12 moet men de auto opendoen, erin gaan en de schijf verzetten, waarmee men dus nogal even bezig is. Ik dacht, dat het totaal niet zo bijzonder veel soelaas geeft en ook niet maar dat is ook niet de bedoe- üng geweest van het opstellen van parkeermeters dat het financieel soelaas biedt. Het is niet de bedoe ling er geld aan te verdienen; als we er maar quitte mee spelen, dat zou al voldoende zijn. De vraag is echter, öf we er quitte mee spelen, omdat ik in de be rekeningen, die B. en W. in de raadsbrief hebben ge maakt, bijv. een bedrag van f 25,per meter per jaar voor onderhoud, wel bijzonder laag acht. Ik dacht, dat het toch nog wel zulke ingewikkelde apparaturen waren, dat men, als er één of twee keer malheur mee komt dat schijnt nogal eens te gebeuren dan meer kwijt was dan de bedragen, die hier worden genoemd. Dat financiële probleem zal misschien op gelost zijn, als we niet 55, maar 555 parkeermeters zouden aanschaffen; doorelkaar genomen zou men misschien een gunstiger resultaat bereiken. Maar daar zijn wc zeker nog niet aan toe. Ik heb wel gelezen in de raadsbrief op pag. 2, dat thans in enkele steden het aantal parkeermeters drastisch zal worden uitge breid. Mijn vraag is, of B. en W. ook informaties bij die gemeenten hebben ingewonnen. Op dit moment zijn dat, voor zover mij bekend, Amsterdam en Enschede. Weten B. en W., welke redenen men er daarvoor heeft? Over1 een paar juridisch-technische puntjes uit de verordening op het parkeren en de verordening op de heffing zal mijn fractiegenoot Lijzen een aantal opmer kingen maken. Mevr. Veder-Smit: Over het algemeen ben ik het eens met B. en W. over de strekking en de uitwerking van dit voorstel, omdat ik geloof, dat wij voor kort- parkeren niet aan een dergelijke regeling zullen kun nen ontkomen. Daarbij ben ik van mening, dat de op brengst voor de Gemeente in dit geval een neven werking is, uiteraard geen hoofddoel. Ik heb op één punt enige aarzeling, n.l. op de aanhef van art. 1, waarin staat, dat B. en W. de weggedeelten aanwijzen, waarop de parkeermeters van toepassing zullen zijn. Dit is dus een machtiging zonder voorbehoud aan B. en W. en, zoals in het raadsvoorstel staat, steunt deze gedachtengang op de machtiging, die de Raad aan het College heeft gegeven tot het treffen van verkeers maatregelen, berustend op een raadsbesluit van de cember 1966. Zoals in het verleden is gebleken, is het gebruik, dat B. en W. van deze machtiging gemaakt hebben, niet altijd een succes geweest. (Ik denk daarbij aan de maatregelen bij het in het leven roepen van de wandelzone.) Wij hebben indertijd dan ook blijk van onze teleurstelling gegeven. Ik zie niet onmid dellijk een mogelijkheid om deze machtiging terug te nemen, gezien het verband dat bestaat tussen het ge noemde besluit en het artikel, dat ik nu aanroer. Ik zou me echter wel het recht willen voorbehouden om in een later stadium, bijv. bij de begroting, nog op deze aangelegenheid terug te komen. Voorts zou ik willen opmerken, dat een goede en tijdige voorlichting van het publiek wel bijzonder be langrijk is. De heer Lijzen: Mijn eerste opmerking betreft art. 1, waarin staat: „B. en W. wijzen de weggedeelten, ge legen in de bebouwde kom, alsmede de dagen en uren aan" enz. Dat begrip „bebouwde kom" zal m.i. nader moeten worden gepreciseerd. Ook heb ik mij afge vraagd, of het niet mogelijk zou zijn de woorden „bin nen de bebouwde kom" te laten vervallen. Graag wil ik daarop een antwoord van B. en W. In art. 2 staat: „Het is verboden in enig door B. en W. ingevolge art. 1 aangewezen tijdvak een motor voertuig op meer dan twee wielen te parkeren bij een parkeermeter: a. indien" enz. A contrario concludeer ik uit deze bepaling, dat men motorvoertuigen op twee wielen hier wel zonder meer mag parkeren, terwijl ik uit het voorstel toch wel de indruk krijg, dat dit niet de bedoeling is. Mijn conclusie t.a.v. de inhoud van art. 2 wordt nog bevestigd door art. 6, waarin staat, dat het ver boden is een fiets of een bromfiets tegen een parkeer meter te plaatsen of te laten staan dan wel zo danig voertuig bij een parkeermeter te plaatsen of te laten staan op zodanige wijze, dat daardoor het ge bruik van de meter kan worden belemmerd of ver hinderd. Hier is geen sprake van oen