10 beelden aantonen. Ik denk alleen maar aan het ge bouw, waar nu het Bevolkingsregister is gevestigd. Hoe ontzaglijk liepen daarbij de raming en de werke lijke kosten uit elkaar! Dat kan zó gemakkelijk voor komen. Dat men de leges, die men te weinig heeft be taald, moet bijbetalen, akkoord, maar te straffen met het viervoud van het verschuldigde gaat mij te ver en lijkt mij niet redelijk. Weth. De Jong zegt en in de pauze heeft nog een andere Wethouder mij ook trachten te overtui gen dat art. 275 Gemeentewet in het geheel niet betrekking heeft op deze leges, maar dat kan ik niet zien. Er staat duidelijk: „Voor plaatselijke belastingen worden gehouden" etc. etc. „door of vanwege het Ge meentebestuur verstrekte diensten" en dan staat in art. 287, dat die z.g. plaatselijke belastingen volgens art. 275 voor geen hoger bedrag worden goedgekeurd dan vereist wordt om een matige winst aan de Ge meente te verzekeren. Verder staat in datzelfde ar tikel nog: „Het in de eerste zinsnede van het vorige lid bepaalde is mede van toepassing op de gelden, bedoeld in het derde lid van art. 275", etc. en daar worden speciaal de precariorechten genoemd. Dat zijn rechten, geheven voor datgene wat men op of in de grond van de Gemeente heeft, maar ik wil daarover niet met de Wethouder strijden. Ik ben geen meester in de rechten, maar' een doodgewone aannemer. (De heer Stigter: Iedere Nederlander wordt geacht de wet te kennen.) Ik heb de wet bij me. De kwestie is voor mij alleen maar deze: Als wij het totaal-bedrag kenden, dat hier aan bouwvergunningen omgaat en ik neem het de Wethouder niet kwalijk, dat hij dit niet weet, want ik had het ook kunnen weten, als ik op tijd daarnaar had geïnformeerd, maar ik heb het te druk gehad om daaraan toe te komen dan wis ten wij wat deze leges opbrachten en dan konden we constateren, of er een redelijke relatie tussen beide bestaat; dat weten wij nu niet. En dat vind ik jammer. Mevr. Visser-van den Bos: Ik wil nog even terug komen op mijn bezwaren speciaal tegen de verhoging der leges voor toerïstenkaarten en ik krijg de indruk wat ik buitengewoon jammer vind dat de Wet houder er niet in kan meegaan voor de toeristenkaar- ten een niet zo forse verhoging in te voeren als voor' de passen. Ik heb ook begrepen, dat hiervoor in de Raad geen grote belangstelling bestaat, zodat er na tuurlijk weinig anders voor mij op zit, dan mij hierbij neer te leggen, alhoewel ik wil uitspreken, dat ik het bijzonder jammer vind, dat die mensen, die voor een dagje over de grens gaan, niet de gelegenheid krijgen dit op een wat voordelige wijze te doen. Wat betreft de kwestie van de voor de huwelijks voltrekkingen verschuldigde leges, ik denk juist wat anders over de spreiding dan de heer De Vries. Ik ben blij, dat mensen, die niet al te duur willen en kunnen trouwen en die er niets aan kunnen doen, dat we zoveel jaren achtergelopen hebben t.a.v. tariefsverho ging, waardoor de tarieven nu ineens zo fors moeten worden verhoogd, op de goedkoopste dag dan ten minste nog voor f 50,kunnen gaan trouwen. Dat is mijn reden om niet mee te gaan met het voorstel om voor alle dagen de leges voor huwelijksvoltrekkin gen gelijk, n.l. op f 65,te stellen. De hear Tjerkstra: Ik bin it op twa punten mei de hear Heidinga iens. Oangeande art. 19, le lid, ünder b, yngefal mei frijstellingen eks art. 17 of 18 fan de Wet R.O. wurke wurdt, is it my üt it antwurd fan de Wethalder net düdlik wurden, hwerom wy dan wol dy f 60,freegje moatte. Ik haw op it stuit it Bislüt R.O. net ta myn foldwaen, dat ik wit net presiis hwat deryn stiet, mar as wy normaliter by it wegerjen fan in bouforgunning de leges net freegje, litte wy it dan ek net dwaen yn it gefal, as der frijstelling mei an- neks is, ófsjoen fan de fraech, oft dat nou amtlike of algemien minsklike ynhalichheit is. Ik hald it mar op it léste. Ik haw bigrepen, dat de hear Heidinga by einbi- slüt net safolle biswier hat tsjin it tredde lid fan art. 9. Dat haw ik yn elts gefal ek net, mar üt it fjirde lid soe ik mei him de angel fan de straf helje wolle. It is düdlik, dat de