eens zou kunnen gebeuren. Wij menen, mèt de heer Tjerkstra, dat dit niet een wezenlijke wijziging van het plan is. Dus we zeggen: We hebben destijds A gezegd, we zullen niet nalaten nu ook B te zeggen. En dat doen we na al die overwegingen toch ook weer met over tuiging. Want wij geloven, dat het pakket woningen dat hier komt, in het woningbestand van Leeuwarden een goede functie zal hebben en ook wel noodzakelijk is. Ook uit onze fracties hebben we er jaren lang op gehamerd, dat er meer verschot in de woningen moest zijn, dat we daar een bepaald karakter, dat de stad dreigt te krijgen, mee moeten doorbreken en dit lijkt ons toch een goede stap op die weg. Als zodanig staan wij toch, hoewel wij ook bepaalde weerstanden moesten overwinnen, volledig achter dit voorstel. Wij menen dat dit ook goed voor de Gemeente zal zijn. We hebben nog wel een paar vragen. In de eerste plaats deze vraag: We zouden graag weten, hoeveel hoogbouw en hoeveel laagbouw in eerste instantie door de bouwmaatschappij zal worden aangevat. Het zou bijv. eens kunnen zijn, dat ze alleen de hoogbouw aan vat; dat zouden wij minder juist vinden. Ik heb dat in de stukken niet kunnen lezen; misschien staat het er wel in. (Gelach) De hoogbouw is voor de ondernemers aantrekkelijker, omdat ze daar gemakkelijk beleggers voor vinden. De Wethouder heeft zonet al gezegd, dat de wegen ook in gedeelten worden aangelegd; dat lijkt mij ook vrij normaal. En dan is er nog een opmerking, die het College vermoedelijk niet zal willen beantwoorden, maar ik maak die toch: Het ontgaat de Raad, wat tenslotte de koper voor een stukje bouwterrein moet betalen. (De heer Vellenga: Dat is ook een stukje vrijheid.) Inder daad, het is een stukje vrijheid. (De heer Vellenga: Daar moet je ook aan wennen. (Gelach) Ja, maar toch zouden we graag enige indicatie hebben, welke nu bijv. de grondprijzen voor de bungalows worden en dan behoeven B. en W. het echt niet op duizend gulden nauw keurig te zeggen welke de grondprijzen voor het eengezinshuis worden en welke grond toegerekend wordt aan een flat? Als U het niet kunt of wilt zeggen, even goede vrienden. Het is zonder meer duidelijk, dat deze ondernemers niet veel kunnen afwijken van de normale vraagprijzen, omdat ze dan domweg niet zullen ver kopen. Het valt dus allemaal wel wat mee, maar men krijgt nu uit de stukken eigenlijk de indruk, dat de grond betrekkelijk goedkoop is, omdat er matige cijfers worden genoemd, terwijl ik in m'n hart denk, dat de grond wel eens vrij duur kon zijn. Dan hebben we nog deze vraag: Als het nu eens zó zal uitkomen, dat een bepaald gedeelte door deze on dernemers niet zal worden bebouwd het kan zich voordoen en met die mogelijkheid wordt in de raads- brief ook rekening gehouden dan moet er aan stonds geen verschil kunnen ontstaan over de verreke- ningsprijzen. Is het niet mogelijk, dat men daar reeds nu of in de bepaalde fasen van de bebouwing daar een heidsprijzen voor stelt? Ik bedoel dit: Er wordt aan een eengezinswoning toegerekend aan asfaltweg 16 m2 aan woonstraat 35 m2, aan voetpad en andere voor zieningen ook een aantal m2's. Nu kan het dus zijn, dat een gedeelte van het wegenplan wel is aangelegd, maar niet wordt bebouwd. Dan moet de Gemeente de aanlegkosten van die wegen, paden enz. vergoeden; dat is ook normaal, want we hadden het anders zelf moeten aanleggen. De prijs waarvoor echter is niet bekend. Zijn B. en W. niet bang, dat daar straks een moeilijke