2
3
De heer De Jong (secr.): Mevr. Visser-van den Bos
heeft bericht, wegens vakantie niet in de gelegenheid
te zijn deze raadsvergadering bij te wonen.
De Voorzitter: Punt 4 is, zoals de Raad schriftelijk
is medegedeeld, geschrapt.
Punten 5, 6 en 7 (bijlagen nos. 267, 269 en 265).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 8 (bijlage no. 275).
De heer Tjerkstra: Deze grondtransactie heeft be
trekking op een gedeelte van 't Aldlan. Die zaak heb
ben wij in het laatst van het vorig jaar en in het begin
van dit jaar hier uitvoerig besproken. Onze fractie
heeft toen van haar twijfel en ook van haar bezwaren
op een aantal concrete punten blijk gegeven m.b.t. dat
gene wat B. en W. toen aanboden. Dat bestond uit:
1. een principe-schets voor het gebied 't Aldlan en 2.
een bebouwingsplan voor het westelijk gedeelte daar
van. Nadat een aantal moties middels toezeggingen van
de kant van B. en W. onder de tafel waren verdwenen,
hebben wij van onze kant het College het voordeel van
die twijfel gegund en hebben ons mede uitgesproken
voor de ontwikkeling van het westelijke woongebied
overeenkomstig het overgelegde bebouwingsplan. Ik wil
daar op één punt na niet op terug komen, omdat wij
hier de grondtransactie momenteel te bespreken heb
ben, maar er is toch één ding, waarvan ik iets wilde
zeggen en daartoe geeft de raadsbrief, die B. en W.
de Raad heeft doen toekomen, mij aanleiding. B. en W.
schrijven n.l., dat er in de opzet van het plan sindsdien
d.w.z. sinds het begin dit jaar geen principiële
wijzigingen zijn aangebracht. Dat mag waar zijn, voor
zover de stedebouwkundige vormgeving in het „platte
vlak" betreft, want er is inderdaad weinig veranderd.
Alleen aan de noordelijke rand langs de Aldlansdyk is
iets gewijzigd in de onderlinge schikking van de bouw
lichamen die daar gedacht zijn en dat zijn dan de ge
bouwen van de etagewoningen. Ik moet zeggen, dat
het daar ook niet slechter van is geworden. Dat is
echter maar een klein onderdeel en overigens is er bij
zonder weinig aan gewijzigd. Wat ik evenwel van in
grijpender aard vind, dat is en ik wil daarbij niet
twisten over de vraag, of dat van principiële aard is
of niet, maar ik vind het belangrijk er hier melding
van te maken dat het aantal wooneenheden sinds
dien niet onbelangrijk verhoogd is. Er was in de stuk
ken van toen sprake van ongeveer 700 wooneenheden; als
men de zaak optelt, dan komt men op dit moment op
842. Dat zijn dus een kleine 150 meer en ik vind het
daarom het vermelden waard, omdat dit toch een vrij
groot aantal is op het relatief kleine totaal-aantal wo
ningen waar het hier om gaat. Dit groter aantal wo
ningen op dezelfde terreingrootte betekent dus ook een
hogere bebouwingsdichtheid. Ik moet hierbij opmerken,
dat die hogere bebouwingsdichtheid zich niet voordoet
in dat gedeelte, dat is gedacht voor de eengezinshui
zen; die opzet is gelijk gebleven. Bovendien is het aan
tal eengezinshuizen ook niet veranderd. Toen was er
sprake van 330, nu van 336, dus dat is praktisch
gelijk. Het is juist het aantal etagewoningen, dat met
zo'n 130 vergroot is. Ik ben eigenlijk wel nieuwsgierig
behalve dat ik dit even wilde memoreren waar
dat grote aantal etagewoningen in wordt gevonden. Is
dat in de grotere hoogte van de gebouwen, die voor de
etagewoningen zijn bestemd, of is het aantal van die
gebouwen vergroot? Dat mag ik misschien aanstonds
nog wel van het College vernemen. Ik wil wel zeggen,
dat door deze vergroting van het aantal etagewoningen
in dit plangedeelte er —procentueel een verhouding
is ontstaan van 60 etagewoningen op 40 eengezinshui
zen; dat is hetzelfde als de procentuele verhouding in
Bilgaard, waarmee ik niet wil zeggen, dat de getals
matige verhoudingen ook iets zouden zeggen van de
kwaliteit van het plan. Ik merk het alleen maar op.