Gemeente sa nou en dan wol for- rifele wurdt. Dat hoege wy net fierder üt to sykjen; dat is sa. Der wurde wol opsetlik forkearde som men opjown, mar it is ek hiel bést mooglik, dat men it fantofoaren net krekt kalkulearje kin en nou fyn ik it dochs wol slim hjir de goede mei de kweade to straffen en it fjouwerfald fan it forskuldigde bi- drach fan it forskil bitelje to litten. Dat it artikel stean bliuwt, dér kin ik frede mei hawwe, mar dan soe ik wol graech wolle, dat dit fjouwerfald der mar üt kaem en dat, as letter de boukosten heger blike to wêzen, gewoan it forskil bybitelle wurde moat. De heer Heidinga: Ik zou wel een voorstel willen indienen. De Voorzitter: De Wethouder begint nu te ant woorden en we zullen dus maar rekenen, dat het voor stel, dat de heer Heidinga nog opstelt, een onderdeel vormt van zijn betoog in tweede instantie. Dat is een soepeler werkmethode dan een derde instantie te houden. De heer De Jong (weth.): De heer De Vries vroeg, of het bij de begroting beoogde bedrag wel gehaald wordt met deze verhoging. Wij hebben de indruk, dat dit op jaarbasis wel het geval is. Of dat voor 1968 al het geval is, weet ik niet. (In 1967 hebben we de verhoging helemaal niet toegepast), maar dat is vooi ons niet zo van belang. Als we in 1969 de verhoging binnen hebben, dan kunnen we op jaarbasis gaan ra men. We zouden niet zover naast de begrote bedra gen zitten, ook als de verordening pas over enkele weken ingevoerd wordt. Over de geringe belangstelling voor de raadsstukken bij de burger heeft de heer De Vries nogmaals zijn spijt uitgesproken. Misschien dat dit mede zijn oor zaak vindt in het feit, dat de burger hier via de pers zo'n goede voorlichting krijgt. Misschien is daar om de behoefte aan de uitvoerige raadshandelingen niet zo groot als de heer De Vries zou veronderstellen. In ieder geval zou van deze kant een zeker compli ment aan de pers wel op zijn plaats zijn. De heer De Vries vindt, wat art. 9 betreft, de zaak van de spreiding van werkzaamheden wel iets anders bij de paspoorten dan bij de huwelijksvoltrekkingen We hebben juist op dit moment de eerste vrijdagen al bezet met huwelijksvoltrekkingen; hoe langer hoe meer worden de aanvragen op de vrijdag geconcentreerd. Het is mee een praktische noodzaak die vrijdagen wat te ontlasten en dat is de gedachte, die aan dit voorste! ten grondslag ligt. Maar nogmaals: wij wachten met belangstelling het voorstel-Dc Vries c.s. af. Als de Raad dit wil volgen, zullen B. en W. daar uiteraard geen bezwaar tegen hebben. De heer Heidinga is niet bevredigd m.b.t. de f 60, leges, die betaald moet worden, als een bouwvergun ning wordt afgewezen. Misschien heeft zijn voorste' daarop betrekking. Als dat het geval is, zou ik we! even melding willen maken van de inlichtingen, die in eerste instantie van mijn kant misschien niet vol ledig genoeg zijn geweest. Ingevolge art. 17 van het uitvoeringsbesluit van de Wet op de ruimtelijke orde ning en dat is ook het punt, waar de heer Tjerkstra naar gevraagd heeft moet de Burgemeester het ver zoek om een bouwvergunning, hetwelk slechts kan worden ingewilligd met verlening van een vrijstelling als bedoeld in art. 17 of 18 van de Wet op de ruimte lijke ordening, onverwijld kennisgeven in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de Gemeente verspreid worden. Het volgen van deze procedure brengt voor de Gemeente extra kosten mee en het zijn juist deze extra kosten die dus in rekening gebracht worden aan de aanvrager. En de kosten van de kennisgeving in drie gemeentelijke dagbladen kunnen toch al gauw op f 60,gesteld worden en daar is de relatie met de hier voorgestelde f 60,Misschien dat de heer Hei dinga na deze inlichting overweegt zijn waarschijnlijk in voorbereiding zijnde motie toch nog in te trekken. Dat zou ik tenminste bijzonder plezierig vinden. Daar om heb ik hem óok gevraagd even te wachten met het indienen van een motie. Ik vlei me een klein beetje met de hoop, dat dit zo zal mogen zijn. De heer Heidinga heeft het m.b.t. de strafbepaling voor het maken van misbruik, als het gaat om het indienen van een kostenbegroting voor een bouwwerk, nog niet zo gemakkelijk. Ik kan me dat voorstellen. 