categorieën betrokken zijn. In de eerste plaats de ko
pers of, zo U wilt, de consumenten, in de tweede plaats
de middenstanders en in de derde plaats de gemeente
lijke overheid, met name daar, waar het om bepaalde
verkeersaspecten gaat. Dan zijn er een aantal moge
lijkheden. Het zou kunnen zijn, dat de consumenten ge
porteerd zijn voor een wandelzone, dat de middenstanders
dat niet zijn en dat de overheid min of meer neutraal
is. Er is een andere mogelijkheid, n.l., dat èn consument
èn middenstand voor een wandelzone zijn, maar dat de
overheid er niet voor is op grond van verkeerstechni
sche overwegingen. Er is ook nog een mogelijkheid,
dat de overheid vanuit haar visie op de verkeerssituatie,
laat ik zeggen in de binnenstad, het centrum, voor een
wandelzone geporteerd is en die nodig acht, en dat de
consumenten er mee akkoord gaan, maar de midden
stand niet of omgekeerd. Dat zijn theoretische moge
lijkheden.
De feitelijkheid, waarmee wij te maken hebben, is,
dat het College van B. en W. geporteerd is voor een
wandelzone voor een bepaald gedeelte van de binnen
stad, voornamelijk op grond van verkeerstechnische
overwegingen, maar toch ook wel op grond van de
mening, die het College heeft over de functie van de
middenstand hier en het belang van de consumenten.
In diezelfde feitelijke situatie weten we weinig van de
consumenten af, maar wel weten we, dat de midden
stand na een bepaalde proefperiode duidelijk afwijzend
staat tegenover de gedachte van een wandelzone, hier
en nu. Een enquête, ingesteld bij alle middenstanders,
die bij deze zaak belang konden hebben, heeft dat over
duidelijk uitgewezen. Ik dacht, dat het goed was, dat
èn het College èn de Raad zich daarvan rekenschap
gaven, ook al zouden wij misschien persoonlijk menen
wat ik overigens niet doe dat al die middenstan
ders dat fout zien, het helemaal mis hebben. Al zouden
wij dat menen, dan nog, geloof ik, dat de duidelijke
cijfers, die in een van de brieven, die ons hebben be
reikt, tot uitdrukking zijn gebracht, overduidelijk het
standpunt van de middenstand aantonen. Het staat,
meen ik, vast, dat het bestuur Naauw en omstreken,
om het zo even te zeggen, niet voor een wandelzone in
de bestaande vorm is. Dat heeft het College er ook toe
gebracht om na een gesprek met dit bestuur te komen
tot het uit de roulering nemen, als ik het zo mag zeg
gen, van Brol en Groentemarkt.
Het andere punt is moeilijker, omdat U waarschijnlijk
overleg hebt gepleegd, voor wat de Voorstreek betreft,
met het oude bestuur van die vereniging. Dat is echter
een veronderstelling van mij, maar op dat punt zou het
College ons misschien wat duidelijkheid kunnen ver
schaffen. De vraag is, of er ook overleg is gepleegd
met het nieuwe bestuur van de vereniging Voorstreek
Vooruit, want als ik de Uranten goed heb gelezen
wat ik wel pleeg te doen dan schijnt hier een kleine
paleisrevolutie te hebben plaats gevonden. En als ik
de kranten nog verder proef, dan heb ik de indruk,
dat het nieuwe bestuur niet voor een wandelzone in
de bestaande omstandigheden is. Naast de beide be
sturen, die ik noemde, zou er dan nog een derde ge
sprekspartner kunnen zijn, n.l. de Stichting Wandel-
zóne. Het is mij niet recht duidelijk, wat deze stichting
precies is. De namen lezende, heb ik de indruk, dat er
een aantal capabele en goedwillende, vriendelijke mid
denstanders deel van uitmaken, die zeer ijveren voor
een wandelzone naar hun inzichten, maar de vraag is
bij mij opgekomen of zij iets vertegenwoordigen. Als
ik n.l. kennis neem van de enquêtec.ijfei's uit dit gehele
gebied, vraag ik mij af of een gemeentelijke overheid
zaken kan doen met een partner die weinig of niets
vertegenwoordigt. Als er inderdaad niets achter deze
stichting staat, wordt dan eigenlijk niet ondergraven,
wat het College in de brief aan de Raad schrijft, on
deraan de eerste bladzijde: ,,Het ligt evenwel in onze
bedoeling om deze situatie in haar totaliteit opnieuw
in studie te nemen, zodra de Stichting Wandelzöne ons
haar plannen voor inrichting van de zone, bedoeld on
der punt 12 van haar adres, heeft doen toekomen."