Ik wil verder dus op de aard van het plan niet ingaan,
dat hebben we toen gedaan en mijn bezwaren zouden
trouwens precies dezelfde zijn als toen.
Ik wil nu nog wel een paar opmerkingen maken, m.n.
ook van proeeduele aard. B. en W. hebben destijds ge
steld, dat voor de verdere ontwikkeling van het plan
't Aldlan overleg met de toen nog in te stellen Com
missie Ruimtelijke Ordening uit de Raad zou plaats
vinden. De betrokken Wethouder heeft zelfs gezegd,
dat hij zich zou kunnen voorstellen, dat er, voordat er
een bestemmingsplan aan de orde kan komen, sprake
zou kunnen zijn van een grondtransactie, maar dat die
grondtransactie dan toch ook eerst, stelde hij zich voor,
aan de Commissie Ruimtelijke Ordening zou worden
voorgelegd en dat voorts de Raad kennis zou kunnen
nemen van het oordeel van die Commissie over het
bebouwingsplan als zodanig. Nu is die Commissie Ruim
telijke Ordening sinds de instelling een aantal malen
bijeen geweest en ik moet zeggen, dat in haar verga
deringen ook al een tamelijk groot aantal plannen, ge
produceerd door de stedebouwkundige afdeling van de
dienst Openbare Werken, aan de orde is geweest. Dit
is echter niet het geval met het bestemmingsplan 't
Aldlan, dat wij april j.l. aan een ander bureau hebben
uitbesteed. B. en W. schrijven zelf ook, dat de bestem
mingsplanprocedure zover nog niet is gevorderd. Maar
ook is niet voldaan aan wat ik toch meen te mogen
noemen de toezegging, dat, als er hier een grondtrans
actie aan de orde zou zijn, de Raad althans de Com
missie voor de Ruimtelijke Ordening daar dan eerst
eens over zou kunnen praten en zich ook een oordeel
zou kunnen vormen over het bebouwingsplan als zo
danig. Dat is een constatering zonder meer.
In dit verband heb ik wel een vraag. Ik zei al, dat
het bestemmingsplan voor dit gedeelte van 't Aldlan
is uitbesteed en ik zou graag vernemen, hoever de des
betreffende architectenbureaus met de voorbereiding
van dat bestemmingsplan nu gevorderd zijn. Ik ben
daar temeer nieuwsgierig naar, omdat destijds bij de
behandeling in de Raad ook is gezegd, dat, als er ge
bouwd zou moeten worden en daarbij gebruik zou moe
ten worden gemaakt van de mogelijkheden, die art. 20
van de Wederopbouwwet of art. 19 van de Wet Ruim
telijke Ordening biedt, daar dan ook de Commissie
Ruimtelijke Ordening in gekend zou worden. Die ge
legenheid hebben B. en W. nog, althans theoretisch.
Mijn vraag is inderdaad: krijgt die Commissie en mid
dels die Commissie de Raad ook nog deze zaken voor
geschoteld, alvorens er tot bebouwing zal worden over
gegaan? Ik vind deze vraag en het antwoord daarop
des te belangrijker, omdat ik een zekere spanning ver
moed tussen enerzijds de toezegging, die toen aan de
Raad is gedaan, en anderzijds hetgeen *in punt 7
meen ik van de ontwerp-koopovereenkomst, die de
Raad is aangeboden, staat aangegeven, n.l., dat de ko
per omstreeks 1 september van dit jaar, dat is dus
omstreeks vandaag het moet daarna zijn, want
daarvóór hebben we al gehad zich verplicht met de
bouw te beginnen. Enerzijds is er dus de aandrang op
een en hetzelfde architectenbureau of twee archi
tectenbureaus eigenlijk om de bouwplannen zo snel
mogelijk van de grond te brengen en anderzijds op dat
zelfde bureau om zo snel mogelijk een bestemmings
plan in beginsel voor elkaar te maken. Deze bureaus
zitten eigenlijk met twee bazen. Ik ben wel nieuws
gierig, of B. en W. kans zien aan de toezegging van
toen, om althans de Commissie in te schakelen als er
gebouwd zal moeten worden, te kunnen voldoen.
