3 '?-*A 14 V V V V V V V V V V E premie en vrije sector baan niet meer moeten gaan stimuleren. Een tweede punt, dat eigenlijk net zo goed van belang is, is de kwestie van de doorstroming. Toen ik de portefeuille van volkshuisvesting vorig jaar juni ongeveer kreeg toegewezen, is een van mijn eerste punten geweest eens na te gaan hoeveel van onze woningwetwoningen bewoond worden door mensen met een inkomen boven de 12.750,Het bleek, dat van het totale aantal woningwetwoningen met een huur tot 100,netto (totaal 3853) 900 bewoond waren door mensen met een hoger inkomen dan 12.750,Wanneer U daarbij bedenkt dat het aantal woningwetwoningen, dat de woningbouwcorporaties beheert, ongeveer even groot is in deze huurklasse en wanneer ik even zou aannemen, dat het aantal bewoners uit deze hogere inkomensgroep daar op ongeveer gelijk niveau zou liggen, dan waren op 1 juni 1967 ongeveer 1800 woningen in de woningwetsector bewoond door mensen met een hoger inkomen dan 12.750,Ik ben eens nagegaan hoe dat op dit moment ligt bij de woningwetwoningen in onze Gemeente. Want er is een gerichte doorstroming geweest, die met name alleen al in 1968 ongeveer 800 woningen heeft opgeleverd. Niettemin is die doorstro ming nog voor een belangrijk deel niet uit die sector gekomen. Hoogstens kunnen we zeggen, dat er misschien 10 °/o is afgegaan. Een voorzichtige conclusie wettigt de veronderstelling, dat hier altijd nog een 1500 mensen met een inkomen van toen 12.750,laat ik nu zeggen van 14.000,en meer, zitten in woning wetwoningen beneden 100,huur anno juni 1967. Nu dus misschien 110,tot 120,Dat is dus eigenlijk, laten we rustig zeggen een maatschappelijk euvel, dat wij hier in Leeuwarden met z'n allen hebben te bestrijden. Dat is het probleem waar we ons gericht mee bezig hebben te houden en waar met name ook het woningbouwbeleid op afgestemd moet worden. Dan kom ik op een derde punt, dat vrij duidelijk uit de verf is gekomen bij de behandeling in de Tweede Kamer van de huurbelasting. De huurbelasting had juist tot doel deze groep mensen, die dus eigenlijk met een te hoog inkomen in een woning met een te lage huur zaten, er door middel van een extra prikkel uit te krijgen. Het was niet zo'n sympathiek middel. De meeste fracties hebben hier bijzonder weinig waarde ring voor gehad, hoewel het uitgangspunt bij alle fracties praktisch aanvaard is. Ik zal U eens een aantal uitspraken noemen van een viertal bladen. Het Vrije Volk schreef op 9 augustus 1968 over deze huurbelas ting: „In grote delen van ons land wonen nog velen met een wat hoger inkomen in een woningwetwoning, die niet voor hen bedoeld is, maar zij wonen daar omdat er niets anders is. Zij hebben geen keuze. Dat is het probleem." „De Nieuwe Rotterdamse Courant" (er moet ook een andere kleur bij) zegt: „Met andere woorden als de huurbelasting een prikkel tot verhuizen is dan vraagt de aldus geprikkelde zich af, waar hij een hem passende woning met een hem passende huur kan vinden. Die vraag is pijnlijk voor zover hij een inkomen heeft tussen 15.000,en bijvoorbeeld 30.000,„De Tijd" (dat is weer een andere kleur) zegt: „Alleen een kleine groep van de bevolking treft het ongeluk dat een volstrekt theoretische en aan vechtbare verhouding tussen huur en inkomen tot de verplichte norm verheven wordt. Dat zou nog te verteren zijn wanneer er inderdaad een goede mogelijkheid tot doorstroming naar geschikte huizen met een hogere doch betaalbare huur bestond, maar die overeenkomst met de werkelijkheid berust hier op louter toeval." „Trouw" zegt wanneer het over die doorstroming gaat: „Of dit doel bereikt zal worden moet worden afgewacht. Het zal vooral afhangen van het feit of deze aangeboden modernere woningen werkelijk meer comfort bieden dan de woningwet woningen, die deze meer verdienenende huurders tot nu toe bewoonden". Daar heb je er weer een nieuw aspect bij. Wanneer men dan meer moet betalen dan moet men er ook meer voor krijgen. Dat is eigenlijk een van die dingen die men goed in de gaten moet houden wil men hier verder mee komen. Hier heb ik dus een aantal aspecten genoemd waaruit wel blijkt, dat bij praktisch iedere groep in onze bevolking de intensie leeft dat hier