Als die stichting weinig of niets vertegenwoordigt,
vraag ik mij af of dat een voldoende deugdelijke basis
is voor U om met het beschouwen van deze zaak en
het nemen van definitieve beslissingen te wachten op
voorstellen van haar kant. Ik heb niet de indruk, dat
deze stichting wat dit betreft een geëigende gespreks
partner kan zijn. Wat betekent dat? Naar mijn oordeel
dit, dat U moet onderhandelen met de mensen, met wie
U te maken hebt en dat U moet zoeken naar de meest
gerede onderhandelingspartner over deze voor dit stads
deel zo belangrijke zaak. Ik dacht, dat dat ertoe zou
moeten leiden, dat U niet afzonderlijk met enkele be
sturen onderhandelt, maar dat ernaar moet worden ge
streefd, dat het College een gesprek begint met een
breed samengestelde delegatie van enkele bestuursleden
en enkele middenstanders uit dit gehele gebied. Alleen
op die manier lcunt U de hele zaak goed overzien. Dan
praat U met mensen, die wat achter zich hebben en
die, gezien de enquêtecijfers, althans op dit moment
tot bepaalde opvattingen zijn gekomen. Goed overleg
dus, op een brede basis van bestuursleden en midden
standers uit dit gehele gebied. Ik geloof, dat dit er alleen
maar toe kan leiden, dat het vraagstuk in zijn totali
teit wordt bekeken. Zo krijgen wij een indruk van het
geen de middenstanders in dit gebied willen. Dat zal
zich, als ik het goed begrepen heb, voor een belangrijk
deel toespitsen op het treffen van een aantal maatre
gelen en het stellen van voorwaarden rond de wandel
zone. Het gaat er niet om, dat een groep middenstan
ders op dit ogenblik onwillig zou zijn om medewerking
te verlenen aan het creëren van een wandelzone en
het in stand houden daarvan in het centrum van de
stad, maar dat zij, die er in principe wel voor voelen,
menen, dat vooraf aan een aantal zeer duidelijke voor
waarden zal moeten worden voldaan. Daar is summier
het een en ander over gezegd: de parkeermogelijkheden,
de rijrichting in bepaalde straten en buurten. Je zou
het kunnen uitbreiden met het wel of niet scheiden
van categorieën verkeer als voetgangers, fietsen en
auto's. Ik geloof, dat wij pas dan tot verantwoorde be
slissingen op dit punt zullen kunnen komen, als we op
die manier het hele vraagstuk hebben doorgenomen.
Daarom zou ik met klem tegen U willen zeggen: „Beloof
de Raad, dat U als College met een delegatie, als ik zo
juist voor U schetste, op korte termijn in overleg zult
treden 0111 alle aspecten grondig door te praten." Op
die manier kunnen wij een beslissing nemen met veel
minder gevoelige kanten dan op dit moment. Dat zal
betrokkenen het gevoel geven, dat recht wordt gedaan
aan hun wensen en verlangens.
De heer Weide: Er bestaat in wezen geen enkel
meningsverschil t.a.v. de functie van een wandelzone.
