3
Punten 3, 4, 5, 6 en 7 (bijlagen nos. 119, 97, 95, 96 en
118).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 8 (bijlage no. 103).
De heer Van Balen Walter: Ik zou graag een in
lichting willen hebben over het feit, dat de stichting,
waaraan wij nu deze grond zullen verkopen, reeds
vanaf 1965 rente aan de Gemeente betaalt. Dat doet
het voorkomen, alsof wij in deze vroeger reeds een
besluit hebben genomen. Moeten wij dit besluit dan
nogmaals nemen?
De heer Tiekstra (weth.): Het is een vrij pijnlijke
zaak, dat de goedkeuring van het betreffende depar
tement op de aankoop van gronden voor dit soort
doeleinden vaak zeer langdurig op zich kan laten wach
ten. Naar ik meen, heeft deze vereniging, die reeds
vanaf 1965 optie op dit terrein heeft gehad, in decem
ber of januari uiteindelijk goedkeuring van het depar
tement ontvangen. Aangezien wij van oordeel waren,
dat het niet in het belang van de gemeente Leeuwarden
was, dat dit ten bate van 's Rijks fondsen een gratis
optie was, heeft het College destijds bij het beschikbaar
houden van dit terrein een rentebeding gemaakt. Daar
bij is dus zeer zorgvuldig gelet op het belang van de
gemeentelijke huishouding
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 93).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 10 (bijlage no. 116).
De heer Van Balen Walter: Uit de raadsbrief blijkt,
dat men op dit plan een tekort verwacht van
f 38.000,Op grond van de vorige alinea dacht ik,
dat de kosten van de grond uit de verkoop van de
terreinen zou moeten volgen. Ik vraag mij dan ook af,
of de grondprijs zo hoog zal worden, dat men de kos
tende prijs niet durft te berekenen.
De heer Tiekstra (weth.): De veronderstelling van
de heer Van Balen Walter, dat het niet altijd moge
lijk is om de kosten, die moeten worden gemaakt voor
ontsluiting van terreinen, op basis van de te maken
prijzen voor de gronden volledig te dekken, is op zich
zelf volkomen juist. Het heeft niet de minste zin ho
gere grondprijzen aan te houden dan men op de markt
kan maken. Bovendien heeft dit project, zoals de heer
Van Balen Walter wel bekend zal zijn, al een reeks
van jaren gelopen. Het is dus ook niet mogelijk op
dit ogenblik alle kosten, die deswege moeten worden
gemaakt, te laten drukken op de terreinen, die nu te
vens worden ontsloten en daarbij leg ik de nadruk op
het woordje „tevens". In de vroegere situatie zijn ter
reinen uitgegeven tegen toenmaals geldende prijzen.
Deze terreinen zijn wel bij de onderhavige ontsluiting
gebaat, maar kunnen niet opnieuw worden belast met
kosten. Vandaar, dat een dekking uit de reserve van
Openbare Werken moet plaats vinden.
De heer Van Balen Walter: Ik had nog gevraagd,
wat dan de grondprijs zal zijn. Het schijnt echter al
tijd bijzonder moeilijk te zijn daar achter te komen.
We hebben al zo vaak de toezegging gehad, dat de
methodiek van de grondprijsberekening aan ons zal
worden voorgelegd, maar dat gaat toch niet zo vlot.
De heer Tiekstra (weth.): Het antwoord op de
vraag van de heer Van Balen Walter zou eenvoudig
zijn, indien op dit moment een voorstel bij de Raad
zou liggen tot verkoop van de betreffende bouwterrei
nen aan de gegadigde, die thans een aanbieding van
B. en W. in zijn bezit heeft. Nu kan ik er echter niet
over praten.
De voorlichtingsraad m.b.t. de methodiek van de
grondkostenberekening is thans zover gevorderd, dat
we waarschijnlijk in april de geïnteresseerde raadsle
den voor een bijeenkomst ter zake kunnen uitnodigen.
Dan zullen we beschikken over een complete opzet van
een exploitatie, zoals die thans moet zijn. Voor het
onderhavige bestemmingsplan is deze exploitatie-opzet
natuurlijk niet zo interessant meer. Het is natuurlijk
wel interessant bij een nieuw bestemmingsplan aan de
hand van deze methodiek precies te kunnen aantonen,
hoe het met de grondkostenberekening zit.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 102).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 125).
De heer Velienga: Onze fractie heeft met waarde
ring en instemming kennis genomen van dit voorstel.
