9 met ale reserves, die ik dus blijf houden, kan ik zeg gen, dat mijn fractie akkoord zal gaan met het door B. en W. voorgestelde. We hebben wel een soort vei ligheidsklep de heer Heidinga heeft daar al op ge wezen en wel deze: „We zitten er zelf bij; we kun nen de vinger aan de pols houden." Dat is dan ook onze taak en onze opdracht en dat voor ogen houden de, zouden wij willen zeggen, dat wij, hoewel niet vol komen overtuigd, bereid zijn B. en W. gelijk te geven deze opdracht toch aan het betrokken bureau te ver strekken. Ik hoop, dat de verschillende bureaus in staat zullen zijn zich, waar enigszins mogelijk, aan het tijdschema te houden. De heer Heidinga heeft daar terecht een punt van gemaakt. Ik heb aan de manier, waarop de Voorzitter daarop reageerde, duidelijk begrepen, dat het College dit ook bepaald als een vereiste ziet. Ik meen me te herinneren, dat weth. Tiekstra in een ander ver band van het bureau Vink gezegd heeft, dat het weet van de tijdsfactor en zich op dit punt heeft vastgelegd. Ik hoop, dat dit B. en W. ook met de andere bureaus zal gelukken, zodat wij dus niet van tijd tot tijd als een soort onaangename verrassing hier bepaalde ter mijnen zouden moeten verlengen. Dat kan natuurlijk door de drang der omstandigheden wel eens noodzake lijk zijn, maar B. en W. zullen er stellig toch wel voor zorgen, dat dit tot een minimum beperkt blijft. Ik hoop, dat wij er met elkaar in zullen slagen de hier genoemde bestemmingsplannen zo snel mogelijk rond te krijgen, zodat wij, wat dat betreft, in Leeuwarden vooruit kun nen en op stedebouwkundig gebied ook die vaart en dat tempo zullen houden, die in deze dynamische tijd bij een gemeente als Leeuwarden passen. De heer Heidinga: Na het betoog van de heer Vel- lenga heb ik heel weinig' meer te zeggen, want ik sluit me er volkomen bij aan. Ik vond de beantwoording van de Voorzitter en de Wethouder ook prima, dus, wat dat betreft, allemaal akkoord. Een ding dat viel me even op en wel dat de Voorzitter zei dat onze eigen dienst bezig is met Tulpenburg. Dit is echter nog nooit bij mijn weten eerder gezegd, noch in de Commissie ruimtelijke ordening. De eigen dienst moet nog een plan voor het gebied Rengerspark maken en daarvoor zijn we aan een termijn gebonden, in verband waarmee we al twee keer het Voorbereidingsbesluit hebben ver lengd. Tulpenburg had zich m.i. gemakkelijk geleend voor een buitenstaander; laten we nu in vredesnaam niet onnodig stukken van de stad buiten de grachten in ieder geval niet zonder medeweten van de Raad aan de eigen dienst geven. Qua vakmanschap heb ik er niets op tegen, dat deze het plan maakt, maar men zit daar stampvol; men heeft een hoeveelheid werk voor zich liggen, die moeilijk is te overzien. Mevr. Veder-Smit: Zowel de Voorzitter als Weth. De Jong heeft zeer uitvoerig geantwoord op onze vra gen en opmerkingen en hebben ook verschillende toe zeggingen gedaan. In eerste instantie heb ik me nog niet overtuigd getoond van de wenselijkheid voor Ald- lan-Oost ook de opdracht aan de combinatie Bonnema en Sterenberg te geven, maar ten aanzien hiervan heeft Weth. De Jong in zijn antwoord belangrijke toezeg gingen gedaan. Ten eerste heeft hij gezegd, dat er woningen met een kap zullen kunnen komen en verder dat er een zo groot mogelijke vrijheid van keuze van woningtype zal zijn. Voor die toezegging ben ik heel dankbaar en ook voor de mededeling, dat de uitbeste ding van de planologische vormgeving niet betekent, dat de combinatie ook de bouwkundige vormgeving zal verzorgen. En tenslotte is gezegd, dat wij ook niet een herhaling van West zullen zien wat z'n voor maar ook z'n nadelen heeft. Gezien deze toezeggingen, geloof ik, dat mijn bezwaren als vervallen beschouwd kunnen worden en ga ik dus akkoord met het voorstel als geheel. De heer Kingma: Ook in eerste instantie hadden we niet zo bijzonder veel opmerkingen. Toen ik als enig alternatief voor het plan 't Aldlan de eigen dienst noemde, voelde ik eigenlijk al waar de moeilijkheid zou zitten en nu de Voorzitter er nog eens op gewezen heeft neem ik graag aan, dat dit niet tot de mogelijk heden behoort. Uit dien hoofde moeten