Dit is uit alle brieven, die wij hebben gekregen en de
besprekingen, welke U hebt gehad met diverse winke
liersverenigingen, wel duidelijk gebleken. De voorwaar
den, waaraan de wandelzone zal moeten voldoen, be
palen echter bij uitstek de realisering hiervan. Ik ge
loof, dat in Leeuwarden tot dusver niet aan die voor
waarden is voldaan. De heer Vellenga heeft er al punts
gewijs even op gewezen. Ik wil in het kort hier nog
even op ingaan. De eerste voorwaarde, de aan- en af
voer van artikelen, is in het gebied, waar het hier om
gaat, zeer moeilijk te realiseren, wanneer bedoelde we
gen voor het verkeer zijn afgesloten. Vele panden heb
ben geen uitweg aan de achterzijde. Bij verwerkelijking
van de wandelzone moet het straatidee worden verwij
derd: de gehele straat zal moeten worden betegeld en
dient te worden opgefleurd met bijvoorbeeld bloemstuk
ken. De intimiteit van het winkelen wordt hierdoor
sterk bevorderd. Het aanpassen van verkeersvoorzie-
ningen is in de binnenstad dan ook in ieder geval nood
zakelijk. Het aantal inwoners van een stad als Leeu
warden is te gering dat is uit de documentatie vol
doende gebleken voor het goed functioneren van een
wandelzone.
Wat het ontstaan van de wandelzone hier betreft:
in overleg met het bestuur van de toenmalige winke
liersvereniging Voorstreek Vooruit is een proef geno
men, nadat de Jeugdgemeenteraad met het idee was
gekomen. Nadien is na overleg met anderen besloten
het gebied nog wat uit te breiden, doch het geheel bleek
een volslagen mislukking te zijn. Het is te overhaast
gebeurd, er is te weinig rekening gehouden met wat
als gevolg hiervan zou kunnen optreden. De heer Vel
lenga heeft drie categorieën genoemd, die direct bij de
wandelzone betrokken zijn, n.l. de koper (uit de reac
ties van de middenstand is duidelijk gebleken, dat de
koper er geen voordeel bij gehad heeft: hij heeft er te
weinig gebruik van gemaakt, is er niet direct bij ge-
11
interesseerdde middenstanders (die zijn er, dat is uit
de gehouden stemmingen wel gebleken, praktisch una
niem niet bij geïnteresseerd) en de gemeentelijke over
heid (en ook die is hier niet bij gebaat, omdat de ver-
keersvoorzieningen totaal niet zijn aangepast). Nadien
zijn de winkeliers bijeengekomen in een protestverga
dering in het Oranjehotel, waarbij enkelen van ons aan
wezig waren. Praktisch eenstemmig was men tegen de
wandelzone in haar huidige vorm. De winkeliers van
„Voorstreek Vooruit" hebben inmiddels een ander be
stuur gekozen, dat volledig tegen de wandelzone is,
evenals de winkeliersverenigingen elders, die erbij be
trokken zijn. Ik heb het idee, dat het oude bestuur
voor een gedeelte zitting heeft in de „Stichting Wan
delzöne". In hoeverre deze stichting representatief kan
worden geacht voor de winkeliers, weet ik niet, maar
met de heer Vellenga heb ik de neiging te veronder
stellen, dat de stichting weinig representatief is. We
kunnen lang en breed gaan discussiëren over de vraag,
welk bestuur van welke vereniging nu representatief is,
maar ik geloof, dat het verder niet ter zake doet. Door
slaggevend is voor mij overduidelijk de uitslag van de
stemming, onder de winkeliers gehouden; daaraan hecht
ik bijzondere waarde. Ik meen, dat het het gemeente
bestuur en in het bijzonder U, mijnheer de Voorzitter,
zal sieren, als eerlijk en objectief wordt erkend, dat
het instellen van een wandelzone in Leeuwarden, zoals
dat in het verleden is gebeurd, in haar huidige vorm
geen enkel effect zal sorteren.
T.a.v. de huidige wandelzöne zal ik dan ook een uit
spraak van de Raad vragen in de vorm van een motie,
die ik als volgt heb geredigeerd en welke mede is on
dertekend door mijn fractiegenoten Mevr. Veder-Smit
en de heer Van der Veen: „De Raad der gemeente Leeu
warden, in vergadering bijeen op maandag 22 april
1968 en gehoord de beraadslagingen met betrekking-
tot de wandelzone, en rekening houdend met de wensen
van het overgrote deel van de belanghebbenden, besluit
alle genomen maatregelen t.a.v. de wandelzone in te
trekken."