11 De bepaling is echter zuiver bedoeld als een preven tieve strafmaatregel en het is werkelijk niet dc be doeling om de bouwvergunningen stuk voor stuk na te gaan om te zien wat er aan leges uit te halen is. De heer Heidinga kan natuurlijk stellen: „Maar er staat dan toch maar in de verordening, dat het ver schil verviervoudigd kan worden en dat kan de be trokkenen nogal wat geld kosten." Het gaat hier echter om een stok achter de deur; als het nodig is, dan kan duidelijk van deze strafmogelijkheid gebruik gemaakt worden. (De heer Vellenga: Zijn er geen mogelijk heden om de bedoeling voldoende duidelijk aan te to nen?) Ik heb nog even geïnformeerd naar de toepas sing van de maatregel tot nu toe. Maar het is ter Se cretarie niet bekend, of deze straf ooit is toegepast. Het gaat er alleen om, dat men weet, dat men gepakt kan worden, als er inderdaad sprake is van misbruik. Met dé beantwoording van de heer Heidinga heb ik ook gereageerd op de bezwaren, die bij de heer Tjerk stra leven. Mevr. Visser vindt het wel bijzonder jammer, dat de leges voor de toeristenkaart verhoogd worden. Ik kan haar nog helpen aan enige informatie betreffende an dere gemeenten (verschillende vragen nog hogere leges): f8,— f 11,50, f9,50, f6,—, f7,—, f6,50, f 7(j f 6,50, f 7,dus wij zitten aardig goed, als wij f 3,50 en f 6,vragen. We lopen er echt niet uit. We zitten eerder aan de lage dan aan de hoge kant en mede op grond daarvan heb ik er geen behoefte aan, nan het verzoek van mevr. Visser om een lager tarief aan te houden, tegemoet te komen, want dan zouden we juist het tegendeel bereiken van wat zij in een vergadering van twee jaar geleden hier al eens ge vraagd heeft: Zijn deze normen misschien ook te laag? Als we nu het midden wat aanhouden, dan zijn we geen koploper, maar ook geen staartloper. (Mevr. Visser-van den Bos: Vormt elk van de bedragen, die U noemt, de gemeentelijke leges op toeristenkaarten Ja, dit zijn de gemeentelijke leges m.b.t. de toeristen- kaarten. De Voorzitter: Ik zal het inmiddels ingekomen voorstel van de heer Heidinga, dat mede ondertekend is door de heer Tjerkstra, voorlezen: „De Raad, in vergadering bijeen" enz. enz.; „besluit: de verordening op de heffing van leges te wijzigen, zodat art., 19, 1, b, niet wordt opgenomen" (dat is dus die f60,—) „en dat de boete, genoemd onder art. 19, lid 4, niet het viervoud van het verschuldigde zal be dragen, doch hetgeen werkelijk verschuldigd is." Dit zijn twee verschillende zaken. Het lijkt mc zin vol, dit voorstel straks gesplitst aan de orde te stellen. De Raad en ook de voorstellers gaan hiermee ak koord. De Voorzitter: Dan is nu allereerst aan de orde het voorstel van de heren De Vries en Van der Zwaard. Ik zal het nog even voorlezen. Dit voorstel wordt aangenomen met 18 tegen 15 stemmen. Tegen stemden de dames Mr. Veder-Smit en Visser-van den Bos en de heren Ir. van Balen Wal ter, Engels, Heidinga, De Jong, Klomp, Miedema, Schönfeld, Stek, Tiekstra, Mr. van der Veen, Visser, Weide en Wiersma. Het eerste gedeelte van het voorstel-Heidinga-Tjerk- stra heeft betrekking op art. 19, lid 1, b. Voorgesteld wordt dit lid te schrappen. Dit voorstel wordt verworpen met 22 tegen 11 stem men. Voor stemden mevr. Joustra-Bijker en de heren Heidinga, Kingma, Miedema, Reehoorn, Rijpstra, Schönfeld, Stigter, Tjerkstra, Visser en Wiersma. Het voorstel-Heidinga-Tjerkstra II om in art. 19, lid 4, de woorden „het viervoud" te laten ver vallen, wordt aangenomen met 20 tegen 13 stem men. Tegen stemden: mevr. Joustra-Bijker en de heren Ten Brug, Heetla, De Jong, Mr. Lijzen, Pieter- sen, Stigter, Tiekstra, Mr. van der Veen, Venema, C. de Vries, G. de Vries en Weide. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met inachtneming van de aangenomen wijzigingen. Punt 33 (bijlage no. 337). De heer Schönfeld: Volgens het raadsvoorstel zal controle op het gebruik van parkeermeters belangrijk eenvoudiger zijn en minder personeel vergen. Ik be grijp dit niet goed. De meters moeten toch ook wor den gecontroleerd. Als de parkeertijd om is, verschijnt er weliswaar een sterk in het oog lopende schijf, maar de controle op diegenen, die de toegestane parkeerduur verlengen door opnieuw geld in te werpen, blijft be staan. Indien deze controle in de toekomst uitgeoefend zal worden door een speciale, met opsporingsbevoegd heid toegeruste, parkeerwachter, geloof ik, dat we het doel, waarvoor deze meters geplaatst zijn, voorbij schieten. Als er meerdere parkeerwachters zouden wor den aangesteld, waarover in dit voorstel niet gerept wordt, zou dit de service aan het publiek ten goede kunnen komen. Dan zouden we echter zonder kosten voor parkeermeters te maken, de parkeerschijf nog beter kunnen handhaven. Persoonlijk heb ik de proef eens genomen in een andere gemeente, door de maximaal toegestane par keerduur telkens te verlengen, wat dus niet geoor loofd is. Toen ik hierbij in het geheel geen last onder vond, heb ik althans in die gemeente sterk de indruk gekregen, dat alles wel goed was, mits er maar be taald werd. Ik geloof toch niet, dat dit de bedoeling van een parkeermeter is, al heb ik die indruk wel ge kregen. We kunnen deze mogelijkheid in onze Gemeen te natuurlijk door een doelmatige controle uitsluiten, doch dan kan de parkeerschijf, die de toch al zo zwaar belaste automobilist niets kost, net zo goed ge handhaafd blijven. Persoonlijk zie ik door deze par keermeters dan ook een parkeerbelasting ingevoerd, die, omdat ze van Amerika door andere Nederlandse gemeenten is overgenomen, nu ook maar voor onze Gemeente zou moeten gelden. Ik ben over dit voorstel dan ook allerminst enthousiast, tenzij het College mij, op andere wijze dan in het voorstel, alsnog weet te overtuigen. De heer C. de Vries: Een deel van mijn fractie is ook niet zo enthousiast voor de parkeermeters als het College in deze raadsbrief. Er worden door B. en W. een aantal voordelen op gesomd van het gebruik van parkeermeters boven parkeerschijven. Ik heb niet, zoals de heer Schönfeld, de wet overtreden om eens een proef te nemen; ik heb overigens wel de ervaring opgedaan, dat de parkeer- mogelijkheid en het vinden van een parkeerplaats daar waai' parkeermeters zijn ingevoerd, even ingewikkeld en tijdrovend is als daar waar een blauwe zone be staat. Misschien dat men in een gemeente met een blauwe zone nog langer zal moeten rondrijden (dat kan ik moeilijk controleren), maar ik heb althans niet het gevoel, dat er zo'n veel effectiever gebruik van de ruimte is, als men parkeermeters toepast in plaats van parkeerschijven. Statistisch berekend, zit er natuurlijk meer ruimte in, omdat een parkeermeter uiteindelijk exact het halve uur of het uur aangeeft, gedurende hetwelk de automobilist de parkeerruimte kan gebrui ken, terwijl er bij een parkeerschijf uiteraard een spe ling zit naar boven, omdat de toegestane parkeertijd pas ingaat op het hele of het halve uur. Of dit meer effectieve gebruik van de ruimte bij parkeermeters in derdaad véél zoden aan de dijk zet, is nog de vraag, omdat het natuurlijk niet zeker is, dat iedereen, zowel met de parkeerschijf als met de parkeermeter, gedu rende de maximaal toegestane tijd op de parkeerplaats blijft staan, want daar hangt het n.l. sterk van af. Het punt van de controle is de heer Schönfeld sprak hier ook al over ook niet zo duidelijk. Mis schien is de controle eenvoudiger, als wij tot een be sluit zouden komen, zoals enkele grote steden: Am sterdam en Enschede, om overal parkeermeters te plaatsen. Door instelling van speciale mensen en spe ciale wijken kan men dan een aparte controle houden. In de situatie, waarin wij zouden komen te verkeren, n.l. met een aantal parkeermeters zo hier en daar, dacht ik, dat de controle bepaald niet eenvoudiger zou zijn. De mogelijkheid van overtreding de heer Schönfeld gaf daar een frappant voorbeeld van lijkt mij bij het inwerpen (en passant) van een dubbeltje of een kwartje misschien zelfs groter dan bij het ge bruik maken van de parkeerschijf, want in dit geval

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 6