voorzieningen niet nu al in dit principe-plan konden worden opgenomen. De plaats waar deze tunnels zullen moeten komen, kan dan te zijner tijd nog nader worden vastgesteld. Naar ik meen heeft de heer Rijpma tijdens de vorige vergadering gesteld, waarom wel drie oeververbindingen over het Van Harinx- makanaal waaraan wij toch ook moeten meebetalen en die alleen per stuk al vele malen duurder zijn dan enkele voetgangerstunnels en waarom deze laatste niet? Ik ben het hier volledig mee eens. Mijns inziens mogen de kosten van deze tunnels niet drukken op de totale grondkosten. Deze kosten zullen uit een andere pot moeten komen. Verder zou ik nog graag de zekerheid willen hebben, dat de Raad nog vóórdat tot realisering van dit plan wordt overgegaan een voorstel tegemoet kan zien omtrent nog te treffen voorzieningen welke zullen leiden tot een volledig herstel van de relatie met het gebied van de Wielenpólle, opdat deze voorzieningen te zijner tijd gelijktijdig met de realisering van het aansluitend gedeelte van 't Aldlan zullen kunnen worden uitgevoerd. De aard van deze voorzieningen kan te zijner tijd nog nader worden vastgesteld. Zoals ik al heb gezegd, mag Leeuwarden niet eindi gen bij de Wielenpólle. Ik zou dienaangaande dan ook een tweetal voorstellen willen indienen. Het eerste voorstel luidt: „De Raad der Gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 januari 1969, besluit dat één of meer verbindingen voor voetgangers tot stand worden gebracht tussen het gebied gelegen ten zuiden van de Aldlansdyk en het noordelijk gelegen gedeelte." Het tweede voorstel luidt: „De Raad der Gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 januari 1969, besluit dat voorzieningen getroffen zullen worden welke leiden tot een volledig herstel van de relatie tussen het gebied van het Aldlan en dat van de Wielenpólle. Een en ander vóór of gelijktijdig met de realisering van het bestemmingsplan 't Aldlan". De heer Rijpma: Wanneer wij naar dit plan kijken dan bestaat het eigenlijk uit twee gedeelten, namelijk een gedeelte waarover niets bekend is (dat is dus het ge deelte dat ten oosten van de Drachtsterweg ligt) en het gedeelte ten westen van die Drachtsterweg. De situatie dacht ik is wat die wijk betreft zo, dat wij daar eigenlijk bezig zijn aan een plan in detail. Het is dus niet zo dat, als wij naar dit vlekkenplan kijken, wij over dit gehele gebied als Raad de vrije beschikking hebben. Wij kunnen maar over een heel klein gebied nog in vrijheid discussiëren en dan wordt die vrijheid ook nog weer beperkt door het voorstel wat hierna komt, namelijk het treffen van de verkeersvoorzie- ningen. Het treffen van die verkeersvoorzieningen is dermate bepalend voor dit plan, dat wij in de beschouwing over dit plan niet zo globaal kunnen zijn als die indruk heb ik gekregen de Wethouder ons meent te moeten voorhouden. Wij verkeren hier in een wat bijzondere situatie, n.l. dat een gedeelte al tot in details aan ons is voorgelegd. Dat spreekt U min of meer ook uit in het voorstel, n.l. zich te verenigen met de overgelegde principe-schets 't Aldlan en zich uit te spreken voor de verdere ontwikkeling van het westelijke woongebied, zulks overeenkomstig het hier bij behorende bouwplan". Dat bouwplan voor dat westelijke gedeelte houdt o.a. in, dat daar een school komt; dat staat heel duidelijk getekend. Als daar een school komt, is onze vrijheid t.a.v. de situering van scholen in het andere gedeelte al beperkt. Die beperking spreekt nog sterker aan, omdat in het eerste gebied met een bepaalde opzet begonnen wordt; daar worden 700 woningen gebouwd. De Wethouder van Volkshuisvesting zegt te rekenen op zo'n 300 woning wetwoningen per jaar. Ik heb in mijn betoog nog een aantal van 400 genoemd, maar hij knabbelt er al weer 100 af. Dan zie ik niet, dat de bebouwingsdichtheid in het andere gedeelte werkelijk dichter zal worden dan in het westelijke gedeelte. Dat betekent, dat wij hier te maken krijgen met een woonwijk die ongeveer 6.000 inwoners gaat tellen. Daar zijn geen gegevens over, maar dat zijn gewoon conclusies die ik vastknoop aan de opzet van het eerste gedeelte en het is dus min of meer wat de heer Tjerkstra ook zegt een slag in de lucht, die ik op deze wijze wat naar mij toehaal. Wanneer dit een wijk wordt met 6.000 inwoners en