30 2 m ven, om ter plaatse beperkte parkeerverboden aan te brengen, beperkt in de zin van de lengte. De Voorzitter: M.b.t. Uw opmerking, mijnheer King- ma, betreffende de B.B. weet ik eigenlijk niet, wat ik zou kunnen toevoegen aan mijn vrij uitvoerig ant woord van het vorige jaar n.a.v. soortgelijke opmer kingen. U hebt gesteld, dat U zich niet erg gelukkig voelt met de Bescherming Bevolking. Maar dat zijn er weinigen, dacht ik. Ik heb het vorig jaar getracht uitvoerig uiteen te zetten, dat wij helaas nog in om standigheden leven, dat velen begrijpen, dat men niet zonder meer de B.B. opzij kan zetten. Ondanks de waardering, die men kan hebben voor Uw afwijkende mening lijkt het mij niet erg vruchtbaar voor de Raad, wanneer ik zou herhalen, wat ik het vorige jaar vrij uitvoerig heb meegedeeld m.b.t. mijn zienswijze om trent de noodzaak van deze organisatie. Inderdaad wordt in de hele provincie Friesland en in enkele andere provincies op dit ogenblik een inven tarisatie van de gebouwen gehouden i.v.m. de vraag, in welke mate ze beschermd zijn of kunnen worden tegen stralingseffect, dus tegen fall-out. Dit is een opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, die ook ge heel ten laste van diens Ministerie komt. Wanneer men daar bezwaar tegen heeft dient men er eerder in het parlement over te discussiëren dan hier. Daar staan we als Gemeenteraad op dit ogenblik min of meer buiten. Op de vraag van de heer Schönfeld moet ik ant woorden, dat de toeneming van de criminaliteit een landelijke tendens is. De sterkte van de politie hier ter stede is zodanig, dat wij deze problematiek echt wel aan kunnen (als ik althans in dit verband een derge lijke uitdrukking kan en mag gebruiken). Dit neemt niet weg, dat m.i. de politie in haar totaliteit duidelijk een zekere uitbreiding behoeft. Het is niet zo gemak kelijk daarvoor toestemming van Den Haag te krijgen, maar in samenwerking met de nieuwe commissaris van politie wordt een duidelijke analyse gemaakt. Wij moe ten nl. in Den Haag nauwkeurig opgeven, waarom en voor welke doeleinden wij een zekere uitbreiding noodzakelijk achten. Wij verwachten hiervan binnen redelijke tijd positief resultaat. De heer Wiersma: Ik ben blij met de toezegging van de Wethouder, dat hij bereid is orp in de kleine ver- keerscommissie de kwestie van de kruisingen nog eens onder de loep te nemen. Wanneer ik mij echter goed herinner, is deze zaak al eens eerder aan de orde gesteld en is toen, meen ik, een soortgelijke toezegging gedaan. Ik zou dus graag willen, dat deze kwestie op korte termijn wordt behandeld. De heer Kingma: Het antwoord van de Wethouder is over het geheel wel duidelijk. Ik wist wel, dat het bij het Oostergoplein om een tijdelijke oplossing ging. Wanneer echter de definitieve oplossing, inclusief die tweede invalsweg, de Oostergoweg, niet snel komt, vraag ik me af of de verkeersintensiteit inmiddels deze verkeersverbetering niet achterhaald heeft. T.a.v. de B.B. wensen wij te worden geacht te heb ben tegen gestemd. Ik zie niet in, waarom wij hier als Gemeenteraad vóór zouden stemmen, wanneer we er niet gelukkig mee zijn. Ik lees wel eens, dat sommige gemeenten, die dit onderdeel inderdaad hebben afge stemd, het later toch weer krijgen toegeschoven. Als wij als Raad niet het recht hebben iets af te stemmen, dan hoort het hier ook niet. Dan zit daar m.i. de fout. In dat geval moet men er in Den Haag over beslissen. De heer Tiekstra (weth.): Eigenlijk heb ik niet veel meer toe te voegen aan hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd. Uitgaande van de bestaande situatie op die plaatsen, waar deze zwaarbelaste kruisingen om een regeling door verkeerslichten vragen, moeten we pro beren een zo goed mogelijke oplossing te vinden. De heer Kingma behoeft mij waarlijk niet te overtuigen van de noodzaak dit soort voorzieningen tot stand te brengen. De moeilijkheid blijft echter schuilen in het feit, dat dit nu eenmaal kapitalen kost en dat we in dat opzicht ook echt niet alles tegelijk kunnen doen. Ik wil ter voorkoming van misverstand uitdrukkelijk stellen, dat de voorrang van de ventwegen na de inder tijd door mij gedane