2 3 De heer De Jong (secr.): Mevr. Visser-van den Bos heeft bericht, wegens vakantie niet in de gelegenheid te zijn deze raadsvergadering bij te wonen. De Voorzitter: Punt 4 is, zoals de Raad schriftelijk is medegedeeld, geschrapt. Punten 5, 6 en 7 (bijlagen nos. 267, 269 en 265). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 8 (bijlage no. 275). De heer Tjerkstra: Deze grondtransactie heeft be trekking op een gedeelte van 't Aldlan. Die zaak heb ben wij in het laatst van het vorig jaar en in het begin van dit jaar hier uitvoerig besproken. Onze fractie heeft toen van haar twijfel en ook van haar bezwaren op een aantal concrete punten blijk gegeven m.b.t. dat gene wat B. en W. toen aanboden. Dat bestond uit: 1. een principe-schets voor het gebied 't Aldlan en 2. een bebouwingsplan voor het westelijk gedeelte daar van. Nadat een aantal moties middels toezeggingen van de kant van B. en W. onder de tafel waren verdwenen, hebben wij van onze kant het College het voordeel van die twijfel gegund en hebben ons mede uitgesproken voor de ontwikkeling van het westelijke woongebied overeenkomstig het overgelegde bebouwingsplan. Ik wil daar op één punt na niet op terug komen, omdat wij hier de grondtransactie momenteel te bespreken heb ben, maar er is toch één ding, waarvan ik iets wilde zeggen en daartoe geeft de raadsbrief, die B. en W. de Raad heeft doen toekomen, mij aanleiding. B. en W. schrijven n.l., dat er in de opzet van het plan sindsdien d.w.z. sinds het begin dit jaar geen principiële wijzigingen zijn aangebracht. Dat mag waar zijn, voor zover de stedebouwkundige vormgeving in het „platte vlak" betreft, want er is inderdaad weinig veranderd. Alleen aan de noordelijke rand langs de Aldlansdyk is iets gewijzigd in de onderlinge schikking van de bouw lichamen die daar gedacht zijn en dat zijn dan de ge bouwen van de etagewoningen. Ik moet zeggen, dat het daar ook niet slechter van is geworden. Dat is echter maar een klein onderdeel en overigens is er bij zonder weinig aan gewijzigd. Wat ik evenwel van in grijpender aard vind, dat is en ik wil daarbij niet twisten over de vraag, of dat van principiële aard is of niet, maar ik vind het belangrijk er hier melding van te maken dat het aantal wooneenheden sinds dien niet onbelangrijk verhoogd is. Er was in de stuk ken van toen sprake van ongeveer 700 wooneenheden; als men de zaak optelt, dan komt men op dit moment op 842. Dat zijn dus een kleine 150 meer en ik vind het daarom het vermelden waard, omdat dit toch een vrij groot aantal is op het relatief kleine totaal-aantal wo ningen waar het hier om gaat. Dit groter aantal wo ningen op dezelfde terreingrootte betekent dus ook een hogere bebouwingsdichtheid. Ik moet hierbij opmerken, dat die hogere bebouwingsdichtheid zich niet voordoet in dat gedeelte, dat is gedacht voor de eengezinshui zen; die opzet is gelijk gebleven. Bovendien is het aan tal eengezinshuizen ook niet veranderd. Toen was er sprake van 330, nu van 336, dus dat is praktisch gelijk. Het is juist het aantal etagewoningen, dat met zo'n 130 vergroot is. Ik ben eigenlijk wel nieuwsgierig behalve dat ik dit even wilde memoreren waar dat grote aantal etagewoningen in wordt gevonden. Is dat in de grotere hoogte van de gebouwen, die voor de etagewoningen zijn bestemd, of is het aantal van die gebouwen vergroot? Dat mag ik misschien aanstonds nog wel van het College vernemen. Ik wil wel zeggen, dat door deze vergroting van het aantal etagewoningen in dit plangedeelte er —procentueel een verhouding is ontstaan van 60 etagewoningen op 40 eengezinshui zen; dat is hetzelfde als de procentuele verhouding in Bilgaard, waarmee ik niet wil zeggen, dat de getals matige verhoudingen ook iets zouden zeggen van de kwaliteit van het plan. Ik merk het alleen maar op. Ik wil verder dus op de aard van het plan niet ingaan, dat hebben we toen gedaan en mijn bezwaren zouden trouwens precies dezelfde zijn als toen. Ik wil nu nog wel een paar opmerkingen maken, m.n. ook van proeeduele aard. B. en W. hebben destijds ge steld, dat voor de verdere ontwikkeling van het plan 't Aldlan overleg met de toen nog in te stellen Com missie Ruimtelijke Ordening uit de Raad zou plaats vinden. De betrokken Wethouder heeft zelfs gezegd, dat hij zich