14 het in de Commissie voor Slachthuis en Markt- en Ha vendienst in behandeling was. Hij heeft mij gevraagd, of ik eigenlijk zijn visie niet zou willen delen. Ik wil hem wel zeggen, dat ik dat toch maar niet zal doen. Ik kan me wel enigszins indenken, dat hij hier wat vrees koestert en twijfels heeft, want bij de opzet van deze veemarkt hebben wij allen al het gevoel gehad, dat deze, financieel gesproken, wel een zwaar blok aan het been zou worden voor de Gemeente. Dat hebben we dus altijd wel geweten. Maar ik geloof niet, dat de heer Weide op grond hiervan mag veronderstellen, dat wij nu trachten dit verlies kleiner te maken door een extra zware last te leggen op de gebruikers van de vee markt. Ik zou hem daarvoor willen verwijzen naar de cijfers die we hebben en die hij wel kent. Daarvan heb ik hem in de commissie al op de hoogte gesteld. In 1966 hadden wij een verlies op de veemarkt van f 663.371,15. Toen was het marktrecht voor een rund f2,50. Het is per 1 januari 1967 verhoogd van f2,50 op f3,50; toen liep het verlies terug tot f 475.134,64. In 1968 hebben wij hetzelfde tarief gehandhaafd; toen liep het verlies weer op tot f620.220,en in 1969 zou het globaal bekeken in de primitieve begroting als we niet tot tariefsverhoging souden overgaan, f 629.810,bedragen. Als we de tarieven wel verho gen, zal het verlies f 547.760,zijn en dan is het nog een groter verlies dan in 1967. En toch hebben we ditmaal het tarief per rund niet met een gulden, doch slechts met f 0,50 (van f 3,50 f 4,verhoogd. Door deze verhoging van rechten zullen wij onze verliezen bepaald niet verder kunnen drukken. De tariefsverho ging is dus vrij redelijk te achten en loopt vrijwel pa rallel met de gehele kostenontwikkeling in deze dienst verlenende sector. Bij de ontwikkeling van de transport kosten ziet men dezelfde tendens. De transportkosten zijn ook van 1965 tot 1968 verhoogd met 40 pet., dus eenzelfde periode als bij de onderhavige tariefsver hoging. De" tariefsverhoging van f 2,50 op f 3,50 per rund betekende ook 40 pet. In EVO-kringen is men weer aan een tariefsverhoging toe. Hoe groot deze zal worden, weet ik niet, maar ik maak mij sterk, dat die minstens ook op het niveau van 15 a 20 pet. zal liggen. De heer Weide kan dus beslist niet stellen, dat wij met de verhoging van de veemarkttarieven iets doen, wat er uit loopt. Ik dacht, dat wij hier te doen hebben met een normale doorberekening van de kostenstijgingen, die ieder bedrijf met zich meebrengt en waarmee wij, zij het niet ieder jaar, maai- toch wel om de twee jaar geconfronteerd dienen te worden. Ik geloof, dat de heer Weide wel een tikje over drijft, als hij zegt, dat wij hier iets doen, dat eigenlijk niet helemaal door de beugel kan. Hij merkt op, dat de handel in vee afneemt en zich verplaatst naar de boerderij, maar dat is niet een kwestie van het laatste jaar; dat is een ontwikkeling, die zich al een aantal jaren voordoet, die echter doordat wij een overdekte veemarkt hebben, hier waarschijnlijk iets minder snel verloopt dan bij andere markten, welke niet zo up to date zijn als die in Leeuwarden. De heer Weide stelt verder, dat we dan maar eens naai- Zwolle in plaats van naar 's-Hertogenbosch moe ten kijken, maar daar zou ik tegenover willen stellen, dat Zwolle geen moderne veemarkt heeft zoals de onze. Zwolle staat nog voor nieuwe investeringen, die wij al gedaan hebben. 's-Hertogenbosch heeft wèl een over dekte veemarkt, zij het dan, dat die in een eerder stadium overdekt is geworden, zodat Leeuwarden dus minstens zo goed geoutilleerd is als 's-Hertogenbosch. Willen wij dus een goede vergelijking trekken, dan is 's-Hertogenbosch een beter vergelijkbaar gegeven dan Zwolle of men zou met Zwolle moeten vergelijken, na dat Zwolle zijn nieuwe overdekte veemarkt zal hebben gekregen en dan zit Zwolle ook ongetwijfeld wel op het niveau van Leeuwarden. Zover zit Zwolle niet van ons af, wat de tarifering betreft. Men vraagt daar ook al f 3,per rund, op dit moment nog maar twee kwartjes verschil met ons tarief. De heer Weide stelt het voor, alsof er zo'n enorm verschil in tarife ring is met Zwolle of met 's-Hertogenbosch. Ik zou willen zeggen: Wij