22 gestelden. Volgens het antwoord daarop zou de ver houding bij een te realiseren aantal tewerkgestelden van 340 normaal zijn. Volgens mijn eigen berekening zou het aantal tewerkgestelden het vorige jaar 330 a 333 zijn geweest. Dat aantal zou dus stijgen met ongeveer 7 tewerkgestelden, tegenover een verhoging van het per soneelsbestand met plm. 50 pet., nl. van 42 naar 62 personeelsleden. Nu vragen wij ons af of een dergelijke personeelsbezetting wel nodig is. Zo ja, akkoord. Bovendien zouden wij gaarne vernemen of daar nu een deugdelijk organisatieschema aan ten grondslag ligt. Dat was de achtergrond van het punt, dat ik vanmid dag heb aangeroerd en ik meende er goed aan te doen dat op deze manier even toe te lichten. De heer Heetla (weth.): Naast de dank voor het werk, verricht door de Dienst Sociale Werkvoorzie ning, spreekt de heer Reehoorn zijn bezorgdheid uit over de gang van zaken. Ik moet helaas bekennen, dat ik die zorg wel deel. Het gaat met die sociale werk voorziening nog niet zoals het werkelijk wel moet gaan en daarover zal ik U in het kort iets zeggen. Ik heb juist bericht gekregen, dat de rekening 1965-1966 niet zal worden goedgekeurd. Dat is voor ons erg pijnlijk. Ericadorp was indertijd een stichting, die is overge gaan naar de Gemeente, hetgeen vele moeilijkheden heeft gegeven. U kunt dit ongeveer vergelijken met de situatie bij het in werking treden van de Algemene Bijstandswet. We waren daar nog niet op ingeschoten en dat gaf bij de Gemeentelijke Sociale Dienst ook moeilijkheden. Toen indertijd deze stichting een ge meentelijke instelling werd, hebben we getracht de administratie en de organisatie opnieuw op te bouwen en aan te passen aan de door de wet gestelde eisen. U begrijpt, dat dit veel extra moeite heeft gekost, niet alleen van het personeel van deze dienst, maar ook van het personeel van de Gemeentesecretarie, dat hierbij moest helpen. Dat heeft de Gemeente administratief veel geld gekost en het is dan ook heel verdrietig, dat het Rijk de gebruikelijke extra subsidie van 15 pet. over deze jaren niet wil geven, omdat onze Accoun tantsdienst daarvoor niet een goedkeurende verklaring kan afgeven. De orderpositie van de Werkplaats was slecht en ook de organisatie klopte niet. Er hebben heel wat reorganisaties plaatsgevonden, wij zijn er nog niet helemaal door, maar wij zijn blij, dat de nieuwe werkplaats er is. Het door de heer Reehoorn genoemde bedrag van 1.000,als landelijk gemiddelde heeft betrekking op 1967. In 1968 was dat bedrag belangrijk hoger. De stad Groningen heeft op de Werkplaats, meen ik, ongeveer 1 miljoen moeten toeleggen. Tot het jaar 1968 heeft het exploitatietekort van onze Werk plaats ook ongeveer 1.000,per jaar en per tewerk gestelde bedragen. Op de begroting 1969 is dit tekort per tewerkgestelde gestegen tot rond 2.800,Ik moet constateren, dat de heer Reehoorn dit aardig goed uitgerekend heeft. Deze toename wordt voornamelijk veroorzaakt door de stijging van de personeelslasten en van de kapitaalslasten. De Dienst beschikt thans over een goed geoutilleerde huisvesting, waarvan de kosten in de begroting 1969 volledig tot uitdrukking komen. Een van de oorzaken van de stijging van de personeels lasten bestaat in het feit, dat taken, die vroeger ge brekkig werden uitgevoerd, zo langzamerhand volledig worden uitgevoerd. Verder is per 1 januari 1969 de Wet op de Sociale Werkvoorziening in werking getre den, wat de gemeenten veel geld kost. De functies, die vroeger ook voor subsidie in aanmerking kwamen (di recteur, adjunct-directeur, personeelschef en enkele andere functionarissen), worden thans door het Rijk niet meer gesubsidieerd. Evenals bij de Sociale Dienst vallen de apparaatkosten onder de Algemene Dienst. Vanaf 1 januari jl. wordt ernaar gestreefd in werkver banden te gaan werken en alleen die werkverbanden worden gesubsidieerd. Wij hebben getracht dit in deze begroting 1969 zoveel mogelijk tot uitdrukking te bren gen. De omvangrijke huisvesting stelt op het gebied van de interne organisatie, zoals magazijn, kantine, onderhoudsdienst enz. hoge eisen. Hiervoor is perso neel nodig. Ook deze factoren van betere huisvesting, betere organisatie en betere begeleiding brengen eerst kosten