zou kunnen voorstellen, dat er, voordat er een bestemmingsplan aan de orde kan komen, sprake zou kunnen zijn van een grondtransactie, maar dat die grondtransactie dan toch ook eerst, stelde hij zich voor, aan de Commissie Ruimtelijke Ordening zou worden voorgelegd en dat voorts de Raad kennis zou kunnen nemen van het oordeel van die Commissie over het bebouwingsplan als zodanig. Nu is die Commissie Ruim telijke Ordening sinds de instelling een aantal malen bijeen geweest en ik moet zeggen, dat in haar verga deringen ook al een tamelijk groot aantal plannen, ge produceerd door de stedebouwkundige afdeling van de dienst Openbare Werken, aan de orde is geweest. Dit is echter niet het geval met het bestemmingsplan 't Aldlan, dat wij april j.l. aan een ander bureau hebben uitbesteed. B. en W. schrijven zelf ook, dat de bestem mingsplanprocedure zover nog niet is gevorderd. Maar ook is niet voldaan aan wat ik toch meen te mogen noemen de toezegging, dat, als er hier een grondtrans actie aan de orde zou zijn, de Raad althans de Com missie voor de Ruimtelijke Ordening daar dan eerst eens over zou kunnen praten en zich ook een oordeel zou kunnen vormen over het bebouwingsplan als zo danig. Dat is een constatering zonder meer. In dit verband heb ik wel een vraag. Ik zei al, dat het bestemmingsplan voor dit gedeelte van 't Aldlan is uitbesteed en ik zou graag vernemen, hoever de des betreffende architectenbureaus met de voorbereiding van dat bestemmingsplan nu gevorderd zijn. Ik ben daar temeer nieuwsgierig naar, omdat destijds bij de behandeling in de Raad ook is gezegd, dat, als er ge bouwd zou moeten worden en daarbij gebruik zou moe ten worden gemaakt van de mogelijkheden, die art. 20 van de Wederopbouwwet of art. 19 van de Wet Ruim telijke Ordening biedt, daar dan ook de Commissie Ruimtelijke Ordening in gekend zou worden. Die ge legenheid hebben B. en W. nog, althans theoretisch. Mijn vraag is inderdaad: krijgt die Commissie en mid dels die Commissie de Raad ook nog deze zaken voor geschoteld, alvorens er tot bebouwing zal worden over gegaan? Ik vind deze vraag en het antwoord daarop des te belangrijker, omdat ik een zekere spanning ver moed tussen enerzijds de toezegging, die toen aan de Raad is gedaan, en anderzijds hetgeen *in punt 7 meen ik van de ontwerp-koopovereenkomst, die de Raad is aangeboden, staat aangegeven, n.l., dat de ko per omstreeks 1 september van dit jaar, dat is dus omstreeks vandaag het moet daarna zijn, want daarvóór hebben we al gehad zich verplicht met de bouw te beginnen. Enerzijds is er dus de aandrang op een en hetzelfde architectenbureau of twee archi tectenbureaus eigenlijk om de bouwplannen zo snel mogelijk van de grond te brengen en anderzijds op dat zelfde bureau om zo snel mogelijk een bestemmings plan in beginsel voor elkaar te maken. Deze bureaus zitten eigenlijk met twee bazen. Ik ben wel nieuws gierig, of B. en W. kans zien aan de toezegging van toen, om althans de Commissie in te schakelen als er gebouwd zal moeten worden, te kunnen voldoen. Ten slotte nog een paar opmerkingen en vragen van andere aard. Ik lees, dat alle grond, behoudens een aantal genoemde elementen, zal worden overgedragen, voorzover liggende binnen de rode omlijning van de tekening, die bij de stukken was gevoegd. Nu krijg ik de indruk, dat U dan ook bezig is om andermans eigen dommen te verkopen. Als ik het goed heb gezien, reikt deze rode begrenzingslijn aan de zuidkant tot aan het water van het Van Harinxmakanaal en als ik wel ben ingelicht, dan is nog altijd 3% m grond daarvóór van de Provincie. Het lijkt me dus wat een vreemde zaak, dat we dat gaan verkopen. De tekening munt overi gens ook niet uit door duidelijkheid, wat ik wel be treur, omdat dit eigenlijk het enige stuk is, dat een exacte basis zou moeten vormen voor deze grondtrans actie. Ik wil hierbij nog opmerken, dat de tekening om één ding te noemen het nummer 272 draagt, terwijl het hier gaat over het raadsstuk no. 275. Dan heb ik nog een vraag over de wegen die nog moeten worden aangelegd, en waarvan althans de on dergrond straks zal worden overgedragen aan de kopers. Ik vraag mij echter af, hoe de situatie zal zijn, als de wegen eenmaal zijn aangelegd? Deze wegen zullen, naar ik aanneem, openbaar