16
17
De heer Tiekstra (weth.)Het voorbeeld, dat de
heer Bouma aanhaalt, is, dacht ik, nogal duidelijk. Door
het feit, dat de spoorsloot destijds gedempt is en de
Hollanderdijk is verbeterd, zijn de verkeerssituatie en
de woonsituatie duidelijk in kwaliteit verhoogd. On
danks die omstandigheid is toch een depreciatieproces
ontstaan, dat kennelijk ook in die omgeving niet te
stuiten is. Wat was daarvan de oorzaak? De eerste
aanzet lag in de omstandigheid, dat m.n. de woningen
aan de Eekhoffstraat niet meer voldeden aan de eisen,
die men aan huisvesting mag en moet stellen. De toe
stand was zelfs zodanig, dat ook een verbeteringsplan
voor deze woningen niet aantrekkelijk was en dus ook
niet tot uitvoering kon komen; sterker nog, het heeft
ten gevolge gehad, dat m.n. het afbraakproces in de
Eekhoffstraat is begonnen. Desondanks is een stuk van
het oude woningbezit aan de Hollanderdijk e.d. nog
enigermate verbeterd. Ik zeg met opzet „enigermate",
omdat ook de overheid niet in staat is het proces, waar
door woningen niet meer aanvaardbaar kunnen worden
geacht om voor bewoning in aanmerking te komen, te
stuiten. Er is een zo groot verschil, m.n. wat betreft de
wooneisen, die men stelt aan een woning tussen het oude
en het nieuwere woningbezit, dat het oude woningbezit
maar door weinigen meer geaccepteerd wordt. Dat heeft
uiteraard betrekking op de voorzieningen, die deze wo
ningen bieden. Dat kan betrekking hebben op de groot
te en ook op de sanitaire en andere hygiënische voor
zieningen. Dit proces speelt zich in een groot aantal
wijken in Leeuwarden af. Wij zijn nu eenmaal niet in
staat dat volledig te stuiten. En we zijn doodeenvoudig
evenmin in staat dit proces tijdig om te doen buigen naar
nieuwe bestemmingsplannen en daardoor tot sanering
te geraken. Dat stelt ook heel andere eisen.
In het onderhavige kwartier speelt m.n. zeer
duidelijk de positie van het Diakonessenhuis een
rol. Nu moet ik even een misverstand bij de
heer Bouma wegnemen; er is op dit moment
slechts sprake van een interne overweging van
wat in dit kwartier aan sanering moet gebeuren.
En dan moet ik een „geografisch misverstand" bij de
heer Schönfeld wegnemen. De naamsaanduiding „Ren-
gerspark" heeft hem op een dwaalspoor gebracht en
hem gevoerd naar het IJsbaankwartier, maar we spre
ken over het gebied, begrensd door de volledige Span
jaardslaan en de volledige Noordersingel. In de raads
vergaderingen van 23 december 1968 was immers aan
de orde het gebied, dat aan de overzijde van de Span
jaardslaan is gelegen, de oude Blekerstraat en omge
ving.
In het thans aan de orde zijnde gebied bestaat nu
eenmaal een nogal gedifferentieerde woningvoorraad,
want de Raad moet zich wel bewust zijn, dat ook hier
woningen staan, die op de krottenlijst voorkomen, die
dus uit hoofde van die omstandigheid ook niet voor
verbetering in aanmerking komen, alleen maar voor
onbewoonbaar-verklaring. Voorzover het mogelijk is
dat is de Raad bekend kopen we aan; ook het be
stuur van het Diakonessenhuis voert in dit gebied een
zeker beleid voor de verwerving van eigendom in de
vrije maatschappelijke sfeer. We zullen straks moeten
proberen deze zaken zo goed mogelijk in een plan sa
men te voegen. Maar ik herhaal: dat is op dit ogen
blik uitsluitend nog intern in overweging. En het waren
interne besprekingen, waarop de raadsbrief betrekking
heeft. Er is op dit ogenblik in ieder geval van de zijde
van het College nog geen enkel overleg geweest met
het bestuur van de Vereniging „Het Diakonessenhuis".
