2 3 stuk niet veel meer duidelijkheid gekomen en dat vinden wij in de drie samenwerkende fracties toch wel jam mer. Er staat wel in de raadsbrief, dat de directie van de N.V. schriftelijk heeft verklaard, dat de voortzetting van het bedrijf in onze gemeente gewaarborgd is en daarmee is eigenlijk voldaan aan de laatste vraag van de Raad, maar over diens eerste vraag is eigenlijk niet veel naders bekend geworden. Nu zijn enkele raadsle den wel wat meer te weten gekomen, maar wij vragen ons af, of de Raad nu werkelijk in dergelijke zaken, die toch bepaald van een vrij grote importantie zijn, op zo summiere gegevens moet beslissen. Wij menen, dat de Raad hierover meer inlichtingen behoren te worden verstrekt en dat dat ook wel kan. Als B. en W. nu oor delen, dat bepaalde zaken niet aan de openbaarheid die nen te worden prijs gegeven, wat let hun dan die in een geheime zitting aan de Raad ter kennis te brengen of desnoods bepaalde stukken in het kistje te leggen, dat voor de notulen van de niet-openbare vergaderingen be stemd is. Nu weten wij eigenlijk als Raad met meer dan we de vorige keer wisten en toch vragen B. en W. nu van ons een beslissing. Ik zal er direct bij vertellen, dat het merendeel van mijn fractie nu wel meegaat, maar alleen omdat deze zaak uitvoerig in de Commissie Openbare Werken is besproken, dus gewoon op het ver trouwen, dat zij aan bepaalde raadsleden geven. En daar zit toch iets griezeligs in. Wij zouden, indien het enigszins mogelijk was, toch heel graag willen, dat het hoe en waarom de Raad voortaan zo volledig mogelijk duidelijk wordt gemaakt, opdat deze een verantwoorde beslissing kan nemen. Deze informaties hadden bijv. ook wel vóór de vorige vergadering aan de Commissie Open bare Werken kunnen worden verstrekt, dan was mis schien de aanhouding helemaal niet nodig geweest. Ook daaruit blijkt al weer, dat het College wat spaarzaam is met het verstrekken van de inlichtingen, die de Raad toch echt wel nodig heeft. Nu is deze zaak dus in de Commissie Openbare Werken besproken en daarom ben is voor mij bereid B. en W. te volgen in dit voorstel, omdat al de aspecten, die er aan deze zaak zitten, ons in de Commissie Openbare Werken duidelijk zijn ge maakt. De heer Zeilinga, directeur van het Grondbe drijf, heeft in de Commissie Openbare Werken volledig tekst en uitleg gegeven van de onderhandelingen en van alles wat daaraan vastzat. Na die informatie vind ik het gevraagde bedrag nog hoog, maar nu wel aanvaard baar voor de Gemeente. Ik weet echter niet, of al de leden van mijn fractie mee zullen gaan; ik verwacht het wel van het overgrote deel. De heer Schönfeld: In dit voorstel hebben we thans nog te maken met een aankoop in minnelijk overleg. Ik ben het volkomen eens met de heer Heidinga, die in de discussie over dit punt in de vergadering van 11 augustus o.a. heeft gesteld, dat het een gemeentebelang is, als we die grond daar vrij krijgen. Persoonlijk vind ik het zelf van bijzonder urgent belang, doch m.i. ont komen we er niet aan, dat dit bedrijf op basis van ver vangingswaarde van deze plaats wordt weggekocht. Hetzelfde is destijds geschied met het bedrijf van de fa. Arends aan de Groningerstraatweg. De rechtszeker heid voor de burger, in dit geval voor het bedrijf, is ge waarborgd in de Onteigeningswet, omdat zelfs in die wet is geregeld, dat schadeloosstelling kón worden be rekend op basis van verplaatsing van het bedrijf. In zijn betoog tijdens de vergadering van 11 augustus j.l. is door de Wethouder zeer duidelijk gesteld, dat het bedrag van f 190.000,is gebaseerd op de factoren in- komensschade wegens klantenverlies, een ongunstiger vestigingsplaats en transportkosten, welk bedrag zijn oorsprong vindt in een zeer nauwkeurig onderzoek door de secretarie-afdeling Bedrijven en Controle en op een van de zijde van dit