10
leid. Men moet mij niet verkeerd begrijpen, maar het is
mij op dit moment nog niet mogelijk, voordat deze
mensen positief gereageerd hebben wij verwachten
wel een positieve reactie, gezien het voorgesprek
hun namen te noemen. Maar het is in ieder geval ook
de bedoeling, dat wij dit werk brengen en de contacten
leggen buiten het enge provinciale verband als men
het zo zou willen noemen van Fryske Akademy,
Provinciaal Bestuur en Gemeentebestuur.
Met de organisatorische en de financiële opzet, wat
betreft het secretariaat, kan mevr. Veder akkoord
gaan, maar, zo heeft zij gevraagd: Kan hier wel een
full time-kracht voor worden aangetrokken en wordt
de Gemeente betrokken bij de benoeming De com
missie heeft reeds een kracht op het oog, die Friesland
ook goed kent en die bereid is full time hier in te
stappen, maar definitieve afspraken konden uiteraard
op dit moment nog niet worden gemaakt, omdat eerst
de financiële kwestie rond moet zijn. En wat dat be
treft, zal eerst ook nog moeten worden afgewacht, of
Provinciale Staten akkoord gaan met een voorstel, dat
G.S. een gelijksoortig als dat van B. en W. aan de
Raad bij hen zullen indienen.
Er is ook gevraagd, waarom deze kracht in provin
ciale dienst komt? Dat is louter een zaak van finan-
cieel-technische aard. Het kwam in de gegeven om
standigheden het beste uit. Maar de financiële gevol
gen van de zaak zelf komen mede voor rekening van
de Gemeente. Het is de bedoeling, dat de betreffende
functionaris in het gebouw van de Fryske Akademy de
nodige ruimte zal krijgen en uiteraard ook gebruik zal
kunnen maken van de contacten, die de Fryske Aka
demy heeft met een aantal vooraanstaande figuren, ook
onderwijsmensen, in den lande.
Ik dacht, dat de gehele opzet wel duidelijk was; dat
het niet een zaak van alleen de Akademy is, maar van
een gelukkig samengaan van Fryske Akademy, Pro
vincie en Gemeente.
Ik geloof, dat we goed moeten onderscheiden tussen
de taak van deze man, die ons voor ogen staat, en
datgene, wat mevr. Veder hierover heeft opgemerkt.
Er is een aantal rapporten verschenen van de (oude)
Commissie Hoger Onderwijs in Friesland; het gaat nu
echter m.n. om stimulering van de zaak, waarop het
streven is gericht ik geloof, dat de heer Boomgaardt
hier de spijker op de kop heeft geslagen opdat hier
wat van terecht zal komen. Uiteraard zal worden na
gegaan, welke de mogelijkheden en welke de meest
aantrekkelijke mogelijkheden zijn. Dat is een kwestie
van onderzoek. De Secretaris zal de stimulator zijn van
het werk van de commissie. Als ik mevr. Veder goed
heb begrepen (als het niet zo is, zal zij mij direct wel
tegenspreken), heeft zij geconcludeerd: „Ik zie wel wat
in een eventueel samengaan met een bepaalde univer
siteit, maar ik zie nog niets in een zelfstandige tech
nische hogeschool voor het noorden in Friesland." De
commissie gaat ook en dat wil niet zeggen, dat ze
niet tegelijk andere mogelijkheden aftast uit van
het feit, dat voor de vierde T.H. een claim op het Mi
nisterie is neergelegd, een claim, die ondersteund is
niet alleen dooi- het Gemeentebestuur en het Provin
ciaal Bestuur, maar ook door de Bestuurscommissie
Noorden des Lands. En ook in andere kringen wordt
deze claim wel ondersteund. Ik geloof, dat dat een rea
liteit is, waarvan ook deze commissie zal uitgaan, maar
dat wil niet zeggen, dat zij slechts aanstuurt op het
verkrijgen van een technische hogeschool voor Fries
land; zij probeert alle mogelijkheden te onder
zoeken om hier enigerlei vorm van hoger onderwijs te
krijgen. Voorshands echter gaat toch wel de voorkeur
uit naar een technische hogeschool.
