trekking tot dit voorstel staat, dat wij voornemens zijn binnenkort een globaal bestemmingsplan voor 't Ald- lan aan de Raad voor te leggen en de Raad zal zich herinneren, dat wij de toezegging hebben gedaan om dit als een voorlopige vaststelling te beschouwen. De Raad heeft dan nog alle gelegenheid om zich over dat globale plan zeer reëel uit te spreken. Tevens bestaat dan de gelegenheid om met de opmerkingen, die te dien aanzien worden gemaakt, bij de verdere uitwer king van dat plan rekening te houden. Maar het is ook duidelijk, dacht ik, dat het overleg en de onder handelingen met de desbetreffende geïnteresseerden een bepaald stadium hebben bereikt, vóór wij dit reëel aan de Raad zouden kunnen voorleggen. Ik kan de Raad de nadrukkelijke verzekering geven, dat het College 19 bepaald nog steeds van plan is om, zoveel als moge lijk is, de Raad bij dit plan in te schakelen. Maar dat neemt niet weg, dat wij, willen wij klaar zijn op het moment dat, bij wijze van spreken, de bouwplannen van de geïnteresseerde bouwers voor uitvoering gereed zijn, de straten, die zij nodig hebben om te bouwen, moeten hebben aangelegd. Als de Raad met dit ontwerp-besluit akkoord zou kunnen gaan, kan pas vanaf vanavond de voorbereiding voor die straataanlegplannen ter hand worden genomen. Dat vraagt ook bepaald meer tijd dan enkele weken. En de uitvoering vraagt meer tijd dan enkele maanden. Ter geruststelling van de heer Kingma kan ik zeg gen, dat de grond, waar het om gaat, geheel in eigen dom bij de Gemeente is. De heer De Vries heeft in zeker opzicht gelijk, dat hier de omgekeerde volgorde is betracht. Maar over het woord „details" ben ik het met de heer De Vries niet eens. De Raad is tot op heden nog niet tot in onderdelen aan het plan gebonden. In stedebouwkun dige zin is hier bepaald geen sprake van details, noch wat de bebouwingsdichtheid betreft, noch wat de woon vormen betreft, noch wat de specifieke bestemmingen van dit terrein betreft. Men zou alleen maar kunnen zeggen, dat hier sprake is van hoofdelementen in het bestemmingsplan. De opmerking van de heer Rijpma over de dijk is, dacht ik, te belangrijk om niet even te worden weer sproken, ter voorkoming van een rijzend misverstand. Het woord „dijk", dat de heer Rijpma heeft gehanteerd, zou het misverstand kunnen doen postvatten, dat er geen relatie zou zijn tussen beide gebieden. De Raad zal zich herinneren, dat er een ongelijkvloerse kruising is, een onderdoorgang onder het op poten staande ver bindingsstuk tussen brug en kruispunt, zodat het ver keer ongehinderd van het ene stuk van het uitbrei dingsplan naar het andere stuk zal kunnen gaan. De heer Kingma heeft nog een enkele opmerking ge maakt over de verbinding met de Borniastraat. Ook daar is het nuttig en belangrijk, dat er een ontsluitings- weg komt in verband met de bijzondere bestemmingen, die aan die straat zijn gedacht. Daarover worden ook al onderhandelingen gevoerd met verschillende instel lingen, met name scholen. De hele situatie met betrek king tot de oude dorpskern van Huizum is tè gecom pliceerd dan dat ik me te dier zake op dit ogenblik aan een uitspraak zou wagen. Wel is het volkomen duidelijk, dat dit oude dorp Huizum volledig zal moe ten worden gereconstrueerd. Mevr. Veder zal inmiddels wel begrepen hebben, dat de op de tekeningen aangegeven bouwblokken alleen maar schetsmatig zijn aangegeven en geen enkele fei telijke of bindende betekenis hebben. Pas op grond van het resultaat van de onderhandelingen en het overleg kan worden vastgesteld, hoe de situering van de wo ningen precies zal zijn. Het College stelt er bijzonder prijs op om vanavond deze machtiging van de Raad te krijgen, opdat wij met ontsluiting van dit gebied voort kunnen gaan. Ik wil de Raad categorisch toezeggen, dat wij, voor zover er straks bij de presentatie van de uitgewerkte voorstel len met kredietaanvragen afwijkingen zouden zijn ten opzichte van de tracering, zoals die nu aan de Raad is gepresenteerd, op die afwijkingen terug zullen komen en ze ook tegenover de Raad nader zullen motiveren. Mevr. Veder-Smit: Een bestemmingsplan is een in gewikkelde zaak. Gezien de nieuwe gegevens, waarmee we zijn geconfronteerd, zal ik proberen de verschillende aspecten, die ik er aan zie, hier toch nog- zo goed mo gelijk improviserend te bespreken. De Wethouder heeft gezegd, dat hier geen sprake is van afwijking van het wegentracé, opgenomen in het oorspronkelijke plan, dat ter inzage was gelegd. En dat, mocht men toch nog een afwijking wenselijk gaan vinden, daarop straks uitdrukkelijk onze aandacht zal worden gevestigd. Hier door kun je je wat duidelijker een voorstelling maken van wat er zal gaan gebeuren. Ook dat oorspronkelijke