situatie door zou kunnen ontstaan? Zo zijn er hier en daar nog wel een paar dingen op te merken, maar in grote trekken zeggen wij: Akkoord! De heer Kingma: De heer Tiekstra heeft gezegd, dat de door mij bedoelde waarborgen nooit voor 100 pet. te geven waren. Nu geloof ik niet, dat ik voor 100 pet. zekerheid gevraagd heb, maar ik dacht toch wel, dat voor zo'n groot plan een behoorlijke waarborg nodig was. Per slot van rekening, als een paar ondernemers dit aangaan, dan hebben ze uitgerekend, dat hier wat aan te verdienen is en dat is hun goed recht, maar in de ondernemerswereld loopt er ook wel eens iets mis. En dan moet de Gemeente natuurlijk niet het kind van de rekening worden. Het was dus alleen mijn bedoeling te weten, of er voldoende waarborgen zijn, dat dit niet gebeurt. Nu kan men zeggen: Dit zijn heel grote be drijven, maar je ziet in de ondernemerswereld de gekste dingen gebeuren. Bedrijven, die heel goed staan aange schreven, zijn zo ineens maar van vandaag op morgen van de kaart; dus de eis van waarborgen lijkt me zuiver zakelijk. Dan is er gezegd, dat de Commissie Ruimtelijke Or dening de wenselijkheid had uitgesproken voor een ge detailleerd bestemmingsplan voor het westelijk gedeelte van 't Aldlan. Het zal toen misschien niet gezegd zijn, maar daarbij heb ik althans wel gedacht aan een ge detailleerd plan vóóraf, natuurlijk niet achteraf. Dat vind ik een zeer belangrijk punt, want het gebeurt hier nogal eens in Leeuwarden, dat we het gedetailleerde plan achteraf of bijna achteraf vaststellen. Dat vind ik niet prettig en daar moesten we, dacht ik, nu eens af. De heer Vellenga: De heer Tjerkstra heeft in eerste instantie even geduid op de reserves en de twijfels, die bij onze fractie leefden, toen we hier de vorige keer over dit plan hebben gesproken. Maar op een bepaald moment heeft hij gevraagd: „Heeft de fractie van de P.v.d.A. aan het College en aan andere voorstanders van dit plan het voordeel van de twijfel gegund en gezegd: Akkoord, laten we dit doen, misschien gaan we nieuwe wegen inslaan, wat de woningbouw in Leeuwarden be treft, en mogelijk is er ook een markt voor m.n. de een gezinswoningen de grotere en de kleinere in dit gebied te vinden" Het voorstel, dat nu aan de orde is, behelst een bepaalde transactie, die wij heel nadrukkelijk zien in het verloop van de gehele procedure, zoals die te doen gebruikelijk is in dit soort plannen. Ik geloof dus niet, dat men die transactie eruit kan lichten, maar dat men heel goed de trits moet zien van deze grond- overdracht, het voortwerken aan het bebouwingsplan en m.n. ook het voortwerken aan het bestemmingsplan, omdat een gemeenteraad geen knip voor de neus waard zou zijn, als ergens in een gemeente zonder een derge lijk bestemmingsplan gebouwd zou worden. En waar in het verleden wel eens op grond van een bepaald globaal bestemmingsplan toch op grote schaal woningbouw plaats vond, is daarover terecht in deze Raad zeer kritisch gesproken, o.a. door de tegenwoordige voorzitter van de a.r. fractie, wat ook zijn goed recht was. Ik geloof dus niet, dat het vanavond om de vraag gaat: „Moeten wij de mensen meer vrijheid gunnen dan in het verleden het geval was?" Ik geloof, dat het hier gaat om een stuk ruimtelijke ordening, waar praktisch alle partijen, in deze Raad vertegenwoordigd, altijd nog geheel achter staan en dat het in de tweede plaats ook gaat om een stuk bestuurlijke verantwoordelijkheid. Daarom ben ik het