Mevr. Visser heeft zich er over verheugd, dat hier
een goede samenwerking tot stand is gekomen met het
Provinciaal Bestuur. Ik geloof, dat wij er inderdaad
bijzonder blij om mogen zijn en dat dit verenigd op
treden ook een verenigd slagen hoewel het bekende
spreekwoord wel een andere mogelijkheid oppert ten
gevolge zal hebben. Deze weg lijkt mij zekerder dan
de weg van het spreekwoord.
Mevr. Visser heeft gevraagd: Krijgen we bij de be
groting verslag van het werk van de secretaris van
de commissie? Wanneer het mogelijk is verslag te
doen van de besprekingen, wanneer dus de commissie
zich naar buiten zal kunnen uiten, dan zal dat, wan
neer dat nodig is, inderdaad gebeuren. Men begrijpt,
dat zulks in de sfeer van onderhandeling niet altijd
kan, maar ik ben graag bereid te bevorderen, dat de
Raad daar een wat uitvoeriger omschrijving van krijgt
dan dat wat men daarvan zo doorgaans in de pers
terugvindt.
Met wat de heer Boomgaardt over deze commissie en
haar karakter heeft opgemerkt ik heb het zopas al
gezegd kan ik mij geheel verenigen. Ik geloof, dat
wat hij als taak van de commissie ziet overeenkomt
met wat de commissie zelf zich als taak gesteld ziet.
Ik dacht, dat ik inmiddels reeds heb geantwoord op
de vraag van de heer Rcehoorn, waarom de secreta
ris van de commissie in provinciale dienst komt. Dit
is een zaak van financieel-technische aard. Dat heeft
geen enkele verdere consequentie. Provincie en Ge
meente betalen het samen, maar het is wel het gemak
kelijkst, dat één instantie hem in dienst neemt, ook
wat de rechtspositieregeling betreft. Kunnen we er
zeker van zijn, dat deze functionaris alleen voor deze
commissie werkt? Enige argwaan terzake is nu niet
meer mogelijk. Hij wordt gehuisvest op het terrein van
de Fryske Akademy, maar er is afgesproken: deze
man is voor deze commissie, een situatie, die bij de
Fryske Akademy helemaal niet vreemd is, want zij
heeft daar meer mensen, die bepaalde opdrachten heb
ben. Ik denk o.a. aan de secretaris van de commissie
voor de nieuwe bijbelvertaling. Die bemoeit zich ook
alleen met dat werk. Ik heb er dus alle vertrouwen in,
dat wij op deze wijze, wat de huisvesting van deze
secretaris betreft, met de Fryske Akademy kunnen sa
menwerken.
De heer Reehoorn: Ik ben met een heel andere
vraag gekomen. Ik heb n.l. gesteld, dat de invloed van
de Fryske Akademy in deze commissie wel eens wat
voor heeft, maar ook in een aantal gevallen wat tegen.
De heer Ten Brug (weth.)Ik dacht, dat ik in de
loop van mijn beantwoording heb gezegd, dat de Fryske
Akademy allerlei onderwijsbelangen naar voren zou
kunnen brengen, maar dat naast die onderwijsbelangen
ook algemene belangen bestaan. Als wij gecoördineerd
optreden, dan krijgen wij geen misverstanden naar bui
ten. Men heeft het wel over de „Fryske tragyk", waar
mee men bedoelt, dat ieder voor zich maar iets doet
en dat samenwerking hier zo moeilijk tot stand is te
brengen. En ik dacht, dat juist nu van een goede re
geling sprake is.
