12 meente om. Ik heb ook geen reactie gehoord op mijn suggestie de entreeprijzen met 2 kwartjes te verhogen. Verder zou ik n.a.v. de woorden van de heer Vellenga naar voren willen brengen, dat wij m.i. wel degelijk financieel risico lopen, wanneer we een aflossing gaan uitstellen voor 5 jaar vooral wanneer het gaat om een aflossing door een instantie met een financieel zeer wankele basis. De heer Rechoorn: Ik vind het wel merkwaardig, dat de discussie zich voornamelijk beweegt rond het punt van de aflossing iets vroeger of iets later, iets meer of iets minder. Ik vind veel belangrijker het punt van die f 40.000,die als reservering extra het ex ploitatietekort gaat belasten. In de aanbiedingsbrief staat, dat men verwacht daar een deel van terug te halen uit de verhoogde entreeprijzen en dat men denkt meer bezoek te trekken. Dit zijn echter speculatieve veronderstellingen. Verhoogde entreeprijzen zullen stel lig het aantal bezoekers doen verminderen. Wanneer we nu eens aannemen, dat dit wordt gecompenseerd doordat een wat hoger spelpeil weer wat meer bezoe kers aantrekt, dan komt het erop neer, dat wij in 5 jaar 77 pet. van 4 keer f 40.000,aan extra subsidie betalen. Ik had graag gezien, dat er aan dat punt wat meer aandacht was geschonken. Dit voorstel van Cam- buur komt erop neer, dat deze stichting f 150.000,a fonds perdu van de Gemeente zou ontvangen. Ik dacht, dat dat punt veel belangrijker was dan het feit of deze stichting nou een paar jaar eerder of later met de aflos sing begint. Er moeten in Leeuwarden nog zoveel voor zieningen worden getroffen, waarvoor moeilijk finan cieringsmiddelen zijn te vinden, dat ik toch wel van mening ben, dat wij Sportclub Cambuur méér hebben gegeven dan deze tak van sport in deze vorm al thans waard is gebleken. De heer Schönfeld: Het antwoord van de Wethou ders heeft mij volledig bevredigd. Ook in het verleden is er genoeg gediscussieerd over het vóór en het tegen. Ik ben bereid ook ditmaal nog iets te doen. Het voor stel van de K.V.P. spreekt mij echter het meest aan. Doch ik zou er tevens bij willen aantekenen, dat dit maal de grens voor mij bereikt is een grens, die niet meer kan worden overschreden. Het zou misschien een stimulans voor Cambuur zijn haar activiteiten, met name bij de particuliere bedrijven, nog meer op te voeren. Dit is maar een suggestie van mijn kant. De heer Visser: De Wethouder heeft in zijn ant woord gezegd, dat er sprake was van een misverstand tussen hem en mij, maar ik moet U zeggen, dat de mist bij mij nog dikker is geworden. Juist de kwestie van de investeringen, die de heer Reehoorn zojuist heeft aangestipt, was eigenlijk mijn uitgangspunt n.a.v. het antwoord van de Wethouder in de vergadering van juli 1966. Ik moet nogmaals herhalen, dat de Wethou der toen duidelijk heeft gesteld, dat hij het onjuist achtte die risicodragende middelen in de gemeentelijke subsidie op te nemen. Onder die risicodragende midde len vallen echter toch ook investeringsreservcs Dat kan de Wethouder mij toch moeilijk bestrijden. Nu wordt het roer voor de zoveelste maal omgegooid. Het ene raadsbesluit na het andere is hier in de loop van de jaren op voorstel van het College door de Raad ge torpedeerd. En zo gaat het maar verder. De heer Van Balen Walter: Alvorens het tot stem ming komt, zou ik graag een concreet antwoord ont vangen op de vraag, wat de consequenties zijn, wan neer wij het voorstel van het College verwerpen en Cambuur binden aan de eenmaal afgesproken aflos singen. Is Cambuur dan van de kaart, ja of nee? De heer Heidinga: Wat de heren Reehoorn en Vis ser hebben gezegd, onderschrijf ik volkomen. Ik heb vanavond een aantal markante