toezegging opnieuw een punt van bespreking heeft uitgemaakt. Maar ik ben alsnog be reid hier opnieuw over te praten. Hoofdstuk V. Volkshuisvesting. De heer Lijzen: Ik zou willen aanhaken bij blz. 8 van de aanbiedingsbrief, waar wordt gesproken over de doorstroming. Daarin wordt gezegd, dat de doorstro ming de voortdurende aandacht heeft van het College en dat het College meent te mogen constateren, dat de doorstroming bepaald wel succes heeft. Op blz. 22 van de mem.v.a. (vragen 103 en 104) is sprake van behoor lijk succes. Ik neem graag aan, dat dit succes er is, maar ik zou het graag bevestigd hebben door wat cijfermatig materiaal, b.v. over de laatste 5 of 10 jaar. De heer Weide: In aansluiting op wat de heer Lijzen gevraagd heeft, zou ook ik n.a.v. de vragen 103 en 104 in de mem.v.a. graag van de Wethouder willen horen, welke activiteiten het Woningbureau t.a.v. de door stroming ontplooit. Mevr. Visser-van den Bos: Ondanks de gestadige toe neming van het aantal hoge flats en eengezinshuizen in onze stad heerst hier nog een bepaald soort woning nood. En dat feit blijft bestaan, ook al staan er meer dan 150 oudere woningen leeg en zijn er voor ongeveer 100 nieuwe woningen nog geen huurders gevonden. Door de nodige sanering en reconstructie in onze stad zal het probleem alleen maar groter worden. En alle huizenbouw van het ogenblik en alle geplande van de naaste toekomst zal aan die woningnood niet veel ver anderen. Het zal wel duidelijk zijn, over welke wo ningnood ik het heb. Het gaat hier om die burgers van Leeuwarden die, door welke oorzaak dan ook, niet in staalt zijn de huren van de nieuwbouw-woningen te betalen. Alleen al de specificatie van de woningzoe kenden die bij Bureau Huisvesting zijn ingeschreven, geeft een totaal van ruim 1100 woningzoekenden, die niet meer dan 110,per maand kunnen betalen. De indeling in groepen naar draagkracht vermeldt een aantal van 161 woningzoekenden, die niet meer dan 70,per maand kunnen verwonen, 450 gezinnen die, naar hun inkomen gezien, een woning van maximaal 90,per maand kunnen betalen en tenslotte ruim 500 gezinnen die moeten wachten tot er een geschikte woning voor hen met een huurprijs niet boven de 110,per maand vrij komt. Uit de opgave van B. en W. stel ik dus vast, dat er per 31 december 1968 meer dan 1100 woningzoekenden waren, die niet meer dan ƒ110,per maand kunnen betalen, en bovendien zijn er velen die in huizen wo nen, waarvan de huurprijs i.v.m. hun inkomen te hoog is. Daarom moeten we met elkaar zoeken naar een oplossing voor dit gevaarlijke probleem, dat de ge zinsharmonie bedreigt. Naast dit bestaande tekort aan goedkope woningen moeten we nog zetten de verbor gen behoefte, die bij sanering openbaar wordt. De sanering gaat door, gelukkig, maar uit de te slopen woningen zullen ook weer burgers komen, die maar een bescheiden huur kunnen betalen. En zo blijven we in onze stad zitten met een schrijnende nood. Waaruit het behoorlijk succes betreffende de door stroming, dat B. en W. in de Mem.v.a. vermelden, bestaan heeft, onttrekt zich aan mijn waarneming en ik zou dan ook graag eens concreet vernemen, hoeveel inwoners van Leeuwarden door bemiddeling van Huis vesting en Woningbedrijf in het afgelopen jaar hun goedkope woning verlaten hebben, om een woning te betrekken die beter bij hun inkomen paste. Ook zou ik graag eens horen, hoe lang de ingeschreven woning zoekenden gemiddeld ingeschreven staan. Maar omdat ik meen te mogen veronderstellen, dat de doorstroming nog heel veel te wensen overlaat en U trouwens de raadsleden uitnodigt met suggesties te komen, wil ik hier een aantal mogelijkheden geven om de doorstro ming te bevorderen: Ten eerste een grote actie voeren, natuurlijk met inschakeling van de pers, die ik hier al daartoe zou willen uitnodigen, om de burgers van Leeuwarden te vertellen over de nocd van medemensen, nu eens niet heel ver weg, maar in onze eigen stad. Nood, omdat de woning, een van de eerste levensbehoeften van de mens, nog altijd een distributiegoed is, maar niet voor degenen, die genoeg kunnen betalen. Maak de mensen, die niet van een minimum-inkomen behoeven te leven, ervan