bedrijf ook zeer openhartige ter- inzagestelling van de boekhouding. Persoonlijk neem ik met deze mededeling genoegen. Het komt erop neer, dat we vertrouwen zullen moeten hebben in hetgeen ook thans weer in dit raadsvoorstel wordt betoogd. Als een dergelijk vertrouwen er niet meer is, waar blijven we dan? De Raad kan toch moeilijk inzage van de boeken eisen. Ten hoogste zou een raadscommissie dit kunnen doen, maar dan zal de Raad op zijn beurt deze commissie ook weer vertrouwen moeten schenken. Op zo'n manier blijven we aan de gang. Een bedrijfsboek- houding is per slot van rekening geen sex-literatuur, die aan ieder, die dat wenst, ter inzage kan worden ge geven. Toch heb ik nog een vraag, wat betreft „het niet kunnen maken van een definitieve keuze uit verschil lende, aan grootscneepsvaarwater gelegen industrieter reinen". In de raadsbrief staat op blz. 2 vermeld, dat een definitieve keuze nog niet kon worden gemaakt, omdat het tijdstip van volledige ontsluiting van enkele terreinen nog niet vaststaat. Als ik dan even kijk naar punt 9 van deze agenda, waarbij de verkoop van een aantal percelen industrieterrein, gelegen in het indus triegebied „Schenkenschans", waaronder zich een per ceel van 5800 m2 bevindt, dat ook aan het vaarwater gelegen is, wordt voorgesteld, dan begrijp ik niet goed, waarom er dan nog een terrein voor de N.V. Vermeu len ontsloten moet worden, een terrein dat ten minste een oppervlakte van 3055 m2 moet hebben. Hierover zal ik graag straks iets meer vernemen. De heer Van Balen Walter: Ik zou mij in grote lij nen willen aansluiten bij het betoog van de heer Hei dinga. Maar uit zijn woorden heb ik begrepen, dat blijkbaar de Commissie Openbare Werken bij een of andere gelegenheid nadere inlichtingen over dit punt heeft gekregen. En nu is mijn vraag, daar helemaal niet in de raadsbrief vermeld staat, dat de Commissie Openbare Werken is gehoord nog minder dus wat haar oordeel is Wat is het beletsel om datgene wat blijkbaar wèl aan de Commissie Openbare Werken is verteld, niét te vertellen aan de gehele Raad, hetzij dan onder geheimhouding? Ik weet niet, in welke geest het aan de commissie is verteld, maar gezien de be handeling in de vorige vergadering, leek het mij een kwestie van wijs beleid, als het Collegé deze gegevens op de een of andere manier aan de Raad had verstrekt. Ik zou daarom graag willen weten, waarom dat per se niet kon. De heer Rijpstra: Ik heb feitelijk dezelfde vraag, die de heer Van Balen Walter zojuist al gesteld heeft. Wij zitten niet in de Commissie Openbare Werken en weten dus ook niet wat daarin besproken is. Zodoende is wat de heer Heidinga zonet gezegd heeft voor ons ook eigenlijk min of meer geheimtaal. We kunnen er niets over zeggen, maar we moeten er straks wel over stemmen. We zouden toch wel graag op de een of andere manier wat meer informatie willen hebben. De heer Tjerkstra: Sinds ik geen lid meer ben van de Commissie Openbare Werken, weet ik ook niet wat daar al dan niet besproken wordt, althans niet in dit geval. Wat het plan zelf betreft, zijn we sinds de vorige keer eigenlijk niets wijzer geworden, behalve dan de toezegging van de kant van het betreffende bedrijf, dat het wel in onze gemeente blijft gevestigd. De f 190.000,— is nog even onduidelijk als toen. Toch heeft mijn fractie neiging met dit voorstel mee te gaan, om een paar re denen. De eerste noemde ik dus al: Het voortzetten van dit bedrijf in onze stad is gewaarborgd. In de tweede plaats moeten we ook dit deel van het bestemmings plan realiseren. Het gaat, dacht ik, niet aan, langer dan noodzakelijk is de toch niet bepaald verfraaiende bebouwing daar aan de Dokkumertrekweg al is het dan meer aan het Blokkepad te laten staan. Ik denk ook aan de bewoners van de nabij gelegen flats, die ons al eens een adres hebben gestuurd. Ik geloof