6 7 nen de kortst mogelijke termijn zullen moeten uitvoe ren. Daarbij mogen we ons geen risico's van eventuele moeilijkheden, welke zich hierbij zouden kunnen voor doen, veroorloven. Bovendien geloof ik niet, dat het aanzien van de Lange Marktstraat nog door de have loosheid van dit perceel, dat door een toevallige om standigheid al bijna een jaar leeg staat, zal worden ge schaad, als we de oplossing in een andere richting zoe ken. Na realisering van dit gedeelte van het structuur plan zal het aanzien tevens worden verbeterd, waarbij ik er wel bij het College op zou willen aandringen in dit stadium in versneld tempo verder te gaan met de aan koop van die percelen, welke binnen dit structuurplan liggen, opdat hier geen precedenten geschapen worden. Wellicht zal het perceel no. 38 dan nog uiteindelijk voor een redelijke en acceptabele prijs een bijdrage kun nen leveren aan de zo noodzakelijke ontsluiting van de voor het verkeer dichtgroeiende binnenstad. Ik zou er hierbij echter wel op willen wijzen, dat we er met de aankoop van dit pand terdege rekening mee zullen moeten houden, dat dit thans eigendom is van een han delaar in onroerende goederen, die, voor zover ik weet, zelfs wettelijk aanspraak kan doen gelden op een be paald winstpercentage. Of in het onderhavige geval dan ook nog kan worden gesproken van aankoop tegen de werkelijke waarde, betwijfel ik dan ook ten zeerste. Het lijkt me echter urgent, dat de Gemeente, ter voor koming van herhalingen in deze, tevens overgaat tot aankoop van de aangrenzende panden, waarbij ik het echter bijzonder op prijs zal stellen, dat we dan ook voor het onderhoud staan, zodat deze wijk geen have loze aanblik krijgt. Een en ander kan bijzonder goed worden ingepast in de termijn, welke ligt tussen nu en het moment waarop met de realisering van dit gedeelte van het structuurplan zal worden begonnen. Ik zal graag van het College vernemen, wanneer met dit laatste een aanvang zal worden gemaakt. Indien de heer Boukes bereid zou zijn tot verkoop van zijn pand, in de huidige staat, zou ik er geen bezwaar in zien, als de Gemeente tot verhuur overging, waarbij dan wèl een tijdelijke vergunning zou kunnen worden verleend, terwijl betrokkene dan maar zelf en op eigen risico voor de nodige voorzieningen moet zorgdragen. Ik zal hierover graag de mening van het College ver nemen. De heer Kingma: Ik vond het een belangrijke vraag, die de heer De Vries stelde, n.l. wanneer het pand is aangekocht: vóór of na de bevriezingsverordening van kracht werd. Ik heb de datum misschien in de stukken over het hoofd gezien. De heer Tiekstra (weth.): Het pand Lange Markt straat 38, het vroegere café Van der Weide, is in 1965 of 1966 aangekocht door de heer J. Boomsma, ook be kend onder de naam van de rechtspersoon N.V. Jabo (geen vloerbedekking, maar een of andere maatschap pij). Ik ben altijd heel openhartig in de raadszittingen en dat lijkt me ook van belang. De heer Boomsma heeft zo luidde onze informatie dit pand voor f 150.000,gekocht. Toen wij hebben getracht dit pand te kopen, werd een koopsom van f 250.000,gevraagd. Als men wetenschap heeft van deze twee feiten, dan is het, dacht ik, ook wel duidelijk, dat op basis van die positie moeilijk viel te onderhandelen. Daar komt nog bij, dat dit toen moest gebeuren onder druk van de zelfde situatie, zoals die zich nu voordoet. Het zou dan ook voor B. en W. een bijzonder interessant moment zijn en dan kom ik bij het betoog van de heer Schön- feld als zij het bedrag, waarop dit pand bij de pro visionele veiling genoteerd zou staan, in de kranten zouden hebben gezien. Onze taxatie en onze biedprijs lagen toenmaals tussen f 100.000,en f 150.000,De publieke veiling is echter niet doorgegaan. Na die vei ling is de heer Boukes opgedoken met zijn project. Ik dacht, dat het volledig duidelijk kon zijn, dat wij, als de heer Boukes dit pand inderdaad definitief heeft ge kocht, waarvan ik voorlopig uitga, en daarmee be paalde plannen zou hebben, onmiddellijk zouden kijken naar de voorbereidingsplannen. En dan wil ik tot troost van de heer Heidinga wel zeggen, dat de voorberei dingsverordening van 7 