6
7
nen de kortst mogelijke termijn zullen moeten uitvoe
ren. Daarbij mogen we ons geen risico's van eventuele
moeilijkheden, welke zich hierbij zouden kunnen voor
doen, veroorloven. Bovendien geloof ik niet, dat het
aanzien van de Lange Marktstraat nog door de have
loosheid van dit perceel, dat door een toevallige om
standigheid al bijna een jaar leeg staat, zal worden ge
schaad, als we de oplossing in een andere richting zoe
ken. Na realisering van dit gedeelte van het structuur
plan zal het aanzien tevens worden verbeterd, waarbij
ik er wel bij het College op zou willen aandringen in dit
stadium in versneld tempo verder te gaan met de aan
koop van die percelen, welke binnen dit structuurplan
liggen, opdat hier geen precedenten geschapen worden.
Wellicht zal het perceel no. 38 dan nog uiteindelijk
voor een redelijke en acceptabele prijs een bijdrage kun
nen leveren aan de zo noodzakelijke ontsluiting van
de voor het verkeer dichtgroeiende binnenstad. Ik zou
er hierbij echter wel op willen wijzen, dat we er met
de aankoop van dit pand terdege rekening mee zullen
moeten houden, dat dit thans eigendom is van een han
delaar in onroerende goederen, die, voor zover ik weet,
zelfs wettelijk aanspraak kan doen gelden op een be
paald winstpercentage. Of in het onderhavige geval dan
ook nog kan worden gesproken van aankoop tegen de
werkelijke waarde, betwijfel ik dan ook ten zeerste.
Het lijkt me echter urgent, dat de Gemeente, ter voor
koming van herhalingen in deze, tevens overgaat tot
aankoop van de aangrenzende panden, waarbij ik het
echter bijzonder op prijs zal stellen, dat we dan ook
voor het onderhoud staan, zodat deze wijk geen have
loze aanblik krijgt. Een en ander kan bijzonder goed
worden ingepast in de termijn, welke ligt tussen nu en
het moment waarop met de realisering van dit gedeelte
van het structuurplan zal worden begonnen.
Ik zal graag van het College vernemen, wanneer met
dit laatste een aanvang zal worden gemaakt. Indien de
heer Boukes bereid zou zijn tot verkoop van zijn pand,
in de huidige staat, zou ik er geen bezwaar in zien, als
de Gemeente tot verhuur overging, waarbij dan wèl
een tijdelijke vergunning zou kunnen worden verleend,
terwijl betrokkene dan maar zelf en op eigen risico
voor de nodige voorzieningen moet zorgdragen.
Ik zal hierover graag de mening van het College ver
nemen.
De heer Kingma: Ik vond het een belangrijke vraag,
die de heer De Vries stelde, n.l. wanneer het pand is
aangekocht: vóór of na de bevriezingsverordening van
kracht werd. Ik heb de datum misschien in de stukken
over het hoofd gezien.
De heer Tiekstra (weth.): Het pand Lange Markt
straat 38, het vroegere café Van der Weide, is in 1965
of 1966 aangekocht door de heer J. Boomsma, ook be
kend onder de naam van de rechtspersoon N.V. Jabo
(geen vloerbedekking, maar een of andere maatschap
pij). Ik ben altijd heel openhartig in de raadszittingen
en dat lijkt me ook van belang. De heer Boomsma
heeft zo luidde onze informatie dit pand voor
f 150.000,gekocht. Toen wij hebben getracht dit pand
te kopen, werd een koopsom van f 250.000,gevraagd.