eens met de heer Heidinga: Wie A zegt, moet ook B zeggen. Ik ben het zelden zo met hem eens geweest als op dit punt. Die A staat voor mij dan voor „Actief bouwbeleid", die B heel nadrukkelijk voor een stuk „Bestuurlijke verantwoordelijkheid". Want van onze kant, maar ook m.n. van a.r. kant is vaak met vuur en verve gezegd: „Uiteindelijk maakt de Raad uit, wat er in deze gemeente gebeurt," wel of niet een be paald dagblad aanhalend, dat in deze geest schrijft. En terecht, wat dit betreft. M.a.w. wat van mijn fractie nu vanavond ook aan B. en W. wordt gevraagd, is dit: „Laat er toch niet gebouwd worden, zonder dat wij ken nis dragen van dat bestemmingsplan." Er mogen, wat mij betreft, onderwijl een aantal formele staketsels ge nomen worden en een aantal barrières geslecht, maar ik geloof toch wel, dat wij als Raad het recht hebben eraan te hechten, dat wij op de hoogte zijn met het be stemmingsplan. En daarom zou ik dus ook m.n. aan het adres van de heer De Jong willen zeggen, dat hij zich niet te zeer moet laten meeslepen door zijn enthou siasme, dat hem op zichzelf siert en dat hem in de ogen van sommigen laat ik nu maar voor de ontknoping zorgen de naam van koopman bezorgde, waar de heer Kingma aan dacht. Niemand was er tot nog toe op gekomen, maar ik heb ontdekt: Hij moet die koopman zijn. (Gelach) Hij heeft hier meer dan één keer data en termijnen geëtaleerd met een zekere geestdrift, die mij wel kan aanspreken, maar die hij niet waar heeft kun nen maken, hetgeen ik hem niet kwalijk neem. Maar als wij nu uitgaan van de bestuurlijke verantwoordelijk heid van deze Raad, denkend aan het inzicht, dat wij willen hebben in het bestemmingsplan, dan geloof ik, dat hij dus opnieuw niet te ver moet doordraven en dat ook aan alle mensen, die met folders willen werken, die reclame en propaganda willen maken, heel nadruk kelijk moet zeggen: Doe dat voorzichtig en zorgvuldig, wek geen verwachtingen, die niet bewaarheid kunnen worden op korte termijn, zie dat in de tijd, omdat hier een Raad is, die graag over deze dingen geïnformeerd wil zijn. Dat is het wat mijn fractie bezig houdt en vanavond onder woorden heeft willen brengen; ik hoop, dat het College nog wil antwoorden zo ongeveer in dezelfde geest als mijn vragen gesteld zijn om een aantal laatste reserves weg te nemen. In dat geval zullen wij, omdat wij A gezegd hebben, vanavond ook met genoegen B willen zeggen. De hear BoomgaardtIt is my net earlik düdlik, hwat it karakter is fan de oerienkomst, dêr't wy nou oer prate. Boppe it riedsbrief stiet „grondverkoop", yn de stikken hat men it oer in „koopovereenkomst" en ek yn it konsept-bislüt wurdt praten oor forkeapjen. It is ien fan beide, tinkt my: wy forkeapje. Mar dan moatte wy soargje, dat binnen safolle moanne de keap- oerienkomst ta stan komt; dêr binne wy wetlik ta for- plichte. Dat is hjir kenlik de bidoeling net. It is de bidoeling om aensen yn stikjes to forkeapjen, dus dit is eigentlik it forlienen fan in soart fan rjocht fan opsje under bitingsten. As de juristen sizze, dat it goed is, dan is it my uteraerd ek bést, mar ik leau dochs dat de konstruksje fan dizze oerienkomst juridysk net goed is en net werjowt hwat winlik bidoeld is. Weth. Tiekstra hat krekt noch sein, dat wy prate oer in basis- oerïenkomst, mar as dat sa is, dan is it konsept-bislüt net goed, hwant neffens my is dat in „konsept-keap- kontrakt." Ien fan de Wethalders hat niis noch sein: „Ek it Kolleezje fan