*19 voortgezet onderwijs en de prot. chr. l.o.m.-school. Uiteraard is dit ook een zorg van het Gemeentebe stuur. Wij hebben wel onze bijzondere zorg voor het openbaar onderwijs, maar we hebben inderdaad ook nog een algemene zorg voor het bijzonder onderwijs. Ik kan de heer Wiersma mededelen, dat de door hem genoemde m.a.v.o.-school met de drie kleuterscholen en lagere scholen in het Bilgaard bovenaan het onder wijslijstje prijken, dat we bij G.S. hebben ingediend om financieringsmiddelen te ontvangen. In volgorde daarna komt dan de chr. l.o.m.-school een volgorde, die wel logisch is, gezien de plannen en de tijd, dat deze zaken al lopen. Het is mij bekend, dat het plan om aan de Vivaldistraat een prot. chr. m.a.v.o.- school te bouwen (in de oude bedeling dan nog) niet doorgaat en dat men plannen heeft deze school te bouwen in het oosten van de stad. Daarvoor wordt op dit moment terrein gezocht. Het is mij niet bekend of daarvoor al terrein is toegewezen. De kwestie van de gemeentelijke gedelegeerden in de besturen van nijverheidsscholen, waarover de heren Weide en Visser hebben gesproken, zal nog met deze besturen worden opgenomen. Uit het oogpunt van hoffelijkheid was het ook de bedoeling een brief hierover te schrijven. De moeilijkheid is echter, dat verschillende schoolbesturen de aanwezigheid van gemeentelijke vertegenwoordigers in het schoolbestuur statutair hebben vastgelegd. De wet maakt nu de aanwezigheid van gemeentelijke gedelegeerden niet meer noodzakelijk, maar bij een aantal verenigingen, zo niet bij alle, doen de statuten dat wel. Ik ben het zonder meer eens met de heer Hogendijk, wanneer hij nog een aantal bijzondere onderwijsvoor zieningen noemt, die wij in Leeuwarden zeker nodig hebben of waaraan de nodige uitbreiding zal moeten worden gegeven. Inderdaad is het niet zo gemakkelijk contact te krijgen met het bestuur van de indertijd gevormde commissie, die streefde naar de totstandko ming van een sociale academie in Leeuwarden. Een jaar of acht geleden is er een vereniging of stichting gevormd door de gezamenlijke kerken, waarna er van de zijde van Humanitas ook pogingen in het werk zijn gesteld om te komen tot een sociale academie. Die twee groepen hebben getracht elkaar te vinden, echter zonder resultaat. De zaak is toen blijven liggen. Een aantal van de mensen, die indertijd met deze zaak bezig waren, heeft inmiddels de provincie verlaten. Een van de directeuren van de in de provincie werkzaam zijnde centra voor maatschappelijk werk heeft toegegeven, dat er in al die jaren aan deze zaak niets is gedaan, doordat er in Friesland zoveel moest worden opgebouwd en allerlei andere zaken en reorganisatie op dit terrein veel werk gaven, maar dat het inderdaad wel hoog tijd wordt, dat daaraan weer eens aandacht wordt besteed. Hij voegde daaraan toe, dat de zaak nu wellicht zover is, dat men zal moeten komen tot één sociale academie voor Friesland. Anders zal het geen haalbare kaart zijn. Deze weg is, dacht ik, heel goed te begaan. Zo is in Leeuwarden uiteindelijk ook de hogere landbouwschool tot stand gekomen. Het is wel jammer, dat men deze kwestie zo lang heeft laten rusten, want inmiddels is de planprocedure gekomen, waardoor dit soort zaken nog moeilijker gaat dan ooit. O.a. over de h.e.a o.-school hebben we een bespreking gehad met de Staatssecretaris van Onderwijs. Ik kan de Raad mededelen, dat de Staatssecretaris in maart in Leeuwarden komt en dat we met hem over deze en allerlei andere onderwijssituaties, zoals de Academie voor Beeldende Kunsten en de Noordelijke Leergangen zullen spreken. Wat de gemeentelijke m.e.a.o. betreft, er is kort geleden in de Raad nog over deze zaak gesproken i.v.m. de plaatsing op het scholenplan door het Centraal Orgaan Voortgezet Openbaar Onderwijs. Er is toen besloten deze school in het plan 1971-1973 te plaatsen in 1971 i.p.v. in 1973. Het blijft natuurlijk afwachten, wat de Minister doet. Nu deze school echter is opgenomen in 1971, hebben we meer kans, dat zij er in 1973 ook inderdaad komt. Als secretaris van het Curatorium van de Noordelij ke Leergangen is het mij bekend, dat er niet alleen bij deze instelling, maar ook bij de andere M.O.