4
het allicht aanmerkelijk meer kosten dan het bedrag
van de voorgestelde aankoopprijs plus verwervings
kosten, plus verbouwingskosten van de oude Buma-
bibliotheek.
De heer Heidinga: Wij geven dus nu f265.000,
voor dit pand en de commissie-Feddema heeft de waar
de getaxeerd op f 140.000,De Provincie vroeg nog
veel meer dan f 265.000,Aan de ene kant zou men
dus kunnen zeggen: Bij de Gemeente heeft men behoor
lijk zijn best gedaan om het tot een aanvaardbare prijs
te brengen. Daar heb ik alle waardering voor, maar
ik vraag mij af: Is het nu werkelijk een aanvaardbare
prijs? En dat betwijfel ik zeer. Het gebouw lijkt aan
de voorzijde heel aardig, maar van binnen is het daar
is geen ander woord voor een onding. Het heeft
een vreselijk slechte indeling. Een groot stuk kan men
niet eens naar binnen brengen en bovendien krijgen
we niet het recht aan de achterzijde met een
auto te komen. Het recht van een toegangsweg'
daar houdt de Provincie aan zichzelf en we zullen
misschien ter bede nog, als zij een pand aankoopt op
de Groeneweg, over het terrein van de Provincie mo
gen rijden, maar dat moet allemaal nog worden afge
wacht. Dit is niet zo best. Dit gebouw is, voor zover
ik het kan beoordelen, zeker niet meer waard dan wat
onze commissie getaxeerd heeft. Het zal heel slecht
te gebruiken zijn; we moeten er direct al voor
f 175.000,aan verbouwen, willen we er nog iets mee
kunnen en dan komt het ons al op f 360 a f 400.000,
Dan loopt het al aardig naar het half miljoen. Ik weet
niet, hoeveel ruimte ons Archief werkelijk nodig heeft,
maar voor een half miljoen kan men toch ook nog wel
een behoorlijk net nieuw gebouw plaatsen. We hebben
hier saneringsgebieden genoeg, ook in de Boterhoek.
Is het niet zo, dat we hier de Provincie een plezier
mee doen door haar van dit gebouw af te helpen? Dat
is natuurlijk een opmerking, waarmee we niets kunnen,
maar in ieder geval, zoals dit voorstel hier voor ons
ligt, heb ik beslist geen vrijmoedigheid ervoor te stem
men. Ik acht dit niet in het belang van de Gemeente.
De Voorzitter: Dit is een wat somber geluid. Ik
zou op de laatste vraag even willen ingaan. Er is geen
sprake van, dat we dit gebouw kopen om er de Pro
vincie een plezier mee te doen, want het is bekend, dat
juist bij het Provinciaal Bestuur de meningen bijzon
der verdeeld waren over de vraag, of dit gebouw wel
of niet aan de Gemeente zou kunnen worden verkocht.
Er waren bepaalde personen in het Provinciaal Be
stuur die er andere bedoelingen mee hadden en we
hebben nog ons best moeten doen om het zover te
krijgen, dat we inderdaad het gebouw konden aan
kopen.
Het beantwoorden van de overige vragen en opmer
kingen laat ik graag aan Weth. Tiekstra over, die dat
veel beter kan dan ik.
De heer Tiekstra (weth.)Het is voor mij de
vraag, of ik aan datgene wat ik in eerste instantie
heb gezegd, nog iets naders kan toevoegen. Hier staat
mening tegenover mening. Dit pand is voor de speci
fieke functie, waarvoor wij het willen gebruiken, des
tijds ook gebouwd. Natuurlijk is het pand een aantal
jaren oud en zullen er enige voorzieningen in moeten
worden getroffen, maar in het bedrag van f 175.000,
is ook een complete uitbreiding van het bestaande ge
bouw begrepen. En voorlopig moet ik volstaan met
deze twee sommen van f 265.000,en f 175.000,bij
elkaar op te tellen ter vergelijking van de kosten van
eventuele nieuwbouw. Ik ben overigens geneigd om
meer waarde dan de heer Heidinga te hechten aan de
overeengekomen mogelijkheden ik wil niet eens het
begrip „gentlemen-agreement" noemen aan de
Groeneweg voor eventuele voorzieningen voor transport
van grote stukken. (De heer Heidinga: Aan de
voorkant kunnen helemaal geen grote stukken
naar binnen worden gebracht; dan zou men eerst
de muren moeten uitbreken.) Dat is waar, maai
er is ook nog steeds een recht van overpad bij
Draisma van Valkenburg. Dus men behoeft niet per se
vanuit de Grote Kerkstraat dit pand binnen te gaan.
