245-'
deze zaak verder te bespreken, hwant de hear
Boomgaardt hat mei rjocht sein, dat it tsjerkebistjür in
öfbraek- en sloopforgunning freegje moat oan de
Gemeente. Dêr komt gjin skjintmekommisje oan to
pas; dy haldt har allinnich op mei datjinge hwat nij
komt. Ik tocht, dat de wetlike regelingen op dit terrein
net gau forsjogge yn situaesjes as dizze; dat bart
nochal ris. Ik tink byg. ek net, dat de wetlike
regelingen forsjogge yn it ófbrekken fan de Aldehou.
(Stemmen) (Dat is een monument). Ja, wier, dat sit
wol goed.
Ook het College betreurt de gang van zaken m.b.t. de
speelgelegenheid bij de Wielenpölle. De gemeentelijke
huishouding is echter groot en ook daarin wordt wel
eens een fout gemaakt. Het is jammer, dat een en
ander eerst op een zeer laat tijdstip werd ontdekt en
moest leiden tot een nieuw plan. Dat nieuwe plan
bestaat reeds enige tijd. Het is om advies gezonden
naar het Centraal Orgaan en dat advies is dezer dagen
binnen gekomen. Ik heb enig vertrouwen, dat op 17
maart een voorstel te dezer zake in de Raad zal
kunnen worden behandeld. Deze kwestie is reeds
behandeld in de Commissie voor Openbare Werken. Er
zal naar worden gestreefd dit plan nog vóór het
komende seizoen te realiseren; dat is uitvoeringstech
nisch bepaald mogelijk. Misschien is er nog enig
overleg met G.S. nodig, maar, gezien het reeds
goedgekeurde krediet van 1967, heb ik enig vertrou
wen, dat dat niet al te veel problemen zal opleve
ren.
Het College zou gaarne gevolg hebben gegeven aan
het door de heer Heidinga bedoelde verzoek van
bewoners van de Zeeheldenbuurt, wanneer over de
aankoop van dit terrein overeenstemming had kunnen
worden bereikt met B. C. Algera N.V., die dit terrein
in eigendom heeft. De directie van deze N.V. is vrij
druk bezet en het plegen van overleg over deze
kwestie heeft nogal moeite gekost. Onlangs is voorge
steld dit terrein te huren. Daarop is deze N.V.
gevraagd naar de condities, waaronder de Gemeente
dit terrein zou kunnen huren voor een zodanige
termijn, dat het verantwoord is daarop deze speelvoor-
zieningen aan te leggen. Ik weet niet of hierop al is
geantwoord. De aan adressanten gezonden brief was
slechts bedoeld om hen tussentijds te informeren. Het
leek ons niet gewenst deze mensen zo lang in het
ongewisse te laten. Wanneer de Gemeente met deze
onderneming tot overeenstemming komt, kan de Raad,
dacht ik, vrij snel een voorstel te dezer zake tegemoet
zien.
In antwoord op de vraag betreffende het oude
meubilair van de theeschenkerij zou ik erop willen
wijzen, dat deze begroting is opgesteld in de eerste
helft van 1968 en dat het, gezien de datum, waarop het
rapport van de directeur van Openbare Werken over
dit meubilair is ingekomen, dus niet zo verwonderlijk
is, dat er op deze begroting nog geen bedrag voor het
vervangen van dit meubilair is opgevoerd. Evenbe-
doeld rapport zal binnenkort wel in het College
worden behandeld.
Op de vraag van de heer Stek m.b.t. het uitbreiden
van de theeschenkerij naar het westen kan ik
antwoorden, dat die uitbreiding, indien men een
exploitabel geheel zou willen verkrijgen, van een
zodanige omvang zou moeten zijn, dat dit in het totaal
van de voorzieningen voor de Prinsentuin overwe
gende bezwaren ontmoette bij de stedebouwkundige
afdeling.
De heer Schönfeld heeft mij m.b.t. de belijning van
de Frieslandhal niets nieuws verteld. Door de op de
vloer van deze hal aangebrachte impregneerlaag is de
houdbaarheid van de daarop geschilderde belijning
slecht. Men volstaat er thans mee, deze belijning
voortdurend met dezelfde kleur verf zo goed mogelijk
bij te werken en gebruikt daarvoor verf van een
speciale samenstelling, die in elk geval nog zo redelijk
mogelijk hecht. De heer Schönfeld moet zich ook
realiseren, dat het de bedoeling is, dat de Frieslandhal
slechts zal worden gebruikt voor sportdoeleinden,
totdat voor die doeleinden speciale voorzieningen tot
stand zijn gekomen. Het probleem van de belijning van
deze hal zal daarmee ophouden te bestaan. Ik geloof
niet, dat het nodig is, dat de heer Schönfeld te dezer
zake een voorstel indient. Ik heb uiteraard nog steeds
voorkeur voor het felle en vuurrode.