-leergan gen in den lande door onderling contact en door contact met het Ministerie hard aan wordt gewerkt om althans te pogen deze leergangen te redden. Een van de moeilijkheden m.n. in het Noorden is, dat ook de Rijksuniversiteit in Groningen M.O.-opleidingen heeft opleidingen, die tot stand zijn gekomen na de oprichting van de Noordelijke Leergangen. Deze instelling, die o.m. ook in Groningen les geeft, heeft daartegen indertijd geprotesteerd en we moeten maar afwachten, wat hier uit komt. Op het vorig jaar in Bakkeveen gehouden onderwijssymposium is men tot de conclusie gekomen, dat men zou moeten streven naar een allround-lerarenopleiding i.p v. de huidige situatie, waarbij mensen worden klaargemaakt voor het doctoraal examen Frans, Duits of Engels en maar moet worden afgewacht of deze mensen wel goede leraren zullen zijn, waartoe zij eigenlijk geen enkele opleiding hebben. Zij behalen slechts een soort „pokkenbriefje" in de psychologie. Helaas moet ik de heer Hogendijk mededelen, dat we op het punt van de avond-h.t.s. nog geen enkel initiatief hebben genomen. Het lijkt mij niet onmoge lijk, dat we op korte termijn over de hele situatie van het hoger beroepsonderwijs in Friesland, zowel wat de h.t.s. als wat de hogere landbouwschool betreft, een gesprek zullen hebben o.m. met het bestuur van de h.t.s. Daarbij zullen we uiteraard ook spreken over de eventuele mogelijkheid van een avond-h.t.s. Ik wil er wel bij zeggen, dat ik er niet veel licht in zie. Er is hier al meer gestreefd naar avondopleidingen in schoolver band. Er is al eens een onderzoek geweest naar de mogelijkheid van het instellen van een avond-u.l.o. in Leeuwarden en er is ook al eens gezocht naar de mogelijkheid om te geraken tot een avond-lyceum, toen het avond-lyceum in Groningen zich ook tot de provincie Friesland wendde om subsidie. Die mogelijk heden zaten er op dat moment blijkens het onderzoek niet in. De heer Wiersma: Ik ben bijzonder blij met de mededeling van de Wethouder, dat de beide door mij genoemde scholen een plaats innemen op de prioritei tenlijst, die er dan mag zijn. De Wethouder heeft nog even gewezen op het feit, dat er op het ogenblik wordt gezocht naar de mogelijkheid om grond te vinden voor de school, die aanvankelijk aan de Vivaldistraat zou worden gebouwd. We hebben, dacht ik, ook nog een verzoek lopen namens het bijzonder onderwijs om grond te krijgen voor de te bouwen m.e.a.o.-school, zij het dan in noodvorm. Ik zou nog graag de aandacht willen vestigen op deze beide vragen, omdat zij bij de betrokken besturen van essentieel belang zijn i.v.m. de verdere gang van zaken en de besprekingen, die daarover nog moeten worden gevoerd, hetzij in Den Haag, hetzij in Leeuwarden met de afdeling Onder wijs. De heer Visser: Ik ben wel tevreden met het antwoord van de Wethouder op mijn vraag aangaande de delegatie in de besturen van nijverheidsscholen. In de vergaderingen, die ik na 1 augustus heb bijgewoond, kreeg ik eigenlijk het gevoel daar de rol van figurant te spelen. Ik kan het dan ook zeer op prijs stellen, dat de betrokken besturen van gemeentewege over deze kwestie zullen worden benaderd. In de tweede plaats zou ik graag willen ingaan op het antwoord op hetgeen de heer Wiersma naar voren heeft gebracht. Ik zou graag de aandacht willen vragen voor de financiering van deze projecten, die mij met enige zorg vervult. Vorig jaar is er gestart met de seriebouw van scholen in Bilgaard. Met dat beleid kan ik mij geheel verenigen. De gevolgen daarvan kan ik echter financieel niet overzien, zulks binnen het kader van de centrale financiering, waaraan de gemeenten nu eenmaal gebonden zijn. Ik zou graag van het College willen weten of het prioriteitenschema, waar van de Wethouder melding heeft gemaakt, in 1969 realiseerbaar is, juist i.v.m. de ketting van de centrale financiering. Persoonlijk zie ik hier nog wel enige moeilijkheden, juist in samenhang met die seriebouw, dus met de consolidatie van werken. De heer Hogendijk: Ik geloof, dat de Wethouder 17 SO en ik