Wat wij nodig hebben is een zo goed mogelijke infor
matie, maar daarvoor heeft toch ook het bestuur van
het Diakonessenhuis allereerst een goed onderzoek no
dig omtrent de toekomstige ontwikkelingen zoals dat
bestuur die in dat gebied ziet. Het is duidelijk, dat de
gehele ontwikkeling van het Diakonessenhuis en
nu dreig ik in grensincidenten verwikkeld te ge
raken met mijn collega de heer Ten Brug de
totale ontwikkeling van de volksgezondheid en de
verpleegkundige voorzieningen raakt, zodat dit m.i.
toch wel in een totaal en breed kader moet
worden bekeken. Dat behoeft er echter niet toe
te leiden, dat daarmee de gehele woonfunctie
van dit gebied teloor zal gaan. Wel moeten we
ons realiseren, dat de functie van Leeuwarden op het
terrein van de volksgezondheid toch wel, ook provinciaal
gezien, van een niveau is, dat we daar voldoende ruim
te aan de vereiste ontwikkelingen moeten laten. Ik kan
de heer Bouma wel zeggen, dat vanzelfsprekend bij
de verdere ontwikkeling van de plannen en de oriën
tatie omtrent de opvattingen en de gevoelens van de
bewoners van die wijk ook stellig de Stichting Rengers-
park als gesprekspartner zal worden betrokken. Ik
heb n.l. wat het land aan het modewoord „inspraak".
Ik geloof, dat het beter is, dat wij zeggen, dat wij zo
goed mogelijk moeten zorgen voor een communicatie
met degenen, die zich interesseren voor de ont
wikkeling van de sociale situatie. Ik dacht, dat ik in
het kader van dit antwoord ook aan de heer Heidinga
enige handreiking heb gegeven. Het woningbestand in
deze wijk is natuurlijk nogal gedifferentieerd. Daar
zitten duidelijk krotten tussen. De heer Heidinga zal
het volledig met mij eens zijn: Een krot is
een krot! Maar we moeten ons wel goed reali
seren, dat ook het woningbezit aan grotere, maar
desalniettemin ook oude woningen zijn aantrek
kelijkheid in deze wijk bepaald gaat verliezen.
Daar is ook duidelijk een depreciatieproces begonnen
en ik dacht ook niet, dat de technische kwaliteit van
de woningbouw daar zo daverend is, dat we daar veel
mee kunnen. Er zijn dus omstandigheden waarin het
College eigenlijk niet anders kan doen dan de betrokken
eigenaar een vergunning geven om dan maar weer een
garage te maken. Wat moet je anders als iemands
eigendom nog dit rendement kan opbrengen? Ik kan
bovendien niet zeggen, of dit gebied onder de bevrie
zingsverordening valt. Dat wil de heer Heidinga mij
wel ten goede houden. Maar zodra er dus geen goede
huisvestingsmogelijkheid meer is voor de bewoners,
kunnen we toch eigenlijk niet meer doen dan we op
het ogenblik reeds doen, n.l. de vergunning in het be
lang van de eigenaar verlenen.
De heer Kingma heb ik niet helemaal begrepen, hoe
wel hij, juist i.v.m. het gedifferentieerde woningbestand
in die wijk, wel een interessant probleem aansnijdt. Ik
herhaal: Er zijn krotten, een krot is een krot en blijft
een krot en met een krot kun je niet beter doen dan
onbewoonbaar verklaren. Zodra een krot onbewoonbaar
is verklaard(Stem: Maar als die huizen nog be
woond zijn?) Zodra een krot onbewoonbaar verklaard
is en nog bewoond is, is het toch een krot. (De heer
Heidinga: En als je het afbreekt?) Zodra je het af
breekt is het geen krot meer. (De Voorzitter: Straks
krijgen we een tweede instantie.) Zodra zo'n krot is
omgebouwd tot een box, is het een box.
De Voorzitter: Ik zou bijzonder graag een ernstige
poging met de leden van de Raad willen doen om van
avond door de agenda te komen. Misschien kunnen zij
er enigermate rekening mee houden.
De heer Kingma: Nog en enkele opmerking. Ik
weet best, dat er veel slechte woningen zijn, er zijn ook
minder slechte, maar het ging me er juist om, dat we
vooral niet op te veel plaatsen tegelijk stukjes gaan
breken en slopen en dat we, waar enigszins mogelijk,
dan beter een stimulans kunnen geven door de zaak
nog weer een beetje op te trekken en de desbetreffende
woningen aan te houden, tot we werkelijk kunnen sa
neren. Anders hebben we straks een hele rij bestem
mingsplannen met mooie nieuwe woningen rond onze
stad, maar dan krijgen we als het ware wat Zadkine
voor Rotterdam heeft uitgebeeld: een stad zonder hart.
Het klinkt misschien wat somber, maar je ziet het in
vele steden gebeuren.
De Voorzitter: Heeft Wethouder Tiekstra nog be
hoefte hierop in te gaan?
De heer Tiekstra (weth.): Nee, mijnheer de Voor
zitter.
De Voorzitter: Dan zullen wij deze stichting dus zo
goed mogelijk overeenkomstig dit voorstel informeren.