zijn. Ik stel me tenminste voor, dat we daar geen hertenkamp maken. Maar wie heeft die wegen straks in eigendom, beheer en onderhoud? Ook daar zou ik graag iets over willen vernemen. De heer Kingma: Het is bekend, dat wij niet erg gelukkig zijn met dit plan en met deze massale ver- Koop van het gehele westelijke Aldl&n. Ik weet niet, wat ik ervan moet zeggen. Het is een soort optie met voortdurend een verkoop van terreinen, wat de bou wers wel in een zeer gunstige positie plaatst, maar wat m.i. helemaal geen voordelen voor de Gemeente heeft. Een ander bezwaar het is zojuist ook al even genoemd is, dat de wegen ook gedeeltelijk zouden worden aangelegd door de bouwers. Ik ben daar niet voor. Ik zag liever, dat de Gemeente deze wegen op de normale manier in eigen beheer ging aanleggen. Nu hebben de „eigenbouwers" eigenlijk het gehele plan in handen: de grond, waarvan ook gedeelten die nog niet bouwrijp zijn, worden verkocht. En welke waarborgen hebben wij eigenlijk, dat dit gehele grote plan voor meer dan f4 miljoen werkelijk wordt uitgevoerd? Die waarborgen blijken niet duidelijk uit de stukken. Voor de bouwers lijkt me deze koop, ik herhaal het, ont zettend gunstig. Het zijn goede zakenlieden geweest, maar ik had gedacht, dat wij ook wel kooplieden in het College hadden. Als ik de vorige keer goed heb geluisterd, dan hebben we op zijn minst één Wethou der, die een enorm goed koopman moet zijn. En nu verwacht ik, dat uit de beantwoording van het Col lege straks zal blijken, dat ik me vergist heb wat de waarborgen betreft; dat de Gemeente hier absoluut goed zit. Maar op dit moment ben ik daar bepaald niet gerust op. En als men zijn oor in de gemeente zo te luisteren legt, vangt men ook niet zulke enthousiaste geluiden op t.a.v. dit plan. Het lijkt er wel op, dat de Gemeente wat met de grond verlegen zit. Ik kan me dat niet voorstellen. Het andere gedeelte van 't Aldlan ging ook vrij vlot van de hand en wat men met het onderhavige gedeelte van plan is, blijft voor mij een raadsel. Het gaat heel geheimzinnig en het gaat steeds geheimzinniger worden; men houdt de Raad steeds meer buiten de deur. Er ligt ook geen bestemmings plan klaar, althans een meer uitgewerkt plan dan we gezien hebben, want we hebben eigenlijk nog helemaal niets gezien, alleen het plan van de architecten, maar dat verdient toch zeker niet de naam van bestemmings plan. De heer Schönfeld: In de vergadering van 6 januari j.l. is door Wethouder De Jong gesteld, dat het in de bedoeling lag per 1 februari te starten en zo gauw mo gelijk te gaan bouwen, zodat er 2 flats en een 80-tal woningen zouden komen. De eerste 200 woningen zou den aldus dit jaar nog klaar kunnen komen. Helaas blijkt dit geen haalbare kaart te zijn geweest. Ik zal hiervan graag de reden vernemen. Ingevolge het raads voorstel van 27 november 1968, betreffende de prin cipe-schets van het bestemmingsplan 't Aldlan, waren er in het plangedeelte plm. 330 eengezinswoningen en plm 370 woningen in flats gepland. In dit voorstel wordt echter gesproken over 506 etagewoningen en 249 eengezinswoningen in 2 uitvoeringen. Het wekt bij mij de indruk, dat deze aantallen afwijken van hetgeen des tijds in het principe-plan is gesteld. Er komen meer flatwoningen en minder eengezinswoningen dan aan vankelijk was gedacht. Ik acht de controverse met het geen destijds in principe door de Raad is aanvaard nogal groot. Misschien kan de Wethouder me uit de droom helpen, maar als mijn indruk juist is, heeft er een wijziging plaatsgevonden in hetgeen in principe was vastgesteld. Het aanvankelijk geplande aantal flatwo ningen stond m.i. in een redelijker verhouding tot de rest dan thans het geval is. Ik meen, dat dit bij de opzet ook niet in de bedoeling heeft gelegen. Tot slot zal ik graag vernemen waarom de Com missie Ruimtelijke Ordening niet vooraf met de grond transactie op de hoogte is gesteld. De heer Tiekstra (weth.)Afgezien van de discus sies, die in de vorige raadsvergaderingen m.b.t. de pro blematiek van dit project aan de orde zijn geweest, is het m.i. volkomen juist, dat we in de Raad even blijven stil staan bij deze transactie, die toch wel van wat bijzondere aard en inhoud is. De titel luidt: „Grond- verkoop Aldlan-West". Deze zou eigenlijk moeten lui