6
bestuur van die instelling ligt. Juist in het belang van
de O.L.B. heb ik, zowel bij de besprekingen met het
bestuur van de O.L.B. als in de vergadering van de
cember 1965 niet anders gedaan dan trachten een op
lossing te zoeken voor het probleem van de vesti
gingsplaats voor de O.L.B. in overeenstemming met
de wensen van die instelling. Ik ga voorbij aan een
eventueel verschil in levendigheid tussen het Rijks
archief en de O.L.B. Ik wil er echter wel op wijzen,
dat in de vergadering van december 1965 de gehele
situatie aan het Oldehoofsterkerkhof, zoals die zou wor
den volgens de mening van B. en W., met behulp van
volledige tekeningen en een in- en uitschuifbare en ver
wisselbare maquette aan de Raad is duidelijk gemaakt.
Op grond van die conceptie heeft het College het over
leg voortgezet. Dit is een heel gewone gang van za
ken en wij hoeven beslist niet over een bestemmingsplan
te beschikken om voor dit stadsgebied een bouwver
gunning af te geven. In het verslag van juli 1966
staat: „Beide belanghebbende partijen houden vast aan
hun voorkeur voor dit terrein." De heer Van der
Schaaf sluit dan de discussie met de opmerking: „Het
Rijksarchief heeft dan de meeste en de oudste aan
spraken." (De heer Engels: Beiden houden vast.)
Beiden hielden op dat ogenblik vast aan hun aanspra
ken op dat terrein. Na de ingekomen brief van sep
tember 1966 hebben de heer Ten Brug en ik overleg
gepleegd met het bestuur van de O.L.B. over het ter
rein tegenover het Coulonhuis. In dat overleg is zeer
nadrukkelijk door de toenmalige delegatie van het be
stuur van de O.L.B. gesteld, dat men de voorkeur gaf
aan een plaats in de binnenstad, terwijl over het ter
rein ten oosten van de Prov. Bibliotheek met geen
woord meer is gesproken. Bij intern gemeentelijk over
leg is gebleken, dat het onmogelijk was deze trits ge
bouwen met opschuiving op dezelfde plaats te reali
seren. M.b.t. het door de heren Hogendijk en De Vries
ingediende voorstel zou ik eigenlijk niet weten, welke
reële grondslag het College heeft nogmaais overleg te
plegen. Daarbij komt nog, dat het plan, dat door de
Rijksgebouwendienst voor het Rijksarchief is opgezet,
ten uitvoer kan worden gelegd, terwijl de barak van
de belastingdienst blijft staan. Er wordt n.l. van het
westen uit over de barak heen gebouwd, omdat men
nog dit jaar en snel wil bouwen.
M.b.t. de relatie tussen de Provinciale en de Open
bare Bibliotheek moet men ervan uitgaan, dat beide
bibliotheken een zeer verschillende boekenvoorraad
hebben. De uitwisselbaarheid schijnt niet zo groot te
zijn, maar daar wordt, blijkens gepleegd overleg, ver
schillend over gedacht. Ik neem aan, dat het naast
elkaar plaatsen van beide gebouwen zijn aantrekke
lijkheid kan hebben, evengoed als ik me kan voorstel
len, dat het voor de wetenschappelijke onderzoeker
aantrekkelijk is, dat het Rijksarchief naast de Prov.
Bibliotheek gelegen is.
Uiteraard staat het de Raad vrij het door de heren
Hogendijk en De Vries ingediende voorstel aan te ne
men. Ik blijf echter van mening, dat B. en W. niet
anders kunnen doen dan het door hun ingediende voor
stel te handhaven.
De heer Hogendijk: Wij vinden de door ons met
grote snelheid opgestelde motie toch niet erg geluk
kig en willen haar liever intrekken.
De Voorzitter: Alvorens dit voorstel in stemming
te brengen, zou ik er nadrukkelijk op willen wijzen,
dat het, gelet op de met het Rijk gevoerde besprekin
gen en op de mededeling, dat men dit jaar al met de
bouw zal beginnen, uiteraard een vreemde indruk moet
maken, indien dit voorstel thans zou worden afge
stemd.
Het voorstel van B. en W. wordt met 20 tegen 14
stemmen aangenomen. Tegen stemden mevr. Joustra-
Bijker en de heren Faber, Heidinga, Hogendijk, King-
ma, Klomp, Mr. Lijzen, Pietersen, Ir. Rijpma, Rijpstra,
Tjerkstra, G. de Vries, Wiersma en Van der Zwaard.
Punt 8 (bijlage no. 156).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 181).
Mevr. Veder-Smit: Ik heb geen bezwaar tegen de
bouw van dit kantoorgebouw op zichzelf of tegen het
program van eisen, maar wel tegen één bepaald as
pect. Ik vind het n.l. planologisch zo ongelukkig, dat
er op dit terrein zo'n groot kantoorgebouw komt.