Als men wetenschap heeft van deze twee feiten, dan is
het, dacht ik, ook wel duidelijk, dat op basis van die
positie moeilijk viel te onderhandelen. Daar komt nog
bij, dat dit toen moest gebeuren onder druk van de
zelfde situatie, zoals die zich nu voordoet. Het zou dan
ook voor B. en W. een bijzonder interessant moment
zijn en dan kom ik bij het betoog van de heer Schön-
feld als zij het bedrag, waarop dit pand bij de pro
visionele veiling genoteerd zou staan, in de kranten
zouden hebben gezien. Onze taxatie en onze biedprijs
lagen toenmaals tussen f 100.000,en f 150.000,De
publieke veiling is echter niet doorgegaan. Na die vei
ling is de heer Boukes opgedoken met zijn project. Ik
dacht, dat het volledig duidelijk kon zijn, dat wij, als
de heer Boukes dit pand inderdaad definitief heeft ge
kocht, waarvan ik voorlopig uitga, en daarmee be
paalde plannen zou hebben, onmiddellijk zouden kijken
naar de voorbereidingsplannen. En dan wil ik tot troost
van de heer Heidinga wel zeggen, dat de voorberei
dingsverordening van 7 juli 1965 goedgekeurd is op
10 mei 1967 en afgekondigd is op 19 januari 1968. En
dat betekent, dat deze voorbereidingsverordening geldt
tot 19 januari 1973. Ik dacht, dat dit de keiharde wer
kelijkheid is. We hebben een voorbereidingsverordening,
die dus vijf jaar geldig is. Een voorbereidingsverorde
ning heeft ook de functie van conservering, de functie
van een beleidsbeslissing van de Gemeenteraad van
Leeuwarden onder het reconstructiebeleid, dat deze
Raad meent te moeten voeren en ze steunt ook op een
zeer duidelijke gebiedsaanwijzing. (De heer Heidinga:
Ze fungeert al vier jaar.) Ik heb het in alle duidelijk
heid gezegd en ik herhaal het: „Deze verordening treedt
in werking op de dag na die van de bekendmaking van
de verordening in het Gemeenteblad en geldt, behou
dens de mogelijkheid van verlenging voor de tijd van
vijf jaar. Vastgesteld op 7 juli 1965, goedgekeurd door
G.S. bij besluit van 10 mei 1967, afgekondigd op 19
januari 1968." Dat is een exacte informatie, waaraan
niets valt af te doen. Maar ik zeg nog eens nadrukke
lijk, dat dit een welbewust door de Gemeenteraad ge
nomen besluit is, dat niet alleen gebaseerd is op het
structuurplan voor de binnenstad, maar m.n. op de bij
het voorbereidingsbesluit behorende gebiedsaanduidin-
gen, waaronder ook dit gebied valt. Maar welbewust
is ook aan B. en W. de bevoegdheid gegeven mèt ver
gunning toch bepaalde voorzieningen te treffen. En als
het in het kader van het door B. en W. gevoerde be
leid past in een bepaalde situatie iemand wèl een ver
gunning te geven en een ander niet, al liggen de per
celen ook onmiddellijk naast elkaar, dan hebben we de
consequentie van dat feit te nemen. Daarom, dacht ik,
heeft de Raad ook bij verschillende gelegenheden pan
den in de omgeving gekocht en daarom hadden B. en
W. voor dit pand ook, toen het al verkocht was, maar
toen bleek, dat wij het mogelijk zouden kunnen kopen,
belangstelling. Maar wij zijn met de toenmalige eige
naar terzake niet tot overeenstemming gekomen. Dat
is de situatie waar het vanavond zeer duidelijk om
gaat. En dan wil ik er aan toevoegen: Art. 6 zegt: „Van
een besluit van Burgemeester en Wethouders, op grond
van deze verordening genomen, staat voor belangheb
benden binnen een maand na ontvangst van het be
sluit beroep op de Gemeenteraad open." „Het ten aan
zien van het beroep in de Bouwverordening voor het
stadsgebied of de daarvoor in de plaats komende ver
ordening bepaalde is van overeenkomstige toepassing",
wijst alleen op de procedure. Ik wil met nadruk vast
stellen, dat het ook vanavond aan de Raad is het be
leid, zoals dat tot heden is gevoerd voor de binnenstad
m.b.t. reconstructie-elementen, al of niet te bevestigen.
(De heer Heidinga: Wil de Wethouder de laatste zin
nog even herhalen Ik dacht, dat ik duidelijk was.
(De heer Heidinga: Voor mij niet.) D.w.z. als de Raad
meent, dat in dit geval wel een vergunning zal moe
ten worden verleend, dan betekent dat, dat daarmee
het reconstructiebeleid niet bevestigd wordt. Het gaat
hier om een gemeentebelang, dat juist door de voor
bereidingsverordening dient te worden beschermd.
De heer Schönfeld wil ik er nog op wijzen, dat deze
verordening geen tijdelijke vergunning kent. Er wordt
wel of niet een vergunning verleend. De rest zou alleen
maar op voet van civiel-rechtelijke regelingen kunnen
plaats hebben. Het is met bouwvergunningen evenzo.
Er zijn geen tijdelijke bouwvergunningen of beter
gezegd ze zijn er wel, maar ze slaan niet op deze
situatie.
De heer Heidinga: Voor de secretarie van Leeuwar
den geldt deze bevriezingsverordening al vier jaar en
onze eigen burgers worden ermee om de oren gesla
gen. De mensen weten niet eens, of dat ding rechts
kracht heeft of niet. Het is voorgekomen, dat verzoe
ken van burgers ter secretarie op grond van de be
vriezingsverordening werden afgewezen, toen deze nog
niet eens van kracht was. Mijn grote bezwaar is, dat
wij er nooit uit komen. Wat weten we nu nog van
diezelfde hoek? Toen we het structuurplan in de Raad
hadden, heb ik persoonlijk van die hoek een schetsje
gemaakt, omdat ik meende, dat de situatie daar veel
eenvoudiger en veel goedkoper kon worden opgelost.