Overigens zal in de toekomst ook zeker overleg met de
stichting over de verdere ontwikkeling worden gepleegd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 20 en 21 (bijlagen nos. 258 en 240).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 22 (bijlage no. 250).
Mevr. Visser-van den Bos: Ik zou graag even iets
in het kort vragen en zeggen. Ik ben zelf gaan kijken
naar deze kleuterschool en ik heb vastgesteld, dat
precies zoals in de brief staat inderdaad op enige
plaatsen de heg doorbroken is. Door grote kinderen
is de heg beschadigd en toen is er natuurlijk zoveel
door heen en weer gegaan, dat hij zo langzamerhand
gedeeltelijk gesloopt is op sommige plaatsen. In de
raadsbrief staat, dat het schoolbestuur het beste zou
doen, die heg nu eerst maar eens te laten herstellen.
En dan verwacht men, dat het op den duur met de
baldadigheid wel mee zal vallen. Nu wil ik voor één
bepaalde plek toch wel de bijzondere aandacht van
B. en W. vragen. Er wordt door de school niet ge
vraagd om een geheel ijzeren hek te zetten of een ge
hele afrastering te maken. Men vraagt een gedeelte
lijke afrastering en ook dit staat in de raadsbrief.
Ik heb in de map de tekening gezien, waarop precies
wordt aangegeven waar en hoever men die afrastering
nu eigenlijk denkt. Ik heb dat ook ter plaatse bekeken
en ik heb gezien, dat zich als ik het goed schets
tegenover de Averkampstraat, bij de Bachstraat, de
toegang tot de tuinen van de huizen van de Bach
straat bevindt. En dat is nu juist zo'n fatale plek voor
de kleuterschool. Er is een heel smal pad tussen de
tuinen en de toegang tot de kleuterschool en als daar
gewone huizen stonden zouden de bewoners er natuur
lijk wel op toezien, dat jongelui enz. niet voortdurend
over hun heg zouden komen of met bromfietsen e.d. er
tegenaan zouden vliegen. (Daardoor is de heg dan ook
vernield geworden, heeft het bestuur mij verzekerd.)
Maar nu daar een kleuterschool staat, waar 's avonds
niemand aanwezig is, kan men niet voortdurend op die
jongelui letten. Als omstanders of buren dit doen, dan
dat begrijpt U wel raakt men bij de jeugd niet
erg geliefd, zodat iedereen maar zwijgt en het gevlieg
met bromfietsen over het plein van de kleuterschool
en het gedoe in de zandbak maar moet toelaten. Ik
heb de indruk, dat het over het algemeen voor kleuter
scholen en waarschijnlijk ook voor andere scholen wel
voldoende is om een vrij lage heg of een andere af
zetting toe te laten, maar voor deze bijzondere plaats
is toch wel een uitzondering wenselijk. Het zou een
opiossing zijn voor deze school, voor het schoonhouden
van de zandbak, voor het heelhouden van de ruiten en
voor het in leven laten van de boompjes, die er toch
geplant zijn, dat het Gemeentebestuur medewerking
zou verlenen, dat een bepaald stuk, waarover ik zonet
sprak en dat ook op de tekening van het bestuur van
de school is aangegeven, van een ijzeren afrastering
wordt voorzien. Dat kan toch zodanig geschieden, dat
er een behoorlijke ruimte blijft om doorheen te kijken.
Dus ik zou graag van de Wethouder willen horen, of
het ook mogelijk is voor dat stuk een uitzondering te
willen maken op het gewone patroon van het afzetten
van speeltuinen van scholen.
De heer Ten Brug (weth.): In het raadsvoorstel
wordt niet ontkend, dat deze school veel last heeft van
de baldadigheid van de jeugd. Dat is een feit mevr.
Visser is er geweest en ik ben er ook geweest het
is vrij gemakkelijk te constateren. Maar waar gaat
het hier eigenlijk om? Heel formeel gesteld: worden
de normale eisen enz. overschreden, ja dan nee En
op grond daarvan meent het College te moeten con
stateren: „Ja" met een hek als wordt gevraagd, want
het gaat niet alleen om het stukje achter de huizen in
de Bachstraat, maar het gaat, zoals op de tekening ook
is aangegeven, om een lang stuk, van de Bachstraat af
in de richting van de Sweelinckstraat. (Mevr. Visser-
van den Bos: Dat was de opzet niet, want het moet
dan natuurlijk ook dicht zijn, heb ik wel begrepen.)