hebben ongetwijfeld veel meer con currentie van Zwolle te duchten, maar wij hebben heel iets anders dan Zwolle en dan mogen we ook iets hogere tarieven rekenen. En zouden de handelaren uit de omgeving van Leeuwarden, die hun vee op de vee markt in Leeuwarden willen verhandelen, dat om twee kwartjes per koe méér over laten gaan en daar extra kosten voor transport naar Zwolle voor over hebben Men moet deze dingen niet overdrijven. Ik dacht, dat we toch ook een beetje met het bedrijfseconomisch be lang van de veemarkt voor de Gemeente moesten re kenen. Het is ook herhaaldelijk van meer dan één zijde bij begrotingsbehandelingen in deze Raad gezegd, dat we ervoor moeten oppassen, dat de tekorten o; de veemarkt niet van jaar tot jaar een stijgende ten dens moesten te zien geven, dat deze markt toch eigen lijk in de richting van het self-supporting-zijn moet gaan. Ik dacht, dat we dat goed in de gaten moesten houden. Maar over self-supporting hébben wc het nog niet eens, we trachten alleen de hogere kosten te dek ken in de vorm van een heel kleine tariefsverhoging van 15 a 20 pet. De heer Weide herinnerde eraan, dat de VVD bij de opzet van deze veemarkt destijds een waarschuwende vinger opgestoken heeft en ik wil hem wel zeggen, dat ik toen naast de VVD stond. Ik denk, dat Weth. Tiekstra nog wel weet, dat één van de waarschuwende vingers toen van mij was. Maar we hebben uiteinde lijk gezamenlijk deze beslissing genomen en als we zien, hoe deze veemarkt functioneert, niet alleen voo Leeuwarden, maar voor heel Friesland, in sommige opzichten voor heel Noord-Nederland en dat het neven- gebruik hoe langer hoe meer een functie krijgt in onze stad en provincie, moeten we er dan niet een beetje blij mee zijn, dat de veemarkt er toch gekomen is Ieder voor zich is dan ook mede-verantwoordelijk voo de lasten, die er uit voortvloeien, maar we moeten die lasten dan ook goed in de gaten houden en die nic 1 verder laten stijgen dan strikt noodzakelijk is. De kos tenstijgingen zullen wc echter moeten doorberekenen in de prijzen. Het is niet het brengen van offers, zoals de heer Weide het genoemd heeft, maar een normale, geer: drastische, verhoging; het is het volgen van de kosten ontwikkeling en de prijszetting en ik dacht, dat dit een gezond bedrijfseconomisch motief was, dat de heer Weide in de bedrijven, waar hij zelf in werkzaam is. ongetwijfeld toch ook wel zal hanteren. Wat de exploitatie van de vlakke vloeren betreft, ik wil hem wel zeggen, dat, als wij het tekort op d veemarkt zouden trachten te dekken door de exploi tatie van de vlakke vloeren, we er niet komen. Want die is over het algemeen lang niet kosten-dekkend. Ei- zijn tal van organisaties, die van de vloeren gebruil maken, maar die de kosten, die het gebruik met ziel i meebrengt, niet kunnen dekken. Zij zitten wel voor een dubbeltje op de eerste rang, maar dat is ook al weer ter wille van het algemeen belang, dat we de vloeren beschikbaar stellen. De eigenlijke kostendekking moei primair gevonden worden in de veemarktrechten en ik meen, dat we in verhoging daarvan steeds opnieuw d dekking van meerdere kosten moeten zoeken. Het an dere is mooi meegenomen, maar als men dat in het kader van de gehele bedrijfsbegroting en de opbreng sten ziet, is dat in verhouding een zeer gering bedrag'. De heer Weide: Men kan hier lang en breed over praten, maar dat kunnen we maar beter aan de com missie overlaten. We worden het hier niet over eens. Het ligt in mijn aard om de zaken duidelijk en scherp te stellen, mis schien wei eens iets te negatief, maar dan krijg ik er iets positiefs tegenover en kunnen de standpunten ten minste duidelijk worden. Ik ben het niet geheel mei de Wethouder eens en ik heb alleen hierover het woord gevraagd om meer begrip te kweken voor wat zich rond deze veemarkt afspeelt. En ik heb toch, zelfs nu nog, sterk de indruk, dat men niet volledig van de realiteit van de situatie overtuigd is, maar ik zal wel voor dit voorstel stemmen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 27 tot en met 33 (bijlagen nos. 373, 377, 374, 376, 375, 379 en 386). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. 