iets aan gedaan moet worden. In Leeuwarden is dit een vrij groot kwaad dat we met z'n allen moeten bestrijden. Willen we dat doen dan komen we er niet onderuit er ons best voor te doen daar ruimte voor vrij te maken. Dat hebben we nu in Leeuwarden gezien. Dat mensen, die intussen in die duurdere woningen, die er dan toch wel waren, terecht zijn gekomen, hebben die meestal gevonden in de omliggende gemeenten. De heer Tjerkstra heeft er ook even op gewezen. De bevolkingsgroei van Leeuwarde- radeel, Tietjerksteradeel en Dantumadeel is ongeveer gelijk of iets groter dan die van Leeuwarden. Omdat we hier niet tijdig op in hebben kunnen spelen met ons hele beleid, zullen we nu moeten trachten hier veranderingen in te brengen, maar dan ook liefst zo, dat we kunnen zeggen: nu kunnen we weer meedoen. Het is niet alleen een feit dat hier alleen opvalt. Dan neem ik even een probleem waar deze zelfde situatie nog eens duidelijk uit blijkt. Philips heeft, volgens de Leeuwarder Courant van 15 november 1968, een soort bijeenkomst gehouden in Groningen en daar zijn vi sie op het noorden gegeven. In het slot van die persbijeenkomst wordt dan gesteld: In het algemeen betreurde men, dat de verbindingen naar en in het noorden zo bedroevend slecht waren, terwijl men tegen Leeuwarden o.a. het bezwaar had, dat het hogere personeel daar geen acceptabele huizen kon vinden. De woningbouw in Drachten werd daar als gunstig voorbeeld tegenover gesteld. Dat heb je toch maar even te slikken. Het wordt toch maar even gesteld. Dat doet ons geen goed. Ik heb hier een aantal overwegin gen genoemd om daarmee als het ware aan te geven, dat dit toch wel iets is waar we ons heel goed op hebben te bezinnen. Wanneer we het gevoel hebben, dat we hier toch meer aan moeten doen, dan moeten we het ook aandurven hier aan deze particuliere sector iets te gaan doen. De heer Tjerkstra zegt, zoek het nu juist niet in de groep mensen, die deze woningen gaat bewonen. Die behoren eigenlijk juist tot die hoogste categorie. Dat zijn m.i. echter juist de mensen, die wij het eerst kunnen bewegen die goedkope woningwetwoningen te verlaten, wanneer men maar het gevoel heeft iets te krijgen, dat inderdaad beter is. Wanneer men dan iets meer moet betalen, dan liefst ook een woning die er qua kwaliteit enz. iets bovenuit steekt. Dan kunnen we daarmee die goedkope woningwetwoningen vrijmaken voor Jan met de pet. Dit is in feite, ook al zijn het duurdere woningen, een sterk sociaal gericht beleid. Dat wil ik heel duidelijk onderstrepen, ook tegenover de heer Kingma, die het telkens maar weer over woningwetwoningen heeft. Wanneer U dan ook nog bedenkt, dat het aantal woningwetwoningen en premiewoningen, te bouwen door woningbouwcorporaties in Friesland, in vergelij king met 1968 voor 1969 waarschijnlijk ongeveer 14Ó0 lager zal liggen, dan voelt U wel dat wij bepaald niet meer kunnen uitgaan van de veronderstelling dat we 900 woningwetwoningen per jaar kunnen bouwen. Dat wordt teruggedrukt. Misschien dat we in 1969 nog een klein plukje mee kunnen krijgen, maar we zullen er rekening mee moeten houden dat het in de toekomst met plm. 300 woningen per jaar ophoudt. Willen we dan toch 900 woningen bouwen dan zal dat moeten komen uit de premie en de ongesubsidieerde sector. We zullen alle zeilen bij hebben te zetten om tijdig onze plannen klaar te hebben en dan zou ik graag als goed koopman willen zeggen, als het dan gebeurt dan wil ik ook assortiment hebben. Dan moeten er niet alleen huizen met platte daken worden gebouwd maar ook huizen met kapjes. Dan moeten er niet alleen huizen komen in 't Aldlan, maar ook in Westend. Daar kunnen woningen komen van om en nabij de 40.000,- tot 45.000,- in de premiesector, met kapjes met voor- en achtertuintjes en eventueel garage, 't Aldlan kan iets royaler worden; tussen de 50.000,- en 100.000,- gedeeltelijk in de premie- en gedeeltelijk in de vrije sector. T.a.v. het tweede gedeelte van 't Aldlan, waar we straks mee gaan beginnen kunnen we dan eens zien hoe die markt zich ontwikkelt en dan kan daar gebouwd worden, zoals de vrije markt dit vraagt. Want laten we goed oppassen. Wanneer we ons bewegen op 15 een markt, die we bezig