10
11
jaren zijn er op keramisch gebied honderden voorwerpen
binnengekomen van het Rijk om een plaats te vinden in
het Princessehof. Dus op het ogenblik is de situatie nog
zo, dat wat de verhouding Rijk-Princessehof betreft, de
balans in belangrijke mate naar het Princessehof doorslaat.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
R. en W.
Punten 28 t/m 30 (bijlagen nos. 65, 78 en 77).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van
B. en W.
Punt 31 (bijlage no. 67).
De heer Weide: Wij kunnen ons de onrust van de winke
liersvereniging „De St. Jacobsstraat" volledig voorstellen.
Deze winkeliers en vooral die aan dit eind van de
straat weten niet waar ze nu precies aan toe zijn. Even
tuele uitbreidingsplannen die men daar heeft, kunnen niet
worden gerealiseerd en nieuwe investeringen kunnen niet
worden gedaan. Doordat er steeds meer panden aan het
winkelbestand worden onttrokken, loopt de omvang van het
winkelend publiek in deze straat aanzienlijk terug. Men
verkeert dus in bijzonder grote onzekerheid. Mijn verzoek
aan het College is dan ook, de zaak van onze stadhuis
plannen andermaal te bespoedigen.
De heer Schönfeld: Het gestelde in de raadsbrief, dat
moet dienen als antwoord aan de winkeliersvereniging „De
Sint Jacobsstraat", lijkt op het eerste gezicht reëel, doch
uit nadere informaties is mij gebleken, dat een dergelijk
antwoord niet bevredigend is en zelfs vérstrekkende gevol
gen zal kunnen hebben. Het is juist daarom, dat ik zowel
het College als de Raad hierop zou willen attenderen. De
winkeliersvereniging „De Sint Jacobsstraat" maakt zich
terecht ongerust over de toekomst van deze straat waarvoor
gegronde redenen bestaan. In het noordelijk gedeelte van
deze straat zijn er drie winkeliers, die noodzakelijkerwijs
graag tot verbouwing van hun panden zouden willen over
gaan, maar hiertoe geen besluit kunnen en durven nemen
omdat ze geen zekerheid hebben aangaande de toekomst
plannen van de Gemeente. De panden 20 en 21, welke zijn
gekocht, zullen worden verhuurd, waarbij aan de huurders
een huurcontract voor één maand wordt aangeboden.
Het raadsbesluit tot aankoop van het pand no. 21, het
welk dateert van 9 december 1968, arriveerde eerst medio
januari ter goedkeuring bij G.S., dus meer dan een maand
later. Om te beginnen zou ik graag van U vernemen,
waarom het verzoek om goedkeuring zo laat is ingezonden
alsmede waarom een huurcontract voor een maand wordt
aangeboden. Ondanks het feit, dat nog geen goedkeuring
werd verkregen, zouden er onderhandelingen gaande zijn
met een meubelzaak, aangaande de verhuur van dit pand,
waarvan de pui tevens hersteld zal moeten worden. Het is
mij echter een raadsel op wiens kosten dit zal geschieden.
Ook hierover zal ik graag meer vernemen. Toen vorig jaar
de percelen van de fa. Lampe werden overgenomen, is op
aandrang van de Raad besloten om i.v.p. over te gaan tot
sloop, ter voorkoming van het ontstaan van gaten in de
bestaande rij winkelpanden en t.b.v. de winkelstand deze
zakenpanden in ieder geval voorlopig te handhaven terwijl
de puien hersteld zouden worden. Met noodzakelijke dak
reparaties wordt echter geen rekening gehouden. In één der
panden heeft de fa. Plantinga een etalage ingericht terwijl
de fa. Groenewoudt het installeren van een etalage in een
ander pand betaalt en voor de ramen op de bovenverdieping
gordijnen heeft gehangen, hetgeen uitsluitend geschiedt met
het oogmerk dit gedeelte van de straat nog enig aanzien te
kunnen geven, iets waarvoor de winkeliers zelf schijnen te
moeten zorgen. Ik zal eveneens graag vernemen of het
beschikbaar gestelde bedrag tot herstel der puien van deze
panden ook inderdaad is besteed. Het blijft echter voor mij
een feit, dat de zaken in de Sint Jacobsstraat financieel
schade lijden omdat men logischerwijs niet durft te ver
bouwen terwijl bovendien de Gemeente hier panden koopt,
maar de consequenties niet neemt, waarbij ik doel op de
panden van de fa. Lampe, waaraan reparaties aan het dak
zullen moeten worden verricht, terwijl de buren last krijgen
van los geraakte stenen uit de zijmuren. Als we panden
kopen, dienen wij naar mijn mening ook de consequenties
hiervan te aanvaarden, hetgeen niet alleen geldt voor het
aanzien van het noordelijk gedeelte doch van de gehele
St. Jacobsstraat in haar hoedanigheid van winkelstraat. Het
mag dan zijn, dat de werkzaamheden van de „Stadhuis
commissie" inmiddels de eindfase bereikt hebben en dat het
rapport van deze commissie in de eerste helft van dit jaar
zal worden uitgebracht, maar over het tijdstip van de reali
sering van dit project is niets bekend omdat wij daarvoor
afhankelijk zijn van het beschikbaar stellen van financie
ringsmiddelen. Het is daarom, dat dit voorstel geen reële
oplossing betekent voor het probleem waarmee de winke
liersvereniging „De Sint Jacobsstraat" momenteel te kampen
heeft. Ik zou derhalve dan ook het volgende voorstel willen
indienen:
„De Raad der Gemeente Leeuwarden, in vergadering
bijeen op 24 februari 1969, besluit, dat binnen de kortst
mogelijke termijn die voorzieningen worden getroffen welke
noodzakelijk zijn teneinde het aanzien van de Sint Jacobs
straat als winkelstraat niet te schaden, e.e.a. in overleg met
de betrokken winkeliersvereniging."