De heer Heetla (weth.): Ik ben het met de heer
Stigter eens, dat het allerlei moeilijkheden geeft,
wanneer er na het tot stand komen van een wijk nog
een wijkcentrum moet worden gesticht. Het is de heer
Stigter echter wel bekend, dat een wijkcentrum in het
algemeen wordt gesticht door de wijk zelf, dat er een
inbreng komt van de wijk en dat de wijk zelf nagaat,
welke voorzieningen er in zo'n centrum moeten komen.
N.a.v. de vraag van de heer Stigter of de Gemeente
geen nood wijkcentrum zou kunnen stichten in een
nieuwe wijk, zodra daar de eerste huizen gereed zijn
gekomen, zou ik erop willen wijzen, dat een noodge
bouw vaak bijna even kostbaar is als een definitief
gebouw en dat zo'n noodgebouw, wanneer het er
eenmaal staat, ook nog niet direct weer weg is. Ook
rijst de vraag, wie zo'n noodgebouw dan moet
financieren. Daarvoor zou nl. wel eens geen subsidie
kunnen worden verkregen. Ik wil deze kwestie wel
eens bespreken met mijn collega van Ruimtelijke
Ordening en verdere vermakelijkheden. (Gelach). Men
moet nl. wel enig ruimtelijk inzicht hebben om zo'n
gebouw te situeren in een plan en bij Openbare
Werken heeft men van dergelijke zaken meer verstand
dan ik. Hopelijk zal er, wanneer het mogelijk mocht
blijken om reeds direct na het gereed komen van de
eerste woningen in een nieuwe wijk een noodwijkcen-
trum te stichten, ook een inbreng komen van de
burgerij.
De Voorzitter: Nu er gelukkig zoveel belangstel
ling blijkt te bestaan voor de toren van de Katholieke
kerk aan de Voorstreek, lijkt het mij een logische en
juiste gang van zaken, dat dit probleem, nadat
Wethouder Tiekstra deze kwestie nogmaals met
betrokkenen heeft besproken, nog eens in de Raad ter
sprake komt, voordat er een definitieve beslissing
wordt genomen.
De heer Stigter: Ik dacht, dat het onderzoek naar
de bij de Leeuwarder bevolking bestaande wensen op
cultureel gebied misschien zou kunnen worden uitbe
steed aan een socioloog, die beschikt over ervaring in
dit opzicht en mogelijk ook over ervaring in het
gebruik van computers bij de uitwerking van de
verkregen gegevens. Er zijn, dacht ik, in Leeuwarden
enkele sociologen, die daartoe wel in staat zijn, omdat
zij een soortgelijk onderzoek al hebben verricht in
opdracht van de Fryske Akademy.
Ik betreur het ten zeerste, dat de Bonifatiuskerk
officieel geen monument is. Ik geloof nl., dat er moet
worden gestreefd naar het behoud van bepaalde
gebouwen, ontworpen door een bekwaam architect. Er
zijn al heel belangrijke hedendaagse bouwwerken
verdwenen (ik denk hierbij aan bouwwerken van de
heer Rietveld), omdat deze nog niet lang genoeg ge
leden werden gerealiseerd.
Wat Operaesje Fers betreft, zou ik de suggestie
willen doen om eens een bandje met versjes, die deze
club in de loop van de tijd ten gehore heeft gebracht,
in de pauze van een raadsvergadering af te spelen.
Misschien worden we dan nog des te enthousias
ter.
Over de wijkcentra had ik nog wel iets willen
zeggen, maar ik ben bang, dat we dan niet voor twaalf
uur klaar komen. Misschien is daarvoor dan ook een
andere keer nog wel eens gelegenheid.
De heer Stek: Na de vrij positieve toezegging van
Wethouder Tiekstra m.b.t. de speelgelegenheid in de
Wielenpölle heb ik er geen behoefte aan met
betrekking daartoe een voorstel in te dienen.
M.b.t. het meubilair van de theeschenkerij hoop ik
t.z.t. nog iets naders te horen.
De heer Schönfeld: Uit het antwoord van de
Wethouder heb ik begrepen, dat het hier gaat om een
speciale soort verf, die een optimale hechting op de
aangebrachte kunstharslaag zou hebben. Naar het
schijnt bestaat er geen rode kleur verf, zodat ik me bij
dit antwoord zal neerleggen.