we het voorstel terzake eigenlijk wel accepteren; het is misschien een mooi plan om eens te zien wat er uit komt. We hopen, dat het erg meevalt, want ik vind het een heel mooie hoek van de stad daar bij het watersportgebied van de Froskepölle. De Voorzitter: Ik zou allereerst graag namens het College erkentelijkheid willen uitspreken voor het feit, dat in tweede instantie mevr. Veder en de heren Vel- lenga, Heidinga en Kingma zich akkoord verklaarden met de voorstellen, die wij hebben gedaan, waarbij wij stellig nota hebben genomen van de reserves die de heer Vellenga ter tafel heeft gelegd. Ik zou willen on derstrepen wat hij in tweede instantie en de heer Heidinga al in eerste instantie heeft gezegd: „Wij zitten er zelf bij", want de bureaus doen niets anders dan een plan ontwerpen, dat in de verschillende com missies komt, ook in de raadscommissie en in de Raad, dus uiteindelijk hebben niet zij, maar heeft de Raad het laatste woord. Maar als de Commissie ruimtelijke ordening goed werkt, dan hebben we snel door wat er gebeurt; wat de heren Vellenga en Heidinga hierover hebben gezegd, zou ik willen onderstrepen. Ik weet niet, in welk stadium het plan voor Tulpen burg zich bevindt, maar ik heb vandaag nog even ge- informeerd, omdat ik vermoedde, dat de Raad wel eens kon vragen, waarmee de dienst nu precies bezig was. Ik heb het lijstje opgenoemd en daar staat Tulpenburg en omgeving ook op. Daar is in het College nog nau welijks over gepraat; het plan kan dus nog niet in een vergevorderd stadium zijn en wij zullen stellig nagaan en daarbij de opmerking van de heer Heidinga ter sprake brengen of Tulpenburg inderdaad door de eigen dienst moet worden afgewerkt. Dat kan even tueel in de Commissie ruimtelijke ordening ook nog eens worden besproken, maar in ieder geval zal het de aandacht krijgen. Weth. De Jong heeft U nog iets aan te vullen? (De heer De Jong (weth.)Nee.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 11 en 12 (bijlagen nos. 144 en 141). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 162). De Voorzitter: Dit adres was aan de Raad gericht. Het is echter een kwestie van B. en W. Men heeft dat ook in de nota kunnen lezen, maar omdat het aan de Raad gericht was, meenden wij, dat het juist was, dat wij de Raad i.z. ons standpunt informeerden. Mevr. Visser-van den Bos: Wij danken B. en W. voor hun bereidheid over het beleid i.z. de huisvesting dat aan hen is opgedragen, ons informaties te geven en juist omdat zij daartoe bereid gebleken zijn, zouden wij nóg een paar informaties willen hebben. Het lijkt ons n.l. heel belangrijk, dat wij, als wij informaties van B. en W. krijgen, die worden tegengesproken door de belanghebbende zelf, dan even duidelijk horen wat nu waarheid is. De betrokkene beweert, dat de man die het bewuste huis gekregen heeft, een hoger inkomen heeft dan hij zelf. Hij noemt zelfs de rang van die man: opzichter Openbare Werken B. En als ik de be groting nakijk, dan zie ik ook, dat voor diens rang een bruto-salaris vermeld staat, dat hoger is dan dat van de heer Nicolai. Nu weet ik best, dat er een minimum en een maximum bestaat, maar toch bevredigt me het antwoord nu niet meer. Ik lees, dat de betrokken amb tenaar een netto-inkomen zou hebben van f 750,per maand en met het bruto-inkomen, dat ik in de begro ting gevonden heb, kan ik dat onmogelijk rijmen, want van niemand wordt zoveel ingehouden als hier dan wel zou gebeuren. Dat is één punt. Het lijkt mij be langrijk, dat, als er een beschuldiging aan het adres van B. en W. gericht wordt want dat wordt hier gedaan door de heer Nicolai die hier, in het open baar wordt tegengesproken. Mag ik dus daarover van U inlichtingen hebben? Het tweede punt is de kwestie van de burger zelf. Als iemand op grond van een bestemmingsplan moet verdwijnen, dan lijkt het mij toch wel gewenst, dat hij dan wat meer medewerking van Huisvesting zou on dervinden dan deze man gehad heeft. De heer Nicolai stelt misschien nogal eisen: hij wil graag weer een eengezinswoning in 't Nijlan hebben maar daarvoor heeft hij ook bijzondere omstandigheden opgegeven en het lijkt mij niet meer dan een eis