even langs elkaar heen praatten m.b.t. de Noordelijke Leergangen. De eerste graads opleiding voor leraren wordt naar mijn mening zonder meer aan de universiteit gegeven. We moeten echter trachten de opleiding van tweede en derde graads leraren in Leeuwarden te behouden. Overigens krijgen de leraren met universitaire opleiding geen „pokkenbriefje" in de psychologie, maar in de didactiek. De avondopleiding in Leeuwarden van leraren bij het nijverheidsonderwijs trekt 600 a 700 leerlingen uit de gehele provincie. De mening, dat avondonderwijs in deze tijd niet goed mogelijk is, lijkt mij dus onjuist. Ik dacht, dat bij deze opleiding een enorm aantal leerlingen was, dat wel graag een avond-h.t.s. zou willen volgen, indien die er was. Ik zou dan ook gaarne zien, dat U er bij het bestuur van de h.t.s. op aandrong een onderzoek in te stellen naar de vraag of in Leeuwarden een avond-h.t.s. kan worden opge richt. Ten slotte zou ik gaarne alsnog antwoord ontvangen op mijn vraag of het College niet zou willen stimuleren, dat er in Leeuwarden een school voor bedrijfskunde komt. De heer Ten Brug: (weth.): Ik kan U mededelen, dat Openbare Werken een dezer dagen met een voor stel zal komen m.b.t. het terrein voor de school, die aanvankelijk aan de Vivaldistraat zou worden gebouwd. N.a.v. de opmerkingen van de heer Visser betreffen de de financiering zou ik willen opmerken, dat de door de heer Visser bedoelde scholen wel bovenaan de onderwijslijst staan, maar dat dat nog niet wil zeggen, dat deze financiering gauw voor elkaar zal komen. Ik kan wel zeggen, dat we de laatste tijd officieel uit de centrale financiering voor scholen helemaal niets hebben gekregen. Dat kon alleen, doordat men de andere scholen via de zgn. pijplijn heeft willen financieren. Aangezien het hier een serieproject betrof, hebben we gemeend dit als een pijplijnproject te mogen aanmerken en G.S. hebben deze gedachte ook overgenomen. We hebben hiermee alleen onze vlotten de schuld verhoogd. In Noord zijn op het ogenblik vier scholen klaar (twee in Lekkumerend en twee in Bilgaard), er zijn er twee in aanbouw en binnenkort zal met de bouw van een volgende een aanvang kunnen worden gemaakt. Die laatste vier hebben we inderdaad via die pijplijn gekregen. Deze seriebouw heeft geen schade gedaan aan de mogelijkheid om financieringsmiddelen te krijgen. Integendeel, wij hebben er wel voordeel van gehad, want op deze wijze hebben we financieringsmiddelen kunnen reserveren voor andere doeleinden buiten de onderwijssfeer, die even nuttig en even noodzakelijk zijn. Daarbij komt ook nog, dat we een bijzondere regeling hebben getroffen voor de twee bijzondere scholen in het oosten en zuiden van de stad. Het ging hier om een enigszins buitenwettelijke oplossing, die gelukkig wel is goedge keurd. Mocht het thans niet lukken op de normale manier financieringsmiddelen te krijgen, dan zullen we weer moeten zoeken naar allerlei bijzondere mogelijk heden. N.a.v. de opmerkingen van de heer Hogendijk betreffende de avond-h.t.s. geef ik toe, dat die lerarenopleiding voor het nijverheidsonderwijs een goed voorbeeld zou kunnen zijn van de mogelijkheden, die eventueel in een avond-h.t.s. zitten. Wanneer ik zeg, dat ik er weinig licht in zie, betekent dat natuurlijk niet, dat wij er bij onze besprekingen met het bestuur van de h.t.s. van uitgaan, dat het met de oprichting van een avond-h.t.s. wel niets zal worden. Overigens zou het mij zeer verheugen, indien het mogelijk was die lerarenopleiding voor het nijverheids onderwijs om te zetten in een dagschool. Naar ik heb begrepen, wordt deze opleiding georganiseerd door een landelijke vereniging, die tegen een dergelijke dag school nogal wat bezwaren heeft. We hebben over deze kwestie wel contact met het Provinciaal Bestuur. M.i. moet het mogelijk zijn van een cursus, die door zoveel leerlingen wordt bezocht, een bloeiende dagschool met daarnaast een avondopleiding te maken. Indien ik de heer Hogendijk goed heb begrepen, bedoelt hij met een business-school een school a la Nijenrode. Inderdaad kennen wij in Nederland maar één school van dat type en