G.S. sil syn goedkarring jaen moatte oan dit bislüt, as dat hjir nommen wurdt. En nou wit ik net, oft it kloppet, mar as it in keapoerien- komst is, dan moat der in keapakte opmakke wurde en dan moat der ek binnen safolle tiid registraesje- rjocht bitelle wurde. Dat is de bidoeling net en dan siz ik: Wy moatte in oare formulearring hawwe fan it üntwerp fan dizze transaksje. Dan soe ik noch in inkeld wurd sizze wolle n.o.f. hwat de hear Vellenga yn léste ynstansje nei foaren brocht hat. Ik kin him dêr wol yn folgje, mar it hiele gefal is, tinkt my, minder swevend as de hear Vellenga eigentlik suggerearret. Wy hawwe in maquette hawn en dêr binne foroaringen yn oanbrocht. Dat wie in düdlike saek. Der binne ek tekeningen mei de strjitten derop en der hinget wer in greate tekening. Wy fine, dat wy genóch materiael hawwe. Lykwols, ik bin it yn safier hiel bislist mei de hear Vellenga iens, dat wy natuerlik witte moatte, hwat der krekt komt, mar it sweeft net sünder mear yn 'e loft. Wy hawwe dus efkes mear frijmoedichheit om dochs efter dit plan, sa as it der leit, stean to gean, mar, sa as de hear Vellenga ek stelt, ünder dit bitingst, dat it Kolleezje ünthjit, dat der net yngripende foroaringen mear oan brocht wurde sille yn hwat oant nou ta oan de Ried foarlein is. Fierders hawwe wy uteraerd de winsk, dat wy dat bistimmingsplan ek graech hjir sa gau mooglik krije. De heer Tiekstra (weth.): Wat de heer Tjerkstra heeft geformuleerd als harde noodzaak, wat betreft de uitvoering van een groter aantal meergezinswoningen, heb ik genoemd het vergroten van de economische uit voerbaarheid. Het zijn woorden, die dezelfde problema tiek dekken, dacht ik. Het is de Raad voldoende bekend, dat ik er altijd en vaak, dacht ik, niet ten genoegen van de Raad op wijs, dat een bestemmingsplan nu eenmaal een economische uitvoerbaarheid móét hebben en dat we alle fraaiigheden, die we zouden wensen, al tijd doen ten laste van de grondprijs. Maar die grond prijs moet betaalbaar, resp. haalbaar zijn. Wat zich hier voordoet, is dus voor mij helemaal geen verrassing. Vervolgens wil ik nog even nadrukkelijk stil staan bij het feit, dat ik destijds in de Raad heb gezegd: „Ook in die situatie lijkt het mij juist, dat dit niet gebeurt, dan na overleg met de betreffende commissie." Ik hoor er op dit moment even vreemd van op, dat de heer Tjerkstra zegt: „Onze fractie staat op raadsinformatie." En de heer Vellenga zegt dan: „Laat de Raad de gelegenheid hebben op de hoogte te zijn van het bestem mingsplan, voordat er gebouwd wordt." Ik wijs er alleen maar op, dat uiteraard overleg in de commissie ge makkelijker is te organiseren om gewoon praktische redenen en ik wil er ook op wijzen, dat een formele vaststelling van een bestemmingsplan door de Raad binnen zo'n korte periode niet mogelijk is. Ik handhaaf dus mijn nadrukkelijke toezegging, die toenmaals zeer categorisch is gedaan. En ik dacht, dat de Raad dat graag van mij wil aanvaarden. Wat de formele kant betreft, heb ik met enig genoegen genoteerd, dat de heer Vellenga niet al te veel formele bewaren had, al thans woorden van gelijke strekking en inhoud heeft gesproken. Ik hoop, dat de heren Tjerkstra c.s. aan deze mededelingen van mijn kant genoeg hebben. Dan vraagt de heer Heidinga, hoeveel hoogbouw en laagbouw in eerste instantie wordt aangepakt. Voor zover mij op dit ogenblik bekend, wordt het plan ge realiseerd vanuit het zuidwesten en dat zou betekenen, dat