met zich mee, terwijl het nut hiervan pas op langere termijn tot uitdrukking kan komen. Het aantal personeelsleden beloopt thans 42. Dat aantal wordt nog iets uitgebreid, maar alleen naarmate het aantal te werkgestelden toeneemt. De heer Reehoorn: Ik dank de Wethouder voor deze toelichting. Ik dacht ook, dat een zodanig geplande personeelsuitbreiding wel een enigszins uitvoerige toe lichting verdiende. Ik zou alleen nog willen vragen of U enig idee hebt hoeveel het feit, dat de rekeningen 1965 en 1966 niet zijn goedgekeurd de Gemeente aan aanvullende subsidie kost. Is dat ongeveer 4 ton met elkaar? (De heer Heetla (weth.): Ja, wel ongeveer.) Verder zou ik nog willen opmerken, dat ik heb gewerkt met het provinciale gemiddelde over 1967, niet met de landelijke cijfers. U hebt ook genoemd Gronin gen met een tekort van 1 miljoen, maar dat is niet zonder meer vergelijkbaar, want dan zou men moeten weten, hoeveel mensen daar tewerkgesteld zijn. Als dat aantal 500 is, dan is dat heel anders dan in Leeuwar den. Ik was blij te horen, dat de Wethouder stelde, dat hij er niet op uit is om die geplande personeelsbezetting met 61 plaatsen te realiseren, maar dat hij dat wil doen naar rato van wat de Werkplaats in dit opzicht vraagt. Ik kan er moeilijk op vooruitlopen, maar het zou eens kunnen zijn, dat de Provinciale Commissie voor de Sociale Werkplaatsen, waar ik deel van uitmaak, met voorstellen komt, waardoor bepaalde taken van de werkvoorziening voor een groter gebied zullen worden gecentraliseerd. Ik denk bijv. juist aan die commerciële functie, welke voor de individuele werkplaatsen enorm grote moeilijkheden oplevert. Daar moet je vaklui kun nen inzetten, commerciële krachten, die ingevoerd zijn en die voor de orders zouden kunnen zorgen. Het is voor de werkplaatsen vrijwel ondoenlijk om dit alle maal zelf te doen. Dan zou men ook tot een betere spreiding van geschikt werk voor de mensen in de werkplaatsen kunnen komen. Dit is een reden temeer om de personeelsbezetting inderdaad alleen te laten toenemen naar rato van het aantal tewerkgestelden. De heer G. de Vries: Op blz. 71, vraag 353 van de mem. v.a., is een vraag gesteld inzake de mogelijkheid van toepassing van vakantiespreiding bij de Sociale Werkplaats. Het antwoord, dat daarop is gegeven, is eigenlijk een antwoord, waarmee je alle kanten op kan. Ik zou graag van de Wethouder horen, wat de zin betekent: „Om deze reden is besloten tot een beperkte sluiting." Het is mij niet helemaal duidelijk of men nu aan het verzoek om vakantiespreiding toe te passen kan voldoen of niet. T.a.v. het Administratief Centrum zegt het College, dat de voormalige Joodse school nog steeds als een tijdelijke oplossing wordt gezien en dat er voor een definitieve huisvesting wordt gedacht aan een nieuw te bouwen pand. Ik zou hierover graag willen opmerken, dat de situering van dit Administratief Centrum op het ogenblik naar mijn gevoel bijzonder gunstig is. Ik kom er nogal eens, doordat we er geregeld drukwerk laten verzorgen en ik dacht juist, dat het feit, dat dit Admi nistratief Centrum zo prachtig gelegen is in het hart van de stad, een bijzondere pré is voor dit geheel. En wanneer we zouden moeten kiezen tussen een nieuw gebouw aan de rand van de stad of handhaving in de oude Joodse school, dan zou naar mijn gevoel zonder meer de voorkeur uitgaan naar de huidige huisvesting. De heer Heetla (weth.): Het is de bedoeling, dat wij dit jaar voor het eerst normaal, d.w.z. aaneengesloten, vakantie houden. Nu is het altijd zo, dat verschillende mensen van de Werkplaats om een of andere reden geen vakantiebonnen hebben. Dat geeft dan natuurlijk moeilijkheden, want als dat een vakantie van 14 dagen achter elkaar is, dan moeten die mensen er ook recht op hebben, anders zitten we weer met die subsidie. Wanneer de mensen, vaak door hun eigen schuld, niet vroegtijdig hun vakantiebonnen hebben ingewisseld of die niet gekregen hebben, dan werken wij nog voor een groepje wel door. De heer G. de Vries: Is het dan mogelijk, dat een tewerkgestelde, die in juni over een pensionnetje kan beschikken tegen een verlaagde prijs, daar gebruik van kan maken? Daar zit eigenlijk de clou van het verhaal. De heer Heetla (weth.): In