juli 1965 goedgekeurd is op 10 mei 1967 en afgekondigd is op 19 januari 1968. En dat betekent, dat deze voorbereidingsverordening geldt tot 19 januari 1973. Ik dacht, dat dit de keiharde wer kelijkheid is. We hebben een voorbereidingsverordening, die dus vijf jaar geldig is. Een voorbereidingsverorde ning heeft ook de functie van conservering, de functie van een beleidsbeslissing van de Gemeenteraad van Leeuwarden onder het reconstructiebeleid, dat deze Raad meent te moeten voeren en ze steunt ook op een zeer duidelijke gebiedsaanwijzing. (De heer Heidinga: Ze fungeert al vier jaar.) Ik heb het in alle duidelijk heid gezegd en ik herhaal het: „Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking van de verordening in het Gemeenteblad en geldt, behou dens de mogelijkheid van verlenging voor de tijd van vijf jaar. Vastgesteld op 7 juli 1965, goedgekeurd door G.S. bij besluit van 10 mei 1967, afgekondigd op 19 januari 1968." Dat is een exacte informatie, waaraan niets valt af te doen. Maar ik zeg nog eens nadrukke lijk, dat dit een welbewust door de Gemeenteraad ge nomen besluit is, dat niet alleen gebaseerd is op het structuurplan voor de binnenstad, maar m.n. op de bij het voorbereidingsbesluit behorende gebiedsaanduidin- gen, waaronder ook dit gebied valt. Maar welbewust is ook aan B. en W. de bevoegdheid gegeven mèt ver gunning toch bepaalde voorzieningen te treffen. En als het in het kader van het door B. en W. gevoerde be leid past in een bepaalde situatie iemand wèl een ver gunning te geven en een ander niet, al liggen de per celen ook onmiddellijk naast elkaar, dan hebben we de consequentie van dat feit te nemen. Daarom, dacht ik, heeft de Raad ook bij verschillende gelegenheden pan den in de omgeving gekocht en daarom hadden B. en W. voor dit pand ook, toen het al verkocht was, maar toen bleek, dat wij het mogelijk zouden kunnen kopen, belangstelling. Maar wij zijn met de toenmalige eige naar terzake niet tot overeenstemming gekomen. Dat is de situatie waar het vanavond zeer duidelijk om gaat. En dan wil ik er aan toevoegen: Art. 6 zegt: „Van een besluit van Burgemeester en Wethouders, op grond van deze verordening genomen, staat voor belangheb benden binnen een maand na ontvangst van het be sluit beroep op de Gemeenteraad open." „Het ten aan zien van het beroep in de Bouwverordening voor het stadsgebied of de daarvoor in de plaats komende ver ordening bepaalde is van overeenkomstige toepassing", wijst alleen op de procedure. Ik wil met nadruk vast stellen, dat het ook vanavond aan de Raad is het be leid, zoals dat tot heden is gevoerd voor de binnenstad m.b.t. reconstructie-elementen, al of niet te bevestigen. (De heer Heidinga: Wil de Wethouder de laatste zin nog even herhalen Ik dacht, dat ik duidelijk was. (De heer Heidinga: Voor mij niet.) D.w.z. als de Raad meent, dat in dit geval wel een vergunning zal moe ten worden verleend, dan betekent dat, dat daarmee het reconstructiebeleid niet bevestigd wordt. Het gaat hier om een gemeentebelang, dat juist door de voor bereidingsverordening dient te worden beschermd. De heer Schönfeld wil ik er nog op wijzen, dat deze verordening geen tijdelijke vergunning kent. Er wordt wel of niet een vergunning verleend. De rest zou alleen maar op voet van civiel-rechtelijke regelingen kunnen plaats hebben. Het is met bouwvergunningen evenzo. Er zijn geen tijdelijke bouwvergunningen of beter gezegd ze zijn er wel, maar ze slaan niet op deze situatie. De heer Heidinga: Voor de secretarie van Leeuwar den geldt deze bevriezingsverordening al vier jaar en onze eigen burgers worden ermee om de oren gesla gen. De mensen weten niet eens, of dat ding rechts kracht heeft of niet. Het is voorgekomen, dat verzoe ken van burgers ter secretarie op grond van de be vriezingsverordening werden afgewezen, toen deze nog niet eens van kracht was. Mijn grote bezwaar is, dat wij er nooit uit komen. Wat weten we nu nog van diezelfde hoek? Toen we het structuurplan in de Raad hadden, heb ik persoonlijk van die hoek een schetsje gemaakt, omdat ik meende, dat de situatie daar veel eenvoudiger en veel goedkoper kon worden