wanneer van die 700 woningen 350 woningen als flats worden gerealiseerd met een zodanige inhoud, dat het zeer waarschijnlijk is dat daar of twee vrijgezellen, of een echtpaar zonder kinderen inkomt, dan betekent dat, dat de kinderdichtheid van dit gebied waarschijn lijk lager zal zijn dan in welke wijk ook, die wij gebouwd hebben. Als ik naar de cijfers van Goutum kijk, komt men op één school, in een gebied, dat een normale bebouwing zal krijgen, van 160 leerlingen op een 1600 tot 1800 inwoners. Dan valt er hier nauwelijks aan te nemen, dat er per 1800 tot 2000 inwoners een school zal zijn. Dan kom ik tot 3 hoogstens 4 scholen en dan vraag ik mij af hoe men dan redelijke loopafstan den wil realiseren voor die scholen, die aan weerskan ten aan de uiteinden worden gebouwd. Zoals wij nu bouwen wordt dat een lagere school plus een kleuterschool en dan vraag ik mij af wat dan de loopafstanden voor deze kleuters en deze eersteklas sers zullen zijn, ook uit het oogpunt van de switchmogelijkheden die er zijn bij een school die vijf klassen heeft, een school die zeven klassen heeft, het gebruik van een gymnastieklokaal en het gebruik van handvaardigheidlokalen. Deze wijk is. m.i. veel te langgerekt om 3 a 4 scholen over de hele wijk te spreiden en het lijkt mij dus zeer zinvol dat wij streven naar een aantal scholen en dus niet, zoals ik meen dat de Wethouder veronderstelt, naar één schoolge bouw maar naar een aantal scholen, die in het centrum van deze wijk gesitueerd zijn, zodat voor alle kinderen in het hele plan een loopafstand gerealiseerd wordt die niet meer bedraagt dan ongeveer 1 km. Dat houdt dus een vrij grote soepelheid in en ik dacht dat die rode vlek zich daar bijzonder voor leende. De Wethouder heeft gezegd, dat die oosttan gentwcg niet in de discussie behoeft te worden betrokken. Ik dacht in zekere zin van wel, want wij krijgen hier een verkeerssituatie voor ons. Als de kruising met die oosttangent gelijkvloers wordt dan betekent dat, dat het stadsverkeer zich over het grote verkeerscentrum rechtdoor over de verlengde rondweg kan begeven naar de oosttangent. Dat kan een zeer intensief verkeer worden over de weg, die bijvoorbeeld de Wielenpólle scheidt van dit gedeelte. Wij hebben dus ook hier weer niet de vrijheid die de Wethouder veronderstelt. Wij zullen hier moeten denken aan de verkeerssituatie, zoals die zich in de toekomst zal ontwikkelen. Wanneer er een ongelijkvloerse kruising komt en wij geven die ongelijkvloerse kruisingen geen opritten, dan moet het dwarsverkeer zich noodzake lijkerwijze ontwikkelen ten zuiden van het Van Harinxmakanaal. Ik zou dit punt dus wel buiten beschouwing kunnen laten als niet op dit raadsvoorstel een volgend raadsvoorstel volgt, waarin de hele wegaanleg met de brug verdisconteerd is. Dan kom ik op die verkeersvoorzieningen, die verkeerstunnels. Als wij het volgende raadsvoorstel aannemen en wij doen dat ongewijzigd zoals het daar ligt, dan worden kabels en rioleringen doorgetrokken op zo'n wijze, dat het extra voorzieningen kost om hier straks een verkeers- tunnel te realiseren. Bovendien, als men naar het gedetailleerde „westplan" kijkt, dan zie ik niet, waar de mogelijke inritten zijn voor zo'n tunnel. Ik dacht dat die in het detailplan duidelijk geblokkeerd worden door de flats met de aanhorige garagegedeelten of wat dat dan ook maar mag zijn, wat daar rondom die flats precies geprojecteerd is. Ik vind, dat wij in dit stadium duidelijk moeten uitspreken, dat de mogelijkheden voor ondergrondse verkeersvoorzieningen aanwezig moeten zijn en dat bij het realiseren van het wegproject zodanig gehandeld moet worden, dat wij straks niet onnodig zitten met het opbreken van rioleringen, hoofdgasbuizen, enz. want dat is nogal wat, wat er in de grond zit. Ik vraag mij af waarvoor deze discussie over dit vlekkenplan dient. Waar moet dit naar toe leiden? De heer Tjerkstra heeft in een motie al min of meer de richting aangegeven, maar deze raadszitting is m.i. alleen zinvol, wanneer blijkt, in welke mate wij de vrijheden die wij nog hebben, kunnen gebruiken om richting te geven aan de verlangens van de Raad. Dat zou wel kunnen resulteren in het feit, dat ik toch van de Raad zou willen vragen een paar uitspraken te doen; niet om het beleid van het College af te breken, maar om te