25
De heer Ten Brug: (weth.); Het Prov. Opbouwor-
gaan verricht voor ons ook een aantal sociologische
onderzoeken voor het structuurplan. Ik meen, dat die
onderzoeken bijna zijn voltooid en ik ben gaarne
bereid na te gaan of dat orgaan het door de heer
Stigter bedoelde sociologisch onderzoek voor ons zou
kunnen verrichten.
De Bonifatiuskerk is domweg geen monument,
omdat die kerk nog niet lang genoeg bestaat.
Het lijkt mij niet nodig een bandje met versjes van
Operaesje Fers af te spelen. De telefoonnummers van
Operaesje Fers zijn voldoende bekend.
Hoofdstuk IX. Sociale zorg en maatschappelijk
werk.
De heer Weide: Gaarne zou ik zien, dat bij het
realiseren van bestemmingsplannen rekening werd
gehouden met de behoefte aan bejaardenwoningen.
Ook dit is een stuk sociale zorg.
De heer Tiekstra (weth.): Ik kan de heer Weide
gerust stellen. Bij het opstellen van bestemmingsplan
nen wordt ruimte gereserveerd voor bijzondere woon
vormen en daaronder vallen ook bejaardenwonin
gen.
Hoofdstuk X. Economische aangelegenheden.
De heer STEK: Bij de discussies op 24 juni en 18
november 1968 is gesteld, dat bij de behandeling van
de begroting zou worden beslist over het voorstel
inzake het verlenen van een subsidie van 2 cent per
inwoner aan de Prov. V.V.V. Vooral na wat hierover in
de Raad is gezegd, vind ik het jammer, dat het College
dit niet heel duidelijk in de aanbiedingsbrief heeft
gesteld. Wij hebben laten merken, dat wij weinig
waardering hebben voor de wijze, waarop de kwestie
van de huisvesting is gespeeld. Wij zijn ook van
mening, dat de stedelijke V.V.V. voor ons belangrijker
is dan de provinciale. Vergelijken wij de begrotings
cijfers (f 47.500,voor de stedelijke en f 1.760,voor
de provinciale), dan komt die verhouding overeen met
ons inzicht. Wij hebben verder geconstateerd, dat de
Prov. V.V.V. een goed blad uitgeeft. Dat maakt ons
standpunt na de huisvestingsaffaire iets positiever en
minder afwijzend. Wij blijven echter met argusogen
toezien en zullen niet aarzelen volgend jaar met een
voorstel tot vermindering van dit subsidie te komen,
indien de propaganda door de Prov. V.V.V. zich niet in
stijgende lijn blijft bewegen.
De heer Visser: N.a.v. volgno. 600 zou ik er de
aandacht op willen vestigen, dat blijkens de cijfers van
de begroting het exploitatietekort van de stadsauto
busdienst nogal sterk is toegenomen en dat de
exploitatieresultaten van deze dienst naar de me
ning van de desbetreffende commissie van ad
vies en bijstand een zorgelijk beeld vertonen.
Dit is voor mij aanleiding om het College te vragen of
het ook nuttig en misschien noodzakelijk zou kunnen
zijn deze kwestie eens grondig te bespreken met de
directie van de N.T.M. Juist i.v.m. de stijgende
tekorten is bij mij de vraag opgekomen of wij in de
toekomst de huidige methode van vervoer wel zullen
kunnen handhaven. In Leeuwarden hebben we het
zgn. lusvervoer en nu is het mij bekend, dat men in
de gemeente Apeldoorn op enkele lijnen het lus
vervoer op grond van financieel-economische mo
tieven heeft vervangen door het vervoer vice versa.
In verband hiermede zou ik U willen verzoeken eens
met de directie van de N.T.M. te overleggen of het
misschien ook hier gewenst is voor bepaalde lijnen
vice versa-vervoer in te voeren. Bij lezing van blz. 20
van de aanbiedingsbrief krijg ik de indruk, dat er zich
in de verre toekomst misschien nog wel eens
perspectieven zullen openen. Het is mij bekend, dat de
grote steden reeds een rijksbijdrage genieten in de
kosten van het stadsvervoer. Voor sommige gemeenten
die zelf een openbaar vervoersbedrijf exploiteren, zijn
er blijkens de aanbiedingsbrief bijdragen in uitzicht
gesteld, terwijl voor weer andere gemeenten deze zaak
in studie is. Dit heeft ongetwijfeld ook betrekking op
onze Gemeente.
Voorts zou ik de suggestie willen doen om tevens te
bekijken of het op financieel-economische gronden niet
wenselijk is een gereduceerd bustarief voor bejaarden
in te voeren.