Ten slotte nog een paar opmerkingen en vragen van
andere aard. Ik lees, dat alle grond, behoudens een
aantal genoemde elementen, zal worden overgedragen,
voorzover liggende binnen de rode omlijning van de
tekening, die bij de stukken was gevoegd. Nu krijg ik
de indruk, dat U dan ook bezig is om andermans eigen
dommen te verkopen. Als ik het goed heb gezien, reikt
deze rode begrenzingslijn aan de zuidkant tot aan het
water van het Van Harinxmakanaal en als ik wel ben
ingelicht, dan is nog altijd 3% m grond daarvóór van
de Provincie. Het lijkt me dus wat een vreemde zaak,
dat we dat gaan verkopen. De tekening munt overi
gens ook niet uit door duidelijkheid, wat ik wel be
treur, omdat dit eigenlijk het enige stuk is, dat een
exacte basis zou moeten vormen voor deze grondtrans
actie. Ik wil hierbij nog opmerken, dat de tekening
om één ding te noemen het nummer 272 draagt,
terwijl het hier gaat over het raadsstuk no. 275.
Dan heb ik nog een vraag over de wegen die nog
moeten worden aangelegd, en waarvan althans de on
dergrond straks zal worden overgedragen aan de
kopers. Ik vraag mij echter af, hoe de situatie zal zijn,
als de wegen eenmaal zijn aangelegd? Deze wegen
zullen, naar ik aanneem, openbaar zijn. Ik stel me
tenminste voor, dat we daar geen hertenkamp maken.
Maar wie heeft die wegen straks in eigendom, beheer
en onderhoud? Ook daar zou ik graag iets over willen
vernemen.
De heer Kingma: Het is bekend, dat wij niet erg
gelukkig zijn met dit plan en met deze massale ver-
Koop van het gehele westelijke Aldl&n. Ik weet niet,
wat ik ervan moet zeggen. Het is een soort optie met
voortdurend een verkoop van terreinen, wat de bou
wers wel in een zeer gunstige positie plaatst, maar
wat m.i. helemaal geen voordelen voor de Gemeente
heeft. Een ander bezwaar het is zojuist ook al even
genoemd is, dat de wegen ook gedeeltelijk zouden
worden aangelegd door de bouwers. Ik ben daar niet
voor. Ik zag liever, dat de Gemeente deze wegen op
de normale manier in eigen beheer ging aanleggen. Nu
hebben de „eigenbouwers" eigenlijk het gehele plan in
handen: de grond, waarvan ook gedeelten die nog niet
bouwrijp zijn, worden verkocht. En welke waarborgen
hebben wij eigenlijk, dat dit gehele grote plan voor
meer dan f4 miljoen werkelijk wordt uitgevoerd? Die
waarborgen blijken niet duidelijk uit de stukken. Voor
de bouwers lijkt me deze koop, ik herhaal het, ont
zettend gunstig. Het zijn goede zakenlieden geweest,
maar ik had gedacht, dat wij ook wel kooplieden in
het College hadden. Als ik de vorige keer goed heb
geluisterd, dan hebben we op zijn minst één Wethou
der, die een enorm goed koopman moet zijn. En nu
verwacht ik, dat uit de beantwoording van het Col
lege straks zal blijken, dat ik me vergist heb wat de
waarborgen betreft; dat de Gemeente hier absoluut
goed zit. Maar op dit moment ben ik daar bepaald niet
gerust op. En als men zijn oor in de gemeente zo te
luisteren legt, vangt men ook niet zulke enthousiaste
geluiden op t.a.v. dit plan. Het lijkt er wel op, dat de
Gemeente wat met de grond verlegen zit. Ik kan me
dat niet voorstellen. Het andere gedeelte van 't Aldlan
ging ook vrij vlot van de hand en wat men met het
onderhavige gedeelte van plan is, blijft voor mij een
raadsel. Het gaat heel geheimzinnig en het gaat steeds
geheimzinniger worden; men houdt de Raad steeds
meer buiten de deur. Er ligt ook geen bestemmings
plan klaar, althans een meer uitgewerkt plan dan we
gezien hebben, want we hebben eigenlijk nog helemaal
niets gezien, alleen het plan van de architecten, maar
dat verdient toch zeker niet de naam van bestemmings
plan.