motorvoertuig op twee wielen. En hetzelfde geldt eigenlijk voor art. 5: „Het is verboden in enig door B. en W. ingevolge art. 1 aangewezen tijdvak op een bij een parkeermeter behorend, van gemeentewege gemarkeerd, weggedeel te enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig" enz Hier wordt van een motorvoertuig in zijn algemeen heid gesproken en hier vallen dus m.i. ook onder mo torvoertuigen op twee wielen. Ik zou hier graag nadere opheldering over hebben Ik dacht, dat een en ander even aangepast zou moeter worden. De heer Engels: Wat de vraag op zich betreft Moet men tot parkeermeters overgaan?, daar dubieer ik ook een beetje over. Ik vind het een moeilijke zaak Het zal wel ooit moeten, maar voor mijn gevoel gaat het gewoon hierom, dat wij een middel zoeken om de parkeertijd te limiteren. Er is een kosteloze methode, voor de burger; dat is de parkeerschijf. En die hebben we toegepast. Die zijn er voor een half uur, voor één en voor anderhalf uur. Nu is de moeilijkheid, dat dit verwarring schept in de blauwe zone, maar dit pro bleem is, dacht ik, op te lossen. Zoals men bij iedere parkeermeter opnieuw vermelden moet, hoe die precies werkt: een half uur, een uur, zo kan men door gebruik van bijv. kleuren op de borden ofwel door domweg het getal 30, 60 of 90 op de grond binnen de blauwe zone te zetten, toch een duidelijke aanduiding geven en dar. houdt men een kosteloze methode voor kort-parkeren. Ik zie dus het grote voordeel van parkeermeters niet. Het tweede punt is, dat de controle bij parkeermeters gemakkelijker zou zijn, maar dit wordt niet aange toond; het wordt alleen maar beweerd. Een derde punt is, dat parkeermeters op verschil lende plaatsen, m.n. op de Brol etc. worden ingevoerd, omdat daar zo kort geparkeerd wordt. Maar als daar kort geparkeerd wordt, is er geen aanleiding er een parkeermeter te plaatsen. Het probleem lijkt me ook op het terrein van het redelijk gebruik van een auto te liggen. Naarmate het autogebruik toeneemt, is het effectiever, die niet te lang te laten parkeren. Lang- parkeerders zal men op een andere manier moetei: „treffen". Voor diegenen, die ergens moeten zijn, is het overigens ook eigenbelang, de parkeertijd zo kort mogelijk te houden. Ik ben dus niet geheel overtuigd door de argumenten, zoals die hier genoemd zijn. Mis schien zijn er betere; dan hoor ik die nog wel. Overigens zal men op een gegeven moment wel eens de kortst mogelijke tijd voor parkeren moeten creëren en dan zou men genoodzaakt kunnen zijn parkeer meters toe te passen. Of dat nu in onze stad aan de orde is, betwijfel ik en ik wordt daarvan niet overtuigd, als ik de passage lees, die ik zonet voorlas. Een ander punt is ik verwaarloos even het finan ciële voordeel voor de Gemeente, want daar hebben B. en W. zelf ook niet over gesproken; ik neem dus aan, dat dat ook in het geheel niet het motief geweest is dat mevr. Veder-Smit even heeft aangeroerd^ n.l. dat van de volmacht, die wij geven. Eigenlijk wordt de uitvoering van deze verordening aan B. en W. op gedragen. Persoonlijk voel ik er veel voor, dat de Raad steeds meer, wat de uitvoering betreft, aan B. en W. en eventueel aan nieuw te vormen commissies delegeert, maar daarbij moet men zich wel afvragen, of er een mogelijkheid is om t.a.v. die uitvoering toch een zeker toezicht, zij het achteraf, uit te oefenen. Dat kan op verschillende manieren. Dat zou in dezen bijv. kunnen doordat B. en W. zeggen: We zullen bij het toepassen van onze algemene bevoegdheid een krediet moeten hebben voor het aanschaffen van par keermeters. Dat krediet kunnen we krijgen door het op de begroting op te voeren; dan is het een alge meen krediet, waarvan de fijne nuances de Raad in de praktijk zullen ontgaan. We kunnen echter ook de methode toepassen, dat we bij iedere nieuwe plaatsing van parkeermeters een krediet aan de Raad vragen. Dan is er voor de Raad een duidelijk moment waarop hij kan discussiëren over deze zaken. Een heel andere mogelijkheid is, dat we het B. en W. zo gemakkelijk mogelijk maken en zeggen: U doet maar, U voert het maar in totaal op de jaarlijkse be groting op, maar wanneer U tot uitvoering van het be 13 sluit, om hier en daar opnieuw parkeermeters in te voe ren, is overgegaan, wil dan de Raad daarvan, bij wijze