uitspraken gehoord, zo wel uit het College als uit de Raad. De heer Vellenga heeft gezegd, dat de gemeentelijke risico's niet mogen worden verzwaard. De heer Tiekstra heeft gezegd, dat de geleende gelden moeten worden terugbetaald. Hij vindt het een zeer betreurenswaardige zaak, dat het betaalde voetbal nog steeds geen financiële basis heeft gekregen (kennelijk dus bij ons ook niet). Hij heeft ook gezegd: „Cambuur heeft 4 ton en dat blijft 4 ton. Cambuur denkt er niet aan dit bedrag op te voeren." Krijgen ze daar dan zo maar de kans voor? ïk dacht, dat wij er ook nog waren. De heer Weide heeft gezegd: „In de vier jaar, gedurende welke Cambuur bestaat, heeft deze stichting een ton verspeeld op de spelers." Ze zullen nog wel veel meer gaan verspelen, als we op deze weg voortgaan. Cambuur is maar een bedrijfje. Dit bedrijfje heeft twee mensen aan het werk, n.l. een manager en een trainer, die elkaar de keet uit vechten en elk f 30.000,per jaar krijgen. Dit lijkt nergens op en dit bedrijfje is volkomen topzwaar. En wij tolereren dat, want Cambuur mag die uitgaven niet doen zonder het gemeentebestuur daarin te kennen. Het voorstel van het College is slechts gebaseerd op verwachtingen. Gezien de ervaringen in de jaren, die zijn voorbij ge gaan, weten we echter zo langzamerhand wel, dat die verwachtingen ongegrond zijn. We gaan maar steeds door, maar het komt altijd anders uit dan ons is voor gespiegeld. B. en W. hebben geen enkel redelijk argu ment, waarmee zij ons kunnen aantonen, dat dit geld er werkelijk uit zal komen. Aanneming van dit voor stel komt er in feite op neer, dat wij, zoals de heer Reehoorn al heeft gezegd, dit geld opnieuw fourneren en dat de gemeentelijke risico's in ieder geval met f 150.000,worden verzwaard. Leo Pagano schrijft in Ruim Zicht: „Het betaalde voetbal in Nederland is op een enkele uitzondering na, zwaar ziek. Slechts een niets en niemand ontziende ingreep zou het be taalde voetbal in ons land kunnen redden. Het tot de helft reduceren van het aantal betalende clubs zou hier de eerste stap moeten zijn. Voorts zouden geldschieters, ongeacht of dit nu particulieren, ondernemingen of ge meentebesturen zijn, moeten ophouden met het beschik baar stellen van geld, wanneer blijkt, dat een redelijke rente zelfs niet kan worden betaald. Daarmee zijn de voetbalsport en meer speciaal de betaalde spelers aller minst gediend. Er is zonder twijfel ook in Nederland plaats voor betaald voetbal, maar dan voor betaald voetbal, dat schaars is en rijk aan talent. Evenmin als ons land 50 beroepstoneelgezelschappen op de been kan houden, kan het ongeveer een gelijk aantal beroeps clubs een bestaan garanderen. Wie dit nastreeft, spant zich in voor een verloren zaak." Ik geloof, dat deze man het goed ziet. Wij zijn op een hellend vlak en laten we alstublieft terugkeren. De heer Venema: We kunnen rustig vaststellen, dat de meerderheid van de mensen hier eigenlijk vóór betaald voetbal is. Nu hebben ze echter allerlei bezwa ren, omdat het toevallig de laatste tijd een beetje slecht gaat. Toen Cambuur naar boven vloog, was het Ho sanna. Nu ze echter om de een of andere reden een beetje zakken, probeert men het hele zaakje weg te drukken en dat ligt me niet erg goed. Als een ver eniging afhankelijk is van zo'n aanhang, is het niet best. Men zegt weliswaar niet, maar men suggereert toch eigenlijk wel, dat Cambuur niet met geld kan omgaan. Ik geloof echter, dat onze deskundigen ca pabel genoeg zijn om dat in de gaten te houden. G.V.A.V. trekt aardig wat meer publiek dan Cambuur, maar ook bij die vereniging moet geld bij. Ik heb hier horen zeggen, dat we voor niets zoveel betalen als voor de passieve