18
19
'XT -«> V-.
onnodige risico's en kunnen we voor de begroting 1970
de zaak nog eens weer bekijken. Misschien moeten we
er dan wel weer meer bij doen. Best mogelijk. Maar
we zullen deze herfst meer materiaal verzamelen, zodat
hét College zowel als de Raad beter ingelicht is. De
grote toeloop van leerlingen heeft het College ook een
beetje overvallen.
Ik zou de Raad met klem willen vragen het meer-
derheidsvoorstel te aanvaarden; daarmee in strijd is
dus het voorstel van de heer Van der Zwaard c.s., want
bij aanvaarding daarvan hebben we niet de gelegenheid
voor het cursusjaar 1969'70 de tarieven te verhogen,
ook niet de buitengemeenten 50 pet. extra te laten be
talen. Willen we tot tariefsverhoging overgaan, dan
moeten we het vanavond doen. Per 1 augustus zou
den de nieuwe tarieven moeten zijn vastgesteld, want
het heffingstijdvak geldt voor 12 maanden.
De heer Ten Brug (weth.): Het standpunt van de
minderheid is in een bijlage bij het raadsvoorstel van
de meerderheid van het College uiteengezet, zodat ik
er weinig behoefte aan heb er thans uitvoerig op in
te gaan. Ik dacht, dat dit, ook gezien het vèrgevorder-
de uur, minder wenselijk is. Plet standpunt van de min
derheid is ook duidelijk, dacht ik. De heer Reehoorn,
die verhoging op zichzelf niet afwijst, heeft toch moe
ten constateren, dat het minderheidsstandpunt vrij sterk
is. Alleen is de consequentie dat geef ik toe dat
over het cursusjaar 1969/1970 geen verhoogde lesgel
den kunnen worden geïnd.
Wij hebben een dekkingsperscentage van de variabele
kosten aangenomen van 50%; het zou op 40 of 60 ge
steld kunnen worden. En er zijn natuurlijk meer kos
ten op dit instituut. Het verband tussen de lesgelden
en de kosten van de instelling is zeer willekeurig. Met
de tarieven, die we nu hebben en die de minderheid wil
handhaven, halen we die 50% bij lange na niet. Het
voorstel van de meerderheid komt daar wat dichter bij,
maar het is natuurlijk ook niet kostendekkend. We
verminderen alleen maar het tekort. Ik geloof, dat we
niet te veel naar dekking moeten zoeken. Het gaat
niet om de dekking, maar om de vraag: Zijn de tarie
ven op zichzelf redelijk? Het grote bezwaar van de
minderheid is, dat wij over de gehele situatie van het
instituut en de gevolgen van deze verhoging, die naar
mijn gevoelen geen verhoging meer genoemd kan wor
den dit is gewoon een drastische herziening van de
tarieven te weinig weten. Bij vergelijking met de
tarieven elders kunnen we constateren, dat deze ta
rieven in een groot aantal gemeenten op hetzelfde ni
veau liggen en dat die van een aantal andere er boven
liggen. Het is in allerlei gemeenten een probleem; van
daar ook, dat er van de zijde van de gemeenten druk
uitgeoefend wordt op het Rijk om er behoorlijke sub
sidies voor te geven, want het is in wezen een onder
wijsinstituut, waarvan we menen, dat het Rijk en
dat is een standpunt, dat door vrijwel alle gemeenten
wordt gedeeld hier behoorlijk in moet bijdragen. De
grondoorzaak van de tekorten is, dat de gemeenten dit
alleen niet kunnen doen en het Rijk blijft tot nu toe
achterwege met hier iets aan te doen.
Ik wil alleen nog meedelen en dat is het punt,
dat mij en ook de heer Tiekstra beangstigt, dat wij
menen, dat wij meer moeten weten van de gevolgen
van die drastische verhoging. Wij weten alleen, dat in
Amersfoort een vrij drastische verhoging voor 1969/70
zal worden toegepast, dat het tarief daar voor indivi
duele lessen op het ogenblik f 450,is, op welk bedrag
dit reeds een aantal jaren geleden is gebracht en dat
dit heeft meegebracht, dat sedert het schooljaar 1965/
66 het aantal leerlingen met 360 is teruggelopen. Er
is dus toch wel een duidelijk verband tussen de hoogte
van de tarieven en de deelneming van het aantal leer
lingen.
Ik wil hier verder niets aan toevoegen.
Misschien is er nog een onduidelijkheid. Ik wil nog
wel even verklaren, hoewel ik het, wat de motivering
van het minderheidsstandpunt betreft - dat is ook wel
gebleken uit de raadsbrief verder volledig met de
heer Tiekstra eens ben, waarom ik heb voorgesteld:
Doe er dan 10% bij. Eenvoudig om twee redenen: Wij
hebben aangekondigd, dat wij de tarieven zouden be
zien en zó bezien, dat er een verhoging uit zou komen.
