16
Wethouder noemde, maar die winst wordt m.i. weer
te niet gedaan door het feit, dat iemand niet langer
blijft staan dan nodig is. Na exact een half uur of een
uur op de meter' moet men weg, terwijl men bij een
schijf bijna nog een half uur extra kan blijven. (Stem
men: Bijna een uur.) (De heer Tiekstra (weth.)
IV2 uur plus x.) De Wethouder mag dat in de tweede
ronde uitleggen. Voor mij is het een half uur, maar
misschien dat hij een andere theorie heeft.
Ik vond het idee van de heer Engels omtrent het
aangeven van de duur van het parkeren: 30, 60 of 90
minuten in de blauwe zone, nog niet zo slecht. De
moeilijkheid voor de automobilist is n.l. te weten, of hij
ergens een half uur, een uur of IV2 uur mag parkeren.
Wat Enschede betreft, ik geloof, dat de situatie in
die stad toch anders is. Daar zijn n.l. niet, zoals in
Leeuwarden, blauwe zones, maar „een" blauwe zone.
Daar passeert men op een bepaald moment bij het
binnengaan van het centrum van de stad een blauwe
streep en ziet verder geen blauwe streep meer. Na het
passeren van die streep heeft men dus bij parkeren de
verplichting de schijf te plaatsen. Leeuwarden heeft een
ander systeem; in onze stad zijn n.l. verschillende
blauwe zones en elk daarvan is weer met blauw ge
merkt en er staan weer borden bij. In Leeuwarden zal
de verhouding dus bepaald anders liggen dan 2 9.
Wat betreft de bevoegdheid in dezen, het budgetrecht
geeft ons inderdaad mogelijkheden om regelmatig over
een bepaalde zaak te praten. Dat is natuurlijk niet
helemaal waterdicht. Als wij n.l. 35 meters hebben
aangeschaft, is de eventuele verplaatsing van meters
wèl volledig in handen van het College. Op dat punt
zijn wij dus niet volledig „gedekt" door het feit, dat
we als Raad kredieten moeten verlenen om meters aan
te schaffen. Toch ben ik het meer eens met de heer
Engels dan met de heer Van der Veen. Er zal onge
twijfeld bevoegdheid tot delegatie aan B. en W. moe
ten zijn, omdat wij er anders in de Raad niet meer
uit komen. Ik heb uiteraard evenmin overleg met mijn
fractie kunnen plegen, maar ik heb mij ook kunnen
vinden in de gedachte, dat B. en W. en dat geldt
dus voor het geval, dat het voorstel wordt aangeno
men inderdaad vooraf de Raad op de een of andere
wijze informeren t.a.v. datgene wat zij op dit punt
willen gaan doen. (De heer Tiekstra (weth.)Dat
komt op hetzelfde neer. De Raad wordt ook door een
voorstel vooraf ingelicht.) Maar de ervaring is voor
een deel toch wel, dat wij veel sterker bij een officiële
raadsbrief dan bij een ingekomen stuk de behoefte
zullen hebben te spreken. Door een kennisgeving per
„Mededeling" heeft de Raad zijn delegatiebevocgdheid
dan toch enigszins beperkt.
De Voorzitter: Ik schors de vergadering 10 minu
ten voor de tweede koffiepauze.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
Ik zou van mijn kant graag een enkel woord willen
toevoegen aan datgene wat Weth. Tiekstra in eerste
instantie reeds heeft medegedeeld m.b.t. de door mevr.
Veder en de heren Van der Veen, Engels en C. de
Vries gemaakte opmerkingen over de vraag, of bij
een besluit als het onderhavige de Raad zelf de be
slissingen zou moeten nemen of dat dit overgelaten zou
kunnen worden aan B. en W., voorzover het duidelijk
betreft: uitvoering. Het gaat niet zo zeer meer om
het principe. Ik zou toch graag willen aansluiten bij
de opmerking, die de heren Engels en C. de Vries
hebben gemaakt. Volgens mij zal de Raad zeker
de Raad van een grote stad, en ik geloof toch echt
wel, dat we dat zijn waarlijk niet moeten proberen
zelf de uitvoeringsproblematiek te willen behandelen.
De Raad heeft, als B. en W. bij de uitvoering van be
paalde besluiten in gebreke zouden blijven, toch vol
doende mogelijkheden hun ter verantwoording te roe
pen, n.l. in de discussie tijdens de begrotingsbehande
ling door het stellen van vragen en in verschillende ge
vallen, zoals ook hier (maar daar zou ik me niet zon
der meer op willen beroepen), als er een krediet-aan
vrage aan de Raad moet worden voorgelegd. Maar dit
laatste is niet waterdicht; dat is al opgemerkt en dat
zou ik ook duidelijk willen stellen. Voorts heeft de
Raad de mogelijkheid een besluit te wijzigen. En er
zou bijv. ook één keer een krediet kunnen worden
aangevraagd voor 100 parkeermeters; dan zou later
kunnen worden uitgemaakt, waar ze moeten staan.