De heer Schönfeld: In de vergadering van 6 januari
j.l. is door Wethouder De Jong gesteld, dat het in de
bedoeling lag per 1 februari te starten en zo gauw mo
gelijk te gaan bouwen, zodat er 2 flats en een 80-tal
woningen zouden komen. De eerste 200 woningen zou
den aldus dit jaar nog klaar kunnen komen. Helaas
blijkt dit geen haalbare kaart te zijn geweest. Ik zal
hiervan graag de reden vernemen. Ingevolge het raads
voorstel van 27 november 1968, betreffende de prin
cipe-schets van het bestemmingsplan 't Aldlan, waren
er in het plangedeelte plm. 330 eengezinswoningen en
plm 370 woningen in flats gepland. In dit voorstel
wordt echter gesproken over 506 etagewoningen en 249
eengezinswoningen in 2 uitvoeringen. Het wekt bij mij
de indruk, dat deze aantallen afwijken van hetgeen des
tijds in het principe-plan is gesteld. Er komen meer
flatwoningen en minder eengezinswoningen dan aan
vankelijk was gedacht. Ik acht de controverse met het
geen destijds in principe door de Raad is aanvaard
nogal groot. Misschien kan de Wethouder me uit de
droom helpen, maar als mijn indruk juist is, heeft er
een wijziging plaatsgevonden in hetgeen in principe was
vastgesteld. Het aanvankelijk geplande aantal flatwo
ningen stond m.i. in een redelijker verhouding tot de
rest dan thans het geval is. Ik meen, dat dit bij de
opzet ook niet in de bedoeling heeft gelegen.
Tot slot zal ik graag vernemen waarom de Com
missie Ruimtelijke Ordening niet vooraf met de grond
transactie op de hoogte is gesteld.
De heer Tiekstra (weth.)Afgezien van de discus
sies, die in de vorige raadsvergaderingen m.b.t. de pro
blematiek van dit project aan de orde zijn geweest,
is het m.i. volkomen juist, dat we in de Raad even
blijven stil staan bij deze transactie, die toch wel van
wat bijzondere aard en inhoud is. De titel luidt: „Grond-
verkoop Aldlan-West". Deze zou eigenlijk moeten lui
den: „Basis-overeenkomst voor de verkoop van bouw
terrein". Ik dacht, dat we het dan duidelijker stelden
en ik kom dan meteen al terecht bij een vraag van de
heer Tjerkstra: „Wat wordt er verkocht?" In het de
Raad voorgelegde ontwerp-raadsbesluit staat het zo:
„de voor bebouwing in aanmerking komende terrei
nen" en dat betekent, dat de wegen, ook de ondergrond
van de wegen, eigendom van de Gemeente zullen blij
ven. De verkoop handelt uitsluitend over de levering
van bouwterreinen. Op grond van de basis-overeen
komst kunnen straks hetzij aan de gegadigde, die een
complex huizen wil kopen voor de verhuur, een aantal
kavels, hetzij aan één gegadigde één kavel worden ge
leverd. Dat is de methodiek, die in deze overeenkomst
duidelijk is neergelegd. Men zou het anders kunnen
zeggen, n.l. dat dit de overeenkomst is, waarop de ad-
spirant-bouwers op zich hebben genomen het gebied in
exploitatie te brengen, met de bepaling van de prijzen,
die aan de Gemeente betaald moeten worden naar ge
lang van het aantal kavels dat wordt gekocht. Dat
brengt mij bij het bijzonder interessante betoog, dat
de heer Kmgma heeft gehouden. Deze vraagt: „Welke
