6 mij daarom af of het geld voor het onder dit punt be doelde grondonderzoek niet bij voorbaat moet worden geaeht te zijn weggegooid en of het College niet tijdig bij Rijkswaterstaat betere informaties had kunnen krij gen. Tot mijn schrik heb ik gezien, dat U wilt laten bo ren tot een diepte van 5 m. Dat lijkt mij alleen zinvol, als het ook in het voornemen ligt eventueel tot een diepte van 5 m. zand te winnen. Ik zou zeggen, dat de logica meebrengt, dat er in dat geval gaten ontstaan van 5 m. diep. Ik geloof, dat dat een diepte is, waar aan wij in het geheel geen behoefte hebben en die de meest onplezierige consequenties zou kunnen hebben voor alles, wat er in de Grote Wielen leeft en tiert. Daarom zou ik in geen geval kunnen meewerken aan een dergelijk vandalisme. De hear Tiekstra (weth.): De hear Klomp wol my to'n goede halde, dat ik earst mar bigjin by de earste fraech fan de hear Van der Veen. Dat ging dus over de versiering. In de openingszin het is eigenlijk jam mer, dat de heer Van der Veen die niet voorgelezen heeft; dat zou zijn betoog nog meer gesierd hebben staat n.l.: ,,Het is gebruikelijk, dat nieuwe gebouwen van enige al lure van decoratieve versiering worden voorzien en dat hiervoor" enz. Ais wij ons van te voren volledig reken schap hadden gegeven van de allure van deze gebou wen, zoals ze nu in 't Nijlan staan, dan zouden we al licht de 1%-regeling daarbij ook hebben gehanteerd. Nu kan men natuurlijk over het begrip „allure" verschil lend denken volkomen terecht maar er zijn wel bijzonder aantrekkelijke plaatsen aan deze gebouwtjes, waar op een bijzonder aantrekkelijke wijze hopeiijk een bijzonder aantrekkelijke versiering kan worden aange bracht. En dan is dat alleen maar een leuk idee; het totale krediet voor deze gebouwtjes was toen maar f700.000,Als we dit bedrag in de bouwsom hadden meegenomen, dan was er niet zoveel aan de hand ge weest. Ik wil wel graag de suggestie van de heer Van der Veen in overweging nemen om in den vervolge bij projecten op dit gebied en van dit formaat tegelijkertijd de 1%-regeling te hanteren. Dan valt er weer een stuk discussie weg, neem ik aan. Nu de kwestie van het dieptepunt van de boringen. Ik zou graag allereerst dit willen zeggen oan it adres sawol fan de hear Klomp, als aan het adres van de heer Van der Veen: Aan de orde is op het ogenblik niet meer dan het vragen van een krediet voor het even tueel verder strekkend onderzoek in de vorm van grond boringen naar de dikte van de mogelijk bruikbare zand lagen in dit Groene Ster-gebied. Het is de vraag, of dit onderzoek zo ver moet worden uitgestrekt, want het is buiten kijf, dat, zo hier zand in voldoende hoeveel heden zou worden gevonden, dit binnen het kader van de functie van het Groole YVieiengebied opnieuw zou worden gebruikt. Alleen voor dat doei zou men dan daar zand gaan zoeken en meer niet! En het is volkomen terecht wat de heer Van der Veen zegt: Er zijn een aantal instellingen ik denk m.n. aan de Rijkswater staat en ook aan de Kon. Ned. Heidemij., die zelf over heel veel informatie over dit gebied beschikken de H.I.D. van de Rijkswaterstaat maakt zelf deel uit van de Groene Ster-commissie, wat de heer Van der Veen wel bekend zal zijn en deze zijn bereid de informa ties te onzer beschikking te stellen. Maar een misver stand wil ik wegnemen. Boren tot 5 m betekent natuur lijk nog niet graven tot 5 m. Ik deel niet in alle op zichten natuurlijk m.b.t. dit onderwerp toch echt wel de vrees van de heer Van der Veen, voor al te grote diepte. En dêrmei leau ik, dat ik ek wol sahwat by de hear Klomp torjochte kommen bin. It is foar my de fraech, oft boarjen yn de Wielen noch nedich wêze sil. Soe't tsjinstich wêze it wol to dwaen, dan sille wy it dwaen, mar dan bitsjut dat noch net iens, dat men ek oan it graven giet yn'e Wielen, aihoewol noch de Lytse noch de Greate Wielen noch de Sierdswiel wol net hie lendal krekt sa üt dit hiele üntjowings-gebiet wei kom- me sille, sa't se der nou by lizze. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig" het voorstel van B. en W. Punt 27. De heer Van Balen Walter rapporteert namens de commissie, belast met het onderzoek der geloofsbrieven en bestaande uit de heren Heidinga, Vellenga en Ir. Van Balen Walter, dat de commissie de geloofsbrieven van de heer G. van der Laan heeft onderzocht en in orde bevonden. De commissie adviseert de Raad dan ook hem toe te laten als lid van de Raad. Z.h.st. wordt dienovereenkomstig besloten. De Voorzitter stelt opnieuw aan de orde Punt 24 (bijlage no. 239). De heer Engels: Er is hier een aantal vragen aan de orde. Sportclub Cambuur vraagt in haar exploitatie rekening te mogen opnemen f40.000,per jaar. Voor een periode van 5 jaar is dat f200.000,waarmee ze kan overgaan tot een reservering, nodig om het spe lersbestand tijdig te kunnen aanvullen. Ik geloof, dat we daarop geen „nee" kunnen zeggen. Het is jammer, dat door een besluit van de K.N.V.B. onze oorspron kelijke financieringsopzet, waarmee men goedkoper jeugdige spelers kon aantrekken, niet lukt. Bedrijfseco nomisch gezien moeten wij nu wel doen, wat gevraagd wordt. De toestemming om de f 40.000,per jaar in de subsidiabele lasten op te nemen gaat gepaard met het voorstel om de aflossing te doen plaatsvinden na 5 jaar. Met dit voorstel is mijn fractie en ben ik evenmin erg ingenomen. Wanneer wij de subsidie aan Cambuur gaan verzwaren, zouden wij logischerwijze moeten vragen om die gelden die gemeenschapsgelden zijn zo spoe dig mogelijk weer af te lossen. Dit lijkt mij voor Cam buur gezond uit het oogpunt van normale bedrijfsvoe ring. En voor de Gemeente is het ook van belang, want naarmate wij de gelden sneller terug hebben, kunnen we ze weer voor andere dringende zaken besteden. Want wat doen we met die gemeenschapsgelden? Wij hebben ze nu in Cambuur gestoken, om die voort te helpen, maar naarmate we ze terugkrijgen, kunnen wij ze anderen weer ten goede doen komen, f30.000, per jaar is goed voor een investering van f300.000,—. Driemaal dit bedrag is een heel eind op weg in de richting van een nieuwe sporthal. Daarom zijn wij er voor, dat die gelden zo spoedig mogelijk terugkomen. Vandaar ook dat mijn collega Stek in de Commissie Sport en Recreatie heeft gezegd, dat hij de voorgestelde periode van 5 jaar, waarna de gelden zouden worden terugbetaald, te lang vond. Zijn voorstel behelsde het maken van een ander aflossingsschema en te beginnen met een aflossing van f 30.000,per jaar. Op verzoek van de betrokken wethouder heeft onze geachte heer Fuykschot een schema opgesteld omtrent de fondsvor ming, mèt het aflossingsplan, de investering en het saldo van het fonds. Aan de hand daarvan heeft bij becijferd, dat genoemd voorstel van de heer Stek tot gevolg zou hebben, dat Cambuur met tekorten zou ko men te zitten en in grote liquiditeitsmoeilijkheden zou geraken. Voor ons was dit de aanleiding om na her nieuwde bestudering met het voorstel te komen Cam buur weliswaar uitstel te geven, maar dan niet langer dan 2 jaar en daarna over te gaan tot een aflossing van f 30.000,per jaar voor de eerste 4 jaar en f 45.000,voor de volgende 4 jaar. Mag ik dan nu Uw aandacht vragen voor het schemaatje, dat ik dank zij de toestemming van de Voorzitter heb mogen laten uit reiken en waarin ik de methode van de heer Fuykschot gevolgd heb. In de eerste kolom staan de fondsvor mingsbedragen, in de tweede kolom a en b staan resp. het aflosingsplan van B. en W. en dat van onze fractie. In de derde kolom staat het investeringsbedrag, dat het bestuur van Cambuur in een periode van ongeveer 5 jaar denkt nodig te hebben en in de vierde kolom staan resp. van B. en W. en onze fractie de saldi van het fonds, dat men nodig heeft, enerzijds om te kunnen aflossen, an derzijds om in de loop van 5 jaar spelers te kunnen vervangen. Het is hier gefixeerd op 5 jaar en f 200.000,—, het kan natuurlijk ook in de loop van die 5 jaar gebeuren. Het is in dit verband van belang, dat er doorlopend een bedrag in het fonds is, om wanneer nodig spelers te kunnen aankopen. Nemen we het voor stel van B. en W., dan is het huidige saldo f 125.900, WF.3BftuL 1 7 In de loop van '68/'69 komt daarbij een bedrag van f 74.100,dat is de eerste kolom waarna een totale investering mogelijk is van f 200.000,Daarna is er geen saldo meer. Er komt in dat geval in de loop der jaren telkens f73.300,bij, hetgeen tot gevolg- heeft, dat er in het volgende jaar alweer een saldo