Reeds bij de behandeling van de kredietaanvrage voor
de planvoorbereiding is vanuit de Raad om nadere ge
gevens gevraagd. Bij dit voorstel mis ik enkele din
gen, die ons bij de vorige behandeling bij monde van
de heer Tiekstra door het College zijn toegezegd, t.w.
een maquette van het gebouw, zoals dat in de omge
ving zou komen te staan (blz. 14 van de handelingen)
en een advies van de Commissie voor Openbare Wer
ken. Ik spreek dan nog niet eens van een advies van
de Commissie Ruimtelijke Ordening. Ik zou ook graag
willen weten of dit plan is besproken met de stede-
bouwkundige adviseur. De Gemeentesecretaris heeft
mij medegedeeld, dat er voor dit gebied geen uitbrei
dingsplan geldt. Er is wel een bestemmingsplan in
voorbereiding, maar dat kennen wij niet. De ter in
zage gelegde tekening geeft m.i. een onvolledig beeld
van de toekomstige situatie. Volgens die tekening zou
er bij dit gebouw slechts parkeerruimte voor 10 auto's
zijn, hetgeen mij voor dit gebouw geheel onvoldoende
lijkt. Kan er ergens anders nog meer parkeerruimte
worden gevonden? Het moeilijkste punt vind ik de
aanwezigheid van de monumenten op het te bebouwen
terrein en in de onmiddellijke omgeving daarvan. Het
gaat om de volgende vier monumenten: het nieuwe
Stadsweeshuis met het oude poortje van 1675, het
Boshuysengasthuis met een poortje uit diezelfde tijd,
Nieuw Sint Anthoon, waarvan de Julianavleugel uit
1910 dateert, maar waarvan het poortje veel ouder is
en de Grote Kerk. Dan noem ik nog niet Luilekker
land, dat nu in restauratie is en dat daar toch dichtbij
gelegen is. Het lijkt mij toe, dat dit moderne kantoor
gebouw beslist niet zal harmoniëren met genoemde
monumenten. Daarbij komt, dat een deel van het nieu
we Stadsweeshuis, naar ik aanneem, zal moeten wor
den afgebroken, terwijl dat Stadsweeshuis, als ik goed
ben ingelicht, toch voorkomt op de lijst van monumen
ten, zoals die door C.R.M. is vastgesteld. Nu vraag ik
mij af of dit gebouw wel kan worden gezet zonder
toestemming tot afbreken en, zo nee, of we die toe
stemming wel ooit zullen krijgen. Zelfs indien we ver-
ondersteilen, dat het nieuwe gedeelte van het Stads
weeshuis mag worden afgebroken en op dat terrein
dit kantoorgebouw mag worden geplaatst, hoe zit het
dan met de achtergevelrooilijn? Wij weten ook niet,
hoe hoog dit nieuwe gebouw zal worden. De afstand
echter tussen de achtergevel van dit gebouw en het
oude gedeelte van het Stadsweeshuis wordt toch mede
bepaald door de hoogte van dit gebouw. Ik ben dan
ook erg benieuwd, hoe dat probleem zal worden op
gelost.
De heer Iiijpma: Ik wil in dit betoog niet direct
mijn bezwaren tegen dit gebouw als zodanig en de
plaats daarvan naar voren brengen, maar wel mijn be
zwaren tegen de procedure. Ik heb de notulen van 11
december 1967 nog eens gelezen en daarin worden aan
de Raad alerlei definitieve toezeggingen gedaan m.b.t.
hetgeen er allemaal zou gaan gebeuren. Nu krijgen wij
hier een raadsstuk, waarin met geen woord wordt ge
zinspeeld op hetgeen is toegezegd. Dat vind ik een
onverdragelijke procedure. Er is indertijd toegezegd,
dat de Commissie voor Openbare Werken zou worden
ingeschakeld, dat de Raad binnenkort inzage zou krij
gen van een bestemmingsplan, dat er van dit gevoe
lige gebied een maquette zou worden gemaakt, maar
daar is allemaal niets van terecht gekomen. Naar mijn
gevoel had in dit geval de Commissie Monumentenzorg
moeten worden ingeschakeld en had er bij dit stuk een
advies van de gemeentelijke adviseur, de heer Baart,
moeten zijn. Zij zijn er echter niet in gekend. Ik citeer
uit een stuk, dat mij bij mijn installatie als commissie
lid werd toevertrouwd: „De Commissie Monumenten
zorg heeft tot taak gekregen het behoud van het oude
stadseigene, nauw verbonden met de sanering en de
regeneratie van de binnenstad, alsmede het bevorde
ren van de coördinatie van enerzijds de Commissie Mo
numentenzorg en anderzijds de functionarissen van de
7
Gemeente, die bij de sanering en de regeneratie van de
binnenstad zijn betrokken." M.i. getuigt het onderha
vige voorstel van verregaande zorgeloosheid. Ik vraag
mij af of ooit nog enige ambtenaar of bestuurder de
notulen van december 1967 heeft ingekeken. Ik zou
dan ook willen voorstellen het onderhavige voorstel in
te trekken en het de weg te laten gaan, die zo'n raads
stuk behoort te gaan.