Daar staat tegenover, dat ik er alle begrip voor heb
en het gehele College heeft dat; B. en W. hebben het
zojuist ook nog met elkaar besproken dat het
vooral bij een probleem als dit voor de Raad van bij
zonder belang is en de Raad stelt dat ook op prijs
snel en direct te worden geïnformeerd op een zoda
nige wijze, dat de Raad, wanneer hij er behoefte aan
heeft, daarover onmiddellijk een discussie kan openen.
En in dat verband zou men, ook zonder dat het direct
in verordeningen is vastgelegd, kunnen volstaan met
bijv. een toezegging van B. en W. In dit geval, dat
duidelijk het karakter van een experiment heeft we
zoeken met elkaar naar de beste oplossing zou
deze toezegging worden gedaan, dat, als in een uit
voeringsbesluit van het College een beslissing over het
plaatsen van parkeermeters zou worden opgenomen,
dit tot nader order, zolang de Raad daaraan behoefte
heeft, in dc eerstvolgende raadsvergadering als schrif
telijke mededeling aan de Raad wordt bekend ge
maakt. De Raad kan dan onmiddellijk met B. en W.
daarover discussiëren. Het College is absoluut gaarne
bereid de Raad een dergelijke toezegging te doen.
Ik zou de Raad namens het College willen voorstel
len dit probleem, dat door verschillende raadsleden is
aangesneden, op deze wijze tot een oplossing te
brengen.
Ik zou ook nog een opmerking willen maken over
de problematiek, door de heer Engels in het geding
gebracht, n.l. van het toepassen, zoals op dit moment
het geval is, van verschillende parkcertijden in de
blauwe zone. Ik heb daarover ook van mijn kant ver
schillende gesprekken gehad met de leiding van ons
politiekorps en ik moet de Raad mededelen, dat wij
toch van dit systeem af moeten. Dit geeft geen dui
delijke aanwijzingen voor het publiek, al is het voor
degenen, die in Leeuwarden wonen, misschien wel dui
delijk. Als men eenmaal ergens heeft geparkeerd, weet
men het wel, ook al leest men geen borden, maar voor
degenen, die een enkele keer in Leeuwarden komen,
hetzij uit de provincie, hetzij uit heel andere delen van
het land, is het lastiger. Als men op een bepaalde
plaats in de blauwe zone heeft gestaan, waar l'/2 uur
parkeren toegestaan is, kan men in de mening verke
ren, dat dit overal in de blauwe zone gelijk is, maar
men wordt geverbaliseerd, als men elders in de blauwe
zone langer dan een half uur of langer dan een uur
parkeert. Plaatsing van verschillende kleuren borden
is krachtens de wet, geloof ik, niet eens mogelijk,
maar ik geef toe, dat men nog borden zou kunnen
plaatsen of de parkeerduur op de grond zetten, maar
de Raad zal het met mij eens zijn, dat het al wemelt
van officiële en niet-officiële aanduidingen, verhalen,
tekens op de grond e.d.
Het is nu de bedoeling, dat in het grootste gedeelte
van de stad, tot nader order, dus nog een heel lange
tijd, een blauwe zone zal gelden, waar iy2 uur ge
parkeerd mag worden, met de speling, die daarin zit.
En buiten die blauwe zone een kortere tijd: het half
uur of een uur. Dat is dan juist op die plaatsen, waar
frequent en snel gerouleerd moet worden.
Op de kwetsbare punten in de stad is ook in het be
lang van diegenen, die daar een zaak of een bedrijf
hebben, een snelle doorstroming noodzakelijk. Er kan
geen meningsverschil over zijn, dat een parkeermeter,
wat dit punt betreft, toch duidelijker is dan allerlei
aanduidingen in een blauwe zone. Het is ook beslist
de mening van de politie, dat dit voor de duidelijk
heid, maar ook voor de mogelijkheid en de snelheid
van de controle een stap in de goede richting zal zijn.
Ik heb er overigens best begrip voor, dat hier ver
schil van mening over kan bestaan; dit is niet een
kwestie van wit-zwart. We zitten in een fase van pro
beren, om het parkeerprobleem in de binnenstad met
elkaar zo goed mogelijk tot een oplossing te brengen.