is van f 73.300,Het jaar daarop is het verdubbeld, weer een jaar later is het verdrievoudigd en zo komt U in '72/'73 op een bedrag f293.300,Cambuur kan daar van f 90.000,aflossen en kan f 200.000,steken in de aankoop van nieuwe spelers. Daarna kan men weer opnieuw beginnen. Ons voorstel gaat ervan uit, dat al in het derde jaar wordt begonnen met een aflossing van f 30.000,waardoor het saldo van het fonds in het jaar '70/'71 f30.000,— minder is en het jaar daar op f60.000,in het jaar '72/'73 is het zelfs f90.000, minder dan het zou zijn in Uw aflossingsschema. Daar staat echter tegenover, a) dat er is afgelost en dat be hoort ook te gebeuren en b) dat deze mindere bedragen toch niet door Cambuur besteed hadden kunnen worden. Wanneer men in 1973 deze 90 mille zou willen aflossen, zou men minstens 2 3 jaar van tevoren geld moeten reserveren. Welnu, als men deze bedragen vasthoudt, kan men ze ook wel aan de Gemeente aflossen. Verder zou ik er de aandacht op willen vestigen, dat de liqui diteitspositie van Cambuur bij aanneming van ons voor stel in het jaar 1973 en vooral later gunstiger is dan bij aanneming van het voorstel van B. en W., ter wijl er toch regelmatig is afgelost. Wanneer we de cij fers nauwkeurig bekijken, dan blijkt eruit, dat we in ons systeem op dat van B. en W. tot 1973 met de af lossing vóór blijven en in '74 met de aflossingen van het College gelijk liggen. Daarna lopen we eerst 15 mille en daarna 10 mille achter in het totaal. Dat is een bezwaar, maar dit bezwaar valt weg tegen het grote voordeel van een regelmatige aflossing zowel voor Cambuur als voor de Gemeente. Wij vinden, dat dit behoort te gebeuren. We moeten Cambuur wel de gelijk helpen, maar we moeten ons realiseren, dat het op een gepaste en behoorlijke wijze dient te geschieden, een wijze, die ook in het belang van de Gemeente is. Tenzij de Wethouder ons ervan weet te overtuigen, dat ons systeem Cambuur in volstrekte liquiditeitsmoeilijk heden brengt, zullen wij niet voor Uw voorstel stem men, indien U ons aflossingsschema niet overneemt. Als U van mening bent, dat dit voor Cambuur een aan vaardbaar schema is en een schema meer in het be lang van onze Gemeente, zou ik U willen vragen het voorstel over te nemen. De heer Rijpstra: Tijdens de subsidiebehandeling voor Sportclub Cambuur is in de raadsvergadering van 19 dec. 1966 door verschillende sprekers en ook door Uw College o.a. als argument vóór die subsidieregeling- naar voren gebracht, dat deze regeling de zelfwerk zaamheid van de club zou stimuleren en dat dit nu een regeling was, waarmee te werken viel. We zouden als Raad nu niet meer elk jaar hoeven te worden lastig gevallen met Sportclub Cambuur (en dan citeer ik maar even uit dat bewuste verslag), „...omdat deze club nu een financiële grondslag krijgt, die het Cam buur mogelijk maakt voor een reeks van jaren een goed bestaan te hebben en daarnaast de eigen activi teit te prikkelen." Dit waren de woorden van de Wet houder, die deze zaak indertijd met vuur heeft ver dedigd en achteraf heeft tegen gestemd. Anderhalf jaar na dato worden we alweer geconfronteerd met moeilijkheden, in casu met het voorstel, zoals dat hier nu ligt. Het lijkt mij dan ook toe, dat genoemde zelf werkzaamheid niet zo erg intensief is geweest. Hoe het ook zij, het gaat de Gemeente weer geld kosten of, anders gezegd, de Gemeente kan lang wachten, zou het voorstel worden aangenomen. Het vormen van een fonds voor vervanging van spelers zal m.i. ongetwij feld het subsidiebedrag weer doen stijgen. Waarom heeft men niet getracht het fonds te verstevigen door middel van een grootscheepse actie onder de suppor ters van Cambuur? Die zijn er ongetwijfeld in grote getale. Dat zou kunnen gebeuren onder het motto: „De liefde kan niet altijd van gemeentekant komen." In de voor ons liggende raadsbrief worden ons grote din gen voorgespiegeld, o.a. zelfs de kans op promotie naar de Eredivisie. Dit getuigt toch wel van een overdadige dosis optimisme, omgekeerd evenredig met het aantal initiatieven van het bestuur en de prestaties van het elftal. Om in de Eredivisie te komen en om er in te blijven want daar gaat het om is er nog wel iets anders nodig dan het aantrekken van misschien