opgelost. Dat heeft het College tot zich genomen en later in de papiermand gegooid natuurlijk. (De Voorzitter: Dat doen we nooit.) Jawel, want de weg, die nu naast de oude schapenmarkt loopt, had ik daar ook in betrok ken en het College gaat natuurlijk verder gewoon zijn gang. Ik denk soms: Wat doe je hier eigenlijk als raadslid? Je kon je tijd beter gebruiken. Zo gaat het. Dit is een feit. Dit is geen praatje. Het College heeft mijn schets tot zich genomen met de woorden: We zullen het eens bekijken, maar ze is weg en komt er niet weer. Ik vraag er ook niet weer naar, maar nu spuw ik nog even mijn gal uit. Door de desbetreffende panden aan de Lange Marktstraat ligt een weg ge tekend, maar vorig jaar heeft U, mijnheer de Voor zitter gezegd: Wij weten nog helemaal niet of die weg daar komt, want wij hebben een goede kans, dat het wegenvierkant langs de Westersingel gaat, als we dus de westelijke tangent van het wegenvierkant aan de buitenkant van de stadsgracht leggen. Dan behoeven deze panden aan de Lange Marktstraat niet eens te verdwijnen. Maar dan komt er een verkeersingenieur, een zekere mijnheer Van Dijk, en die wil dwars over het rangeerterrein heen een viaduct leggen en hij wil op dit punt van de Lange Marktstraat beginnen. Daar hebben we een hearing in de Raad over gehad en later is er een nota van B. en W. over verschenen, maar wij besluiten niets. Of dit pand ooit zal verdwijnen, weten B. en W. niet en weet ik niet. Maar het staat daar maar en de stenen vallen uit de voorgevel. Dat is toch een onhoudbare toestand. Deze dingen duren veel te lang. Bij zo'n concreet plan als het structuurplan moe ten wij ja of nee zeggen. Kunnen we niet zeggen: Daar komt een weg, dan moeten we ook de consequentie nemen en zeggen tegen iemand, die ter plaatse iets wil beginnen: Het kan nog zoveel jaren duren, voor er verandering komt; gaat Uw gang maar. Dat eist een goed maatschappelijk verkeer. Ik kan het niet anders zien. De heer Kingma: Na wat ik van de Wethouder heb gehoord, dacht ik, dat de Gemeente hier met het wei geren van de vergunning zeer sterk stond, ook gezien de datum van aankoop en het tijdstip waarop deze ver ordening is behandeld en is aangenomen. Deze han delaar in onroerende goederen kan zeker niet gelijk gesteld worden met de eerste de beste burger uit de gemeente, die niet weet, hoe het met zo'n bevriezings verordening zit. Dat zijn echt wel mensen, die weten, althans behoren te weten en ik dacht stellig, dat de heer Boukes het ook wel weet waar ze moeten zijn om aan de weet te komen, wat er met de panden in een bepaalde straat aan de hand is. De heer Tiekstra (weth.)Mijn betoog kón de heer Heidinga niet bevredigen, omdat wij tot op zekere hoog te deze kwestie verschillend benaderen, waarbij ik ove rigens refereer aan zijn betoog in eerste instantie, waarin hij zelf heeft gezegd: Het zal wel niet anders kunnen. Ik dacht, dat het ook goed was, dat ik een misver stand weg neem. De verwerving van deze onroerende goederen heeft n.l. niet betrekking op de projectie van een verbinding, die mogelijk in een ver verwijderde toe komst ergens eens gemaakt zal moeten worden vanaf dit punt in de richting Boxum. Die verwerving heeft ook niet betrekking op de gedetailleerde projectie van het wegenvierkant, want in de Raad is ten tijde van de behandeling van het structuurplan voor de binnen stad besloten de zuidtangent, die oorspronkelijk ge projecteerd was langs Zaailand en Ruiterskwartier, te projecteren óf aan één zijde over de Willemskade en daar heeft men toen fifty-fifty over gestemd, zoals de toen aanwezige raadsleden zich nog zullen herinne ren óf aan weerszijden van de Willemskade. De westtangent is in dat opzicht niet in het geding. Men heeft de keus tussen de projectie van de westtangent voor een deel ten westen van de gracht (en dan komt de vraag op, of dit punt in het geding komt), resp. voor een deel ten oosten van de stadsgracht, resp. ge heel ten westen van de stadsgracht, resp. geheel ten oosten van de stadsgracht. Waar het hier om gaat, is de aansluiting van het hoekpunt van de westtangent en de zuidtangent op de Lange Marktstraat. Daar moet