men dus met de eengezinswoningen begint. Maar ik ken de inhoud van een concrete bouwaanvraag op het ogenblik niet en ik moet dus in dat opzicht het antwoord schuldig blijven, maar ik vertrouw, dat de informatie ook via de commissie vrij snel kan lopen. Dan maakt de heer Heidinga de opmerking, dat het de Raad wat ontgaat, wat tenslotte de koper voor het bouwterrein betaalt. Uiteraard zal de Raad, al is het dus een particulier initiatief (in betrekkelijke zin altijd nog) niet alleen in de totale grondprijzen geïnteresseerd zijn. De heer Heidinga weet drommels goed, net zo goed als ieder, die met de grondprijzenmethodiek te maken heeft, dan men nu eenmaal aan zekere grondprijzen ge bonden is en deze althans de verkoopprijzen maar niet zo domweg kan calculeren. Men moet de eindprijs van het totaal natuurlijk ook in het oog houden. Als men de kosten van de grond, al is die grond goed koop, in de bouwkosten van de woningen, die erop komen te staan, gaat wegduwen, dan zou dat immers niet een reële voorlichting zijn. Wel kan de Gemeente met niet al te veel moeite inzicht krijgen in wat van gemeentewege calculatorisch tot de grondkosten wordt gerekend en kan zij bekijken, hoeveel daarvan op de kavels komt te rusten; hiervoor verwijs ik naar de com plete inhoud van art. 9 etc. jo. art. 8, waarbij natuur lijk bij de verrekening ook aangetoond moet worden, welke kosten in werkelijkheid gemaakt zijn. Ik wil er ook op wijzen, dat in de bepaling betreffende ontbin ding van de overeenkomst staat: „Deze ontbinding zal evenwel, zo de Gemeente zulks wenst, slechts betrek king hebben op die terreinen, die behoren tot een min of meer afgerond complex, hetwelk volgens een enigs zins andere stedebouwkundige opzet kan worden be bouwd en/of verkaveld." Wij moesten ons natuurlijk de vrijheid voorbehouden bij het niet volledig gelukken van deze opzet toch ook zo nodig tot stedebouwkundige aan passingen te komen, omdat er toch al, als het uitgifte tempo niet hoog zou liggen, 6 jaar verstrijkt tussen het begin en het eind van de bouw. En in die 6 jaar kan er natuurlijk heel veel gebeuren. Ik geloof, dat het betoog van de heer Vellenga ver der geen beantwoording van mijn kant behoeft. De hear Boomgaardt hat in biskóging halden oer de juridyske kwaliteiten fan it konsept-riedsbislüt. Om oan to tsjutten, hoe't ik dit stik sjoch, haw ik it wol- biwust in basis-oerienkomst neamd. Dat ding moat in bipaelde foarm hawwe. (De heer Engels: Uw collega begint onrustig te worden.) Ja, die mag onrustig wor den, maar het is mijn portefeuille. Yn art. 2 stiet: „De levering van de diverse bouwterreinen geschiedt op de dag van het verlijden van de akten van overdracht." (Dat is de uiteindelijke juridische overeenkomst.) „En vindt plaats aan de kopers of aan door hen aan te wijzen personen, met dien verstande, dat de terreinen, die thans nog geen eigendom zijn, niet zullen worden geleverd" dat is dan nog een antwoord aan de heer Tjerkstra in eerste instantie „voordat de Gemeente de eigendom daarvan heeft verworven." Ik dacht, dat hiermee de zaak volledig geregeld kan worden. En dit is overigens een bepaling, die de Raad niet vreemd is. De Raad is eerder koopovereenkomsten aangegaan, waarbij ook de levering aan derden mogelijk was; ik denk even aan terreinen van het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten aan de Tylkedam. Op zichzelf is dit dus geen novum.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 4