12 13 paald niet vertrouwd zijn daarop zonder meer auto's te laten parkeren. Daarom is afbreken het verstandig ste. T.a.v. de functie van dit terrein in de toekomstige wegenstructuur kan ik verwijzen naar de opmerkingen, die ik heb gemaakt bij de behandeling van het adres van de heer Beek namens de heer Boukes. Ik blijf van mening, dat dit terrein op dit moment alleen voor parkeren kan worden bestemd. Het is niet bij voorbaat uitgesloten, dat een toekomstige generatie van be stuurders op een bepaald ogenblik tot de conclusie komt, dat daaraan wel een andere bestemming kan worden gegeven. Het blijft echter toch nog de vraag of het dan niet verstandiger zou zijn te bekijken of mogelijkerwijs parkeren met een nieuwe constructie in meer lagen op dat ogenblik op deze plaats niet ver antwoord zou zijn. Laten we echter ook wat proble men overlaten voor onze opvolgers. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 179). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13a (bijlage no. 183). De heer Rijpma: Ik zou graag een voorstel van orde willen indienen. Wij hebben dit stuk eerst vrij dagavond ontvangen en het is ons in ieder geval als fracties onmogelijk geweest hierover van gedachten te wisselen. Aangezien er o.i. geen haast bij is in deze een beslissing te nemen, zouden wij het daarom op prijs stellen, indien dit agendapunt over drie weken opnieuw aan de orde werd gesteld. Wij hebben dan alle gelegenheid om alle kanten van deze kwestie te bekijken. De Voorzitter: Dit stuk kon niet eerder aan U worden toegezonden en ik heb er van mijn kant geen enkel bezwaar tegen dit punt op de agenda van de volgende vergadering te plaatsen. De heer Schönfeld: ïk zou het voorstel van orde van de heer Rijpma gaarne willen ondersteunen. Z.h.st. wordt besloten punt 13a aan te houden tot de volgende raadsvergadering. Punten 14, 15 en 16 (bijlagen nos. 163, 170 en 167). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 178). De hear Miedema: Ik bin bliid mei dit ütstel en ik tocht, dat dit knappe huzen wiene foar in redelike priis, mar wol soe ik freegje wolle: Hoe leit it mei de forgunningen op dit punt? It ütstel is 112 wenning- wetwenningen to bouwen en der wurdt ek noch praet oer 120 premy-wenningen. Hoe leit it mei üs oantal wenningwetforgunningen Binne dy foar dit jier üt- put En hawwe wy foar dy 120 premy-wenningen ek noch forgunningen foar dit jier? De heer Heidinga: In de raadsbrief staat, dat deze woningen 1 m dieper worden. Wordt daardoor de hele woning 1 m dieper en hoe zit dat dan t.o.v. het hele uitbreidingsplan (dat we eigenlijk niet hebben) Blijft een en ander binnen de oorspronkelijk gedachte ma ten Anders komen die rijen eengezinswoningen op bepaalde plaatsen 1 of 2 m dichter bij elkaar te staan dan het uitbreidingsplan aangeeft. De heer De Jong (weth.): N.a.v. de vraag van de heer Miedema kan ik mededelen, dat wij, wanneer we de woningwetwoningen, die we nu kunnen bouwen, in dit jaar ook inderdaad gaan bouwen, nog 10 woningen aan volume overhouden. Voor de premiewoningen, die zullen worden gebouwd, hebben we 44 woningen aan volume gekregen. Waarschijnlijk zal het niet op be zwaren stuiten, wanneer we die 10 woningen, die we aan volume aan woningwetwoningen over hebben, overbrengen naar de premiesector, zodat we daarin 54 woningen kunnen bouwen. Daarmee hebben we dus een begin van de geplande 120 premiewoningen. We nemen aan, dat in overleg met het Provinciaal Be stuur in 1970 het resterend aantal van deze 120 premie woningen door dezelfde woningbouwvereniging zal kunnen worden gebouwd. De heer Tiekstra (weth.)N.a.v. de vraag van de heer Heidinga wijs ik erop, dat er een rechtsgeldig en goedgekeurd plan in hoofdzaken bestaat. Zolang er wordt gebouwd in overeenstemming met dat plan, d.w.z. zolang er eengezinswoningen worden gebouwd, hoeft er geen probleem m.b.t. dat plan te ontstaan. Het gedetailleerde bestemmingsplan op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moet nog wel aan de Raad worden gepresenteerd. In dat gedetailleerde be stemmingsplan krijgen we te maken met de situatie, zoals die oorspronkelijk was op grond van het rechts geldig plan in hoofdzaken en de afwijkingen, die we ons met toepassing van art. 