De heer Tiekstra (weth.): T.a.v. wat de heer De
Vries gezegd heeft, zou ik willen opmerken, dat ik ge
poogd heb uit het materiaal, dat ter beschikking was,
informatie te geven, want daar vroeg hij juist 0111:
Heeft U geïnformeerd in- en overleg gepleegd met
andere gemeenten? Maar ik wil nog wel nadrukkelijk
zeggen, dat we deze informatie niet beperkt hebben
17
tot Enschede. Het verschil tussen Enschede en Leeu
warden is mij ook bekend en ik ben toch wel blij, dat
wij een ander systeem voeren, want het Enschedese
systeem moest wel aanleiding geven tot misverstand.
Hoewel ik eraan moet toevoegen in aansluiting op
wat U, mijnheer de Voorzitter, zoëven al zei dat
de aanduidingen, die door de rijkswetgeving worden
gevraagd, zeer duidelijk en gedetailleerd zijn en geen
andere aanduidingen toelaten. (De heer Engels: Mag
ik hier even bij interruptie opmerken: Hier doelt de
wethouder op de aanwijzingen, die de wetgever eist
t.a.v. de borden, maar hij legt geen beperkingen op
t.a.v. het vermelden van het getal 30 enz. witge
kalkt op de grond.) De Wetgever geeft zeer na
drukkelijk aan, welke verkeerstekens op de weg mogen
worden geschilderd. Ook dat kan de heer Engels in
■iet Reglement verkeersregelen en verkeerstekens vin
den. Ik heb het overbodig gevonden, dat er bij te zeg
gen, maar ik word er door deze interruptie wel toe
genoodzaakt. De wetgever geeft dus exact aan, welke
Verkeerstekens op het wegdek mogen worden geplaatst.
De Voorzitter: Dit is duidelijk, Weth. Tiekstra; hier
kunnen we verder aan voorbijgaan.) Ik wil in ant
woord op wat de heer Lijzen in eerste instantie op
werkte, nog onderstrepen wat ik al veronderstelde, n.l.
lat ook in de verkeerswetgeving uitdrukkelijk het be
grip „bebouwde kom" wordt aangegeven en de rege-
Hig van de grenzen daarvan ligt vast in een door G.S.
het leven geroepen provinciale verordening op basis
van deze wetgeving: „G.S. bepalen de grenzen van de
bebouwde kommen". Art. 84, lid 1, zegt: „Het is de
bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee
vielen verboden" enz. Wij moeten dus als plaatselijk
gezag de terminologie van de wet terzake volgen, wil
len we aan de verordening enige rechtskracht ontle
nen en bij het hoger toezicht goedkeuring op deze ver
ordening krijgen. De essentie van de zaak is en blijft
de noodzaak of de wenselijkheid om deze regeling te
treffen. En dan heeft de heer Engels mij gezegd: „U
is niet op mijn bewering i.z. het kort-parkeren op de
Brol etc. ingegaan, want in de raadsbrief zegt U zelf,
dat U heeft gezocht naar die plaatsen, waar op dit
moment al kort geparkeerd pleegt te worden. Alleen,
het gaat er nu om, dat juist deze plaatsen wel
bewust als parkeerplaatsen voor kortere tijden wor
den aangewezen: terugdraaiing naar de situatie van
een half uur en een uur. Op het ogenblik mag op een
aantal van deze plaatsen met een enkele uitzonde
ring bijna twee uur worden geparkeerd, n.l. 1% uur
i- x (x is iets minder dan een half uur). En ik dacht,
dat we allemaal wel weten, welke parkeerschijf we dan
gebruiken en hoe we die gebruiken.
Ik heb in eerste instantie gepoogd, degenen, die over
de bevoegdheid van B. en W. hebben gepraat, duide
lijk te maken, dat ook wij dit een experiment vinden,
dat ook wij er behoefte aan hebben met deze maat
regel ervaring op te doen en ik heb daarbij veronder
steld, dat, zodra Raad en B. en W. tot de overtuiging
komen, dat dit systeem in Leeuwarden redelijk voldoet
en m.n. op een redelijke wijze tegemoet komt aan de
behoefte van de bezoekers van de binnenstad om kort
te parkex'en, de Raad echt geen behoefte meer zal heb
ben om er dan voortdurend tussen te komen. Maar zo
lang deze experimentele situatie bestaat, zullen we
stellig dat heb ik trouwens al in eerste instantie
toegezegd telkens met een afzonderlijk voorstel
bij de Raad blijven komen. De Raad kan er overigens
altijd tussen komen en de Raad zal toch ook van B.
en W. verwachten, dat zij bij de behandeling van de
begroting en van de Nota i.z. de commissies toch ook
op deze materie terugkomen. En bovendien, al is de
bevoegdheid in deze verordening aan B. en W. gede
legeerd, de Raad kan B. en W. toch altijd nog weer
ter verantwoording roepen.