een enkel geval zal daar 2*> 22 wel rekening mee worden gehouden, maar wanneer we dat algemeen doen, wordt het stellig een chaos, want dan krijg je natuurlijk weer, dat iedereen voor keur voor bepaalde data opgeeft. Dat is in het vrije bedrijf nu eenmaal ook niet zo, daar houdt men ook een aaneengesloten vakantie. Uitzonderingen beves tigen natuurlijk altijd de regel. De heer De Vries heeft erop geattendeerd, dat het Administratief Centrum op het ogenblik zo gunstig in de binnenstad zit. Dat ben ik met hem eens en op het ogenblik trekken wij er niet zo hard aan om daar een nieuw onderkomen voor te vinden. Er is nog wel een andere dienst, waar ik meer belang bij heb. (De Voor zitter: Dat komt binnenkort ook in de Raad.) De begroting van de Dienst Sociale Werkvoorziening wordt z.h.st. overeenkomstig het voorstel van B. en W. vastgesteld. Aan de orde is de begroting van de Gemeentelijke Sociale Dienst. Mevr. Veder-Smit: Ik zou graag iets zeggen over de bouw van het nieuwe gemeentelijke bejaardentehuis. In het antwoord op vraag 355 zien wij, dat opdracht is verleend op korte termijn een schetsontwerp te ver vaardigen en dat het de bedoeling is, dat een plan met kostenbegroting vóór de zomer in de Raad komt. Ik kan alleen maar blij hiermee zijn en zal proberen de vraag te onderdrukken: „Haalt U dat?" Ik hoop echt, dat U dat haalt. (De Voorzitter: Ja, dat halen we!) Mooi, dat is zeer verheugend. Ik zou er dan één op merking aan vast willen knopen, die een beetje in dezelfde geest is als de opmerking, die ik gemaakt heb bij het verpleegtehuis, nl. dat ik geloof, dat het ook hier belangrijk is, dat het nieuwe tehuis wordt ingepast in een goed en duidelijk organisatieschema, dat na tuurlijk ten nauwste verband zal houden met het or ganisatieschema van het verpleegtehuis en het zieken huis. Het is ook belangrijk, dat daarin de positie van de Gemeentelijke Sociale Dienst duidelijk is afgebakend. Een goede organisatie kan leiden tot een goede ver houding met de andere verzorgingstehuizen in onze stad. Die samenwerking zal dan misschien ook op het gebied van het opnamebeleid nog nauwer kunnen wor den. Ik besef, dat dit een onderwerp op zichzelf is, maar ik wilde er toch de aandacht op vestigen, omdat de nieuwbouw, dacht ik, een goed moment was om dit ter hand te nemen. De heer Schönfeld: Het aantal bejaarden in Leeu warden, dat momenteel 13 pet. bedraagt, zal volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de groep tussen 65 en 80 jaar tot 1980 toenemen met 18 pet., terwijl de groep van bejaarden boven die leeftijd zelfs met 33 pet. zal toenemen. Deze getallen maken op zichzelf al duidelijk, dat het bejaardenprobleem ook in onze Gemeente alle aandacht verdient. Volgens een artikel in de Leeuwarder Courant van 6 februari heb ben zowel de Sociaal-Psychiatrische Dienst als de Ge meentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst ge constateerd, dat het met de bejaardenzorg in Leeuwar den is vastgelopen. De S.P.D. vindt de noodsituatie gemaskeerd, terwijl de G.G.D. zich machteloos voelt. Volgens de adjunct-directeur van de G.G.D. is er zowel op bestuurlijk als uitvoerend niveau niets ge beurd, ondanks het levensbeschouwelijk karakter van de tehuizen en de autonomie van de besturen. M.i. zullen we tot een centraal opnamebeleid moeten ko men, hetgeen wellicht geen eenvoudige taak zal zijn. Tevens zou een speciale geriatrische dienst in het leven geroepen kunnen worden, welke in nauwe sa menwerking met de ziekenhuizen, alsmede met de verpleeg-en bejaardentehuizen naar de beste oplossing zoekt, welke voor de betrokkene het meest noodzake lijk is. De Gemeente krijgt straks de beschikking over een verpleegtehuis en een nieuw verzorgingstehuis, waarmee ik bijzonder ben ingenomen. Ook bestaan er reeds contacten met de bejaardentehuizen. Wellicht zou het mogelijk zijn, dat de G.G.D., in overleg met vertegenwoordigers van de verpleeg- en verzorgings tehuizen, alsmede met die van de beide ziekenhuizen, tot de oprichting komt van een speciale geriatrische dienst. Het kan ook zijn, dat er een andere en betere oplossing mogelijk is, aangezien ik niet op de hoogte ben van de contacten welke waarschijnlijk al hebben plaats gehad. Het staat