De heer Van der Zwaard: De steller van vraag
274 van de mem. v.a. heeft bij mij visioenen gewekt
van een tweede burgerluchtvaarthaven in de nabije
omgeving van onze stad. Naast de vliegbasis zou deze
luchthaven ons m.i. uit een heel stuk economische
problematiek kunnen helpen. Recente uitspraken van
Minister Bakker en van de directeur van de luchtha
ven Schiphol geven aan, dat er aan een plaatsbepaling
voor een dergelijk project in de nabije toekomst wordt
gedacht. Ik geloof echter, dat een burgerluchtvaartha
ven voor onze stad wel een visioen zal blijven. Plaats en
inrichting van een dergelijke op de toekomst gerichte
gigant zijn waarschijnlijk bij een bevolkingsconcentra
tie als die van Leeuwarden onvoorstelbaar. Vandaar
mijn wat bescheidener verzoek aan het College om nog
eens te doen nagaan of Leeuwarden kan worden
opgenomen in het binnenlandse luchtwegennet, het
geen o.i. voor de stad ook al een aantal perspectieven
opent.
Inhakende op volgno. 600 en op de vragen 279 t.e.m.
284 van de mem. v.a., zou ik willen opmerken, dat de
verhouding tussen de Gemeente en de N.TM., voor
zover mij bekend, voortreffelijk is. Dit neemt m.i. niet
weg, dat een zich uitbreidende gemeente t.a.v. het
daarbij passende voorzieningenpatroon de vinger aan
de pols moet houden. Wanneer wij onze stad in de
toekomst niet geheel door auto's willen zien dichtslib
ben, dan zal ook de instelling van de bevolking t.o.v.
het openbaar vervoer goed moeten zijn om niet te
zeggen beter dan thans. Een groter dienstbetoon zal dit
zeker kunnen beïnvloeden. Hierbij denk ik in de eerste
plaats aan de bewaking van de dienstregeling. Op het
ogenblik vallen er soms diensten uit door het niet
voorhanden zijn van reservemateriaal. In de tweede
plaats denk ik aan de vergroting van de overstapbe-
voegdheid van de passagiers, genoemd in vraag 282, en
in de derde plaats aan de dienstregeling voor de avond
en voor de zon- en feestdagen. Daarvoor geldt thans
een afwijkende dienstregeling, die, dacht ik, voor de
passagiers nogal eens wat moeilijkheden geeft. In de
vierde plaats aan het, waar nodig, plaatsen van
wachthuisjes, speciaal op punten, waar de mensen
nogal zijn blootgesteld aan weer en wind. Zouden deze
kwesties bij het eerstvolgende contact van het College
met de N.T.M. ook een onderdeel van het gesprek
kunnen uitmaken? Mogelijk zou ook een eventueel te
verkrijgen rijkssubsidie deels kunnen worden gebruikt
tot verlaging van ons subsidiebedrag in de Algemene
Dienst en deels tot perfectionering van onze stadsauto
busdienst.
De Voorzitter: Het Gemeentebestuur heeft nog
vrij recentelijk contact opgenomen met representanten
van het bedrijfsleven in Leeuwarden om na te gaan of
we geen stappen zouden moeten doen om deze
Gemeente opgenomen te krijgen in het binnenlandse
luchtwegennet. Daarbij zijn wij echter wel tot de
conclusie gekomen, dat de belangstelling daarvoor in
Leeuwarden vrij zeker zo gering is, dat dit niet kan
worden verwezenlijkt. Ik vind dit ook nog niet eens zo
onlogisch. Wanneer men in Leeuwarden eerst naar het
vliegveld en daarna van Schiphol naar Amsterdam
moet rijden, kan men bijna in dezelfde tijd per auto
van Leeuwarden naar Amsterdam komen. De tijds
besparing is voor Leeuwarden niet erg groot. Verwacht
mag worden, dat de geringe interesse voor het opnemen
van Leeuwarden in het binnenlandse luchtwegennet
nog zal verminderen bij een verbetering van de weg
verbindingen.
De heer De Jong: (weth.): Men heeft hier indertijd
bewust voor lusvervoer gekozen, omdat men daardoor
zo diep mogelijk kon doordringen in m.n. de nieuwe
wijken en de stadsautobusdienst zo dicht mogelijk bij
de mensen kon brengen. Bij vice versa-vervoer zou
waarschijnlijk een groter aantal bussen moeten worden
ingeschakeld en zouden de kosten waarschijnlijk veel
hoger zijn. Ik zal eens informeren, waarom men in
Apeldoorn op bepaalde lijnen van lusvervoer is