Wat dat betreft, geloof ik dus, dat er minder proble
men zijn dan de heer Heidinga op het ogenblik ziet.
Ik meen nog steeds vanuit mijn verantwoordelijkheid
en ook stellig die van het College, de Raad deze aan
koop bepaald toch te moeten blijven aanbevelen.
De Voorzitter: Ik kan nog even deze aanvulling
geven, dat het College de stellige indruk heeft, dat wij
in de beschikbare gebouwen ter plaatse, met inbegrip
van het depot, dat zich nog achter de bibliotheek be
vindt, een goede outlet hebben voor een bijzonder groot
gedeelte van het Archief en de Stedelijke Bibliotheek,
met inachtneming van twee voorwaarden en die zijn
duidelijk in het concept-besluit vastgelegd. Er moeten
bepaalde aanpassingen plaats hebben en daar is het
bedrag voor geraamd, dat Weth. Tiekstra zojuist heeft
genoemd en dat ook in het voorstel staat. Een
tweede punt dat staat ook in dit voorstel is, dat
wij ervan uitgaan, dat we erin slagen de bunker, die
zich direct tegenover de achterkant van de bibliotheek
bevindt, in ons bezit te krijgen. Zou dat niet het
geval zijn, dan gaan wij er nog van uit, dat de Buma-
bibliotheek en de mogelijkheden, die wij hebben tot
uitbreiding achter die bibliotheek, voldoende zijn om
voor een lange periode een goed onderkomen voor
Archief en Bibliotheek te krijgen en dat voor in totaal
een nogal aanmerkelijk lager bedrag dan dat, wat wc
voor nieuwbouw met eenzelfde ruimte zouden moeten
besteden. Hier is zeer lang en uitvoerig over gesproken
Overigens ben ik het met Weth. Tiekstra eens, da
men over een bepaald bedrag natuurlijk altijd van
mening kan verschillen.
De heer Van der Veen verlangt stemming.
Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen mei
31 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heren Heidinga,
Miedema, Schönfeld en Mr. van der Veen.
Punt 5 (bijlage no. 387).
De heer Rijpma: De aankoop van een bedrijf als
dit vergt nogal enig geld. Dat komt de Gemeente op
rondweg een miljoen gulden te staan. De aankoop op
dit moment heeft een positieve, maar ook een negatieve
kant. De positieve kant is, dat de Gemeente profiteert
van dezelfde werking als die, waarvan elke bezitter
profiteert in deze maatschappij, n.l. dat vaste goederen
in waarde toenemen. Aan de andere kant brengt ver
werving op dit moment een belangrijk exploitatiever
lies met zich mee. Dat schat ik per jaar op bijna 10
van de aankoopsom. Beide elementen zijn naar elkaa
toe te brengen, wanneer de grond, die hier gekocht
wordt, spoedig een bestemming krijgt en misschien zon
den B. en W. iets over hun voornemen, vooral t.a.v
het tijdstip waarop zij die bestemming eraan zullen ver
lenen, kunnen zeggen.
De heer Tiekstra (weth.): Het getuigt van een
wijs beleid om onroerende goederen, waarvan men ziet
aankomen, dat ze binnen een aantal jaren toch ver
worven dienen te worden, te verwerven op een ogen
blik, waarop de mogelijkheid reëel aanwezig is, zeker
als met die verwerving gepaard kan gaan het voor
komen van meer kosten bij verwerving op een latei
tijdstip. En deze situatie doet zich hier nu met deze
boerderij voor. Het is niet voor het eerst overigens,
dat de gemeente Leeuwarden in gebieden, waarvoor
bestemmingsplannen in ontwerp zijn, resp. in ontwerp
worden gebracht, landerijen, boerderijen, onroerend goed
in het algemeen, koopt. Hier deed zich de omstandig
heid voor, dat de Rijkswaterstaat i.v.m. de ook door
ons zozeer gewenste verdubbeling van de rijbanen, d.w.:
de ombouw van de rijksweg LeeuwardenGroningen
van een tweestrooksweg in een vierstrooksweg, een
grote strook land van deze boerderij moest hebben,
maar dat niet alleen, ook de boerderij zelve zou aan
deze verkeersvoorziening ten offer moeten vallen. En
op dit ogenblik zou met de aankoop van de boerderij
volstaan kunnen worden, indien op de plaats van deze
boerderij een nieuwe behuizinge zou moeten worden
gebouwd. Ik neem aan, dat de heer Rijpma enige kijk
heeft op de investering, die dat voor zodanig bedrijf
met zich mee zou brengen. Het zou een bedrag zijn,
dacht ik, in de orde van grootte van f 100.000,wel
niet zo daverend groot, maar in het kader van een
agrarische onderneming een vrij grote investering,
Vandaar ook, dat het op dit moment vanwege deze
5
bijzondere omstandigheid straks zou de gemeente
Leeuwarden immers een nieuwe behuizinge hebben
moeten terugbetalen het verstandiger leek nu deze
gehele boerderij met landerijen te verwelven. En dat
is, dacht ik, des te gemakkelijker, omdat voorshands
in de exploitatie van het Grondbedrijf deze gronden
worden ingebracht als cultuurland en nog niet als
bouwterreinen.