zijn af te tasten dan zullen we die markt zelf een zo groot mogelijke inbreng in deze zaak moeten geven om het ook inderdaad zo te realiseren dat die markt dat zelf verdragen kan en dan is de risiconemer niet in de eerste plaats de Gemeente, maar dan zijn dat de mensen die hier willen bouwen, aannemers en beleggers, dit dit samen aandurven. Dat is nu juist het principe, dat ten grondslag ligt aan dit plan. De heer Tjerkstra heeft gevraagd: kunt U niet met alternatieven komen? Wij hebben destijds de Raad een plan voorgelegd voor dit stuk van het Aldlan-west. Daarin zouden ongeveer 1080 woningen gebouwd kunnen worden. Toen we met dit plan bij de bouwondernemers kwamen, werd direct gezegd: „Dit plan kunnen we niet accepteren. Wij willen praktisch alleen maar laagbouw hebben anders durven wij er ons geld niet in te steken. Daar hebben we geen vertrouwen in". Dat heeft overleg gekost en uiteinde lijk heeft men de vraag gesteld: „We kunnen wel allemaal eengezinswoningen willen hebben, maar op welke grondkosten komen we dan?" Dit is praktisch alleen te verkopen wanneer een zeker element aan hoogbouw wordt gemixed met een element aan laagbouw. Toen hebben wij uiteraard gezegd: „Zeg dan zelf maar hoe je dat wilt hebben. U steekt het geld erin, wij hebben U een prent gegeven. Kunt U die niet accepteren, maakt U dan zelf een prent. Wanneer het er enigszins op lijkt, dat dit is in te passen in het nieuwe plan dat we gaan maken, dan hebt U de ruimte". Dat is bijzonder gewaardeerd, zowel door de beleggers als door de bouwers. Die hebben gezegd: „Zo durven wij het aan. Dan kunnen we zelf zien waar te maken wat we zelf graag willen". In deze geest is deze hele zaak opgezet. De bouwers hebben zelf hun architecten gekozen. De heren Bonnema en Sterenberg zijn opdrachtgevers van de heren Knoop en Giezen en Kats. Ik heb van de heer Tiekstra gehoord, dat die plannen de molen van Openbare Werken (de stede- bouwkundige afdeling) en van Ir. Kuiper doorgegaan zijn. Dat heeft ons anderhalf jaar gekost. Ik heb echt geen behoefte nog anderhalf jaar te wachten tot er misschien eens een ander alternatief uitkomt. Wij hebben geen tijd te verspelen. Volgend jaar groeien de gemeenten om ons heen weer met 200 tot 400 inwoners. Wij moeten van die geest van dat Dokkumer lokaaltje a la Prof. Pen af. Het moet eens een keer zo worden, dat we kunnen zeggen dat hier eens iets gebeurt. Er kan in Leeuwarden ook iets wat misschien tot nu toe niet voldoende uit de verf is gekomen maar waar we toch echt wel behoefte aan hebben en waarvan ik tracht aan te tonen, dat het past in de situatie, waar we thans in verkeren. Vanuit deze intensie is deze zaak opgezet. U hebt van de heer Tiekstra al gehoord dat het een vlekkenplnn is, maar U moet, wat dit onderdeel van het plan betreft, niet de indruk hebben, dat het nog alle kanten uit kan. Het ligt in de bedoeling van de heren aannemers en architecten dit plan zo uit te voeren, als dat enigszins mogelijk is. Zit er niet voldoende flexabiliteit in? Er zijn zeven typen woningen en ook iedere woning bezit weer alle mogelijke flexabiliteit. De eengezinswoningen hebben stuk voor stuk een uitzicht van minstens 60 meter. Waar ziet U dat tegenwoordig? De flats. Ze staan wat dicht aan de rondweg zegt de heer Tjerkstra, maar het is ook een gesloten gevel aan de kant van de rondweg. Het uitzicht heeft men via een woonterras, een balkon van 3 bij 3 meter in de richting van Goutum en gaat U maar na, hoe ver kunt U dan niet kijken. Dat is een prachtig gezicht. Aldlanstate blijkt, ook vooral vanwege het mooie uitzicht, erg in trek te zijn. Er is een lange wachtlijst. Hetzelfde zien we thans bij de flat die gebouwd wordt aan het Van Harinxmakanaal door het Onderlinge Boeren Verzekeringsfonds. Men is bezig met de bouw, maar die flat is al volgeboekt. Een prachtige plaats qua uitzicht en bezonning. Als we dat hier nu eens klaar zouden kunnen krijgen! Er zijn al een 50 a 60 mensen geweest, die hier als serieus gegadigde op gereflecteerd hebben. Zou het nu echt niet mogelijk zijn, dit met z'n allen van de grond te krijgen? Zou de pers en alle Leeuwarder makelaars er niet bij ingeschakeld kunnen worden en zou desnoods onze