bewust, dat zij de woningen bezet houden, die oorspronkelijk voor mensen met een heel bescheiden inkomen gebouwd zijn. Laat met foto's zien, in wat voor onderkomens ook in onze stad nog geleefd moet worden. Als die actie dan met succes bekroond zou worden, dan zou I,eeuwarden in de landelijke pers komen en eens op bijzondere wijze de aandacht op zich vestigen. „Naastenliefde van bijzonder formaat in het Noorden des lands" zie ik al als krantenkop. Hoewel ik overtuigd ben, dat een voorlichting over deze zaken, op de juiste wijze gebracht, soms ongelooflijk succes kan hebben, mag ik toch niet volstaan met dit beroep op de burgerzin van de Leeuwarders en daarom ga ik verder met de opsomming van mogelijkheden. En hierbij wil ik tegelijk de vraag „Al of niet huurliberalisatie?" betrekken. Welke punten pleiten voor huurliberalisatie en wel ke ertegen? Om te beginnen met een mogelijk nadeel, denk ik aan die huurders, die momenteel terecht zitten in de goedkope oude woningen en in de oudste nieuw bouw-woningen, die nu al weer betrekkelijk goedkoop zijn. Hierbij zouden dus huurders kunnen zijn, voor wie huurliberalisatie financiële problemen zou ople veren. Mèt B. en W. ben ik ervan overtuigd, dat zowel de Gemeente als de woningbouwcorporaties zich niet schuldig zullen maken aan onrechtvaardige huurver hoging en voor de eventuele grensgevallen, die juist die huurverhoging niet meer kunnen dragen, bestaat er gelukkig recht op bijstand. Hun wonen wordt er niet door bedreigd. Voor de doorstroming zie ik bij de liberalisatie juist goede mogelijkheden. Ten eerste: de Gemeente en de woningbouwvereni gingen krijgen de gelegenheid de huren van de wonin gen die ze na de oorlog gebouwd hebben, naar recht en billijkheid te herzien en aan te passen aan de ekono- mische huurwaarde. Onder de huidige huurbescher- ming is het immers heel goed mogelijk en het is ook een feit, dat gelijkwaardige huizen een totaal verschil lende huur doen, alleen door het feit, dat bouwen elk jaar duurder geworden is. Als Gemeente en woning bouwverenigingen deze huren eens konden gelijktrek ken op een gemiddelde, dan zouden de laatst gebouw de huizen in huur kunnen dalen. Als huurliberalisatie ons een hei-waardering van de huren brengt en de bewoners van oudere woningen een huur moeten gaan betalen, die meer aan de huidi ge bouwprijzen aangepast is, kan men verwachten, dat de doorstroming beter op gang komt, omdat er dan tussen de huurprijs van de oude woning en de even tueel te huren moderne woning niet meer zo'n gewel dig groot verschil bestaat. Toen de huurbelasting de bewoners van te goedkope huizen nog dreigend boven het hoofd hing, was de belangstelling naar doorstro ming groter dan ze nu zal zijn. Wij zullen allen wel de opmerkingen: „Wij moeten daar en daar weg, want de huur is te laag" beluisterd hebben. Velen hebben in die tijd naar andere, duurdere en daardoor woningen met meer moderne voorzieningen gekeken, omdat zij er niet voor voelden huurbelasting te betalen als com pensatie voor hun lage huur. Bij huurliberalisatie zou den eigenaren van woningen die nu al lang leeg staan en te koop worden aangeboden, bereid kunnen worden om hun woningen te verhuren, omdat ze dan een beter rendement uit hun belegging halen. En dat rendement kan heel goed rechtvaardig zijn. Bereidheid van par ticuliere beleggers kan toenemen. Huurliberalisatie kan de woningcorporaties in staat stellen woningen met meer comfort te bouwen naast eenvoudiger uitgeruste huizen. Door een sociaal huur beleid en daar zijn woningbouwverenigingen toch voor kunnen dan de bewoners van de eenvoudiger huizen profiteren van een hogere huuropbrengst van de andere woningen. Zou dat systeem van huurbere- kening aanleiding geven tot concurrentie van particu liere bouwers, dan alleen bereiken wij wat wij willen. Meer verscheidenheid in aanbod, zowel wat comfort als huurprijs aangaat. Zie ik dus wel terdege mogelijkheden in huurlibera lisatie, toch zou ik mij kunnen indenken, dat 31. een groot deel van de Raad juist om de eco nomisch zwakkeren te beschermen, er huiverig tegen over staat. Welnu, de Huurwet biedt ook de mogelijk heid tot