20 hebben veroorloofd, waar het afwijkingen in hoogte betrof (meer lagen dan oorspronkelijk waren gepland, resp. andere bouwvor men). Zo nodig' zullen de maten van deze woningen daarbij ook worden betrokken. Gezien het feit, dat dit terrein oorspronkelijk ook voor eengezinswoningen was bestemd, neem ik aan, dat de uitbreiding met 1 m geen aanleiding hoeft te zijn een afwijking met het rechts geldig plan in hoofdzaken te constateren. De hear Miedema: Hwat dy 112 wenningwetwen- ningen oangiet, sit is dus goed. De Wethalder stelt: „De 10 forgunningen dy't der oer binne oan wenning wetwenningen switche wy oer nei de premy-sektor dêr't wy nou noch mar earst 44 yn bouwe kinne. Dan kinne dat dus alfêst 54 wurde." Dat kin wol, mar ik fyn dat spitich, hwant foar myn gefoel is in wenning- wetforgunning mear wurdich as in premy-forgunning. As men dus in premy-wenning bout op in wenning- wetforgunning, dan docht men it nei myn bitinken forkeard. Nou kin ik my foarstelle, dat it Kolleezje seit: „Hwat dogge wy oars mei dy 10 wenningwetfor gunningen? Dy moatte wy dit jier bisteegje." Ik tocht lykwols, dat it wol mooglik wie dit jier earne noch 20 wenningwetwenningen oan to bisteegjen. Wy koe ne yn it lést fan dit jier earst de 10 wenningwetfor gunningen, dy't oer binne, opsoupearje en de oare 10 üt it volume foar takomme jier helje. It is miskien net ienfaldich, mar ik tocht dochs, dat, as der war foar dien waerd, wy dit jier öf op ien fan de doarpen öf earne yn de stêd noch wol 20 wenningwetwenningen oanbisteegje kinne. Ik tocht, dat de ütfiering fan de 120 premy-wenningen net yn gefaer kaem, as dy 10 wenningwetforgunningen dêr net yn meidraeije soene. Ik forsykje it Kolleezje dit punt nochris to bi- sjen; neffens my moatte wy foar dy 10 wenningwet forgunningen gjin premy-wenningen bouwe. De heer Heidinga: Ik wil best geloven, dat deze woningen in het „vlekkenplan" passen. (De heer Tiek stra (weth.): Plan in hoofdzaken!) Ja, er staan een paar zwarte plekken. De woningen in 't Heechterp b.v. staan 14 m van elkaar af. Hier was de afstand gepland op 19 m, maar zou dan nu waarschijnlijk 17 m worden. Ik vind het mooi, dat deze woningen ruimer zijn, maar het door mij gevreesde gevolg zou ik wel betreuren. De heer De Jong (weth.)Wanneer we de zeker heid hadden, dat we in 1969 nog 10 woningwetwonin gen zouden kunnen bouwen, hadden wij dit graag ge daan. Er is daartoe helemaal geen plan aangevraagd en van wat er eventueel zou kunnen gebeuren hebben wij niet de zekerheid, dat er in 1969 nog iets van tot stand kan worden gebracht. Daar komt nog bij, dat we, wanneer we aan die 44 woningen er 10 kunnen toevoegen, nog niet de helft van die 120 premiewonin gen halen. Het is ook nog de vraag of wij volgend jaar wel toestemming krijgen voor de resterende 66 woningen om dit plan in zijn geheel te realiseren. Die 10 uit de woningwetsector zijn ons dus eigenlijk wel welkom om in ieder geval in 1969 en 1970 dit plan te doen slagen. Overigens geloof ik niet, dat er zoveel voorkeur voor een woningwetwoning boven een premie woning behoeft te worden gegeven. Mocht er even tueel een aanvraag van een woningbouwvereniging ko men om ergens anders woningwetwoningen te bouwen en zou daar een mogelijkheid van realisatie in zitten, dan zou die aanvraag natuurlijk kunnen worden be keken. Wij zien trouwens nog niet, dat met de reali satie van een dergelijk plan in ieder geval in 1969 nog zou kunnen worden begonnen. De heer Tiekstra (weth.): De heer Heidinga heeft gelijk, wanneer hij de afstand van 14 m tussen de woningblokken in 't Heechterp als uitgangspunt neemt. Bij de beoordeling van de situering van de in dit voor stel bedoelde blokken is met die ervaring in 't Heech terp terdege rekening gehouden en is nagegaan, in hoeverre het verantwoord was om, uiteraard in het kader van de nieuwe wettelijke voorschriften, zo ver te gaan, dat er een meer aanvaardbare ruimte tussen de blokken ontstond dan in 't Heechterp het geval is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 18 en 19 (bijlagen nos. 172 en 176). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 20 (bijlage no. 182). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met dien verstande, dat het ontwerp besluit tot wijziging van de begroting van de G.S.D. wordt teruggenomen. Punt 21. De heer Van Baien Walter rapporteert namens de Commissie, belast met het onderzoek der geloofs brieven en bestaande uit de heren Heidinga, Vellenga en Ir. Van Balen Walter, dat de Commissie de geloofs brieven van de heer S. Bouma heeft onderzocht en in orde bevonden. De Commissie adviseert de Raad dan ook de heer S. Bouma toe te laten als lid van de Raad. Z.h.st. wordt dienovereenkomstig besloten. De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de tweede koffiepauze. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Tijdens de koffiepauze heb ik met verschillen de raadsleden gesproken over de vraag, of we vanavond nog wel zouden moeten beginnen aan de behandeling van de Algemene Politieverordening. I.v.m. het late uur leek ons dat niet verstandig. Het blijkt, dat een vrij groot aantal raadsleden morgen avond verhinderd is aan de voortzetting van deze ver gadering deel te nemen. Gelet op het grote belang van deze verordening, zou ik willen voorstellen een afzonderlijke vergadering ter behandeling van dg A.P.V. te houden en wel op maandag, 2 juni a.s. om 19.30 uur. De heer Engels: N.a.v. deze kwestie zou ik het Col lege willen vragen of het zich, eventueel in overleg met het College van Senioren, niet eens wil beraden op de vraag of wij na september niet naar een ander vergaderschema toe moeten. In de afgelopen periode zijn we herhaaldelijk niet klaar gekomen op die maan dagavond eens in de drie weken. Zou het dan niet verstandig zijn in de toekomst een ander schema aan te houden, waarop wij allen ons tijdig kunnen instel len? De Voorzitter: Ik zeg de heer Engels gaarne toe dit punt eens in het College van Senioren ter sprake te zullen brengen. Punt 22a (bijlage no. 174). Aanbeveling: Mej. N. Stielstra, alhier. Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen. Punt 22b (bijlage no. 177). Aanbeveling: 1. P. Bonnema, alhier; 2. J. J. Th. Derksen te Zwolle. De Voorzitter: Ik moet U tot mijn spijt mededelen, dat wij vandaag een brief hebben ontvangen van de heer Derksen, de door het College als nummer 2 ge stelde kandidaat, die ons het volgende heeft mede gedeeld: „Edelachtbare heren! Hierbij deel ik U mede, dat ik de functie van geneesheer-directeur van het Gemeentelijk Verpleeghuis enz. niet langer ambieer. U gelieve mijn naam derhalve af te voeren van de voordracht, door U aan de Gemeenteraad gedaan." Ik weet geen enkel argument voor deze houding van de heer Derksen. Nadat wij de voordracht hadden ge maakt, hebben wij betrokkene dit medegedeeld. De heer Derksen heeft daar toen helemaal niet op ge reageerd, totdat wij vanmiddag deze brief ontvingen. De heer Kingma: Ik zou graag een algemene op merking willen maken n.a.v. hetgeen de Voorzitter heeft gezegd. In tegenstelling tot de Voorzitter meen ik het argument, waarom de heer Derksen zich heeft teruggetrokken, wel te weten. Wanneer er twee personen op een voordracht staan, is het gebruikelijk, dat wij met beide kandidaten kennis maken, ten einde ons een oordeel over beiden te kunnen vormen. Toen de heer Derksen op het laatste moment zich echter nog niet had gepresenteerd, heb ik hem opgebeld en heb ik hem gevraagd of hij geen kennismakingsbezoek had willen brengen. De heer Derksen antwoordde toen, dat hij niet wist, dat dat gebruikelijk was en dat het College hem daarvan ook niet op de hoogte had ge steld. Ik vermoed nu, dat de heer Derksen uit dit laat ste de conclusie heeft getrokken, dat hij toch niet zou worden benoemd en dat hij zich daarom heeft terug getrokken. Ik betreur dit, want ik stel het altijd erg op prijs, wanneer er een keuzemogelijkheid is. (De Voorzitter: Daar ben ik het mee eens.) Benoemd wordt de heer Bonnema met 33 stemmen (1 bilj. blanco). Punt 22c (bijlage no. 175). Aanbeveling: 1. H. Beukema te Wirdum; 2. S. O. Postmus te Wirdum. Benoemd wordt de heer Beukema met 32 stemmen (de heer S. O. Postmus 2 stemmen). Het stembureau werd gevormd door de heren De Leeuw en Van der Zwaard. Punt 23 (bijlage no. 147). Dit agendapunt wordt op voorstel van de Voorzitter aangehouden tot 2 juni 1969. De Voorzitter sluit, om 0.05 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 7