15 Punt 34 (bijlage no. 372). De heer Vellenga: Ik dacht, dat het goed was hier Lwee dingen te onderscheiden, n.l. de manier waarop dit verzoek is gedaan en aan een aantal gemeente besturen, o.m. het onze, is gericht, èn de inhoud en essentie van de zaak. Ik geloof niet, dat het in het al- cmeen op de weg van de politieke partijen kan liggen, zich op deze wijze tot de gemeentebesturen te richten. Dat is ook niet te doen gebruikelijk. Nu zou als ex cuus voor de FNP kumien worden aangevoerd, dat zij tot op dit moment nog niet in gemeenteraden ver tegenwoordigd is en dat haar dus de mogelijkheid ont- reekt om via fracties van politieke partijen, zoals ook in onze Raad een aantal vertegenwoordigd is, bepaalde zaken naar voren te brengen en bepaalde belangen te bepleiten. Toch geloof ik, dat men zich op een wat hachelijke weg begeeft door de zaken op deze manier aan de orde te stellen. Ik zou mij n.l. veel beter de figuur kunnen indenken, dat de betrokken onderne mingen zich, hoe "dan ook, tot de gemeentebesturen ichten voor een bepaalde actie. Wat dat betreft, kan ik dus in zekere zin, naar geest en letter, de raads- i vief voor een belangrijk gedeelte onderschrijven. Al k-en heb ik mij ietwat gestoten aan de voorlaatste linea. Daarin staat nogal stellig té stellig naai' lijn gevoel „Van gemeentebesturen kan bezwaar lijk verwacht worden, dat ze zich aan de hand van door derden verstrekte informaties en suggesties een oordeel aanmatigen over aangelegenheden, die boven den nog buiten de eigen bestuurssfeer vallen." En nu lacht ik, dat m.n. dat laatste nooit waar gemaakt kan worden door het College, niet in dit geval, maar ook niet in een aantal, hiermee te vergelijken, gevallen. Het is een bekend feit, dat in een aantal dun-bcvolkte ■ebieden busondernemingen met vrij grote tekorten ■eiken om het openbaai- vervoer zo goed mogelijk te laten functioneren. Het is mij ook bekend, dat die bus ondernemingen zich tot „het Rijk" hebben gewend. En het is mij, eveneens uit anderen hoofde, bekend, dat er op de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat dit jaar een bepaald bedrag is uitgetrok ken voor tegemoetkoming in de tekorten van dit soort busondernemingen. Maar los daarvan kan ik mij voor stellen, dat een gemeentebestuur geïnteresseerd kan zijn in goed openbaar vervoer in de eigen gemeente. Dan bedoel ik dus niet zonder meer wat wij hier kennen, n.l. het stadsbusvervoer; het gaat voor een be langrijk gedeelte uiteraard om plattelandsgebieden in Friesland. En het kan dus op de weg van gemeente besturen liggen om, wat dit betreft, ook aan de be langen van de eigen inwoners te denken. Dan ligt dit al geheel in de bestuurlijke sfeer, waarover B. en W. in ontkennende zin schrijven. En, aangezien Leeuwar den een knooppunt is, van waaruit bussen vertrekken, maar waar ook bussen aankomen, die mensen naar de stad toe brengen, zou het zo stel ik me voor toch wel helemaal in de sfeer van het Gemeentebestuur van Leeuwarden kunnen liggen op dit punt van het openbaar vervoer het nodige te doen. Ik zou namens mijn fractie een concrete vraag wil len stellen. Gesteld, dat in de toekomst busonderne mingen die hebben aangeklopt aan de poort van de Minister om hem, onder overlegging van cijfers, te vra gen hun tegemoet te komen in bepaalde tekorten, aan een aantal gemeentebesturen, i.e. ook dat van Leeu warden zouden vragen adhesie te betuigen aan dit verzoek. Vinden B. en W. dan niet, dat het Gemeentebe stuur van Leeuwarden in zulk een geval, als zij de cijfers hebben doorgenomen en van het belang van de zaak overtuigd zijn, aan zo'n verzoek gevolg zou moe ten geven? De hear Boomgaardt: Ik kin my oanslute by hwat de hear Vellenga sein hat. Ik fyn de motivearring fan dit riedsbrief steatsrjochtlik net goed. Hiel ütdruklik stiet sawol yn de Grounwet as yn dc Gemeentewet in rjocht fan petysje. En dat pctysjerjocht haldt yn, dat gemeentebistjüren de bilangen fan ynwenners ek fan ynstituten en N.V.'s bipleitsje kinne by de ho gere bistjürsorganen. Dat wurdt hjir öfwiisd en dat liket my net in goede ütlitting fan it Kolleezje. Dêr komt by, dat wy de hear Vellenga hat dat mei rjocht sein üs yn oare gefallen wol deeglik bimuoije