Alleen hadden wij deze woorden gaarne eerder in de
tijd uitgesproken. Deze zaak is naar onze mening
zacht gezegd rijkelijk lang onderweg geweest. Na
dat een aanvankelijke opzet door interne kortsluiting
niet kon worden uitgevoerd, prijkt nu eindelijk een
voorstel op de agenda. T.a.v. dit veld hebben wij te
maken met een aantal wensen, die sterk leven bij deze
bijzondere woongemeenschap in de Wielenpölle. Geo
grafisch gezien ligt deze buurt wat in een uithoek, waar
men min of meer drie los van elkaar levende gemeen
schappen aantreft, n.l. 't Aide doarp, de Wielenpölle
en de mensen van het woonwagenkamp. Een aantal
jaren geleden is m.n. aan de actieve mensen van deze
wijk de toezegging gedaan, dat hier een speel-sport-
terrein zou komen. Ik vind het jammer, dat zij zo lang
op de realisering hebben moeten wachten, niet alleen
omdat het goed is, dat de Gemeente zo snel mogelijk
probeert gedane toezeggingen na te komen, maar ook
omdat de Gemeente door die realisering duidelijk waar
dering uitspreekt voor alles, wat een groep mensen
hier doet. In dit verband acht ik het ook betreurens
waardig, dat er te weinig overleg is gepleegd t.a.v. de
laatste versie van het thans aan ons voorgelegde plan.
Volgens de raadsbrief zou er overleg gepleegd zijn met
de betrokken mensen van de Wielenpölle, maar vol
gens mijn inlichtingen is hun slechts een mededeling
verstrekt en is er alleen overleg geweest over een aan
tal punten, waarbij dit punt terloops is aangeroerd. Van
een echt goed overleg zou echter geen sprake zijn ge
weest. Ik geef deze mening graag voor een betere en
misschien kan de Wethouder haar geheel weerleggen.
Wel komt hierbij de vraag naar voren, wanneer dit
terrein klaar zal zijn. Wij betwijfelen enigszins, of de
Wethouder de toezegging, die hij in de betreffende ge
meenschap heeft gedaan, dat dit speelveld vóór de zo
mer klaar zal zijn, wel kan nakomen. Mocht dit ter
rein inderdaad niet tijdig klaar komen, dan geloof ik,
dat er in zoverre nog een uitwijkmogelijkheid bestaat,
dat deze woongemeenschap gebruik blijft maken van
het veld, dat op dit moment reeds als speel- en trap
veld wordt gebruikt. Ook zonder die noodzaak dit veld
blijvend te mogen gebruiken geloof ik, dat het goed
is, dat dit veld intact blijft als een soort groene zoom
aan de zuidkant van deze buurt, omdat, wanneer hier
mettertijd de gehele verkeerssituatie zou veranderen en
er in de nabijheid een groot gebouw van de Reiniging
en de Brandweer zal verrijzen, dit zou betekenen, dat
deze buurt nog iets meer wordt ingepakt. Dan hadden
we n.l. een mooie trits: dit speel- en trapveld met die
groene zoom, het in het onderhavige voorstel bedoelde
speel- en sportterrein en het buurthuis de Kobbekooi.
Dit buurthuis staat eigenlijk al iets te dicht op de be
bouwing, maar omdat het geheel bij de buurt hoort,
past het hier wel. Ik zou gaarne de toezegging van het
College hebben, dat deze uitgesproken mening van mijn
fractie, dat deze groene zoom noch tijdelijk, noch blij
vend mag worden veranderd, juist is.
De heer Engels: De heer Stek heeft mij verzocht
mede te delen, dat het hem bijzonder spijt, dat hij niet
aanwezig kan zijn, omdat hij graag zijn instemming
had betuigd met het plan De Wielenpölle. Hij had ech
ter ook graag twee vragen gesteld, n.l.: Hoe zit het
met het overleg, dat zou hebben plaats gevonden en
zou het College enige data kunnen noemen, waarop
het terrein klaar is?
De heer Tiekstra (weth.): Het was ook voor het
College niet prettig te moeten concluderen, dat i.v.m.
de stichting van de voorzieningen voor Reiniging,
Brandweer en Centrale Werkplaats de oorspronkelijke
situering van dit plan niet kon blijven gehandhaafd.