Ten slotte ben ik het volledig eens met de heer Vel
lenga. Ik heb het niet nodig geoordeeld dat in de motie
vast te leggen, omdat ik het College reëel genoeg acht
dit verzoek van ons over te nemen. Ik neem graag aan,
dat U rekening zult houden met ons verzoek contact
op te nemen met alle betrokkenen, om te komen tot
een concreet plan met betrekking tot de wandelzone,
dat voor alle partijen acceptabel is.
Mijn fractievoorzitter zal straks nog een juridische
kanttekening bij het geheel maken.
De hear Boomgaardt: Ik fyn it net sa slim, as in
koileezje of in boargemaster mei in bipaeld idé dat it/hy
yn 'e holle hat, by wize fan in ütwreide proef ekspe-
rimintearret en efternei konstatearje moat, dat it net
giet, dat men retirearje moat. Sa'n proef is weardefoi
en ik bin it dan ek mei de hear Weide iens, dat it
persoanen of in Koileezje siert, as men, as dit net to
forkeapjen is en der foaral fan 'e kant fan de midden-
stanners dy't der op it neist by bitrutsen binnc, nega
tive réaksjes komme, sa royael is om to sizzen, dat
de proef net slagge is. Dochs stim ik foar de moty,
sa't de hear Weide dy oankundige hat; ik tocht, dat
wy yn dit stadium de bisteande „wandelzone" yn syn
oarspronklike foarm mar hanthavenje moasten oant
der in neijer oerliz west hat. Der is dus in stik op
komst fan de „Stichting Wandelzöne" en it oerliz, sa't
ek de hear Vellenga dat frege hat, kin hólden wurde,
tinkt my, ear't de Ried ta in bislissing komt, om dizze
„wandelzone", sa't dy optheden funksionearret, öf to
skaffen. Ik tocht, dat der mear en hwat greatere dingen
barre moasten, as wy en miskien ek in „Stichting
Wandelzöne" of in winkelforiening yn 'e holle hawwe
as men ta de stifting fan in „wandelzone" komme wol.
Ik leau, dat it hiele probleem fan de binnenstêd en
it is net in nij elemint, dat ik nei foaren bring
gearhinget mei de kwestje fan it parkearjen. It is in
kwestje fan forkear en parkearjen. En de gemeente
Ljouwert moat soargje foar in gigantyske oplossing-
fan it parkearprobleem, sil de hiele binnenstêd as
winkelsintrum funktionearje kinne. En ik leau, dat de
Ried der net ünder üt kin om dat punt nochris ta de
boaijum troch to praten en graech mei advys en üt-
stel uteraerd fan it Koileezje. Nou sjoch ik net in
oare mooglikheit as dat de Sudergrêft ticht giet, like-
goed as de ,,Oosterkade"-grêft. Dat is in punt, dat trije
of fjouwer jier lyn hjir yn dizze Ried west hat en doe
hawwe de stimmen staekt. Ik leau, dat it in urginte
saek is, dat wy as Ried dit punt op 'e nij bihannelje
en dat it Koileezje de stikken dêrfoar produsearret.