recreatie van de paar mensen, die de wed strijden van Cambuur bijwonen. Men vergeet dan ech ter, dat wij elk jaar (en daar stem ik met plezier vóór) een heel bedrag betalen aan het Frysk Orkest, dat lang niet zoveel publiek trekt als het voetbal. De heer Vellenga: Men moet de door de heer Hei dinga geciteerde woorden van Leo Pagano natuurlijk zien in het raam van het hele stuk, dat die sportjourna list in Ruim Zicht heeft geschreven. Wie de stukken goed heeft gelezen, kan alleen maar zeggen, dat Cambuur een voortreffelijke administratie heeft en dat er bij deze vereniging een zorgvuldig fi nancieel beheer wordt gevoerd. Ik dacht persoonlijk, dat Cambuur, ook wanneer wij vanavond de op deze vereniging betrekking hebbende voorstellen afstemden, wel zou blijven bestaan maar dan niet op een niveau zoals mogelijk de meesten van ons dat wel graag zou den willen. Zowel het voorstel van de meerderheid van het College als het voorstel, dat aanvankelijk van de kant van de K.V.P. kwam, hebben ten doel de vereni ging Cambuur ruimte te geven om haar niveau op te voeren. Ik blijf van mening, dat de financiële risico's 13 van de Gemeente niet worden verzwaard. Het door de heer Reehoorn gestelde is voor een deel juist. Het voorstel, dat nu weer ter tafel ligt, biedt echter zoveel waarborgen, dat het gevaar van een eventueel verbor gen angel is opgeheven. N.a.v. de opmerking van de heer Rijpstra over de rioolbelasting zou ik naar voren willen brengen, dat het hier straks voor de Raad echt niet een kwestie is van óf, óf, maar dat het in het hele financiële beleid rustig een zaak van èn, èn kan zijn. Het is niet waar te maken, dat wij met wat wij voor Cambuur doen, de ingezetenen op andere punten tekort doen. Ik geloof dan ook, dat wij er onszelf op dit punt niet van behoeven te beschuldigen, dat wij verkeerde dingen doen, dat wij een te grote gok wagen en dat wij onzorgvuldig omspringen met de gemeen telijke financiën. De heer Tiekstra (weth.): Naar ik dacht, is in het door de heer Engels in eerste en tweede instantie ge houden betoog en in mijn antwoord daarop wel duide lijk gemaakt waarom het hier gaat. De heer Engels heeft gezegd: „De extra reservering is nodig om de in terne financiering te verzekeren. De noodzaak daartoe is ontstaan, doordat de natuurlijke aanvulling via jeugdspelers niet mogelijk is. Dit betekent, dat aan neming van dit voorstel het voortbestaan van het be taalde voetbal in Leeuwarden waarborgt." Op de vraag van de heer Van Balen Walter zou ik willen antwoor den, dat Cambuur bij verwerping van deze beide voor stellen op 1 juli 1969 moet voldoen aan de dan ver schijnende aflossingsverplichting en dus geen middelen beschikbaar heeft om nieuwe spelers aan te trekken, ook niet ter vervanging van degenen, van wie nu al vaststaat, dat zij hun loopbaan in het betaalde voetbal beëindigen. Dit zal onherroepelijk leiden tot kwaliteits verlies en ik wil met nadruk stellen, dat wij bij een bepaalde sectie van de voetbalvereniging Leeuwarden in het verleden al een zelfde ervaring hebben opge daan. Dat betekent, dat naar mijn overtuiging het be taalde voetbal in Leeuwarden geen financiële basis heeft, waarop het kan voortbestaan. In antwoord op het door de heer Reehoorn gestelde, moet ik duidelijk zeggen, dat ik nadrukkelijk heb gesproken over die extra reservering van f 40.000,en dat in de raads- brief zeer duidelijk staat, uit welke elementen die extra reservering kan worden opgebouwd. Ik heb het woord .speculatief" zelf enige malen gebruikt, maar heb daar bij uitdrukkelijk gewezen op het voortbestaan van de subsidieregeling met een gemeentelijk aandeel van 77 pet. en een aandeel van derden van 