De heer Kingma: In grote lijnen heb ik dezelfde
bezwaren als de voorgaande sprekers. In de notulen
van 11 december 1967 lees ik, dat de heer Tiekstra
heeft gezegd: „Ik hoop dus zo snel mogelijk aan de
Raad een totale situatie van het gebied, zoals het zou
kunnen worden, als de nieuwe elementen in dit oude
stadsdeel tot stand zouden worden gebracht, te kunnen
voorleggen." En iets verder: „En dan meen ik dat te
recht mag worden verlangd, dat bij een volgende ge
legenheid misschien kan dat zijn in het eerste half
jaar 1968 en hopelijk zelfs nog eerder de Raad in
zage wordt gegeven in de totale toekomstige situatie.
Ik geloof, dat de heer Kingma terecht vraagt om een
maquette, zodat men ook inzicht in hoogte en vorm
geving zal kunnen krijgen. Ik wil nu al wel zeggen,
dat, afgezien van de vraag op welke afstand het ge
bouw voor de G.S.B. precies komt te liggen van Lui
lekkerland, de gebouwen elkaar niet in de weg behoe
ven te staan.
We moeten ons wel realiseren, dat rehabilitatie van
dit oude stadsdeel alleen maar goed kan gebeuren door
daar nieuwe elementen in eigentijdse vorm, zoals ook
aan het Oldehoofsterkerkhof al gebeurd is door de
bouw van de Provinciale Bibliotheek, aan toe te voe
gen. Uiteraard moet er wel een redelijke harmonie be
staan. We verkeren hier in de prettige situatie, dat de
Gemeente de eerste stap doet als een duidelijk teken
van rehabilitatie van deze oude stadswijk." We heb
ben nog geen bestemmingsplan van deze oude stads
wijk gezien en we weten niet, wat er nog meer gaat
gebeuren. Dat dit nieuwe gebouw bij die verschillende
oude monumenten en bijna a.h.w. rug aan rug met het
overblijvende gedeelte van het Stadsweeshuis komt te
staan, lijkt mij op z'n minst niet erg gelukkig. Wan
neer wordt verwezen naar de Prov. Bibliotheek aan
het Oldehoofsterkerkhof, lijkt mij een gebouw in een
dergelijke stijl op deze plaats heel wat gelukkiger dan
wat ons hier nu wordt voorgeschoteld. Voor zover ik
het kan bekijken, is de harmonie hier wel ver te zoe
ken. Ik voel er dan ook veel voor het voorstel van de
heer Rijpma te steunen om het onderhavige voorstel
zoal niet in te trekken, dan toch aan te houden, totdat
er een bestemmingsplan is.
De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de
koffiepauze.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
De heer Vellenga: Het kan duidelijk zijn, dat wan
neer er één zaak is, die urgent is wat de huisvesting
van gemeentelijke diensten betreft, dit stellig geldt
voor het gebouw van de Gemeentelijke Sociale Dienst.