Er is in de folders, die de ouders der leerlingen hebben
gekregen, ook gezegd, dat de mogelijkheid van een ta
riefsverhoging voor het nieuwe cursusjaar 1969/70 niet
uitgesloten is. Maar ik vind het bijzonder dwaas als
gezegd wordt: „Die Gemeente doet maar wat. Ze zou
den van alles, maar ze kunnen het blijkbaar niet halen."
Ik stel 10% verhoging voor om er aan te doen wennen,
dat een verhoging wel verantwoord is, maar daar kan
men verschillend over denken. Die 10% is zonder meer
een greep. Dat dat op sommige punten helemaal niet
billijk lijkt, geef ik volledig toe, maar mijn bezwaren
zijn dus, dat wij niet voldoende weten wat de conse
quenties zijn voor het instituut. Ik weet best, dat dit
instituut geld kost. Het nare is, dat de cultuur altijd
geld kost en men weet nooit wat ervoor terug komt,
althans dat is niet in geld meetbaar. Maar dat is nu
eenmaal een situatie, waar we zo langzamerhand
gelukkig - ook aan wennen; uitgaven voor die on
meetbare zaken kunnen toch wel ten volle verantwoord
zijn.
De Voorzitter: Alvorens we overgaan tot een tweede
instantie, zou ik nog gaarne willen opmerken - het
is voor de leden van de Raad niet zo moeilijk geweest
uit te rekenen, dat ik tot de meerderheid behoor
dat ik geen enkele behoefte gevoel nog iets toe te voe
gen aan wat Weth. De Jong heeft gezegd. Maar wel
heb ik behoefte aan een andere opmerking.
Als de Raad het meerderheidsstandpunt niet zou
kunnen volgen, dan zou ik hem met klem in overwe
ging willen geven niet het voorstel van de heer Van
der Zwaard te volgen, maar één van de minderheids
standpunten. Men dient terzake wel op te passen. Er
zijn een aantal wijzigingen ook in het minderheids
standpunt, waarover het College het volledig eens is
geworden. Ik wil alleen verwijzen naar een zij het
slechts gedeeltelijke doorberekening van het
sterke subsidie aan de buitengemeenten en als de Raad
het voorstel-Van der Zwaard c.s. aanneemt, gebeurt er
per se niets, want dan is het uitgesloten, dat wij voor
het nieuwe seizoen tot enige wijziging kunnen komen
en kunnen wij niets anders dan de huidige situatie
handhaven. Bovendien zijn er een aantal technische wij
zigingen, waarover het College het ook unaniem eens
is geworden.
De heer Tiekstra (weth.)Wat mijn aandeel in de
discussie betreft, deze opmerking: Ik geef er de voor
keur aan, dat er eerst een onderzoek wordt ingesteld
en dat daarna de gehele zaak opnieuw bij de Raad
komt. Het feit, dat ik me niet heb verzet tegen de
modulaties, die in de tarieven zijn aangebracht, doet
daar niet aan af.
De Voorzitter: Maar dan moet er sprake van een
misverstand zijn, Weth. Tiekstra. U spreekt mij niet
tegen; want als Uw standpunt wordt aanvaard, is dat
heel iets anders dan als het voorstel-Van der Zwaard
c.s. wordt aangenomen.
De heer Tiekstra (weth.): Ter vermijding van mis
verstand: ik ben vóór het voorstel-Van der Zwaard c.s.
De Voorzitter: Daar bent U vrij in.
De heer Schönfeld: Gezien het vèrgevorderde uur
zal ik het kort maken. Ik heb nog geen antwoord ge
had op mijn vraag, waarom niet eerder een diepgaand
onderzoek is ingesteld.
Ten einde straks een gat in de begroting te voor
komen, wil ik me wel aansluiten bij het meerderheids
standpunt, doch ik zou het toch bijzonder op prijs stel
len, als het College alsnog bereid is een onderzoek te
doen plaats vinden en de Raad t.z.t. met de resultaten
op de hoogte te stellen.