De hear Miedema haw ik al biantwurde, doe't ik
art. 84, lid 1, oanhelle haw. It spyt my öfgryslik, mar
in motorfyts fait düdlik ünder it dêryn omskreaune
forbod. Hoewol, de hear Miedema rydt nou dochs al
yn in auto. En net mear op in motorfyts, tocht ik.
De Voorzitter: Handhaven de heren Engels en C.
de Vries na de toezegging, die ik namens het College
gedaan heb, hun voorstel?
De heer Engels: Nadat U toegezegd heeft, dat U
een beslissing van B. en W., als hier bedoeld, op de
lijst van de ingekomen stukken wilt plaatsen en dat
U deze zaak ten principale wilt bespreken bij de dis
cussies over de commissies, ga ik ermee akkoord, dat
het voorstel wordt ingetrokken.
De heer C. de Vries: Ik ook, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter: En ik zeg U toe, dat ik ervoor zal
zorgen, dat dit punt in zijn algemeenheid in de Nota
betreffende de commissies ook weer ter sprake komt.
Ik neem aan, dat de heer Van der Veen niet zo vlot
is met het intrekken van zijn voorstel.
De heer Van der Veen: Nee, mijnheer de Voorzitter.
Volgens mij maakt het weinig uit, of wij hier gelegen
heid hebben te praten aan de hand van de raadsbrief
of van een mededeling. Wij zwijgen soms ook wel op
een raadsbrief.
De Voorzitter: Dan breng ik in stemming het voor
stel, ondertekend door de heer Van der Veen en mevr.
Veder, om in Hoofdstuk I, art. 1, in plaats van „Bur
gemeester en Wethouders" te lezen „de Raad" en ook
ovei'igens de verordening in die zin aan te passen, voor
zover dat nodig is.
Het voorstel wordt verworpen met 24 tegen 9 stem
men. Voor stemden Mevr. Mr. Veder-Smit en de heren
Ir. Van Balen Walter, Reehoorn, Rijpstra, Schönfeld,
Tjerkstra, Mr. Van der Veen, G. de Vries en Weide.
De Voorzitter: Ik stel voor het voorstel van B. en
W. in stemming te brengen.
De heer Van der Veen: Ik heb geen behoefte aan
art. 4. Als dat in stemming zou worden gebracht, zou
ik tegen zijn.
De heer Engels: Ik zou eerst de verordening in
stemming willen zien gebracht; daar ben ik n.l. tegen.
De Voorzitter: Dan lijkt het mij het meest juist,
eerst over art. 4 te stemmen en dan over de beide ver
ordeningen.
De heer Van der Veen: Ik wens geacht te worden
tegen art. 4 te hebben gestemd.
De Voorzitter: Dan kan ik thans de voorgestelde
verordeningen van B. en W. in stemming brengen. Of
is de heer Engels de enige, die stemming verlangt?
Verschillende raadsleden verlangen stemming.
Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met
23 tegen 10 stemmen. Tegen stemden Mevr. Visser-van
den Bos en de heren Ir. Van Balen Walter, Engels,
Pietersen, Schönfeld, Stek, Mr. Van der Veen, Venema,
C. de Vries en Wiersma.
Punten 34, 35 en 36 (bijlagen nos. 327, 319 en 332).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig" de voorstellen
van B. en W.
Punt 37 (bijlage no. 335).
De heer Stigter: Ik ben wel gelukkig met de ge
restaureerde objecten. Ze betekenen een verfraaiing-
van de stad en ik heb de indruk, dat de thans begon
nen en toekomstige restauraties eenzelfde fraai effect
op ons stadsbeeld zullen hebben. Men schrikt natuurlijk
wel van de uiteindelijke kostprijs, omdat over het al
gemeen de begrote bedragen sterk overschreden wor
den. Bij het punt restauratie Kruisstraat 25 staat ver
meld, dat de oude houten, bebouwing op de binnen
plaats in een dermate deplorabele toestand verkeerde,
dat deze moest worden weggenomen. Ik vraag me
daarbij toch wel af, of dit niet tevoren te constateren
was. Ik ken dit gebouw toevallig van binnen vrij goed
en ik kende het ook vóór de restauratie. Naar mijn
smaak had men de bebouwing op de binnenplaats, die
m.i. van veel latere datum is dan de woning, niet
moeten restaureren; ze had beter afgebroken kunnen
worden.
Het blijkt, dat de kostenstijging mede veroor
zaak is door de aanleg van een watercloset. De
heer Stroosma, die in dit pand woont, is een