Vandaar ook, dat de Raad destijds bereid was met het
College mee te gaan in het verlenen van een krediet
van een niet al te hoog bedrag om de nieuwbouw van
de G.S.D. op gang te brengen. Men heeft hier van
avond uitvoerig de notulen geciteerd en ik geloof, te
recht. Het ging toen om twee zeer belangrijke punten,
waarover vragen zijn gesteld, n.l. de vraag, waarom
deze zaak niet in de Commissie voor Openbare Wer
ken is geweest en het verzoek de Raad een zo goed
mogelijk inzicht te geven in de situatie van de omge
ving, waarin dit gebouw zal komen te staan. M.n. in
het door de heer Kingma zojuist geciteerde kwam één
punt heel duidelijk naar voren, n.l. dat dat plan, waar
de Raad zo benieuw naar was, op een oor na was ge
vild en dat de Raad waarschijnlijk in het voorjaar 1968
dat plan zou kunnen zien. Me dunkt, dat een plan,
dat toen al bijna klaar was, nu toch wel helemaal ge
reed zou moeten zijn. Ik geloof dan ook, dat de kritiek
vanuit de Raad op het voorstel van B. en W. zich
daarop kan toespitsen. Het volgen van de juiste pro
cedure -Financiële Commissie, Commissie Openbare
Werken, Commissie Ruimtelijke Ordening vind ik
zeer belangrijk, maar m.i. is de kernvraag hier, hoe
de totale situatie van dit gebouw en andere gebouwen
en de omgeving in het hele gebied is. Wanneer de
Raad daarop een antwoord wil geven, zullen we dat
duidelijk voor ons moeten zien, anders zijn wij niet in
staat een goed en verantwoord besluit te dezer zake
te nemen. Wanneer de Raad nu niet van plan zou zijn
het voorstel van het College te volgen en gehoor zou
geven aan de suggestie van de heer Rijpma, afhan
kelijk van het antwoord van B. en W. straks misschien
veranderd in een voorstel, dan betekent dat, dat de
verantwoordelijkheid voor de vertraging bij de nieuw
bouw voor de G.S.D. niet bij de Raad ligt, maar bij
het College, dat zeer nonchalant is omgesprongen met
gedane toezeggingen, zoals die ook in de notulen zijn
vastgelegd. Nu begrijp ik uit de formulering van het
voorstel van B. en W„ dat het het College vooral voor
ogen staat de mogelijkheid tot financiering van dit
gebouw in de komende tijd zo veilig mogelijk te stel
len. Dat is wel te begrijpen, omdat wij wat die finan
ciering betreft van tijd tot tijd worden verrast met
drukken op de knop en dan is het prettig, wanneer wij
als Gemeente daarop met concrete plannen kunnen in
spelen. Deze financiering en de urgentie van de nieuw
bouw voor deze dienst vind ik twee belangrijke pun
ten. Ik ben van mening, dat het College in ieder geval
dit voorstel vanavond moet terugnemen en het de nor
male weg moet laten volgen langs dié Commissies, die
voor dit soort objecten zijn ingesteld en fungeren in
deze Gemeente. Verder zal het College moeten trachten
b.v. met behulp van een kaart of een bestemmingsplan
met kaarten de Raad meer inzicht te geven in dit ge
heel. Dan zitten we natuurlijk wel weer voor het oude
probleem, dat dat nog maar een plan in principe is.
Dat kan dan wel ergens op een Ministerie liggen om
een stuk vóórsubsidiëring te krijgen, maar het is nog
niet een goedgekeurd plan. Wij willen er graag ken
nis van nemen, zonder dat dat als zodanig als een
voorstel in deze Raad komt. Wanneer wij dan, na in
zage van dit plan gehad te hebben, op bepaalde, door
mij genoemde motieven (urgentie, financiering) ermee
akkoord gaan toch maar tot bouwen over te gaan,
dan hebben wij midden in dit bestemmingsplan al een
groot element neergezet, waar wij later aan vastzit
ten. Dat vind ik toch wel een moeilijk punt i.v.m. de
goedkeuring van het mettertijd in te dienen definitieve
bestemmingsplan. Ik zou het College op dit moment
met klem willen suggereren dit voorstel terug te ne
men, het hedenavond in de Raad gestelde te overwe
gen en te zoeken naar mogelijkheden om m.n. aan het
laatst door mij genoemde bezwaar tegemoet te komen.
Wanneer dit plan indertijd bijna klaar was, dan stel
ik mij toch voor, dat het College toch een voorstel
voor een bestemmingsplan voor dit gebied kan doen, dat
door de Raad ook officieel kan worden goedgekeurd.
Het hiermee gepaard gaande tijdverlies komt geheel
voor rekening van het College.
De heer Schönfeld: Aangezien ik niet in herhaling
wil treden, acht ik het voldoende mij aan te sluiten bij
hetgeen reeds zo duidelijk door de vorige sprekers naar
voren is gebracht. Ook ik schaar mij volkomen achter
het voorstel van de heer Rijpma.
De heer Tiekstra (weth.)Een volledige motivering
voor de wijze, waarop dit voorstel is ingediend, is, dat
het College zich heeft laten leiden door de overweging,
dat het probleem m.b.t. de financiering van gemeen
telijke investeringen bijzonder moeilijk zijn. Ik geloof,
dat het op zijn plaats is, dat het College in die zin
bekent onvolledig te zijn geweest, dat dit in de raads-
brief niet nader is gemotiveerd. M.i. zou het terecht
zijn geweest, indien in deze raadsbrief nadrukkelijk
naar het verhandelde m.b.t. het voorbereidingskrediet
was verwezen en dat daarin dan ook door het College
de toezegging was gedaan om, met handhaving van
de thans aan de Raad voorgelegde kredietaanvrage,
de voorgestelde procedure toch te volgen. Daarmee
zouden wij, dacht ik, twee doeleinden hebben gediend.
In de eerste plaats, dat het beschikbaar te stellen kre
diet op tijd beschikbaar is en tijdig op de financierings-
lijst kan worden geplaatst (het kan daar nog wel een
hele tijd staan) en in de tweede plaats, dat we daar
mede de Raad de gelegenheid hebben gegeven volledig