De heer Keehoorn: Ik heb duidelijk aangegeven wel
ke onze bezwaren zijn tegen het voorstel van de heer
Van der Zwaard c.s. Ik behoef, om des tijds wille hier
niet verder op in te gaan, al hoe sympathiek dit voor
stel ook is. Men heeft ook in mijn redenering van zo
juist wel een aantal punten kunnen ontdekken, die daar
volkomen parallel mee lopen, maar ik meen, dat de
tijd dringt, dat wij onze financiële middelen veilig stel
len, zodat wij voor het nieuwe seizoen tarieven moeten
vaststellen. En dat is het punt in het minderheidsvoor-
stel het enige waarmee ik het niet eens ben dat
m* A jo
•se
bij mij zwaar weegt. Als ik dat punt projecteer tegen
wat de financiële expert van de P.v.d.A. bij de finan
ciële beschouwingen bij de begroting 1969 heeft ge
zegd, waarbij hij m.i. met recht gepleit heeft
voor een grotere ruimte voor onrendabele werken, dan
dacht ik, dat we niet anders konden dan inderdaad
vanavond een beslissing te nemen over nieuwe tarie
ven voor het komende cursusjaar.
Ik heb begrepen, dat het meerderheidsstandpunt van
B. en W. in feite wel begrip heeft voor een vorm van
differentiatie, maar dat zulks afstuit op de technische
en administratieve onmogelijkheden. Ik moet zeggen,
dat het meerderheidsvoorstel van B. en W., zoals het
er nu ligt, voor mij niet aanvaardbaar is. Ik vind één
tarief te hoog voor de laagst-bezoldigden. Dat zeg ik
heel duidelijk. En daar verwacht ik een grotere terug
slag van op de deelneming van leerlingen uit die be
volkingsgroep dan wanneer het tarief zou komen te
liggen op f 420,voor de andere categorie. Dat is
mijn standpunt. Alles pleit voor een differentiatie.
Wanneer gezegd wordt, dat het technisch moeilijk is
uit te voeren, dan wil ik wijzen op het punt, dat studie
voorschotten kennelijk mogelijk zijn bij het onderwijs;
men kan daar altijd aantonen in welke bedragen men
valt. Ik wil de Wethouder vragen: Hoe doet hij het
met de woningtoewijzing? Daar hanteert hij ook aller
hande inkomensgroepen: Beneden die huur moet men
dat inkomen hebben; in die inkomenscategorie kan men
die huur verwonen. Ik kan meer dingen naar voren
brengen, maar ik wil het kortheidshalve hierbij laten. Ik
handhaaf dus mijn gedane suggestie en dien nu het
volgende voorstel in.
„De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering
bijeen op 30 juni 1969; gehoord de beraadslagingen over
de herziene lesgeldverordening amateur-afdeling Ge
meentelijk Muziekinstituut; besluit: het meerderheids-
voorstel van B. en W. zodanig te amenderen, dat in
plaats van het voorgestelde tarief voor de individuele
lessen
a. een gedifferentieerd tarief wordt voorgesteld, n.l.
tarief A a f 300,geldend voor de ten laste van ouders
of verzorgers komende minderjarige en meerderjarige
leerlingen, van wie het inkomen van de ouders c.q. ver
zorgers ligt beneden de weistandsgrens en dan een ta
rifering van f420,voor alle andere leerlingen;
b. de door de meerderheid van het College voorgestel
de lesgeldverordening in deze zin te wijzigen."
Ik redigeer dus niet precies wat er dan allemaal moet
gebeuren, maar de strekking is, dacht ik, duidelijk.
Ik heb nog een ander punt erbij, n.l. het instellen
van een commissie van onderzoek. Dat wilde ik meteen
maar vastleggen, nu de Weth. van Onderwijs daartoe
wel bereid is. Dan behoeven we dat niet bij de begro
ting aan de orde te stellen. De zaak is dan misschien
al klaar.
Het voorstel is mede-ondertekend door mevr. Visser
van den Bos en de heer Rijpma.
De heer Kingma: Uit alles wat we van de zijde
van het College gehoord hebben, blijkt duidelijk, dat,
als we nu tot een tariefsverhoging zouden overgaan, de
leerlingen duidelijk de dupe zouden worden van een
foutief regeringsbeleid in dit opzicht en van het te
laat komen van het voorstel van B. en W. Waren zij
daarmee eerder gekomen, dan hadden we nog voor dit
jaar een commissie kunnen installeren en ook nog voor
dit jaar voorzieningen kunnen treffen.
De heer Van der Zwaard: Het verschil tussen het
meerderheidsstandpunt en de gehandhaafde tarieven
bedraagt f 60.000,Er is, ook als het voorstel dat
door mij is ingediend, door de Raad wordt aanvaard,
een mogelijkheid tot herwaardering van de tarieven
met terugwerkende kracht. Ik handhaaf het voorstel
onverkort.