De heer Tiekstra (weth.): Eigenlijk heb ik aan het pre
advies aan B. en W. nauwelijks iets toe te voegen. De heer
Schönfeld weet zelf ook uit het beraad, dat in de „Stadhuis
commissie" heeft plaats gevonden, wat de inhoud daarvan
is. Ik dacht, dat wij niet anders kunnen doen in deze
omstandigheid dan het advies van deze commissie afwachten
en ik neem aan, dat dit binnen redelijke termijn komt. En
daarmee zou ik op het ogenblik willen volstaan. Ik zou
eigenlijk niet weten, wat B. en W. met het voorstel van
de heer Schönfeld moeten doen. M.i. weet de Raad er ook
geen weg mee.
Het geeft niet aan wat en hoe en m.i. zullen de eigenaren
van de betreffende panden er bezwaar tegen hebben, als
wij daaraan gaan knutselen.
De heer Schönfeld: Het gaat mij om de panden, die aan
gekocht zijn door de gemeente en die momenteel in een
sterk verwaarloosde toestand verkeren!
De motie van de heer Schönfeld wordt verworpen. De
heer Schönfeld stemt voor.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
Punt 32 (bijlage no. 69).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
Punt 33 (bijlage no. 87).
De heer C. de Vries: Ik wil de punten 33, 34 en 36 in
een kort bestek even bij elkaar nemen omdat die met elkaar
samenhangen. Hét is n.l. zo, dat wij 14 dagen geleden in
de begrotingszitting ook al uitvoerig hebben gesproken over
de financiële mogelijkheden van onze Gemeente en U zult
zich ongetwijfeld nog herinneren, dat ik toen als mijn
mening te kennen heb gegeven, dat wij voor wat betreft
kapitaalslasten voor nieuwe werken een nogal gering bedrag
op de begroting hebben staan. Ik dacht, dat dit met de
twee begrotingswijzigingen die we op dit moment voor ons
hebben, alleen maar bevestigd wordt, omdat de bedragen,
die intussen van de stelposten moeten worden afgeschreven
bijzonder groot zijn. Het wordt nog eens bevestigd door het
agendapunt 36. M.i. wordt dus het optimisme van de
College in de begrotingszitting, bij monde van Wethouder
De Jong, op dit moment eigenlijk al gelogenstraft. Ik vraag
me dus af, of het toch niet tijd wordt, dat het College zich
nog eens uitvoerig beraad over de huidige positie van de
stelposten kapitaalswerken, die wij op onze begroting heb
ben en dat zij ons daarover binnenkort toch nog wat nadere
gegevens doet toekomen. Het is niet mijn bedoeling, daar
vandaag uitvoerig over te discussiëren, maar ik meen toch,
dat zo kort na de begrotingszitting al duidelijk is vast te
stellen, dat onze situatie bijzonder ongunstig is en de
optimistische mening van het College toch niet wordt be
waarheid door de feiten.
De heer De Jong (weth.): We hebben daar nog zeer kort
geleden uitvoerig over gesproken en ik heb van de kant
van het College duidelijk gesteld, dat, wanneer dit weer
nodig zou zijn, wij er op terug zouden komen, maar dat
er op het moment nog geen reden voor was. Ik ben het
wel met de heer De Vries eens, dat het bedrag niet groot
is maar het bedrag aan onrendabele investeringen, dat wel in
de primitieve begroting is verwerkt, is wel groot.
Dat vergeet de heer De Vries misschien. Ik zou echt niet
zeggen, dat het optimisme nu gelogenstraft is. Wij zitten
echter ook nog met de financieringen en dat is een probleem,
waar we nog niet mee klaar zijn.