in ieder geval vast, dat er op de kortst mogelijke termijn iets zal moeten gebeuren, waarbij mijn gedachten ook uitgaan naar de sector extra-murale voorzieningen, zoals reeds op blz. 59 van de aanbiedingsbrief staat vermeld. Gezien de zoëven genoemde percentages, waar we steeds verder naar toe groeien, acht ik deze zaak bij zonder urgent. Mevr. Visser-van den Bes: Ik heb erg geaarzeld of ik over het onderwerp van de bejaardenzorg het woord zou voeren, omdat het me eigenlijk toch niet helemaal de moeite waard was om op dat onaangename artikel in de Leeuwarder Courant in te gaan. Maar nu de heer Schönfeld behoefte heeft gevoeld om dit onderwerp aan te snijden, kan ik ook echt mijn mond niet houden. Ik heb deze week het artikel in de Leeuwarder Cou rant met stijgende verbazing gelezen en dat zal zeker bij heel veel mensen het geval zijn geweest. Hier ter stede en dat is verleden jaar duidelijk gebleken uit het rapport van de Sociale Dienst bestaat een vrij goed werkende hulp aan bejaarden. Ook die Sociale Dienst weet daar echt van mee te praten. Wanneer nu een journalist behoefte heeft aan een artikel, dan zou het toch wijs zijn, dat hij zich liet informeren door meer dan één persoon. Ik kan me nl. niet aan de indruk onttrekken, dat de heer Bonnema hier de enige inlichtingenbron is geweest, alhoewel ook de heer De Haan uitvoerig gehoord schijnt te zijn. Het is werkelijk verdrietig, dat de bejaarden, die eventueel een derge lijke krantenkop aantreffen, de indruk krijgen, dat in deze stad de bejaardenzorg is vastgelopen. Dan zou je werkelijk wel eens even aan de pers willen vertellen, wat er in deze stad voor de bejaarden gebeurt. Bestuur lijk ben ik betrokken bij de hulpverlening aan bejaar den en het is toch wel prettig hier te vermelden, dat hiervoor vijf instellingen in de stad heel veel werk verzetten, heel veel subsidie krijgen en dat zij kunnen zeggen, dat er honderden bejaarden worden geholpen, juist op die punten, met betrekking waartoe enige schrijnende voorbeelden door de pers zijn genoemd. Het is wat raar om drie van die exceptionele gevallen naar voren te halen en dan te zeggen, dat de bejaar denzorg vastzit. Natuurlijk zijn er in sommige opzich ten moeilijkheden en natuurlijk vormt de opname in verpleegtehuizen een groot probleem, maar gelukkig hoeft de bejaardenzorg hier niet zo zwart te worden afgeschilderd als gebeurd is. Ik heb mij afgevraagd of de heer Bonnema ooit de moeite heeft genomen zich te richten tot de plaatselijke instellingen voor gezinsver zorging, die volop werkzaam zijn bij bejaarden. Ik heb mij ook afgevraagd of de pers zich gericht heeft tot de Sociale Dienst, die werkelijk wel wat meer zou hebben kunnen vertellen over de verleende hulp. Nu ik mij gericht heb tot de pers om enige punten recht te zetten, wil (De Voorzitter: U hebt U tot mij gericht.) Ik hoop dan, dat U het wilt overbrengen aan de pers. (Gelach) (De Voorzitter: Maar in ieder geval niet in deze zaal!) Wanneer verwacht men, dat die Bejaardenraad rond zal zijn en wanneer zullen we dus één instantie hebben, waar men voor de juiste informaties kan aankloppen zowel de pers als de bejaarden en ook anderen, zoals b.v. huisartsen, die ook al geen raad weten, wanneer ze bejaarden in nood aantreffen. De heer G. de Vries: Ik heb het gevoel, dat dit punt nog niet helemaal aan de orde was op het moment, dat de heer Schönfeld deze zaak aansneed. Nu deze zaak toch al in discussie is gekomen, heb ik er toch wel behoefte aan om ook namens onze fractie een enkele opmerking te maken. Ons geacht medelid Mevr. Visser neemt de zaak terecht nogal hoog op. Wij doen dat ook, maar dan wel met wat meer reserve. We hebben nl. het gevoel, dat op het terrein van de bejaardenzorg wel degelijk iets niet helemaal functioneert zoals het behoort te func tioneren. Bij lezing van de punten 239 t.m. 244 in de mem.v.a. bekruipt me het gevoel, dat de vorderingen, die er op dit terrein zijn gemaakt sinds het vorige jaar toen we met elkander vaststelden, dat de Gemeente een goede aanzet had genomen t.a.v. de verschijning van het eerste rapport niet zo bijzonder imponerend zijn. Integendeel! We hebben eigenlijk het gevoel, dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 3