De laatste vraag van de heer Rijpma acht ik op
dit moment nog niet voor beantwoording vatbaar. Hij
kan er verzekerd van zijn, dat een uitputtend antwoord
op die vraag stellig nog dit jaar hopelijk de vol
gende maand bij de Raad zal komen. Als de Raad
tot zolang geduld wil betrachten, kan deze transactie
doorgaan.
De heer Rijpma: Ik had liever nu reeds op mijn
laatste vraag een antwoord gehad.
De Voorzitter: Daarvan heeft de Wethouder nota
genomen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het, gecorri
geerde, voorstel van B. en W.
Punten 6 en 7 (bijlagen nos. 389 en 400).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
l'unt 8 (bijlage no. 371).
De heer Rijpma: Is bij deze negatieve transactie
géén sprake van schadevergoeding en van verbeurd
verklaring der waarborgsom, zoals bij het voorgaande
punt
De heer Tiekstra (weth.): Ik heb de stukken niet
voor ogen maai' als in deze koopovereenkomst, zo
als die oorspronkelijk aanvaard is door de betrokkene,
een waarborgsom zou zijn begrepen, dan zou die moe
ten zijn betaald en dan zou die niet worden terug
betaald, maar dat verschijnsel doet zich hier, denk ik,
niet voor. Het is gewoon een kwestie van raadpleging-
door ieder raadslid van de stukken, die ter inzage heb
ben gelegen en van nagaan, of er van een waarborgsom
sprake is of niet. Ik wil dat voor de heer Rijpma nog
wel even doen op dit ogenblik. (De Voorzitter: Dan
krijgt de heer Rijpma dat antwoord in de pauze.)
De heer Rijpma: De heer Tiekstra kan zich de
moeite besparen iets voor mij te zoeken, dat ik niet
gezien zou hebben. Het gaat mij om de vraag: Waar
om in het ene contract wel bezwarende elementen
en in het industriële contract niet?
De heer Tiekstra (weth.)Ik zou slechts willen op
merken, dat de zaak van koop of verkoop een zaak
is van de Raad. Als de Raad meent, dat een bepaling
betreffende een waarborgsom in alle contracten moet
voorkomen, dan spreke de Raad zich terzake uit en
dan nemen wij die op.
De hear Boomgaardt: It is in saek fan de Ried,
mar op ütstel fan B. en W.
De Voorzitter: Daar ben ik het mee eens. Ik kan
de heer Rijpma ook geen antwoord geven. Deze vraagt
volkomen terecht: waarom in het ene geval wel en in
het andere geval niet een waarborgsom. Dat zullen
wij nog nagaan en ik neem aan, dat de heer Rijpma
daar op het moment genoegen mee wil nemen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
l'unten 9 t.e.m. 15 (bijlagen nos. 370, 381, 369, 365,
388, 401, 368 en 380).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 391).
De heer Heidinga: Nog niet zo heel lang geleden
hebben we van B. en W. een vrij uitvoerig overzicht
gehad van veranderingen in de huisvesting van ver
schillende diensten. Ik was er destijds niet voor, het
College daarin te volgen. Niettemin heeft de Raad het
wèl gedaan. In de raadsbrief stond destijds, dat we,
als we het voorgestelde aannamen, dan een hele tijd
voort konden. U, mijnheer de Voorzitter, heeft mij per
soonlijk nog op het hart gedrukt: Ga hier nu in mee,
want het is bitter, bitter nodig. Het is zeker nog geen
jaar geleden, dat de Raad het College hierin heeft ge
volgd en nu komen B. en W. hier met een voorstel om
een gehele verdieping van de F.B.T.O. te huren voor
f 25.000,per jaar. We zouden een tijdelijk onderko
men bouwen bij de Wissesdwinger; daar is echter een
parkeerterreintje gemaakt zonder de Raad daarin te
kennen; het gebouw is nooit gesticht; die ruimte heb
ben we ineens niet meer nodig. Er zit zo weinig lijn in
en daar komt bij, dat het genoemde huurbedrag er ook
weer niet om liegt. Wanneer wij een gebouw stichten,
dat 12 maal het genoemde huurbedrag kost (12 x
f25.000,is f300.000,dan zitten we op even
hoge lasten. We hebben hier in de buurt ergens open
terreinen genoeg liggen; eigendom van de Gemeente.