23 pet. De heer Visser houdt vast aan datgene, wat ik in de raadsver gadering van juli 1966 heb gezegd. Het moet mij ech ter van het hart, dat de subsidieregeling, waarover wij nu praten, in deze Raad tot stand is gekomen op basis van de op dat moment overgelegde exploitatierekening. Ik geloof verder te kunnen volstaan met de opmer king, dat ik ook de heer Weide in eerste instantie ant woord heb gegeven. Ik heb n.a.v. zijn betoog gesproken over het feit, dat in dit voorstel een toegangsprijsver hoging is opgenomen niet van 2 kwartjes, maar van 1 kwartje. Daarbij heb ik de heer Schönfeld gelijk gegeven in die zin, dat ik heb gezegd: „Men kan zeker in de huidige situatie een toegangsprijs niet ongestraft met een groter bedrag verhogen. Men moet die hogere toegangsprijs eerst waar maken." Zolang dat niet is gebeurd, zal een hogere toegangsprijs eerder leiden tot een lagere recette, wat stellig niet het oogmerk van de heer Weide is geweest. De heer De Jong (weth.)Op de vraag van de heer Reehoorn betreffende het dekken van de extra reserve ring van f 40.000,zou ik willen antwoorden, dat het de bedoeling is de exploitatielasten te verminderen door een besparing van f 25.500,per jaar op de vaste maandbedragen van de spelers. Deze besparing wordt verkregen door afkoop van de oude rechten. Verder zal tot dekking van deze extra reservering worden aange wend een opbrengstverhoging uit de sporttoto tot een bedrag van f 16.000,Het derde middel tot dekking van deze extra reservering is de verwachte verhoging van de recette met een bedrag van f 17.000,In totaal is dit dus f 58.500,Daar staan tegenover f 40 duizend investering, f 4 duizend bankrente en f 10 duizend aan kosten, verband houdende met het aantrekken van spelers en een trainer. Dit is in totaal f 54.000,Zuiver zakelijk gezien, valt het met die dekking dus nogal mee. In de begroting 19671968 is voor de trainer en de directie samen een bedrag van f 30.500,opgenomen. Ik ben het niet met de heer Engels eens, dat het bij deze voorstellen gaat om de vraag of Cambuur al dan niet zal voortbestaan. Bij verwerping van deze voor stellen kan Cambuur wel voortbestaan, maar niet op het huidige niveau. De heer Heetla (weth.): Graag zou ik mijn stem willen motiveren, omdat men anders misschien de in druk zou krijgen, dat ik nu ineens een voorstander van het betaalde voetbal ben geworden. Ik ben daar nooit vóór geweest en ik ben er eigenlijk nog op tegen. Toen wij in 1964 hiermee begonnen, ben ik over deze zaak nogal van leer getrokken tegen de heer Tiekstra. Ik heb daarbij ook eens gezegd: „Je moet niet altijd met je rechterbeen voetballen. Een goede voetballer kan ook met zijn linkerbeen voetballen. Trap dan beide kanten eens op." Daarmee bedoelde ik, dat er ook wat voor de andere sportverenigingen in Leeuwarden moest ge beuren en dat is mij op een gegeven moment ook toe gezegd. Aangezien nu in de vorige raadsvergadering de subsidies voor die sportverenigingen zijn behandeld, is het voor mij natuurlijk wel moeilijk om in deze ver gadering al direct weer oude koeien uit de sloot te halen en mij tegen dit voorstel te verklaren. Ik wil Cambuur nu nog een kans geven en zal daarom in deze vergade ring vóór stemmen. Of ik dat echter in de toekomst nog weer zal doen, weet ik niet. De motie-Engels c.s. wordt aangenomen met 21 te gen 15 stemmen (die van de dames Joustra-Bijker en Mr. Veder-Smit en de heren Ir. Van Balen Walter, Boomgaardt, Heidinga, De Jong (weth.), Kingma, Klomp, Miedema, Reehoorn, Ir. Rijpma, Rijpstra, Mr. Van der Veen, Visser en Weide). Hierna sluit de Voorzitter, om 23.00 uur, de verga dering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 8