van billijkheid te trachten deze burger te helpen, net zo goed als de ambtenaar van de Gemeente geholpen is. En ik zou het bijzonder op prijs stelen over deze zaak wat nader geïnformeerd te worden, opdat recht gezet kan worden wat hier tot in de pers en in grote brieven aan de fractievoorzitters over geschreven is. De heer Rijpstra: Ik kan me, wat de salariskwestie betreft, wel aansluiten bij wat door mevr. Visser is gezegd. Ook in zou wel graag de juiste cijfers willen weten. Ook al zou de heer Nicolai misschien een iets hoger netto-inkomen genieten dan de heer De Haan, dan zou dat m.i. niet behoeven te betekenen, dat hij daardoor niet in aanmerking zou kunnen komen voor een soor tgelijke woning als die, welke de heer De Haan toegewezen gekregen heeft. Te meer, daar ik in de raadsbrief lees: „Enkele bijzondere bijkomstige om standigheden hebben er niettemin toe geleid, dat in dit geval de betreffende woning aan laatstgenoemde (de gemeente-ambtenaar dus) is toegezegd." Ik vind, dat er bij de heer Nicolai ook wel bijzondere omstan digheden zijn. Dat heeft mevr. Visser ook al gezegd. En als hem van gemeentewege de huur wordt opgezegd, dan moet hij toch een gelijkwaardige woning terug krijgen. We moeten voorts ook in aanmerking nemen, dat hij al lang vóór de opzegging, al jaren, bezig is een andere woning te zoeken. De heer Schönfeld: Dit raadsvoorstel zou ik per soonlijk liever betitelen als een raadselachtig voorstel. In de aanhef wordt al opgemerkt, dat de uitvoer ing van de Woonruimtewet berust bij het College. Dit impli ceert m.i., dat er bij naleving van deze wet niets aan de hand behoeft te zijn, mits aan de richtlijn qua loongrens de hand wordt gehouden voor wat betreft het toewijzen van een z.g.n. goedkope woningwetwo ning. Deze grens is kennelijk door het College zelf vastgesteld, waarbij een ontsnappingsclausule is ge creëerd, omdat volgens de raadsbrief staat vermeld, dat „in het algemeen als richtlijn bij toewijzing van woningwetwoningen van het goedkopere type een loon grens van plm. f 700,netto per maand wordt aange houden." Het woord „plus minus" houdt ook al weer een zekere marge in. Uit de raadsbrief kon ik niet op maken, waar de betrokken ambtenaar die de woning kreeg toegewezen, werkzaam was, doch uit de bij de stukken ter inzage gelegde brief van de heer Nicolai blijkt dit wél. Op 24 april ontving ik van hem een na dere toelichting op zijn klacht, een toelichting, welke schriftelijk is gericht aan alle fractievoorzitters. Hij doet in dit schrijven, dat vergezeld ging van een heel pak ket fotocopieën van de afwijzingen die hij in de loop van de tijd heeft gekregen, de zaak zeer duidelijk uit de doeken en de bedragen die hij hierin noemt, blijken bij nauwkeurige verificatie zeer dicht bij de waarheid te liggen. Het spijt me te moeten constateren, dat de door hem genoemde bedragen belangrijk dichter bij de waarheid liggen dan die, welke in de raadsbrief worden genoemd. Uit het schrijven van de heer Nicolai is me gebleken, dat de woning in de Van Loonstraat, waarop hij, na diverse mislukte pogingen elders, zijn keuze had laten vallen, is toegewezen aan de heer W. de Haan, werkzaam bij de gemeente Leeuwarden. De raadsbrief vermeldt hieromtrent niets. Uit nadere informatie bleek me, dat de heer De Haan momenteel de rang van opzichter B bekleedt, waardoor hij volgens de algemeen bekende loontabellen valt onder salarisschaal 64, welke loopt van f 848,tot f 1184,bruto per maand. De raadsbrief vermeldt een bedrag tussen de f 1000,en f 1100,bruto per maand. Ik verwacht niet, dat het College niet met het juiste inkomen van de gemeente ambtenaren op de hoogte is. De heer Nicolai noemt in zijn nadere toelichting een bedrag van f 1060,.Vol gens de loontabel is het juiste bedrag f 1061,zodat hij de plank niet ver misslaat. Als ik zelf een en ander eens verder uitwerk, kom ik voor de kindertoelage op een bedrag van f89,24, voor de pensioenpremie op f74,66, voor de I.Z.A. volgens ziekenfondsnormen op f40,en betaalt betrokkene volgens de loonbelasting tabel f 104,50 aan loonbelasting, hetgeen dan volgens mijn berekening neerkomt op een netto-inkomen