Earder kinne wy net ta in goede oplossing fan de
situaesje foar de winkelstan yn it sintrum fan Ljou
wert komme. Dit is ek, tinkt my, de ienige wei. En ik
leau, dat it foar de measten fan üs of foar de hiele
Ried mei pine gean sil, as de grêften dimpt wurde;
it is sünder mear in stik forlies foar de stêd, foar it
gesicht op de stêd, mar ik leau, dat it in needsaeklik-
heit is, dat dit bart en dat wy dêroer ek ta in
bislüt komme mei it each op tal fan eleminten, dy't
yn bisprek binne yn 'e stêd. De Prins Hindrikbrêge
heart dêr ek by dat haw ik ek noch sein, doe't it
punt yn kwestje oan 'e oarder wie likegoed as
it stêdhüsplan. As wy yn it ramt fan dit plan
serieus prate wolle oer de Beurs, dan kin mei
de dimping fan de Sudergrêft in oplossing foun
wurde. En oan dit alles sit ek de „wandelzone"
fêst. Ik soe dus hjir wol de winsk ütsprekke wolle,
dat it Koileezje bisocht dit punt op 'e nij yntern yn
diskusje to nimmen en tagelyk op bitreklik koarte
termyn ik bigryp folslein, dat it net op al to koarte
termyn kin ta klearrichheit to kommen oangeande
de situaesje dy't wy üs yn de takomst tinke sawol
foar de „Oosterkade" as foar de Sudergrêft.
De heer Schönfeld: Om te komen tot een ideale
wandelzone dient er een goed voetgangersdomein te
worden geschapen, hetgeen aantrekkelijk gemaakt kan
worden door het aanbrengen bijvoorbeeld van een sier
bestrating, met daarnaast een leuke beplanting. Het
moet een voorportaal vormen voor de aanliggende win
kels. Het publiek kan dan onbekommerd rond lopen,
etalages bekijken en rustig inkopen doen. Men be
hoeft niet meer op het verkeer te letten, zodat, door
het ontbreken van dit onaangename aspect, de concen
tratie op de uitstallingen kan worden vergroot. Het
zal belangrijk zijn, dat we qua belanghebbenden geen
scheiding maken tussen winkeliers en winkelend pu
bliek. Beide categorieën zijn, door de verkoop ener
zijds en door de koop anderzijds, immers zeer nauw
met elkaar verweven. Een belangrijk en onmisbaar
aspect is verder, dat het voetgangersdomein een goede
bereikbaarheid heeft, ten einde de ontsluiting te kun
nen waarborgen. Tevens dienen ruime parkeergelegen-
heden beschikbaar te zijn. Deze verschijnselen kunnen
we waarnemen bij de nieuwe winkelcentra in de buiten
wijken van onze stad. In het centrum echter, en dat
is het nu juist waar het hier om gaat, wordt tegenover
gesteld gehandeld. Tot het treffen van voorzieningen,
welke bij een nieuw wijkwinkelcentrum wel zijn ge
troffen, omdat ze noodzakelijk zijn voor de leefbaar
heid van zo'n centrum, is het in de binnenstad niet
gekomen. Het schijnt, dat ons stadscentrum verder zal
moeten lijden aan de „Amerikaanse ziekte", zoals dit
in vaktermen wordt genoemd en ook wordt aangeduid
in de brochure van de A.N.W.B. Aan de enorme ver
keerstoename, welke we de laatste 23 jaar beleven, is
nog lang geen einde gekomen. Het verkoopcijfer van
automobielen ligt momenteel weer enorm hoog, waar
door de verkeersproblematiek nog urgenter wordt dan
we op dit ogenblik beseffen. Een wegen- en stratennet
rondom een wandelzone als de Voorstreek, dat niet is
aangepast, zou deze zone alleen nog maar moeilijker
bereikbaar maken. De unieke functie, die ons stads
centrum heeft, mag niet verloren gaan, omdat we
hierdoor het centrum beslist te gronde richten. Als
het verkoopgebied slecht te bereiken is, zal het wor
den gemeden; dat heeft de praktijk elders wel bewezen.
Dit is in het nadeel van zowel de consument als van
de winkelier.
Theoretisch is het denkbaar, dat men zijn auto par
keert op het Zaailand en behalve op de Nieuwestad gaat
winkelen in het Naauw, Over de Kelders en op de
Voorstreek. In de praktijk komt hiervan echter niet
veel terecht. De gemakzuchtige mens wil nu eenmaal
zijn auto parkeren vlak bij de plaats, waar hij moet
zijn. In dat geval heeft de Nieuwestad hier profijt van,
temeer omdat voor het Zaailand een beperkte parkeer
tijd geldt. De Tweebaksmarkt biedt slechts beperkte