het zou misschien aanbeveling verdienen eens de mogelijkheden te onderzoeken een dergelijke school in Leeuwarden op te richten. Ik stel me voor, dat die kwestie aan de orde zou kunnen worden gesteld tijdens het gesprek over het hoger beroepsonderwijs, dat we binnenkort zullen hebben met de Vereniging voor Handel en Nijverheid alhier. Par. 6. Onderwijs, voor zover niet te verantwoorden bij een van de voorgaande paragrafen. De heer Pietersen: Gaarne zou ik iets willen zeggen over nr. 506 en daarbij willen betrekken de vragen 189, 190, 192, 193 en 207 van de mem. v.a. We zijn zeer blij met de schooladviesdienst en willen graag ons respect uitspreken voor de ijver en toewijding, waarmee het College tracht deze dienst uit te breiden. Wij weten allen, dat er bepaalde moeilijkheden zijn m.b.t. de personeelsvoorziening en de financiering, maar ik wilde toch graag nog even de aandacht vestigen op een bepaald onderdeel van deze dienst, dat o.i. nog te weinig aandacht heeft gekregen. Dat is niet de schuld van onze fractie, want uit de aanbiedings brieven en de memories van antwoord van de laatste drie jaren blijkt, dat er telkens door ons in de sectie op is aangedrongen om aan deze dienst een aantal schooldidactici te verbinden. De antwoorden zijn wel steeds gevarieerd geweest, maar verder dan een „platonische liefdesverklaring" is het niet gekomen. Ook deze keer wordt weer gezegd, dat men op den duur het aantrekken van deze personen wil overwe gen, maar wij zouden er toch graag op willen wijzen, dat het o.i. tijd wordt hierin voorzieningen te treffen. Wanneer wij ons afvragen, welke taken voor deze mensen zullen zijn weggelegd, dan komen we op een aantal punten, die in de door mij genoemde nummers min of meer verscholen liggen. In de eerste plaats zou ik de aandacht van het College erop willen vestigen, dat er op het ogenblik al gewerkt wordt aan een nieuwe wet op het basisonderwijs. Het is niet ondenkbaar, dat de door ons bedoelde personen bij invoering van deze wet veel werk wacht. In de tweede plaats zou ik erop willen attenderen, dat op het ogenblik deze schooldidactici nog te krijgen zijn. Wanneer we echter een paar jaar wachten, is het best mogelijk, dat we voor dezelfde moeilijkheden worden geplaatst als thans het geval is met de schoolpsycholo gen. Verder wil ik wijzen op het feit, dat wij momenteel in deze gemeente werken aan het begelei den en instrueren van een groep mensen, die met elkaar aan speel-leerklassen zullen werken. Ik weet, dat dit op het ogenblik gebeurt door mensen, die dit naast hun normale dagtaak doen. Dat kost veel tijd en inspanning en zonder meer ligt hier dus al een taak voor een schooldidacticus. Ik denk ook aan het in vraag 207 genoemde, waarin het zittenblij versprobleem wordt aangeroerd. Een paar maanden geleden werden wij allen verrast door het bericht, dat Den Haag het hele zittenblijversprobleem in één keer oploste door aan te kondigen, dat men de kinderen niet meer zou laten blijven zitten. Ik neem aan, dat men in Den Haag wel meer gesproken heeft en dat er ook andere maatregelen zullen zijn getroffen om dit te bewerkstel ligen. Ik zou graag van het College vernemen of er in Leeuwarden over deze materie al een bespreking is geweest met de hoofden van scholen en, zo ja, wat daarvan de uitslag is. Wanneer we in Leeuwarden inderdaad tot het besluit zouden komen, dat het hier met het zitten blijven gedaan moet zijn, dan zal daar toch absoluut een stuk werk achter moeten steken, speciaal bestemd voor deze schooldidactische mede werkers. Ten slotte zou ik hierbij willen betrekken de opkomst van de moderne onderwijsapparatuur, de audio-visuele hulpmiddelen. We hebben hier al een paar keer gesproken over de school-t.v. en er zijn ook al andere apparaten genoemd. De markt wordt op het ogenblik overstroomd met allerlei apparaten en van de zijde van de scholen en de schoolbesturen zal er zeker grotere aandrang worden uitgeoefend om deze appara ten te mogen aanschaffen. Ook op dat terrein zou een schooldidacticus zijn onmisbare diensten kunnen be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 2