van f931,per maand (inclusief de kindertoelage). Dit bedrag kan nooit meer dan plm. twee a drie gulden afwijken van het werkelijk netto-inkomen. Volgens de raadsbrief geniet betrokkene een netto-inkomen van f 750,per maand, hetgeen dan f 181,beneden de werkelijkheid ligt. Indien het College toch het tegen deel zou willen aantonen, zal ik het op prijs stellen, als de Raad een kopie van de loonstrook van betrok kene ter inzage kan krijgen, teneinde een en ander met mijn berekening te kunnen verifiëren. Het gaat me er helemaal niet om, de heer De Haan de voet dwars te zetten, temeer omdat ik een ieder graag wat gun, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken, dat de heer Nicolai door de Gemeente bijzonder onbillijk behandeld wordt. Betrokkene mag tot 12 mei zijn huur huis aan de Hempenserweg bewonen, de Gemeente be looft bij schrijven van 24 december 1968 alle mede werking, doch deze man wordt gewoon geprest een voor hem dure woning te betrekken in het Bilgaard. Volgens de raadsbrief zou de Gemeente wél medewer king hebben willen verlenen bij het toewijzen van een flatwoning aan de Antillenweg, waarvan de huur mo menteel f 104,20 per maand bedraagt, terwijl de huur prijs van een houtrijke woning aan de Van Loonstraat f 113,15 per maand is. Terecht suggereert betrokkene, dat hij geen flatwoning, doch een gelijkwaardige wo ning wenst, in dit geval een goedkope eengezinswoning, zoals hij momenteel ook heeft. Bovendien is hem nim mer een flatwoning aan de Antillenweg aangeboden. Resumerend vergelijk ik nog even het netto-inkomen (minus de kindertoelage) van de beide heren, die elk twee kinderen hebben. De heer De Haan heeft dan vol gens mijn berekening een netto-inkomen van f 831,84, terwijl dat van de heer Nicolai f 802,bedraagt, waar uit ik concludeer, dat laatstgenoemde minder verdient dan de heer De Haan, hetgeen wel een schrille tegen stelling vormt met de vermelde bedragen in de raads brief. Zoals ik aan het begin van mijn betoog naar voren heb gebracht, zou het College toch wel degelijk op de hoogte kunnen zijn met hetgeen een gemeente ambtenaar verdient. Bovendien had ik verwacht, dat in de raadsbrief óók vermeld zou staan, dat het hier gaat om een gemeente-ambtenaar. Van de heer Nicolai heb ik bij informatie vernomen, dat deze direct bereid is een officiële opgaaf van zijn inkomen over te leggen. Inmiddels is hierom vanmorgen door de Gemeente ver zocht. Ik geloof, dat de Raad zich beter een oordeel zal kunnen vormen, als de Gemeente dit dan óók doet t.a.v. het inkomen van de heer De Haan, desnoods ver trouwelijk, hetgeen echter geen geheim behoeft te zijn, omdat een loontabel openbaar is. Een ieder, die iemands rang en salarisanciënniteit weet, kan zijn inkomen ook uitrekenen. Tot slot zal ik dan ook graag van de zijde van het College het volgende vernemen: 1. Is het College het eens met de door mij genoemde netto-bedragen? Indien dit niet het geval is, is het College dan bereid dit raadsvoorstel terug te nemen en de Raad, eventueel vertrouwelijk, deze bedragen aan de hand van kopieën van de loonspecificaties kenbaar te maken? Uit democratische overwegingen moet dit m.i. mogelijk zijn. 2. Indien het College het wél eens is met de door mij genoemde netto-bedragen, is het College dan als nog bereid vóór 12 mei een passende gelijkwaardige woning in een huurprijs van plm. f 100,tot f 120, per maand aan te bieden aan de heer Nicolai? Ik hoop, dat er meer geluiden in deze zin uit de Raad zullen komen. Zonodig zal ik niet aarzelen in tweede instantie met een voorstel te komen, waarvan ik zowel het College als de Raad de inhoud niet wil onthouden, opdat dit mede onderwerp van discussie kan vormen en het voorstel door één of meerderen kan worden mede-ondertekend. De Voorzitter: Ik zou maar geen voorstel doen, mijnheer Schönfeld; dat blijkt in tweede instantie wel, Het is een kwestie van B. en W. Het is ook geen raads voorstel, maar een raadsinformatie. Dus ik zou dan eerst terwille van de tijd de discussie willen voeren over de informatie. U kunt het voorstel eventueel straks nog wel indienen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 5