een verkeerssituatie geschapen worden, die voldoende ruimte biedt, dat het verkeer zich daar ter plaatse op behoorlijke wijze kan afwikkelen. En dat kan alleen, als we daar ook inderdaad deze panden in onze eigen domsverwerving gaan betrekken. Ik geef de heer Hei dinga toe, dat de beste grondslag voor de verwerving van de eigendom is een bestemmingsregeling. Welnu, wij kunnen ons vertrouwd maken met de gedachte, dat de programmering van dit alles toch tijdig bij de Raad komt en dat we dan hopelijk daarover kunnen praten, maar dat heeft niet de minste zin, als we niet zorgen, dat deze bestemmingsregeling, voordat de werkings duur van de voorbereidingsverordening is afgelopen, tot stand komt, opdat we niet met een verlenging van de voorbereidingsverordening in de Raad behoeven te komen. Indien het gemeentebelang dat echter vraagt al zou het zijn voor een gedeelte van de gebieden, die nu onder de werkingssfeer van de voorbereidings verordening vallen dan kan ik U wel verzekeren, dat het College niet anders staat te doen dan in het gemeentebelang verlenging van de voorbereidingsver ordening te vragen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 14 t.e.m. 19 (bijlagen nos. 111, 106, 112, 131, 110 en 135). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 20 (bijlage no. 136). De hear Boomgaardt: It is net in bilangrike saek, mar ik soe efkes oandacht freegje wolle foar in lytse flater, dy't yn it riedsbrief sit. Middenyn üngefear stiet: „Het saldo der kredieten, die door de Stichting aan inwoners van onze Gemeente zijn verstrekt, be draagt momenteel reeds ongeveer f 400.000,Dit bi- drach moat neffens my wêze f 1.400.000, De Voorzitter: Dat had ik inderdaad moeten opmer ken. Dat bedrag moet zijn f 1.400.000, Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21 yhjlage no. 138). De heer Stek: In de raadsvergadering van 24 juni j.l. besloten wij tot het subsidiëren van de plaatselijke V.V.V., waardoor in de begroting f 45.000,moest wor den opgenomen. B. en W. voorspelden toen reeds, dat in 1968 waarschijnlijk f 40.000,zou worden besteed. Daar het pand Prins Hendrikstraat pas augustus j.l. is betrokken en de informatrices per 1 september in dienst zijn getreden, is nu een groter bedrag dan werd voorspeld niet besteed, een meevaller, althans finan cieel, voor de Gemeente. Er is echter in genoemde raadsvergadering een complex besluiten genomen. Eén onderdeel was bijv. de voorwaarde, dat de informatri ces tijdelijk, in de winterperiode, te werk zouden wor den gesteld op de gemeentesecretarie, een voorwaarde, die mij destijds nogal aansprak en die voor mij een be langrijk onderdeel was bij mijn besluitvorming. Is mijn indruk juist, dat die voorwaarde niet is vervuld in de afgelopen periode? Als dat zo is, kan het College dan mededelen, waarom men is afgeweken van het raads besluit? Heeft dit nog gevolgen voor de subsidiëring? Tenslotte: Vinden B. en W. het niet mèt mij onjuist, dat het College bij de uitvoering afwijkt van een raads besluit zonder voorkennis van de Raad? En kan men mij toezeggen, dat zoiets in de toekomst slechts zal gebeuren na kennisgeving aan de Raad? De hear Boomgaardt: By dit punt hawwe wy to krijen mei it jaen fan in subsydzje oan de „Stichting Friesland voor Ontwikkelingssamenwerking". It ütstel, dat it Kolleezje docht om 1 sint per ynwenner en by ien fan de folgjende punten om foar 1969 iy2 sint per ynwenner oan dizze stifting to jaen, ünderfynt by üs gjin biswier, mar wy moatte al sizze, dat wy de gong fan saken dochs net sünder krityk en yn elts ge- fal net sünder ienige fragen folgje. Wy hiene der wol forlet fan, dat troch it Kolleezje en nou wurdt de fraech eigentlik wol in bytsje persoanlik, omdat de boargemaster foarsitter fan dizze stifting is hwat mear meidield wurdt oer dit wurk. De doelstelling binne wy it hielendal mei iens, allinnich freegje wy üs óf, oft dit net hielendal hwat yn de amtlike sfear lutsen is, sadat it to min fan 'e groun komt en miskien mei hjirtroch to min by de bifolking wekker makket. It projekt wie foar myn gefoel wol om üs enthousiast

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 4