vrouwenadviescommissie ook in deze zin niet iets positiefs kunnen doen? Dan wordt gezegd hoe komt het met die flats. Deze flats zijn anders dan die hier tot nu toe zijn gebouwd. Dat is nu juist het machtig mooie van dit plan. Hier komt iets in tot uitdrukking wat wij juist moeten verkopen met z'n allen. Dit zijn geen lange schijven, zoals we tot nu toe vaak bij die flats gezien hebben. Dit zijn flats met vier woningen per laag. Men heeft geen last van de buren zoals bij die lange galerijen. Iets wat door sommige mensen misschien wel als bezwaar wordt gevoeld. Het zijn dus woningen zonder galerijen. Ze hebben stuk voor stuk een voorbalkon. Iets nieuws in Leeuwarden. Een dakterras zou je het ook kunnen noemen. Er is een ingebouwde bergruimte en er is geen trappenhuis. Het zijn huurflats met twee grote slaapkamers, één grote woonkamer, een badkamer en een garage. Het uitzicht is zo veel mogelijk naar het zuiden toe. Last van lawaai, zegt de heer Tjerkstra. De woonkamer ligt op het zuiden en bovendien hoort men er ook niet zoveel van, want het is allemaal dubbeldik glas. Voor dat lawaai hoeft men dus echt niet te vrezen. Het assortiment vind ik één van de aantrekkelijke kanten in dit plan. Dit assortiment is groot. Er zijn zeven typen woningen. U hebt in de eengezinswonin gen een type van 5V2 meter gevelbreedte en van 6V2 meter gevelbreedte en een drive-in woning. Er zijn drie typen eengezinswoningen, drie typen bungalows en de flats. Wanneer de Raad met dit plan accoord gaat is het de bedoeling per 1 februari a.s. te starten en zo gauw mogelijk te gaan bouwen, zodat er 2 flats komen en een 80-tal woningen. De eerste 200 woningen komen dus, als het een beetje wil, dit jaar nog klaar. Dus mochten er mensen zijn, die kennissen hebben die er wat voor voelen, ik raad die aan niet te lang te wachten want als men nog een woning wil hebben van die 200 moet men er heel vlug bij zijn. Over de hoogbouw hoef ik niet zoveel meer te zeggen. De heer Tjerkstra vestigt de aandacht op de mogelijkheid van puntdaken voor de minst dure woningen. U hebt wel gezien in het Aldlan, dat er al twee puntdaken zijn bij de bungalows, dus het is geen principe-kwestie dat daar geen puntdaken mogen komen. Wij hebben straks wel behoefte aan woningen met puntdaken, maar die komen in 't Westend en in Goutum. Wanneer het nodig zou zijn in het andere stuk van het Aldlan woningen met puntdaken te bouwen omdat daar behoefte aan is, waarom zouden we dat niet doen? Hier hebben de aannemers cn beleggers zelf gezegd, wij willen dit type woning hebben. Dan kunnen wij toch moeilijk zeggen dat wij puntdaken willen hebben. Als men dat toch wil! Men moet toch zelf het risico dragen en het is een type woning, dat zich ook niet leent voor een puntdak in de situatie, waarin men de woningen plaatst. Zouden we puntdaken willen hebben, dan moeten we nog weer eens een alternatief zoeken en dat kost ons weer twee jaar. Daar kunnen we toch niet mee beginnen. Wij moeten nu eindelijk eens een keer los. Het wordt hoog tijd, dat we hier eindelijk eens een keer mee aan de slag gaan. De heer Rijpma vraagt naar een redelijke garantie. Die redelijke garantie kan ik niet geven, maar ik kan wel zeggen wanneer we hier met z'n allen goed achter gaan staan, dan moeten we het met z'n allen zien te verkopen en als we heel goed ons best doen dan ben ik er vast van overtuigd dat het ons lukt. We hebben 200 woningen per jaar gepland, dus 700 woningen in 3% jaar. Stel nu eens voor, dat dat eens een beetje tegenvalt, zou het dan zo erg zijn dat het vier, vijf of zes jaar duurt? Die andere helft van het Aldlan moet toch ook nog volgebouwd worden. We moeten het een beetje mixen. Er moet een assortiment komen en we kunnen de bouw wat spreiden wanneer de behoefte niet zodanig blijkt te zijn als wij wel graag zouden willen. Waar het op aan komt is, dat de mensen straks niet meer gaan zeggen: nu moet ik in Hardegarijp of Tietjerk gaan wonen, want Leeuwarden biedt mij niet wat ik zoek. Dat moeten we zien te voorkomen en toch gelijkertijd die doorstroming bevorderen voor Jan met de pet. De voorzitter van „Patrimonium" heeft tegen de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 8