Laten we daar een gebouw neerzetten, waarin we de
diensten kunnen onderbrengen, dat het eigendom van
de Gemeente is en blijft en dat we heel lang kunnen
gebruiken, dan hiervoor, dan daarvoor, al naar gelang
het nodig is. Maar deze f 25.000,is gewoon weg
daar krijgen we niets voor. (Stem: We zitten daar
aardig.) Eerste stand, prachtige parkeerruimte enz. Ja,
maar we zitten daar aan de Lange Marktstraat,
terwijl haast alle andere gemeentelijke diensten min
of meer in de buurt van het stadhuis zijn gevestigd.
Het spijt me, dat ik het moet zeggen, maar dit is niet
het beleid, dat volgens mij gevolgd moet worden. Mis
schien ligt het ook wel mee aan de Raad; ik zal, wat
dat betreft, graag de hand in eigen boezem steken. De
Raad schiet zelf ook niet op met de stadhuisplannen.
Dat die alle in de ruimte blijven hangen, heeft er mis
schien invloed op, maar a.1 deze tijdelijke, en dure op
lossingen vormen bij mij „geen beleid" en ik ben dan
ook beslist tegen dit voorstel.
De heer Kingma: Ik heb hier eigenlijk maar heel
weinig aan toe te voegen, alleen ik heb bij de stukken
geen grootte van deze verdieping kunnen vinden.
Ik neem wel aan, dat die heel groot is, maar daar
heb ik zo weinig aan. Misschien ligt het aan mij, heb
ik er overheen gezien, maar als dat niet het geval is,
stel ik het toch op prijs op zijn minst die grootte te
vernemen.
De heer Veilenga: Men zal zich ongetwijfeld nog
herinneren, dat ik in de vergadering, waarop de heer
Heidinga zojuist heeft gezinspeeld, twee ronden
lang ook nogal vrij kritische vragen op het College heb
afgevuurd om na te gaan, of de door B. en W. voor
gestelde oplossing wel de meest geschikte was. Het
kon nooit een ideale oplossing zijn, dat is heel duide
lijk. Een ideale oplossing zal zijn een heel nieuw stad
huis, maar tussen vandaag en het moment, waarop dat
stadhuis er staat, zullen we moeten roeien met de rie
men, die we hebben. B. en W. hadden ons toen een
aantal riemen met roeiboten voorgeschoteld, maar in
derdaad met de gedachte van „nou lukt het wel". En
dat bracht mijn fractie er toe om te zeggen: „Wij kun
nen ons hierin vinden, omdat wij ook echt de gedachte
hadden, dat een bepaalde lijn was ontwikkeld, dat dit
in bepaalde fasen werd gezien. Er zit een duidelijke
gedachtengang achter, daar past dit voorstel in, ak
koord, wij doen dit." En wat dat betreft, heeft ook op
ons dit voorstel een wel wat vreemde indruk gemaakt,
zodat bij mij ook de vraag rijst ik zal die iets an
ders getoonzet naar voren brengen dan de heer Hei
dinga dat deed, maar verder komt het op hetzelfde
neer Zit hier nog wel een duidelijke lijn in?
Zouden B. en W. in arren moede de handen ten hemel
heffen en zeggen: Die zit er niet, maar we doen net
als Karei Appel; we moeten wel en we „rotzooien"
maar wat aan, dan kan ik daar in een bepaalde
situatie vrede mee hebben. Het leek mij juist, het citaat
te plegen, want anders kon het misschien niet in de
notulen. (Gelach) Terzake zou ik van de kant van B.
en W. graag alsnog iets willen horen.
En misschien staat de Voorzitter mij toe aan het
adres van de heer Heidinga te zeggen, dat ik best kan
volgen wat hij naar voren brengt, maar om nu op
iedere open plek, die hier ergens ontstaat, dit soort