De heer Weide: De reden van het instellen van een
commissie is mij niet recht duidelijk, want ik meen,
dat er al een commissie van toezicht is, waar ook en
kele raadsleden zitting in hebben. Dus we krijgen een
commissie van toezicht op die commissie van toezicht,
als ik het goed begrijp. (De heer Van der Zwaard: Een
commissie van onderzoek.) Dus een commissie van
onderzoek op de commissie van toezicht. (Gelach)
De heer Rijpma: Ik wil de meerderheid van het
College dringend adviseren het voorstel van de heer
Reehoorn over te nemen.
De heer Visser: Zou ik nog mogen vernemen, hoe
veel buitenleerlingen er momenteel zijn? (De heer
Ten Brug (weth.)Pardon, dat heb ik nog vergeten
te zeggen: ongeveer 80.)
De heer Ten Brug (weth.)Ik heb op dit moment
eigenlijk niets meer op te merken. Ik kan wel zeggen,
dat ik in een wat moeilijke positie kom. Ik zou het pret
tiger hebben gevonden, als dat deel van de Raad, dat
het meerderheidsstandpunt i.z. de drastische tariefsver
hoging niet wil volgen, de andere door mij genoemde
punten zou hebben overgenomen. Maar als er geen an
der voorstel is, dan zal ik, om te ontkomen aan de
sterke tariefsverhoging, voor het voorstel van de heer
Van der Zwaard c.s. móéten stemmen.
De heer De Jong (weth.)De heer Reehoorn heeft
gesteld, dat hij toch zijn voorstel handhaaft en dat is
zijn goed recht, waaraan ik niet wil tornen. Als de
heer Rijpma mij vraagt, of de meerderheid van het
College hier achter zou willen staan, dan zou ik willen
zeggen: Geen behoefte aan. We hebben duidelijk aan
gegeven, dat wij daar bezwaren tegen hebben. De heer
Reehoorn moet dan zijn amendement maar indienen;
dat komt toch eerder in stemming dan het voorstel van
de meerderheid van B. en W. Ook de heer Reehoorn
dringt aan op een commissie van onderzoek. Is het nu
nodig om voor zo'n betrekkelijk summiere zaak een
aparte commissie van onderzoek in te stellen? Hier is
toch geen sprake van een motie van wantrouwen? Als
het gaat om de tarifering, dan moet ik stellen, dat we
toch een bepaalde commissie in de Raad hebben, die
deze kan beoordelen. Als de leden daarvan niet aan
wezig zijn, dan is dat mijn schuld niet, maar het had
in die commissie wel besproken kunnen worden. Deze
zaak kan normaal haar verloop krijgen door er zowel
bij de begroting als op het tijdstip, dat de toegezegde
nadere gegevens bij de Raad zullen komen, over te
spreken. Ik vind zo'n commissie van onderzoek een
beetje overdreven. Die suggestie wordt in ieder geval
door de meerderheid van het College niet gewaardeerd.
De heer Reehoorn: Ik schrap de commissie van on
derzoek uit mijn voorstel. Wij komen bij de begroting
wel op deze zaak terug.
De Voorzitter: Dan breng ik nu eerst in stemming
het voorstel-Van der Zwaard c.s.
De heer Reehoorn: Gaat een amendement niet voor
een voorstel als dat van de heer Van der Zwaard c.s.?
De Voorzitter: De heer Van der Zwaard noemt het
wel een voorstel van orde, maar het is een gewoon
voorstel. En het is vérstrekkender dan het voorstel-
Reehoorn c.s. Daarom wil ik dit het eerst in stemming
brengen.
De heer Reehoorn: Als het geen verschil maakt,
dan leg ik mij er graag bij neer; als dat wel zo is, dan
stel ik er prijs op, dat eerst over mijn voorstel wordt
gestemd. De uitslag van die stemming is bepalend voor
mijn standpunt t.a.v. het voorstel van de heer Van
der Zwaard c.s. Dat heb ik ook duidelijk laten blijken
in de motivering van mijn voorstel.
De heer Rijpma: Dat geldt voor mij ook, mijnheer
de Voorzitter.
De Voorzitter: Ik zal het voorstel van de heer Ree
hoorn c.s. eerst even voorlezen. Ik noem dit geen
amendement; het is een voorstel. U heeft een voorstel
tot wijziging van hetgeen door de meerderheid van het
College is voorgesteld, ingediend. Het gaat om nuance
verschillen. Ik noem het voorstel-Van der Zwaard c.s.
ook geen ordevoorstel. Het zijn beide voorstellen en ik
zal het vèrststrekkende nu in stemming brengen.
De heer Schönfeld: Ik heb nog steeds geen ant
woord gehad op mijn vraag, waarom niet eerder een
diepgaand onderzoek is ingesteld.
De heer Ten Brug (weth.)Het was een kwestie
van gebrek aan tijd. En ik had deze zaak dus liever
later in de Raad gebracht gezien.