Er is toen zo snel mogelijk gezocht naar een andere
oplossing en de betreffende dienst heeft dit rapport,
naar ik meen, in de loop van het vorige najaar kunnen
uitbrengen, nadat gebleken was, dat G.S. reeds mach
tiging hadden verleend voor het besteden van het oor
spronkelijke krediet. Dat dit voorstel niet eerder bij de
Raad is gekomen, vindt mede zijn oorzaak in de om
standigheid, dat er over dit project juist overleg is
gepleegd met de uit de Wielenpölle hierbij betrokken
instanties. Ikzelf heb over dit project overleg gepleegd,
niet alleen vorig jaar november, toen het zo en passant
aan de orde kwam, maar ook reeds daarvóór, met de
hoofdleider van de Centrale voor het Buurthuiswerk.
Bovendien heeft de Dienst voor Openbare Werken met
deze functionaris overlegd. In oktober 1968 is via de
Gemeentelijke Sociale Dienst dit project aan belangheb
benden ter hand gesteld en in januari van dit jaar
heeft ons van die zijde het bericht bereikt, dat men
met het plan akkoord ging. Ook de betreffende buurt-
leidster is met dit plan akkoord gegaan. De inhoud
en de omvang van dit overleg laat ik even in het mid
den, maar ik wil categorisch ontkennen, dat er niet
ruimschoots overleg zou zijn geweest.
Ik durf met enige vrijmoedigheid te verzekeren, dat
deze voorziening vóór het komende zomerseizoen tot
stand zal zijn gebracht, omdat ik mij van tevoren er
van heb overtuigd, dat dit mogelijk is, niet alleen wat
de technische uitvoerbaarheid betreft, maar ook op
grond van de verwachting, dat ook voor dit project de
oude machtiging van G.S. mag worden gebruikt.
De heer Velienga houde het mij ten goede, dat ik
niet helemaal begrijp, vanwaar die vraag komt over
het beschikbaar houden van een groene zoom, die men
voor dit gebied wenst. Na de voorgestelde wijziging
van de loop van de Oude Potmarge kan het hier lig
gende groengebied aanmerkelijk worden uitgebreid, zo
dat het een duidelijke eenheid gaat vertonen. Wel zal
er een 1.400 m van het woonwagenkamp af moeten,
maar in overleg met het bestuur van de Wielenpölle,
met de buurtleidster en met de betrokken woonwagen
bewoners hebben we ter plaatse bekeken, of daarvoor
compensatie kon worden gevonden, zonder dat daar
mee de ruimte bij de Kobbekooi ook maar in geringe
mate zou worden aangetast. De gezamenlijke conclusie
was, dat die compensatie er ruimschoots in zat. Dat
betekent, dat vanuit de beplantingsstrook gemeten, de
grenslijn van het nieuwe terrein ongeveer komt te lig
gen tegenover de Grote Wielenstraat. Deze opzet wordt
thans door de Dienst van Openbare Werken uitge
werkt, zodat U binnenkort duidelijk zult kunnen zien,
welke ruimte voor buitenspeelgelegenheid voor de Kob
bekooi in de toekomst overblijft.
De heer Velienga: Het is altijd moeilijk een af
doende antwoord te krijgen op de vraag, of er al dan
niet goed overleg is gepleegd. Wanneer een bestuur
mij meedeelt, dat er met hem geen overleg is gepleegd,
dan heb ik de neiging dat als waar te accepteren. Wan
neer daarentegen de Wethouder in het openbaar ver
klaart, dat er wèl overleg is gepleegd, heb ik natuur
lijk geen reden daaraan te twijfelen, temeer daar hij
deze bewering staaft met het noemen van data en bij
dit overleg betrokken instanties. Wèl heb ik de indruk
overgehouden, dat de definitieve beslissing van het Col
lege en de definitieve tekst van dit voorstel niet apart
met het bestuur van de Wielenpölle zijn behandeld.
Natuurlijk ben ik zeer content met de toezegging van
de Wethouder, nadat hij zich dienaangaande de grootst
mogelijke zekerheid heeft verschaft, dat deze voorzie
ningen vóór het zomerseizoen tot stand zullen zijn ge
bracht. Ik zelf zie dat nog niet zo gebeuren, ofschoon
men bij de aanleg van deze velden door het toegepaste
materiaal niet zo afhankelijk is van grasmatten e.d.