plan was echter niet goedgekeurd, zodat we nog steeds, als ik het goed zie, in het stadium van de voorbereiding van een bestemmingsplan verkeren. Nu heb ik enige moeite gehad met de redactie van het ontwerp-besluit. Dat vraagt, dat, vooruitlopende op de vaststelling van het bestemmingsplan 't Aldlan, plannen worden voor bereid voor het ontsluiten van het in dat plan op te nemen gebied door de aanleg van wegen. Betekent dat, dat wij akkoord moeten gaan met het feit, dat er plan nen worden voorbereid of dat wij akkoord moeten gaan met de aanleg van wegen daarbij inbegrepen? Ik zou nog graag uitdrukkelijk willen zien vastgesteld, dat het geenszins de bedoeling is, dat een wegentracé wordt vastgesteld of dat tot aanleg van wegen wordt besloten, maar dat wij uitsluitend goedvinden, dat plannen worden voorbereid. Dan wilde ik ten slotte nog wel graag een opmerking maken over de in de toekomst te volgen procedure. Het is natuurlijk inte ressant, dat ons straks een globaal bestemmingsplan wordt voorgelegd. Ik neem aan, dat dat dan zal ge beuren volgens de wettelijke procedure en dat dat dus een officieel bestemmingsplan zal zijn, waarbij de no dige waarborgen voor openbaarheid, voor tervisieleg- ging en voor bezwaarmaking aanwezig zijn. Ik neem aan, dat deze officiële procedure zal worden gevolgd en dat alleen de Raad een voorlopige uiteenzetting daarover zal krijgen. Graag wil ik ook op die laatste vraag nog een duidelijk antwoord hebben. De heer C. de Vries: Ik raak er steeds meer van overtuigd, dat Weth. De Jong gelijk heeft met te zeg gen, dat men nooit te vroeg zijn standpunt moet be palen. Ik ben n.l. door de beantwoording van de Wet houder eigenlijk nog weer omgedraaid en nog angstiger geworden dan ik al was. De Wethouder geeft mij gelijk tot op zekere hoogte. Dat is echter een terugname van een standpunt, dat het College in een eerder stadium heeft ingenomen, want toen heeft men ronduit gezegd: „De heer De Vries heeft gelijk, het is de omgekeerde volgorde." Nu zegt de Wethouder echter: ,,U heeft gelijk tot op zekere hoogte." Ik dacht, dat het duide lijk was, dat de volgorde verkeerd is. Maar eigenlijk hebben mij nog sterker benauwd de opmerkingen van de Wethouder naar aanleiding van mijn vraag of het College een opdracht had gegeven. Nu blijkt uit de beantwoording door de Wethouder, dat deze opdracht niet van het College is gekomen, maar dat het hier gaat om een opdracht van bouwcorporaties. En ik vraag mij dan ook af, wie in Leeuwarden nu een be stemmingsplan maakt, de architecten van de bouw corporaties of de Gemeenteraad Het is natuurlijk wel waai-, dat wij straks dat plan nog helemaal overeen komstig de wettelijke voorschriften in volgorde en in alle facetten moeten goedkeuren, maar het is dan eigenlijk praktisch klaar gemaakt door een aantal bouwcorporaties, bouwondernemers. Het ligt dan zo geknipt en de Raad kan niet veel anders doen dan het ook zo te naaien. Ik geloof, dat we helemaal op de verkeerde weg zijn, als wij onze uitbreidingsplannen laten voorbereiden door bouwcorporaties. Naar mijn mening hebben wij voor een dergelijke taak onze eigen dienst en zijn wij als Raad de instelling, die een derge lijk plan moet bespreken en aanvaarden. De Wethouder zegt, dat het voor het College een grote vraag is, in hoeverre de Raad kan worden betrokken bij de voor bereiding van dat plan. Ik geloof, dat we dan toch werkelijk de zaak helemaal op z'n kop gaan zetten. De Raad is de eerst aangewezene, die het plan heeft te maken en vast te stellen. Ik heb geen bezwaar tegen gesprekken en onderhandelingen in het huidige sta dium, maar het moet niet zo worden, dat in feite de bouwcorporaties gaan bepalen, hoe het plan van de gemeente Leeuwarden er uit zal zien. De Wethouder heeft er gelijk in, dat wij bij aanneming van dit voor stel van het College niet zijn gebonden t.a.v. bebou wingsdichtheid, hoogte enz. Het is echter natuurlijk wèl zo, dat ontsluitingswegen en andere wegen door dit gebied mede bepalen, tot welke dichtheid en tot welke hoogte men kan gaan. Het is dus niet helemaal waar, dat de Raad bij aanneming van dit voorstel volkomen vrij staat tegenover het plan, dat t.z.t. zal komen. Eigenlijk doen wij met het voorstel, dat thans voor ons ligt, nog niets. We geven alleen het College machti ging om door te gaan op de weg, die het op het ogen blik bewandelt t.a.v. de straataanleg. Nogmaals, ik ga daarmee akkoord, maar verklaar uitdrukkelijk, dat ik mij daardoor op geen enkele wijze gebonden voel bij de vaststelling van het uitbreidingsplan, evenmin als door afspraken met wie dan ook t.a.v. dit plan. Wanneer dat bestemmingsplan niet in overeenstem-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 10