van ingekomen stuk, kennis geven. Ook dan heeft de Raad, dunkt mij, de mogelijkheid, waar mevr. Veder- Smit naar zocht, om toch op deze zaak terug te komen. Ik wilde dus graag mij beter overtuigende argumen ten horen en ik zou graag van B. en W. vernemen, of zij bereid zijn, door toepassing van de zoëven door mij geschetste methoden U mag er een uitkiezen! de Raad, die kennelijk toch wat weifelt op dit punt, bij de verdere voortgang van de toepassing van par keermeters op de hoogte te houden en hem de kans te geven „er in te springen", als hij dat nodig vindt. De heer Van der Veen: Ik wil mij in de eerste plaats aansluiten bij wat de heer De Vries gezegd iieeft en ook wel enigszins bij de bedenkingen van de lieer Engels. Ik ben niet enthousiast over dit systeem, dat hier op deze manier geïntroduceerd wordt. Ik heb ook niet de overtuiging, dat hiermede de proble men opgelost zouden zijn en ik ben evenmin zwaar onder de indruk van de argumentatie van het College, jk heb en dat zal U niet verwonderen ook altijd nog wel wat begrip voor de mensen, die in de binnen stad wonen en die met andere problemen zitten dan de bezoekers van die binnenstad en ik ben ook be paald niet gelukkig met art. 4, waarvan de heer Schön- feld dan alvast een potentiële overtreder is. Ik zou zo'n artikel eigenlijk ook wel heel goed kunnen missen. Ik kan mij nauwelijks voorstellen, dat iemand voor zijn „lol" ergens bij zo'n parkeermeter een auto langer neerzet dan beslist nodig is. Ik geloof, dat het par- keervraagstuk niet opgelost wordt door het voorstel van B. en W. Ik heb ook eigenlijk bezwaar tegen deze min of meer incidentele poging om een verande- ring aan te brengen, die natuurlijk zal uitlopen op een verandering op grotere schaal. Dit gaat om een stuk of wat xneters; daar behoeven we ons eigenlijk geen van allen zo dik over te maken, want het is de moeite niet waard. Maar we zitten tegelijkertijd opnieuw met een blanco volmacht aan B. en W. om dit aantal enoim uit te breiden en het is best mogelijk, dat dit telkens te voorschijn komt in de vorm van een be grotingswijziging, maar in feite zou door aanneming van het onderhavige voorstel over het principe beslist zijn. Als de Raad van mening zou zijn, dat dit besluit wél genomen zal moeten worden, dan zou het, dacht ik, in elk geval verstandig van de Raad zijn in art. 1 „B. en W." te schrappen en daarvoor in de plaats te lezen „de Gemeenteraad" en dan de andere artikelen, waai- dit nodig is, daarmede in overeenstemming te brengen. Dan heeft dat tot gevolg, dat, als aan het voorgestelde systeem uitbreiding gegeven wordt, de Raad de zaak opnieuw kan bekijken. De heer Tickstra (weth.)Wat betreft de verhou ding tussen de controleerbaarheid van parkeerschijven en parkeermeters een punt, dat de heer Schönfeld aanroerde de controleerbaarheid hangt uiteraard al lereerst samen met de omvang van het aantal plaatsen in de twee verschillende zones. De parkeerschijf kan op allerlei plaatsen binnen de wagen worden opgehangen. Dat betekent, dat de controlerende ambtenaar of dat nu een politieman is of straks eventueel een par keerwachter zal zijn elke auto apart moet controle ren. Hij kan niet zomaar zeggen: Ik zie geen parkeer schijf op de voorruit, dus dat ding is er niet, hij zal rondom de wagen moeten lopen om te zien, of de par keerschijf is aangebracht, resp. moeten gaan kijken, of de op die parkeerschijf aangegeven parkeertijd inmid dels is overschreden. Dat is bij parkeermeters eenvou dig; overschrijding van de parkeertijd wordt onmiddel lijk aangegeven door het bekende rode signaaltje in de kop van de meter, zowel aan de voor- als achterkant. En op een afstand is dus onmiddellijk te zien, of een automobilist bij een parkeermeter in overtreding is. De verhouding in controleerbaarheid tussen meter en schijf is als 2 9 en uiteraard moeten wij ervan uitgaan, dat, welke methode men ook gebruikt, er nu eenmaal een bepaalde, redelijke mate van controleerbaarheid aanwe zig moet zijn. De heer Schönfeld gaat nog verder; hij zegt: indien een parkeerwachter zou moeten worden aangesteld, wordt het doel voorbijgeschoten, en hij haakt daaraan zijn opmerkingen over een plaats, waar hij dan een bij- vulverbod, zoals dat in die plaats aanwezig is, heeft overtreden. Daarbij