Dat heeft het College tot zich genomen en later in de
papiermand gegooid natuurlijk. (De Voorzitter: Dat
doen we nooit.) Jawel, want de weg, die nu naast de
oude schapenmarkt loopt, had ik daar ook in betrok
ken en het College gaat natuurlijk verder gewoon zijn
gang. Ik denk soms: Wat doe je hier eigenlijk als
raadslid? Je kon je tijd beter gebruiken. Zo gaat
het. Dit is een feit. Dit is geen praatje. Het College
heeft mijn schets tot zich genomen met de woorden:
We zullen het eens bekijken, maar ze is weg en komt
er niet weer. Ik vraag er ook niet weer naar, maar nu
spuw ik nog even mijn gal uit. Door de desbetreffende
panden aan de Lange Marktstraat ligt een weg ge
tekend, maar vorig jaar heeft U, mijnheer de Voor
zitter gezegd: Wij weten nog helemaal niet of die weg
daar komt, want wij hebben een goede kans, dat het
wegenvierkant langs de Westersingel gaat, als we dus
de westelijke tangent van het wegenvierkant aan de
buitenkant van de stadsgracht leggen. Dan behoeven
deze panden aan de Lange Marktstraat niet eens te
verdwijnen. Maar dan komt er een verkeersingenieur,
een zekere mijnheer Van Dijk, en die wil dwars over
het rangeerterrein heen een viaduct leggen en hij wil
op dit punt van de Lange Marktstraat beginnen. Daar
hebben we een hearing in de Raad over gehad en later
is er een nota van B. en W. over verschenen, maar wij
besluiten niets. Of dit pand ooit zal verdwijnen, weten
B. en W. niet en weet ik niet. Maar het staat daar
maar en de stenen vallen uit de voorgevel. Dat is toch
een onhoudbare toestand. Deze dingen duren veel te
lang. Bij zo'n concreet plan als het structuurplan moe
ten wij ja of nee zeggen. Kunnen we niet zeggen: Daar
komt een weg, dan moeten we ook de consequentie
nemen en zeggen tegen iemand, die ter plaatse iets wil
beginnen: Het kan nog zoveel jaren duren, voor er
verandering komt; gaat Uw gang maar. Dat eist een
goed maatschappelijk verkeer. Ik kan het niet anders
zien.
De heer Kingma: Na wat ik van de Wethouder heb
gehoord, dacht ik, dat de Gemeente hier met het wei
geren van de vergunning zeer sterk stond, ook gezien
de datum van aankoop en het tijdstip waarop deze ver
ordening is behandeld en is aangenomen. Deze han
delaar in onroerende goederen kan zeker niet gelijk
gesteld worden met de eerste de beste burger uit de
gemeente, die niet weet, hoe het met zo'n bevriezings
verordening zit. Dat zijn echt wel mensen, die weten,
althans behoren te weten en ik dacht stellig, dat
de heer Boukes het ook wel weet waar ze moeten
zijn om aan de weet te komen, wat er met de panden
in een bepaalde straat aan de hand is.
De heer Tiekstra (weth.)Mijn betoog kón de heer
Heidinga niet bevredigen, omdat wij tot op zekere hoog
te deze kwestie verschillend benaderen, waarbij ik ove
rigens refereer aan zijn betoog in eerste instantie,
waarin hij zelf heeft gezegd: Het zal wel niet anders
kunnen.
Ik dacht, dat het ook goed was, dat ik een misver
stand weg neem. De verwerving van deze onroerende
goederen heeft n.l. niet betrekking op de projectie van
een verbinding, die mogelijk in een ver verwijderde toe
komst ergens eens gemaakt zal moeten worden vanaf
dit punt in de richting Boxum. Die verwerving heeft
ook niet betrekking op de gedetailleerde projectie van
het wegenvierkant, want in de Raad is ten tijde van
de behandeling van het structuurplan voor de binnen
stad besloten de zuidtangent, die oorspronkelijk ge
projecteerd was langs Zaailand en Ruiterskwartier, te
projecteren óf aan één zijde over de Willemskade
en daar heeft men toen fifty-fifty over gestemd, zoals
de toen aanwezige raadsleden zich nog zullen herinne
ren óf aan weerszijden van de Willemskade. De
westtangent is in dat opzicht niet in het geding. Men
heeft de keus tussen de projectie van de westtangent
voor een deel ten westen van de gracht (en dan komt
de vraag op, of dit punt in het geding komt), resp.