De uitgaaf, voortvloeiend uit het voorstel onder punt 36,
zal naar ik meen uit de reserve gedekt worden. Dat heeft
dus met de stelpost, die hij aangeroerd heeft, niet zoveel
te maken.
De heer C. de Vries: Het is niet helemaal juist, wat de
Wethouder zegt. Natuurlijk komt het uit de algemene
reserve, dat ben ik met hem eens, maar als de stelposten
voldoende groot waren geweest, dan had ik mij voor kunnen
stellen, dat het College met een voorstel was gekomen, dit
uit die stelposten te halen. Ik wil niet zeggen, dat ik er
bezwaar tegen heb, dat dit uit de algemene reserve wordt
genomen U heeft mij dat ook niet horen zeggen maar
ik meen niet dat het juist is te zeggen, dat ik daar geen
rekening mee houd. Ik heb daarmee alleen maar duidelijk
aan willen geven, dat de normale stelposten in feite te klein
zijn om een dergelijke post te dragen. Daarover hoop ik dan
in de loop van het jaar van het College nog bepaalde voor
stellen te krijgen.
De heer De Jong (weth.): We hebben duidelijk gesteld,
dat wanneer eventueel zou blijken, dat het te laag was, we
bij de Raad terug zouden komen. Dat is niet iets, wat de
heer De Vries ons opnieuw hoeft te verzoeken want het is
bij de vorige vergadering al gesteld. Het kan dan ook nog
wel eens zijn, dat we om belastingverhoging vragen, maar
daar zien we nog wel wat tegen op. Dat kan altijd nog.
Vandaar dat wij dus gesteld hebben, ook bij één van deze
voorstellen, het dan uit de reserve te dekken juist omdat
de levensduur van het betrekkelijke project plotseling afge
broken is en wij dus voor een dekking ineens komen te
staan, die wij ook in het kader van de situatie waarop
dit betrekking heeft wel kunnen dekken uit de algemene
reserve.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
Punt 34 (bijlage no. 86).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
De Voorzitter: Ik stel thans eerst aan de orde het aan
vullende agendapunt:
Punt 36 (bijlage no. 90).
De heer Heidinga: Dit is een eigenaardige zaak met ook
een paar vreemde aspecten. Ik zou willen, dat we eerst de
technische kant zien. Het lijkt mij, dat de Raad toch wel
wat erg weinig inzicht krijgt in wat er zal gebeuren. Er
worden van ons wel vrij rigoureuse beslissingen gevraagd
maar of dit nu de juiste methode is en wat er precies zal
gebeuren om die verankering afdoende te maken, wordt me
niet duidelijk uit dit voorstel.
De Wethouder van Openbare Werken heeft ons in de
commissie Openbare Werken één van die ankers laten zien
en hij heeft ons daarbij enige inlichtingen gegeven. Dat is
allemaal wel in orde, maar welke werkwijze de Gemeente
nu wil toepassen om die walbeschoeiing in orde te krijgen,
is me niet duidelijk. Daarom vind ik dat er nogal vrij zware
beslissingen van ons worden gevraagd.
Ik zou mij persoonlijk kimnen voorstellen, dat men die
ankers stuk voor stuk opgraaft want ze zitten niet zover
van elkaar af. Men graaft een sleuf, neemt het anker er
uit, zet een nieuw anker in precies hetzelfde gat aan
dezelfde plaat, draait dat vast en gooit dat gat weer dicht
en zo de volgende. Dan hadden die wallen helemaal niet
afgezet behoeven te worden. Houdt het nu, dan houdt het
die paar weken ook nog wel. Het verkeer is er al jaren
zo over heen gegaan. Ik vind het best, dat U dat risico
niet wilt nemen oir advies van de Dienst Openbare Werken.
Dat kan ik respecteren, maar mij persoonlijk lijkt de nood
zaak niet aanwezig. Hier wordt ons voorgeschoteld dat er
een hele nieuwe verankering aan moet. Nieuwe beton
blokken, nieuwe ankers etc., terwijl het proefondervindelijk
is bewezen, dat deze verankering het kan houden, anders
was ze allang bezweken na zoveel jaren. Wat let ons dus
om die ankers gewoonweg één voor één te vervangen door
nieuwe en ze dan te isoleren. Dat is ook niet zo moeilijk
dacht ik. Men zou die ankers vanaf de wal naar de anker
platen kunnen brengen, omgieten met 10 a 15 cm. beton
van een prima kwaliteit. Dan zijn ze luchtdicht afgesloten
en er komt nooit meer wat aan.