De Voorzitter: Ik zou, wat dit laatste punt betreft,
nog als voorbeeld willen noemen, dat wij kort geleden
een gesprek met Minister Veringa hebben gehad en
het was natuurlijk heel duidelijk, dat het Provinciaal
Bestuur, het bestuur van de Friese hoofdstad en tevens
de Fryske Akademy in de delegatie aan de conferen
tietafel vertegenwoordigd waren. Daarmee hebben wij,
dacht ik, aan dat gesprek beslist meer inhoud kunnen
geven dan wanneer de Fryske Akademy hier alleen
had moeten optreden. Dat is een van de voorbeelden,
waarmee Weth. Ten Brug meer in het algemeen
dus heeft geantwoord.
Mevr. Veder-Smit: We hebben zeer vele interes
sante mededelingen van de Wethouder gekregen en
mèt hem zou ik willen zeggen, dat het jammer is, dat
dat alles niet in het voorstel heeft gestaan. Ik neem
dus nota van zijn mededeling, dat men het waarschijn
lijk acht in deze functie een ambtenaar te krijgen, dat
men ook al min of meer iemand op het oog heeft en
dat men er geen bezwaar in ziet, dat dit misschien
een tijdelijke functie zal moeten zijn. Ik neem dus ook
maar aan, dat dit inhoudt, dat de benoeming van deze
functionaris de instemming van B. en W. heeft.
Ook is medegedeeld, dat deze secretaris niet in het
Provinciehuis, maar in de Fryske Akademy zijn onder
komen zal vinden. Ik zou daar toch nog wel een vraag
teken bij willen plaatsen in het licht van mijn gedach-
tengang, dat ik liever het provinciale kader om hem
heen zou zien dan het kader van de Fryske Akademy.
Dat dwingt mij dan ook straks nog op de werkwijze
en de samenstelling van de commissie, die als het ware
zijn werk zal begeleiden, terug te komen. Ik zou nog
eens willen stipuleren, dat we zullen moeten afwach
ten, wat de resultaten van het onderzoek zullen zijn en
dat wij dus allen zullen moeten open staan voor die
resultaten en ook voor het feit, dat die mogelijk af
wijken van standpunten, in het verleden ingenomen.
Ik heb nog niet vernomen, als ik tenminste goed
heb geluisterd, welke de redenen zijn geweest dit on
derzoek niet uit te besteden, hetzij aan een provinciale,
hetzij aan een landelijke instantie, maar dit helemaal
in eigen hand te houden.
Ik zou tot slot willen zeggen, dat wij dus nu verno
men hebben, dat die werkcommissie al fungeert. Ik zie
:n de derde alinea van het voorstel, dat naast vertegen
woordigers van de Fryske Akademy in die commissie
zitting hebben twee door het Provinciaal Bestuur aan
te wijzen leden en twee, aan te wijzen door het Gemeen-
iebestuur van Leeuwarden. Heb ik de Wethouder goed
begrepen, dan zijn die vier bestuurders al in functie,
dus de aanwijzing, althans van de gemeentelijke be
stuurders, is buiten ons om gegaan, wat ik een enigs
zins merkwaardige gang van zaken vind. Nu kom ik
tot het feit, dat er dus een werkcommissie is met een
ambtelijk element van twee provinciale bestuurders en
twee gemeentelijke bestuurders, aan wie men een aantal
adviseurs tracht toe te voegen. Ik zou toch nog wel
oens nader aan de orde willen stellen, of dit de meest
juiste constructie is en daarom nogmaals willen vra
gen: wil het College overwegen die grote commissie,
die al van 1958 dateert, nog eens opnieuw te bezien?
Ik vraag me af, of de status van adviseur voor de
prominente mensen, die men op het oog heeft, wel vol
doende zwaar is en of het niet aanbeveling verdient
hun minstens de status van lid van die commissie te
geven.