betere spelers. Onze mening in het kort samengevat, voor dit geval in het Leeuwarder idioom, is: „Ut is su mooi genoeg weest, ut mut nou mar is üt wezen." Het zal U na hetgeen ik naar voren heb gebracht duidelijk zijn, dat wij, met alle waardering voor dit werkstuk, géén behoefte hebben aan het voorstel van de K.V.P. De heer Weide: De heer Engels had geen behoefte om over het wel en wee van betaald voetbal te praten. Ik heb, nu dit voorstel voor ons ligt, daar met de heer Rijpstra wei behoefte aan. Sinds de oprichting in 1964 van de Stichting Sportclub Cambuur hebben we hier in de Raad al vier keer gediscussieerd over financiële medewerking aan deze Stichting. Het laatste grote de bat hebben wij gehad 19 dec. 1966, zoals de heer Rijp stra reeds memoreerde. Met veel moeite en weinig en thousiasme is een kleine meerderheid van de Raad ak koord gegaan met de subsidieregeling van 80% van het exploitatietekort. Later is dit teruggebracht naar 77%. De Wethouder heeft daarbij in de Raad gezegd, dat bij aanvaarding van deze, voor Nederland unieke regeling, de Raad niet ieder jaar hoefde te discussiëren over fi nanciële medewerking. Het is allemaal heel anders ge lopen. De financiële toestand van het betaald voetbal in Leeuwarden blijft zorgen baren. De Stichting is zich blijkbaar weinig bewust van de grote offers, die de gemeente Leeuwarden voor het betaald voetbal brengt. Het verzoek van de Stichting om uitstel van aflossing te krijgen van de leningen van f 250.000,over 5 jaar vind ik niet alleen moedig, maar zelfs brutaal. Dit heeft mij dan ook danig teleurgesteld in de leiding van de Stichting. Ik kan mij niet voorstellen, dat de meer derheid van het College zelf nog gelooft in dit voor stel. U merkt wel, dat dit voorstel voor mij niet accep tabel is, ondanks mijn sympathie voor de voetbalsport en mijn gedachten over de gemeentelijke taak t.a.v. de actieve en de passieve recreatie. Ik zal nu op enkele punten nader ingaan. Ten eerste de beweging in het betaald voetbal. Elke dag kunnen we via de pers de beweging in het betaald voetbal op merken. Verschillende financiers overwegen zich terug- te trekken; men praat over fusies en terugkeer naar het amateurvoetbal. Allemaal bewijzen van de ongun stige financiële verhoudingen in het betaald voetbal. M.i. wordt dit in belangrijke mate veroorzaakt door het ongelukkige systeem van de verkoopsommen èn het grote aantal betaalde clubs. Hier ligt een grote taak voor de K.N.V.B. De saneringspolitiek van de K.N.V.B. zal sneller moeten worden doorgevoerd. Worden er t.a.v. de transfers en de sanering geen hardere maatregelen genomen, dan blijft het in het betaald voetbal een chao tische toestand. De heer Roelfsema, die gisteren zijn laatste wedstrijd voor de Stichting heeft gespeeld, heeft in een interview gezegd, dat het betaald voetbal reeds is verpest en hij heeft gelijk. Moeten we dan hieraan nog verdere medewerking verlenen? Van de zijde van de clubs, dus ook van de zijde van Cambuur, zal méér aandrang t.a.v. deze zaken op de K.N.V.B. moeten wor den uitgeoefend. Het volgende punt is het aankoopbeleid. De reden van dit voorstel is Cambuur meer te laten investeren om zo meer resultaat te bereiken. Achter dit aankoop beleid van Cambuur plaats ik een groot vraagteken. Sinds de oprichting zijn in totaal 62 spelers aangekocht, van wie er nu reeds weer 34 zijn verkocht, met een gemiddeld verlies van f 3.000,per speler. Dat is in nog géén 4 jaar een verloop van ruim 50%. De kwali teit van de spelers is bepaald niet beter geworden. Ik heb sterk de indruk, dat zowel het aankoopbeleid als de training niet juist zijn geweest. Daarmee kom ik dan meteen tot het derde punt: De interne verhoudingen in de leiding. Deze zijn eveneens niet juist gebleken. Wanneer in een bedrijf wat Cambuur uiteindelijk is de verhouding in de leiding (de trainer en de manager) slecht is, dan zal dit de productie niet ten goede komen. De manager heeft dit gister na de wedstrijd niet met zoveel woorden gezegd, maar toch wel enigszins toegegeven. Hij heeft n.l. ge zegd: „Er is teveel onrust in het elftal, de moeilijk heden rond mijn persoon, het vroegtijdig aangekondigd

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 5