Een andere zaak is, dat men nu tot de conclusie zou
kunnen zijn gekomen wat ik gewoon veronderstel dat
die verankering op zichzelf niet voldoende is en dat men,
afgezien van het feit, dat de ankers aangetast zijn, tot de
conclusie is gekomen, dat de wallen zwaarder moeten wor
den verankerd. Dat lees ik uit dit stuk niet, maar het zou
zo kunnen zijn. Als dat zo is, had ik graag gewild, dat men
het had vermeld, want dan had ik dat graag in mijn over
wegingen willen betrekken. Mijn vraag aan de Wethouder
is dus, of hier nog meer achter zit. Ik zou graag wat meer
van de technische kant weten. Omdat we daarvan m.i. te
weinig weten, lijkt het me voor de Raad vrij bezwaarlijk,
dit voorstel te aanvaarden. Als het goedkoper kan, lopen
we dan niet het risico, dat G.S. zeggen: „Jullie besteden
daar 620.000,—, maar het had voor 400.000,— ook wel
gekund". Op zichzelf til ik aan Uw voorstel niet zwaar.
Het is nodig, dat die wallen worden gemaakt dus liever
vandaag dan morgen. Dan neem ik het risico ook, maar ik
wil toch echt wel weten, wat er allemaal aan vast zit.
Is er vooroverleg gepleegd met G.S.? Als dat wel zo is,
heeft het College dan enige grond te veronderstellen, dat
deze methode wel zal worden geaccepteerd? En stel, dat
we toch zouden wachten op toestemming van G.S., hoeveel
tijd zou daarmee zijn gemoeid? Zou dat in zo n excep
tioneel geval als dit niet heel snel kunnen?
De heer Kingma: Wij vinden, dat er ook nog andere
methoden zijn. Dit is door de heer Heidinga ook al even
genoemd. Is dat opbreken van het wegdek eigenlijk wel
nodig? Ik meende, dat er ook andere methoden waren voor
het vernieuwen van een verankering dan hier in de raads
brief is aangegeven, n.l. door boring en zonder opbreken
van het wegdek, wat waarschijnlijk veel goedkoper zou zijn.
Er staat n.l. nogal een hoge post in voor het weghalen en
opnieuw aanbrengen van een asfaltverharding. Ik zou toch
wel willen, dat we meer technische gegevens wisten.
Natuurlijk, het moet verholpen worden, maar het zit al
enige tijd zoals het nu is. Er komt geen verkeer aan de
walkant. Het is echt niet zo, dat het naar inlichtingen,
die ik daarover heb gekregen nu zo maar zal instorten.
Is er vooroverleg met G.S. geweest? Het moet m.i. ook
mogelijk zijn, dat ons besluit met spoed wordt goedge
keurd. M.i. moeten G.S. in staat zijn binnen een paar weken
over zoiets belangrijks een beslissing te nemen. De soep
wordt niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend, maar
de Raad staat hier garant voor en zoals het nu staat, zou
ik er veel meer voor voelen om dit voorstel te splitsen in
vier afzonderlijke punten.
De heer Vellenga: Het is duidelijk en de beide voor
gaande sprekers hebben dat met zoveel woorden wel laten
blijken dat dit voorstel eigenlijk in twee delen uiteen
valt, die onderling zeer nauw verbonden zijn. Voor leken
en een aantal van ons horen daar toch wel bij als het over
deze zaken gaat is de technische toelichting niet over
duidelijk. Je kunt je in de eerste plaats afvragen of we
deze methode moeten kiezen. Het College voert daar een
sumiere motivering voor aan, maar ik ben te a-technisch
om me daardoor te kunnen laten overtuigen. Dat is een
kwestie van goed vertrouwen, waar ik doorgaans goed in
ben, wat dit College betreft. De heer Heidinga heeft een
andere mogelijkheid aangegeven en misschien is er ook
nog wel een derde mogelijkheid, dat kan ik niet overzien.
Is het werkelijk zo'n brandende en urgente zaak, dat wij
een voor deze Raad zeer exceptioneel besluit moeten nemen?
Ik kan dat echt niet overzien. Dat spijt mij en dat zal de
leden van de Raad allemaal zo gaan. Je wilt je voor of
tegen stemmen graag kunnen motiveren en wij hebben het
gevoel, dat we dat op dit moment niet kunnen. Is er
werkelijk geen tijd om de zaak uit te stellen en dan op
de normale manier deze beleidsbeslissing te nemen? Mocht
straks, namens het College, de Wethouder van Openbare
Werken bereid en in staat zijn, over de technische kant
kant van de zaak een aantal waardevolle dingen te zeggen,
dan is het mogelijk, dat we van de urgentie overtuigd raken.
Op dat punt wil ik dus wel graag zo nauwkeurig mogelijk
worden geïnformeerd.
Is er al enig vooroverleg gepleegd met G.S. zodat wij ook
de zekerheid hebben, dat wat wij hier vanavond besluiten,
door het College goed gevonden wordt? Die medewerking
zal van die aard moeten zijn, dat ook ogenblikkelijk met
het werk zal kunnen worden begonnen. U merkt wel, dat