waarborgen heeft U, dat dit bouwplan wordt gereali
seerd?" Die waarborg is eenvoudig niet voor 100% te
verkrijgen. Ik dacht, dat het de taak van de gemeen
telijke overheid is zorg te dragen voor de aanwezig
heid van voldoende bouwrijpe gronden en dat het risico
van het realiseren of niet-realiseren van het bestem
mingsplan voor de gemeentelijke overheid is. Dat is de
functie, die zij ingevolge de wettelijke regelen op dit
terrein heeft te vervullen, een functie, die zij ook wel
bewust vervult. Er is misschien, een uitzonderlijke si
tuatie in een bijzonder aantrekkelijk woongebied daar
gelaten, geen enkele gemeente in Nederland, die de
waarborg zou kunnen verwerven, die de heer Kingma
vraagt, n.l. 100% zekerheid, dat een totaal woning
bouwplan in een bepaald gebied volledig wordt uitge
voerd. Dit betekent niet, dat de desbetreffende bouw
combinatie met gemeentegrond kan gaan speculeren.
Immers, als de woningbouw niet slaagt laten we zo
reëel zijn daar rekening mee te houden dan komt
de grond terug aan de Gemeente, resp. blijft bij de
Gemeente. Dit wil ik ook nog met nadruk aan het
adres van een ervaren raadslid als de heer Kingma
verklaren.
De heer Tjerkstra heeft en hij doet daar goed aan
toch nog even verwezen naar de kritiek, die hij eind
vorig jaar en begin dit jaar namens zijn fractie heeft
geleverd terzake van de voorstellen omtrent het onder
havige bestemmingsplan. Hij maakt nogal nadrukke
lijk een voorbehoud t.a.v. deze overeenkomst en de ge
gevens i.z. het bestemmingsplan. Hij zegt, dat dit plan
in zijn structurele opzet essentieel is gewijzigd. De
wijziging, die heeft plaats gehad, heeft betrekking op
een noordelijk stuk, waarvan ik denk, dat het er zelfs
iets beter van is geworden. De heer Tjerkstra heeft
gezegd, dat het aantal etagewoningen is vergroot. Dat
blijkt ook inderdaad uit een nuchtere vergelijking van
de cijfers. M.n. vraagt de heer Tjerkstra, of de ver
groting van het aantal etagewoningen is gezocht in
de hoogte van de flatgebouwen. Ik kan hem de verze
kering geven, dat dit maar voor een zeer gering deel
het geval is; voor het grootste deel is dit het resultaat
van het zorgvuldig en gedetailleerd uitkienen van de
blokken in het bestemmingsplan. Er kan natuurlijk iets
worden gedaan met bloklengten e.d.
Maar waarvoor ik bij deze problematiek toch wel uit
drukkelijk de aandacht moet vragen is, dat nu een
maal de economische uitvoerbaarheid van een bestem
mingsplan in sterke mate bepaald wordt door de be-
woningscapaciteitdaar helpt geen lieve moederen aan.
En de markt in Leeuwarden is niet zodanig, dat wij
maar zonder meer zeer dure bouwterreinen zouden
kunnen creëren, omdat iedereen daar toch wel enthou
siast op af vliegt. Dat is niet zo. De combinatie van
adspirant-bouwers zocht dus naar een dichtheid, die
een grotere economische uitvoerbaarheid kon waarbor
gen. En ik dacht, dat zulks reëel is, mits daarbij maar
niet de ruimte, waarin de eengezinswoningen zijn ge
projecteerd, essentieel wordt aangetast. En uit de op
merkingen, die ik heb gemaakt, volgt wel, dat dit niet