Maar er blijft van over, of hiermee de normale eisen
enz. worden overschreden ja dan nee. Ik meen, dat dit
wel het geval is. Dan zou je nog kunnen stellen
mevr. Visser denkt in die richting Hebben we hier
niet te maken met een heel bijzonder geval, waarin het
schoolbestuur op deze wijze zou kunnen worden ge
holpen? Ik geloof, dat wij hier niét te maken hebben
mee een heel bijzonder geval. Ik geef best toe, dat
door de toevallige ligging van de woningen in de Bach
straat dit terrein gemakkelijk is te betreden. Maar dit
is niet een uitzonderlijke situatie, dit doet zich veel
vuldig voor. Bovendien is de last van baldadigheid niet
alleen bij kleuterscholen, maar ook bij andere scholen
vrij groot. En dan is in deze wijk dat bevreemdt
me ook enigszins, maar de feiten liggen zo nog
niet eens de ongunstigste situatie, omdat hier zeer
dichtbij een speeltuin is. Die ziet er trouwens ook niet
zo heel geweldig meer uit, maar in ieder geval is er
toch een terrein, waarop de jeugd zich kan verma
ken, althans een poging daartoe kan doen. Ik geloof,
dat wij moeten staande houden wat wij in het raads
voorstel hebben gezegd, want anders zit ik met de
consequenties. Wij hebben hier bepaald wel even over
nagedacht. We hebben de wet er bij gehad en gezegd:
„Dit is zonder meer een duidelijk geval, waarin mede
werking niet verleend kan worden, maar we zijn wel
overtuigd van de last, die dit schoolbestuur hier on
dervindt."
Er komt nog iets anders bij. Al zou men op grond
van de Kleuteronderwijswet dit verzoek moeten hono
reren het is een objectief gegeven: men moet het
wel of niet doen dan zou ik het toch uit een oog
punt van stedenschoon wel bezwaarlijk vinden, dat zo'n
groot hek om deze school zou worden geplaatst en als
zich dat ook elders zou voordoen, ontstaat er een soort
concentratiekamp. (Mevr. Visser-van den Bos: Dat
stuk hek zou je van de straat af niet eens zien, want
het zou juist helemaal tussen de achtertuinen en de
school komen.) Maar het verlengde daarvan zou in de
richting van de Sweelinckstraat moeten gaan langs het
trottoir en dan de hoek om naar de voorkant van de
school. Anders geeft het niets. Je moet één groot hek
laten maken, niet alleen U heeft het zopas nog ge
zegd langs de erven, ook de rest moet aansluiten en
die bevindt zich langs het trottoir, dat om het terrein
van deze school ligt. Men kan hoogstens zeggen: deze
school ligt een beetje ongelukkig.
Maar er is nog iets anders: Ik geloof n.l. niet, dat
zo'n hek op zichzelf de baldadigheid zou keren; een
hek van 1.50 m zal een bepaald deel van de jeugd
eerlijk gezegd juist nog wel inspireren daar nu eens
overheen te springen.
En daar komt verder nog bij, dat de rest van het
terrein open blijft liggen. Dus al de last die men heeft
aan de voorkant en aan de achterkant van de Bach-
en de Sweelinckstraat blijft voorlopig gelijk. Maar ik
dacht, dat het toch wel mogelijk moest zijn dat zou
ik eigenlijk wel met het schoolbestuur willen opnemen
om een soort heg (deze heg is blijkbaar nog niet
prikkend genoeg) te maken, waar toch wat bezwaar
lijker doorheen te komen is. En dan is het zeker mo
gelijk, om de heg wat hoger te laten opschieten achter
de tuinen. Ik dacht, dat er wel een praktische oplos
sing mogelijk was, waarbij ik staande houd, dat een
volledige verhindering van baldadigheid hier niet te
bereiken is. Dat is jammer genoeg, maar zo liggen de
feiten.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik wil de Wethouder har
telijk danken voor zijn toezegging om met dit schoolbe
stuur te praten om dit te adviseren daar een zwaardere
heg te planten. Het overleg is dus nog niet afgesloten.
En ik stel me voor om er later nog eens te gaan zien, of
dat dan werkelijk enigszins geholpen heeft, want, zoals
het nu is, is het een trieste zaak. De toegang ligt hele
maal open, zodat ik me wel afvraag, of inderdaad toch
een hek of een houten afschutting zoals gedeeltelijk
al is aangebracht niet beter helpen zal.
De heer Ten Brug (weth.) heeft, desgevraagd, geen
behoefte nog nader op deze zaak in te gaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 23 (bijlage no. 255).
Mevr. Veder-Smit: Mijnheer de Voorzitter, U heeft
de hoop uitgesproken, dat we, gesterkt door de vakan
tie, tegen een stootje zouden kunnen. Ik geloof, dat
dit stootje hier dan wel ter tafel ligt, n.l. het voorstel