mei rykssaken, yn it bilang fan üs Gemeente, byg. as wy prate oer fordübeling fan de Ofslütdyk, goede forbiningen fan Harns nei Ljouwert, resp. Grins, yn prinsipe suver rykssaken, mar dêr't in gemeentlik bi- lang by spilet. De Boargemaster hat him seis yn- tinsyf bimuoid mei de forpleatsing fan rykstsjinsten nei it noarden, suver in ryksoangelegenheit, mar hwer- by Ljouwert op 'e ketting springt. Dat is dus yn striid mei inkele ütlittingen yn dit riedsbrief. Ik kin it iens wêze mei de motivearring fan de hear Vellenga; ik soe it yn dizze geast formulearje wolle: De Rie is wol fan miening, dat it in bilangrike saek is hy moat hielen dal net sizze, dat hy der neat mei to meitsjen hat mar dat it min op 'e wei fan de Gemeenteried lizze kin om yn dizzen in ütspraek to dwaen, salang de bitrutsenen seis har net ta de Gemeente rjochte haw- we. Dat sit ek yn dy brief, mar de oare eleminten hearre hjir, tinkt my, net by. Noch in slot-opmerking. Ik hie nou sa graech wol len, dat dit riedsbrief yn it Frysk oan üs tastjürd wie. Yn dy sin: As der mar hwat in oanlieding wêze kin om it Frysk to brüken, hwerom soe men it dan nét dwaen? Hjir leit in stik, oan de Ried rjochte, yn it Frysk; ik soe der dan ek foar pleitsje wolle mar miskien is it hwat buten de oarder yn sa'n gefal ek it riedsbrief yn it Frysk to stellen. It hie neffens my in normale saek west ik tocht ek wol yn oer- ienstimming mei in eardere diskusje tusken Kolleezje en Ried dat it Kolleezje it stik yn it Frysk oan 'e Ried ütgean litten hie. De heer De Leeuw: Namens mijn fractie kan ik zeggen, dat wij ons graag stellen achter de opmerkin gen van de heer Vellenga. De Voorzitter: Ik meen, dat ik, sprekend namens het College, vrij kort over deze kwestie kan zijn, want ik kan mij praktisch geheel met. de opmerkingen van de heer Vellenga, waarbij de heer De Leeuw zich aan sloot, verenigen. Dit raadsvoorstel herlezende, geloof ik ook, dat de op één na laatste alinea wat te zwaar is uitgevallen. Die is ons eigenlijk iets ontkomen. Daar zou ik wel een lang verhaal over kunnen afsteken, maar dat is niet zinvol. B. en W. zijn ook van mening, dat, als deze betrokkenen of de betrokkenen in een ander geval zich met een probleem als dit tot een dei- bewindslieden in Den Haag zouden wenden en voor hun verzoek de steun van het Gemeentebestuur van Leeuwarden zouden willen inroepen of het zouden wil len vragen adhesie te betuigen, B. en W. dan zeker in die zaak zouden duiken en deze op haar eigen merites zouden bekijken. Als het dan voor ons inderdaad zin vol zou zijn doordat bepaalde belangen van onze Gemeente zeer ruim genomen zouden samen hangen met het probleem van betrokkenen, dan zou den wij zeker de Raad voorstellen, rekening houdende met de gegeven situatie, de gevraagde steun te ver lenen. Dus, wat dat betreft, is er, dacht ik, geen meningsverschil tussen Raad en College. Wat betreft het stellen van de raadsbrief in het Fries, merk ik op, dat wij in andere gevallen daarover wel eens in het College hebben gediscussieerd. Men kan hier van mening over verschillen, maar en ik wol it nou yn it Frysk sizze, mynhear Boomgaardt wy binne fan miening, dat it gewoante is, dat it Kol leezje mei de Ried korrespondearret yn it Nederlansk en dat it foar üs net maklik is nei to gean yn hokker gefallen wy stikken yn it Frysk en yn hokker gefal len wy stikken yn it Nederlansk oan de Ried oerlizze moatte en dêrom hawwe wy miend üs line konsekwint trochlüke to moatten en dus hawwe wy de stikken yn it Nederlansk oan de Ried oerlein. Ik kin de Ried wol meidiele, dat it de gewoante fan it Kolleezje is om, hwannear't boargers yndividueel of organisaesjes harren yn it Frysk ta üs rjochtsje, wy ek yn it Frysk antwurdzje. Dizze line wurdt ek konse kwint troch üs folge. Ik hoopje, dat de hear Boomgaardt hjir mei yn- stimme wol, alhoewol ik der alle bigryp foar haw, dat men oer dit probleem forskillend tinke kin. Ik haw allinnich ütinoarset, hwat it Kolleezje hjir yn it for- line oer bisluten hat en ik leau, dat ik nou ek üt namme fan it Kolleezje sprek, as ik siz, dat wy dit ek yn de takomst graech dwaen wolle.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 8