voor een deel ten oosten van de stadsgracht, resp. ge
heel ten westen van de stadsgracht, resp. geheel ten
oosten van de stadsgracht. Waar het hier om gaat, is
de aansluiting van het hoekpunt van de westtangent
en de zuidtangent op de Lange Marktstraat. Daar moet
een verkeerssituatie geschapen worden, die voldoende
ruimte biedt, dat het verkeer zich daar ter plaatse op
behoorlijke wijze kan afwikkelen. En dat kan alleen,
als we daar ook inderdaad deze panden in onze eigen
domsverwerving gaan betrekken. Ik geef de heer Hei
dinga toe, dat de beste grondslag voor de verwerving
van de eigendom is een bestemmingsregeling. Welnu,
wij kunnen ons vertrouwd maken met de gedachte, dat
de programmering van dit alles toch tijdig bij de Raad
komt en dat we dan hopelijk daarover kunnen praten,
maar dat heeft niet de minste zin, als we niet zorgen,
dat deze bestemmingsregeling, voordat de werkings
duur van de voorbereidingsverordening is afgelopen,
tot stand komt, opdat we niet met een verlenging van
de voorbereidingsverordening in de Raad behoeven te
komen. Indien het gemeentebelang dat echter vraagt
al zou het zijn voor een gedeelte van de gebieden,
die nu onder de werkingssfeer van de voorbereidings
verordening vallen dan kan ik U wel verzekeren,
dat het College niet anders staat te doen dan in het
gemeentebelang verlenging van de voorbereidingsver
ordening te vragen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 14 t.e.m. 19 (bijlagen nos. 111, 106, 112, 131,
110 en 135).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 20 (bijlage no. 136).
De hear Boomgaardt: It is net in bilangrike saek,
mar ik soe efkes oandacht freegje wolle foar in lytse
flater, dy't yn it riedsbrief sit. Middenyn üngefear
stiet: „Het saldo der kredieten, die door de Stichting
aan inwoners van onze Gemeente zijn verstrekt, be
draagt momenteel reeds ongeveer f 400.000,Dit bi-
drach moat neffens my wêze f 1.400.000,
De Voorzitter: Dat had ik inderdaad moeten opmer
ken. Dat bedrag moet zijn f 1.400.000,
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 21 yhjlage no. 138).
De heer Stek: In de raadsvergadering van 24 juni
j.l. besloten wij tot het subsidiëren van de plaatselijke
V.V.V., waardoor in de begroting f 45.000,moest wor
den opgenomen. B. en W. voorspelden toen reeds, dat
in 1968 waarschijnlijk f 40.000,zou worden besteed.
Daar het pand Prins Hendrikstraat pas augustus j.l.
is betrokken en de informatrices per 1 september in
dienst zijn getreden, is nu een groter bedrag dan werd
voorspeld niet besteed, een meevaller, althans finan
cieel, voor de Gemeente. Er is echter in genoemde
raadsvergadering een complex besluiten genomen. Eén
onderdeel was bijv. de voorwaarde, dat de informatri
ces tijdelijk, in de winterperiode, te werk zouden wor
den gesteld op de gemeentesecretarie, een voorwaarde,
die mij destijds nogal aansprak en die voor mij een be
langrijk onderdeel was bij mijn besluitvorming. Is mijn
indruk juist, dat die voorwaarde niet is vervuld in de
afgelopen periode? Als dat zo is, kan het College dan
mededelen, waarom men is afgeweken van het raads
besluit? Heeft dit nog gevolgen voor de subsidiëring?
Tenslotte: Vinden B. en W. het niet mèt mij onjuist,
dat het College bij de uitvoering afwijkt van een raads
besluit zonder voorkennis van de Raad? En kan men
mij toezeggen, dat zoiets in de toekomst slechts zal
gebeuren na kennisgeving aan de Raad?
De hear Boomgaardt: By dit punt hawwe wy to
krijen mei it jaen fan in subsydzje oan de „Stichting
Friesland voor Ontwikkelingssamenwerking". It ütstel,
dat it Kolleezje docht om 1 sint per ynwenner en by
ien fan de folgjende punten om foar 1969 iy2 sint
per ynwenner oan dizze stifting to jaen, ünderfynt by
üs gjin biswier, mar wy moatte al sizze, dat wy de
gong fan saken dochs net sünder krityk en yn elts ge-
fal net sünder ienige fragen folgje. Wy hiene der wol
forlet fan, dat troch it Kolleezje en nou wurdt de
fraech eigentlik wol in bytsje persoanlik, omdat de
boargemaster foarsitter fan dizze stifting is hwat
mear meidield wurdt oer dit wurk. De doelstelling
binne wy it hielendal mei iens, allinnich freegje wy
üs óf, oft dit net hielendal hwat yn de amtlike sfear
lutsen is, sadat it to min fan 'e groun komt en miskien
mei hjirtroch to min by de bifolking wekker makket.
It projekt wie foar myn gefoel wol om üs enthousiast