moet men zich wel realiseren, dat er ook plaatsen zijn, waar geen bijvulvcrbod bestaat, maar waar men welbewust toelaat, dat toch wordt bij gevuld. Dan zegt de heer Schönfeld: Er wordt een parkeer belasting ingevoerd. Dit is betaald parkeren, maar on der een parkeerbelasting zou ik bepaald iets anders verstaan. Men moet zich wel realiseren, dat de plaatse lijke overheid zich voor deze voorziening nu eenmaal vrij veel kosten moet getroosten, doch dat is in het be lang van het verkeer èn in het belang van het publiek. Op de vraag van de heer De Vries, of er inderdaad statistisch meer ruimte in de methode van parkeerme ters zit, zou ik willen antwoorden, dat die ruimte prin cipieel wel aanwezig is. Uiteraard houdt betaald par keren de mogelijkheid in zich van een snellere door stroming bij deze parkeerplaatsen. De heer De Vries vraagt voorts: Zijn de onderhouds kosten wel hoog genoeg geraamd? Wij moeten hiermee ervaring opdoen. Het hangt ook samen met de keus van het type meter en m.n. hangt het samen met de methode van de bevestiging van de meter en de uitwis selbaarheid van reserve-onderdelen. Vermoedelijk zal een reparatie wel wat ingewikkeld zijn, maar het aan tal parkeermeters, dat op het ogenblik in den lande is geplaatst, is wel zo omvangrijk, dat ik veiwacht, dat die reparaties echt niet zoveel behoeven te kosten, als men maar goed uitkijkt, m.n. wat betreft de bevesti gingsmethode van de meters en dat punt hebben wij inmiddels nogal kritisch bekeken. Het bedrag van f 25, aan onderhoudskosten is het gemiddelde en het is net als bij woningen: er is een gemiddeld onderhoudsbedrag beschikbaar, maar dat betekent zeker niet, dat aan die woning precies dat bedrag in dat jaar besteed wordt. Een totale som is dus beschikbaar en we moeten pro beren ervaring op te doen. Mevr. Veder heeft, evenals de heer Engels, enige aar zeling t.a.v. art. 1: de bevoegdheid van B. en W. De heer Van der Veen gaat zelfs nog verder; hij vindt, dat het met die bevoegdheid van B. en W. nu maar eens uit moet zijn. Ik geloof, dat terecht destijds de Raad op dit terrein een bepaalde bevoegdheid aan B. en W. heeft gedelegeerd, omdat nu eenmaal m.b.t. te treffen verkeersmaatregelen vaak wat snel moet worden ge handeld en de ervaring leert ook wel, dat men terzake tot vrij vlotte beslissingen moet komen, maar t.a.v. deze materie gaan ook B. en W. ervan uit, dat dit een ex perimenteel begin is; wij moeten weten, hoe het aan slaat, hoe het uitpakt. Wij moeten te weten komen, of dit parkeersysteem in Leeuwarden inderdaad goed kan functioneren en in dat opzicht zijn B. en W. dus even belangstellend als de Raad. Dan ligt het voor de hand, dat wij vrij eenvoudig handelen, op de wijze, als door de heer Engels al aangegeven: in de primitieve begroting een bepaalde post opnemen, waaruit wij ons dan kun nen redden en met een afzonderlijk voorstel bij de Raad komen, als er een krediet nodig is, en dit zeker zolang het systeem niet ingeburgerd is. Dat zal de Raad de gelegenheid geven, zich telkenmale over de noodzaak van de uitbreiding uit te spreken. Wij kunnen dan ook de Raad van geval tot geval van informatie dienen. Ik geloof overigens ook, dat de Raad daar recht op heeft en dat de Raad ook mans genoeg is om, zo nodig, het College terzake van het gevoerde beleid ter verant woording te roepen, als dit althans van genoegzaam be lang is. De heer Engels heeft nog even gesproken over de mogelijkheid van verschillende kleuren borden. Het „reglement met de lange naam", dat betrekking heeft op het verkeer en het parkeren, heeft welbewust voor twee mogelijkheden van kort-parkeren de bevoegdheid aan de plaatselijke overheid verleend, n.l. blauwe zone en parkeermeter. Het heeft in de blauwe zone een maximale duur gegeven van 1% uur -f x en die zone moet aangegeven worden met een blauwe kleur. Dat mag korter; het mag niet langer. De parkeermeter heeft een maximum duur gekregen van een uur met de bevoegdheid aan de lokale overheid om in de ver ordeningen, die deze zaken hebben te regelen, een bij- vulverbod op te nemen. Ook dat laat men dus aan de plaatselijke overheid over. Wij zijn niet zo maar tot dit voorstel gekomen. In het College heeft het beraad toch

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 7