Om ieder misverstand te voorkomen, moge ik mijn
betoog over die groene zoom nog even als volgt ver
duidelijken: Gesteld, dat deze voorzieningen niet zo
spoedig tot stand komen als wij allen hopen, kan dan
deze woongemeenschap blijven beschikken over dat
veld, vanuit het zuiden gezien, rechts van de Wielen
pölle. Daaraan heb ik vastgekoppeld, dat het mij goed
voorkomt, dat dit gehele terrein blijvend intact wordt
gehouden. Ik geloof n.l., dat dit speel-sportterrein en
het door mij bedoelde trapveld beide een nuttige functie
kunnen hebben voor deze hele buurt. Bovendien zou ik
het niet prettig vinden, dat deze straten op een andere
soort bebouwing zouden gaan uitkijken dan nu al bij
de Kobbekooi aanwezig is. Al deze straten, die toch
al ietwat nauw zijn (ook die, welke de Wethouder zo
pas heeft genoemd), moeten m.i. naar het zuiden een
ruime blik houden. Dit is een punt, dat bij ons zeer
zwaar weegt. Mochten wij dienaangaande niet worden
gecontenteerd, dan kunnen wij daar vanavond niets
meer aan doen, aangezien dit punt buiten de orde valt.
Wij zullen dan echter andere middelen overwegen om
deze zaak zo te krijgen als door ons nodig wordt ge
acht.
De heer Tiekstra (weth.)Na de gang van zaken
m.b.t. het oorspronkelijke voorstel is het wel duidelijk,
dat het College zich er categorisch voor zal inspannen,
dat deze voorziening vóór de zomer klaar is.
De heer Velienga gebruikt, dacht ik, twee begrippen.
Hij spreekt over de vrije ruimte, die hier aan de zuid
zijde, ten oosten van de Kobbekooi, beschikbaar is en
over het feit, dat de vrije ruimte, die vanuit de straten
te zien zou zijn, niet door bebouwing mag worden ge
blokkeerd. Het ligt niet in het voornemen dit gebied te
bebouwen. De kans daarop zou alleen kunnen ontstaan,
wanneer een deel van dit terrein als compensatie aan
het woonwagenkamp zou worden toegevoegd. Ik zie
dat echter niet. Ik zie overigens ook niet in, dat het
zo'n bezwaar zou zijn, wanneer daar een klein gebouw
tje t.b.v. het woonwagenkamp zou komen. Ook dan
blijft die vrije ruimte voor de bewoners visueel be
schikbaar. Ik wil de heer Velienga wel toezeggen, dat,
zo er sprake mocht zijn van dringend nodige voorzie
ningen t.b.v. het woonwagenkamp in de vorm van ge
bouwtjes, bij de situering daarvan wel rekening zal
worden gehouden met het uitzicht van de bedoelde
straten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 92).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 114).
De heer Heidinga: Wij waarderen het, dat het Col
lege thans met deze mededeling bij de Raad komt. De
Raad had ook al verschillende keren te kennen ge
geven er behoefte aan te hebben te weten, hoever het
met het uitbreidingsplan „Gouturn" stond. Alleen n.a.v.
de laatste zin in de onderhavige mededeling zouden
wij graag antwoord willen hebben op de vraag, welke
rijks- en provinciale instanties er dan nog wel alle
maal moeten worden geraadpleegd.
De heer Tjerkstra: Ook wij zijn erkentelijk voor
het feit, dat het College het ontwerp-bestemmingsplan
„Goutum" in maquettevorm aan ons heeft voorgelegd.
Overigens is dit, meen ik, meer vriendelijkheid uit nood
geboren, omdat het College zich niet helemaal heeft
kunnen houden aan het voornemen deze zaak in het
eerste kwartaal aan de Raad ter vaststelling aan te
bieden. Wel is het mij opgevallen, dat er in het plan,
na de behandeling in de commissie ad hoe, een paar
kleine wijzigingen zijn aangebracht. Aangezien het Col
lege vanavond geen uitspraak van ons vraagt, zal ik
daar verder niet op ingaan.
Wel spreekt het College over overleg met de rijks-
en provinciale instanties, maar niet over een ander
soort overleg, n.l. met de dorpsgemeenschap van Gou
tum. Wij zouden graag de bevestiging van het College
horen, dat deze op een passend tijdstip en op passende
wijze van dit plan in kennis zal worden gesteld.
De heer Tiekstra (weth.)T.a.v. het ontwerp-be
stemmingsplan „Goutum" met de daarbij behorende be
bouwingsvoorschriften is overleg gepleegd met de be
voegde instanties, i.e. op dit ogenblik de Provinciale
Planologische Dienst. Dit was dus overleg op ambte-