Mevr. Visser-van tien Bos: Wij hebben er beslist
nog behoefte aan om te beklemtonen, dat de bedoeling
van het aanstellen van deze functionaris is aan de
commissie meer stuwing te geven. Wij menen, dat wij
hier een instituut voor hoger onderwijs nodig hebben
en dan hebben wij geen behoefte aan een commissie,
die dat nog eens gaat onderzoeken, maar wel aan een
commissie, die gaat bevorderen, dat het hier komt.
De heer ReehoornIk wil in aansluiting op wat
mevr. Visser zegt, dit nog even stellen en ik dacht,
dat ook mevr. Veder dit stellig wil dat wij de zaak
van het hoger onderwijs voor Friesland natuurlijk ook
willen stimuleren. Het punt is alleen, dat wij de com
missie zodanig willen zien samengesteld, dat die ook
inderdaad de meeste mogelijkheden heeft, om wat wij
op het ogenblik wensen een zo groot mogelijke kans
te geven.
Uit wat de Wethouder en U, mijnheer de Voorzitter,
hebben gezegd, mag geconcludeerd worden, dat de sa
menstelling van de commissie in haar nieuwe vorm
(thans hebben dus ook twee vertegenwoordigers van
de Provincie en twee van het Gemeentebestuur in de
commissie zitting) een verbetering betekent bij de si
tuatie, dat alleen de Fryske Akademy deze zaak in
handen heeft. Dat hebben de Voorzitter en de Wet
houder duidelijk naar voren laten komen en daar zijn
wij erkentelijk voor. Alleen, èn bij mevr. Veder èn bij
mij leeft de vrees, dat bij de commissie, bestaande uit
zes leden van de Fryske Akademy, twee vertegenwoor
digers van de Provincie en twee van het Gemeentebe
stuur, nog te veel het zwaartepunt ligt bij de Fryske
Akademy. Nu moet men mij goed begrijpen. Ik draag
de Fryske Akademy een heel warm hart toe, maar
ik wil de mogelijkheden zo ruim mogelijk houden en
dan wil het mij voorkomen, dat in een aantal gevallen
ik wil herhalen wat ik gezegd heb die binding
aan de Fryske Akademy bepaalde voordelen heeft,
maar stellig ook in bepaalde gevallen nadelen. Ik zie
echter geen gelegenheid om daar vanaf deze plaats iets
aan te doen. Wij zitten hier alleen om te beslissen, of
de desbetreffende functionaris wordt aangesteld enz.
Daar kunnen wij nooit tegen stemmen.
Ik hoop echter wel, dat de opmerkingen, die ik ge
maakt heb t.a.v. de constructie van deze commissie,
misschien ook nog in de richting van de reconstructie
van de grote commissie hun invloed kunnen hebben.
De Voorzitter: U heeft formeel volkomen gelijk,
mijnheer Reehoorn; wij zitten hier om over het voor
stel een beslissing te nemen, maar daarnaast hebben
wij het gehele probleem vermeld en ik vind het be
langrijk genoeg, dat ook de Raad dus hier even een
discussie aan wijdt.
De heer Ten Brug (weth.): U heeft het al gezegd,
mijnheer de Voorzitter, in antwoord op de opmerkin
gen van de heer Reehoorn: Wat tot nu toe eigenlijk uit
de werkzaamheden van de commissie is gebleken, is,
dat men een man moet hebben, die de gehele dag met
dit werk bezig kan zijn. Tot nu toe was een van onze
hoofdambtenaren, de heer Kingma, secretaris van deze
commissie. Het is niet mogelijk dat is hemzelf ook
gebleken dat hij de nodige tijd daaraan kan geven.
Hier zal véél werk moeten gebeuren, er zullen véle
contacten moeten worden gelegd en dat moet m.n. door
de hier beoogde functionaris worden voorbereid en ver
werkt.