deelliberalisatie. Al is deze dus elders in den lande nog niet toegepast, dat zcu voor ons geen beletsel hoeven te zijn er ter beveiliging van een bepaalde groep voor te kiezen. Het zou een overgangsfase kun nen zijn. Bij deelliberalisatie kan een bepaald deel van de woningvoorraad onder de huurbescherming blijven vallen. Natuurlijk wordt dat dan het oude woningbezit. Bij de keuze voor dat stelsel acht ik het noodzakelijk bij het vrijkomen van huizen met lage huren deze alleen te verhuren aan mensen uit de lagere inkomens groepen. Bij dat systeem acht ik het de plicht van overheid en woningbouwverenigingen, zodra er keu zemogelijkheid in de woningvoorraad aanwezig is, de bewoners van goedkope huurhuizen met voor die hui zen te hoge inkomens de huur op te zeggen om op die manier woningen beschikbaar te krijgen, die niet vrij willig verlaten worden. Onnodig te zeggen, dat ook bij dat beleid soepelheid nodig zal zijn. Samenvattend kom ik tot de volgende conclusie: Het is dringend nodig om goedkope woningen beschikbaar te krijgen voor die mensen, voor wie zij met overheidssteun gebouwd zijn. Om dit doel te bereiken, zie ik in huurliberalisatie verschillende mogelijkheden, nl.: huren gelijk trekken voor gelijksoortige woningen; huizen bouwen met ver schillend comfort en op de huizen met meer comfort een hogere kostenomslag dan op de huizen die eenvou diger uitgerust zijn. Natuurlijk zie ik hierbij een taak voor woningcorporaties. Mogelijk, dat genoemd sys teem particuliere bouwers interesse doet krijgen. Ge zonde concurrentie! Als alternatief: deelliberalisatie, waarbij het goedkope oudere woningbezet van de li beralisatie wordt uitgesloten, maar natuurlijk alleen als er dan middelen gevonden worden om die huizen bewoond te laten worden door die burgers, voor wie die huizen bestemd zijn. Nu wij de laatste jaren zien, dat de huurbescherming in haar huidige vorm geen oplossing biedt voor het verkrijgen van een gevarieerd woningaanbod, meen ik te mogen stellen: „Wij zijn dankbaar, dat er huurbe scherming was, maar thans is de tijd gekomen een ander systeem de kans te geven." De hear Miedema: Ik soe in opmerking meitsje wolle oer folchnümer 176 yn forban mei fraech en antwurd nr. 86 fan de mem.f.a. op bis. 19. It giet oer it oantal premy-wenningen dat troch wenningboukorporaesjes boud wurde sil. It antwurd is, dat wy yn totael foar dit jier 7 tawizingen krige hawwe. Ik hie hoop hawn, dat it Kolleezje dit bisünder lyts oantal hwat neijer moti- vearre hie; dat is dus yn'e memory net bard en sa- dwaende freegje ik der hjir nei. Hoe is it mooglik, dat yn in gemeente as uzes yn totael mar sa'n lyts tal premy-wenningein yn in hiel jier boud wurde kin troch wenningbouwkorporaesjes. Njonken dizze 7 sil der dus noch de mooglikheit wêze, dat ek partikulieren yn'e premy-sektor bouwe. Yn dat forban wy hawwe iit der hjir wol earder oer hawn kom ik nochris mei de fraech ta it Kolleezje: Is it mooglik, dat wy, sa't wy hjir mei bungalowterreinen dogge, ek foar gewoane iengesinshuzen perselen bougroun foar oankeap troch partikulieren biskikber stelle, sadat men ek op dy wize as partikulier in premy-wenning réalisearje kin? Ik tink hjir oan it Westein en oars kin men by fierdere ütwurking fan it plan 't Aldlan ek mei dizze mooglik heit rekken halde. Ik leau, nou't it net mooglik is troch wenningbouwkorporaesjes yn de premy-sektor in oan tal fan bitsjutting to bouwen, wy alle seilen bysette moatte om yn de partikuliere sfear safolle mooglik fan de premy-wenningen binnen to krijen. De heer Kingma: Ik zou nog willen vragen, wat het College denkt te doen ter bevordering van de door stroming, nu de huurbelasting van Minister Schut het niet heeft gehaald. Is er een mogelijkheid om nu via een gemeentelijke verordening de doorstroming te be vorderen? Mijn gedachten gaan daarbij uit naar een gemeentelijke heffing van al die burgers, die, gerekend naar hun inkomen, een tè goedkope woning bewonen. Dus beslist niet alleen van bewoners van woningwet woningen met een te hoog inkomen, maar van allen, die een tè lage huur betalen. Op deze wijze zou men de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 7