voorkomen, dat er straks misverstand ontstaat over wat wij met dit plan willen bereiken. Dan kom ik nog aan het gedeelte van de heer De Jong. Hij is blij met het westelijk gedeelte. Ik dacht ook wel dat in de totale woningvoorziening, die wij in Leeuwarden moeten treffen, dit plan een waardevol onderdeel kon zijn; misschien wel een zeer waardevol onderdeel. Ik weet niet wie er precies zullen gaan wonen; of dat „dure" mensen of „midden" mensen zullen zijn, dat zullen wij wel moeten afwachten; wij weten ook niet hoe „midden"-mensen door kunnen schuiven naar dure huizen en hoe „dure" mensen midden-huizen vrij zullen maken. Wij hebben daarover geen gegevens. Het zal ook heel moeilijk zijn die gegevens exact te krijgen. Hier zijn een aantal woningen voor dure mensen. Deze woningen lijken mij aantrekkelijk. Ik meen dat hier inderdaad wat de heer De Jong verwacht de mogelijkheden voor doorstroming aanwezig zijn en deze doorstroming kan, via allerlei tussenstations, een grotere omvang nemen dan wij op dit moment veronderstellen. De heer De Jong is wat vlot heengegaan over de garantie die wij redelijkerwijs moeten vragen voor de realisering van dit plan. Ik wil best 3, 4 of 5 jaar wachten, ik wil best zes jaar wachten tot dit plan gerealiseerd is, maar de rechtszekerheid van de burger, waar wij het in de vorige raadszitting over gehad hebben, verlangt dat als hier 200 woningen gebouwd zijn, de mensen, die 200 woningen gekocht hebben, er zeker van zijn dat zij ook in de buurt komen te wonen, die hun is voorgespiegeld. Wanneer na 200 woningen blijkt, dat dat moeilijk zal gaan dan zal men het andere gedeelte in een andere vorm moeten gieten en dat kan betekenen, dat de bewoners die er al zitten in een andere situatie komen dan wij ze hebben voorgespie geld. Daarom moeten er toch wel zekere garanties zijn dat binnen een redelijke termijn dit plannetje ook wordt volgebouwd met de woningen die op de detail-schets zijn aangegeven. Ik zou dus graag willen weten op welke wijze die garantie gerealiseerd kan worden. De Wethouder wil in februari beginnen te bouwen. Ik heb in mijn verhaal van de vorige keer gevraagd, om welke reden het is te verwachten, dat de hogere organen hun medewerking zodanig zullen geven, dat 19 wij in februari kunnen bouwen? Welk overleg heeft er plaats gehad, welke toezeggingen zijn er gegeven? Februari is maar een heel korte termijn. Misschien is dat te wijten aan het enthousiasme of misschien bedoelt de Wethouder februari van het volgend jaar. Hier is geen plan voor. U wilt verder gaan met de uitwerking van dit plan. Welke toezeggingen heeft U en van wie, dat U op zeer korte termijn aan de beleggers en de bouwers toezegging kunt doen dat zij aan de gang kunnen gaan? Ik heb de volgende moties: „De Raad der Gemeente Leeuwarden, op 6 januari 1969 in vergadering bijeen, spreekt uit dat: a. de westelijke wijk van 't Aldlan door een voetgangers- en rijwieltunnel met het noordelijk van de Aldlansdyk gelegen plantsoen zal moeten worden verbonden. De Raad nodigt B. en W. uit, hiervoor plannen schematisch uit te werken en een globale kostenbegroting op te maken. b. de oostelijke woonwijk van het Aldlan door een voetgangers- en rijwieltunnel met de woonwijk Wie lenpólle te verbinden. De Raad nodigt B. en W. uit hiervoor plannen schematisch uit te werken en een globale kostenberekening te maken. c. het aanbeveling verdient de weg naar het industrieterrein Hemrik ongelijkvloers te kruisen met de weg, komend van de Froskepólle en dit kruispunt zodanig in te richten dat de weg over de Greuns alleen verkeer van en naar het industrieterrein krijgt te verwerken. d. getracht moet worden in de oostelijke woonwijk van 't Aldlan ongeveer op de plek die thans als wijkcentrum wordt aangeduid, een centrum te stichten van voor de gehele wijk nodige gebouwen voor kleuter- en lager onderwijs. e. de omgeving van de doorgang onder de weg naar Drachten zich leent voor het stichten van een winkelcentrum. Dit voorstel wordt mede ingediend door de fractie van de AR, ondertekend door de heer Heidinga, mevrouw Visser-v. d. Bos en door de heer De Leeuw. Hierna besluit de Raad de vergadering voort te zetten op 7 januari a.s. des avonds te 19.30 uur. De Voorzitter sluit om 24.00 uur te vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 10