Mevr. Veder zei in tweede instantie: Als ik de Wet
houder goed heb begrepen, dan functioneert de com
missie al. Inderdaad, en het spijt mij ook, dat wij, wat
het gebruik van het tijdwoord in de raadsbrief betreft,
niet helemaal correct zijn geweest. Wij hebben hier te
veel in de tegenwoordige tijd gesproken en, hoewel het
over de toekomst gaat, hadden we toch eigenlijk meer
de verleden tijd moeten gebruiken. Ik geloof, dat het
taalkundig op zichzelf niet onjuist behoeft te zijn, maar
men kan hieruit een verkeerde conclusie trekken.
Daar komt nog bij dat moet mevr. Veder zich
toch wel goed indenken dat er een commissie van
de Fryske Akademy is, indertijd door de Fryske Aka
demy ingesteld op verzoek van het Provinciaal Be
stuur. Ik heb al in eerste instantie gezegd: Daar is
een werkcommissie van overgebleven, want in feite
functioneert die grote commissie niet meer. Die werk
commissie is al jaren bezig. De grote commissie heeft
haar werkzaamheden met het verschijnen van de rap
porten praktisch afgesloten en er is gevraagd de werk
commissie aan te vullen met twee vertegenwoordigers
van het Provinciaal Bestuur en twee vertegenwoordi
gers van het Gemeentebestuur. Dat heeft mede geleid
tot een enkele wijziging wat betreft de leden, die al
in de werkcommissie zaten. Men moet het ook niet zo
zien, dat deze mensen alleen de Fryske Akademy ver
tegenwoordigen, maar ze zijn door de Fryske Akademy
in deze commissie aangewezen. Men moet niet menen
tot nog toe heeft dit misverstand naar buiten ook
niet gewerkt dat hier sprake is van een eventuele
uitbouw van wat wij nu in de Fryske Akademy hebben,
al zou dat op zichzelf ook het ergste niet zijn. Ik krijg
een beetje het gevoel, dat men hier en daar, wat de
onderbrenging van het secretariaat betreft, de Fryske
Akademy een klein beetje een besmet terrein acht.
Die gedachte heb ik helemaal niet. Ik dacht, dat het
secretariaat daar heel goed een plaats zou kunnen
krijgen. In Maastricht heeft men eenzelfde functionaris
aangehaakt bij het E.T.I.; ik kan mij ook een andere
plaats dan de door ons beoogde voorstellen, maar hier
was nu eenmaal een oude band met de Fryske Akademy.
We moeten deze Akademy toch waarachtig niet alleen
zien als een soort wetenschappelijk ontmoetingscentrum
van Friese mensen. Ik dacht, dat de reikwijdte van
wat de Fryske Akademy doet toch wel aanmerkelijk
verder gaat dan de provinciale grenzen, ja, zelfs ver
der dan onze nationale grenzen.
Wat betreft de kwestie van de benoeming van een
secretaris buiten de Raad om, ik dacht, dat deze be
noeming tot de normale taak behoorde van het College
van B. en W., temeer omdat het hier gaat over een
commissie, die niet door de Gemeente, maar indertijd
door anderen is ingesteld, maar waaromtrent wij heb
ben gevraagd: Mogen wij daar ook officieel bij zitten?
We hebben dit verzoek gedaan aan het Provinciaal
Bestuur, omdat wij wisten, dat dit indertijd het initia
tief heeft genomen tot het instellen van de commissie.
Daarop heeft het Provinciaal Bestuur gezegd: Dat lijkt
ons een goed idee, maar dan stellen wij er prijs op,
dat er ook twee vertegenwoordigers van het Provin
ciaal Bestuur in de commissie komen.
Ik ben het met mevr. Visser eens en ik meen, dat
ik in eerste instantie in die' richting iets had gezegd
het gaat er inderdaad niet om, dat deze commissie aan
het onderzoeken gaat, of het wenselijk zou zijn, dat er
in Friesland enigerlei vorm van hoger onderwijs komt.
De kwestie van de spreiding van het hoger onderwijs
op zichzelf is op het ogenblik reeds bij het Rijk in