den: „Basis-overeenkomst voor de verkoop van bouw terrein". Ik dacht, dat we het dan duidelijker stelden en ik kom dan meteen al terecht bij een vraag van de heer Tjerkstra: „Wat wordt er verkocht?" In het de Raad voorgelegde ontwerp-raadsbesluit staat het zo: „de voor bebouwing in aanmerking komende terrei nen" en dat betekent, dat de wegen, ook de ondergrond van de wegen, eigendom van de Gemeente zullen blij ven. De verkoop handelt uitsluitend over de levering van bouwterreinen. Op grond van de basis-overeen komst kunnen straks hetzij aan de gegadigde, die een complex huizen wil kopen voor de verhuur, een aantal kavels, hetzij aan één gegadigde één kavel worden ge leverd. Dat is de methodiek, die in deze overeenkomst duidelijk is neergelegd. Men zou het anders kunnen zeggen, n.l. dat dit de overeenkomst is, waarop de ad- spirant-bouwers op zich hebben genomen het gebied in exploitatie te brengen, met de bepaling van de prijzen, die aan de Gemeente betaald moeten worden naar ge lang van het aantal kavels dat wordt gekocht. Dat brengt mij bij het bijzonder interessante betoog, dat de heer Kmgma heeft gehouden. Deze vraagt: „Welke waarborgen heeft U, dat dit bouwplan wordt gereali seerd?" Die waarborg is eenvoudig niet voor 100% te verkrijgen. Ik dacht, dat het de taak van de gemeen telijke overheid is zorg te dragen voor de aanwezig heid van voldoende bouwrijpe gronden en dat het risico van het realiseren of niet-realiseren van het bestem mingsplan voor de gemeentelijke overheid is. Dat is de functie, die zij ingevolge de wettelijke regelen op dit terrein heeft te vervullen, een functie, die zij ook wel bewust vervult. Er is misschien, een uitzonderlijke si tuatie in een bijzonder aantrekkelijk woongebied daar gelaten, geen enkele gemeente in Nederland, die de waarborg zou kunnen verwerven, die de heer Kingma vraagt, n.l. 100% zekerheid, dat een totaal woning bouwplan in een bepaald gebied volledig wordt uitge voerd. Dit betekent niet, dat de desbetreffende bouw combinatie met gemeentegrond kan gaan speculeren. Immers, als de woningbouw niet slaagt laten we zo reëel zijn daar rekening mee te houden dan komt de grond terug aan de Gemeente, resp. blijft bij de Gemeente. Dit wil ik ook nog met nadruk aan het adres van een ervaren raadslid als de heer Kingma verklaren. De heer Tjerkstra heeft en hij doet daar goed aan toch nog even verwezen naar de kritiek, die hij eind vorig jaar en begin dit jaar namens zijn fractie heeft geleverd terzake van de voorstellen omtrent het onder havige bestemmingsplan. Hij maakt nogal nadrukke lijk een voorbehoud t.a.v. deze overeenkomst en de ge gevens i.z. het bestemmingsplan. Hij zegt, dat dit plan in zijn structurele opzet essentieel is gewijzigd. De wijziging, die heeft plaats gehad, heeft betrekking op een noordelijk stuk, waarvan ik denk, dat het er zelfs iets beter van is geworden. De heer Tjerkstra heeft gezegd, dat het aantal etagewoningen is vergroot. Dat blijkt ook inderdaad uit een nuchtere vergelijking van de cijfers. M.n. vraagt de heer Tjerkstra, of de ver groting van het aantal etagewoningen is gezocht in de hoogte van de flatgebouwen. Ik kan hem de verze kering geven, dat dit maar voor een zeer gering deel het geval is; voor het grootste deel is dit het resultaat van het zorgvuldig en gedetailleerd uitkienen van de blokken in het bestemmingsplan. Er kan natuurlijk iets worden gedaan met bloklengten e.d. Maar waarvoor ik bij deze problematiek toch wel uit drukkelijk de aandacht moet vragen is, dat nu een maal de economische uitvoerbaarheid van een bestem mingsplan in sterke mate bepaald wordt door de be- woningscapaciteitdaar helpt geen lieve moederen aan. En de markt in Leeuwarden is niet zodanig, dat wij maar zonder meer zeer dure bouwterreinen zouden kunnen creëren, omdat iedereen daar toch wel enthou siast op af vliegt. Dat is niet zo. De combinatie van adspirant-bouwers zocht dus naar een dichtheid, die een grotere economische uitvoerbaarheid kon waarbor gen. En ik dacht, dat zulks reëel is, mits daarbij maar niet de ruimte, waarin de eengezinswoningen zijn ge projecteerd, essentieel wordt aangetast. En uit de op merkingen, die ik heb gemaakt, volgt wel, dat dit niet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 2