ook, dat het uitstel van de vorige keer bij deze bewoners onbe grip heeft gewekt. Zij begrijpen n.l. niet, waarom deze zaak nog langer moet duren. Ik meen, dat ook de be woners er recht op hebben te weten, dat ze binnen af zienbare tijd in ieder geval kunnen rekenen op verwij dering van de gebouwen daar ter plaatse. Dan heb ik zelf de vorige keer nog gezegd, dat ik niet de indruk heb, dat wij met onteigening goedkoper uit zullen zijn dan thans. Daarbij komt, dat naar ver wacht mag worden, uitstel de zaak alleen maar duur der zal maken. En wat die f 190.000,betreft, die dan is omschreven als inkomensschade tengevolge van een minder gunstige vestigingsplaats, geloof ik, dat het verstandiger is het zo te stellen: Hier proberen twee partijen een transactie te sluiten, waarbij een sluitpost overblijft, die dan in dit geval gedeeltelijk misschien wel verklaarbaar is in die f 190.000,maar waar toch ook iets in zit van: „Dat wil de verkoper nu eenmaal hebben en anders valt er geen overeenkomst te slui ten." Als ik dat dus afweeg tegen de voordelen, die er in zullen zitten in deze zaak tot een beslissing te komen, n.l. het, zij het niet op al te korte termijn, maar toch binnen afzienbare tijd, verwijderen van deze ge touwen, dan geloof ik, dat het grootste deel van mijn fractie bereid is ook over die f 190.000,en de wat vage verklaring daarvan heen te stappen en dit voorstel te accepteren. Dc heer Tiekstra (weth.): Ik geloof, dat het goed is even de inhoud van de motie van de heer Heidinga of de uitspraak, die deze van de Raad vroeg, uit de hedenavond vastgestelde notulen van de desbetreffende raadsvergadering aan te halen: „De Raad der gemeente Leeuwarden; besluit: het voorstel, vervat in bijlage no. 262 en concept-besluit no. 11738, aan te houden en verzoekt het College het voor stel beter gemotiveerd en gekoppeld aan verkoop van grond voor de nieuwe vestiging, spoedig opnieuw bij de Raad in te dienen," een voorstel, dat de Raad heeft aanvaard met 26 tegen 7 stemmen. Ik dacht, dat het nuttig was, daar te verwachten valt, dat transacties als deze, stellig gevolgd zullen worden door transacties van dezelfde aard, waarmee waarschijnlijk nog veel grotere bedragen gemoeid zullen zijn, over de proce dure m.b.t. de behandeling van deze zaken een nader «oord te zeggen. De heer Van Balen Walter wierp n.l. deze vraag op: U hebt wel deze zaak in de Commissie Openbare Werken gebracht, alleen U vermeldt niets om trent dat feit in de raadsbrief. Het is op het ogenblik zo, dat transacties als deze in feite geen plaats hebben in welke commissie van bijstand dan ook; dat is een pro bleem en wij hebben in dit stadium gewoon gedacht: Laten wij eens proberen in het overleg met de Com missie Openbare Werken, die toch moet vergaderen, meteen maar een zo goed mogelijke informatie te ge ven. Het had natuurlijk net zo goed de Commissie Ruim telijke Ordening kunnen zijn, omdat de heer Tjerk stra heeft dit terecht opgemerkt het bij deze trans actie gaat om het realiseren van een bestemmingsplan. Daarvoor moeten wij over deze eigendom beschikken hetzij op basis van minnelijk overleg dus door be reikte overeenstemming met betrokkene - hetzij op basis van onteigening. Waarbij en dat moet een raadslid zich terdege realiseren er bij de laatste procedure natuurlijk in geen enkel opzicht sprake is van enige tussenkomst van of beïnvloeding door de Raad m.b.t. de te betalen schadeloosstelling; daar staat de Gemeente dan volledig buiten. Dat wordt bepaald door derden en het resultaat daarvan hebben wij maar af te wachten. Vandaar dus, dat in de raadsbrief m.n. wegens deze ondergrond is ingegaan op wat vermoede lijk het resultaat van onteigening zou zijn, althans op een vergelijking tussen de procedure bij aankoop in minnelijk overleg en de procedure bij onteigening. En ik dacht, dat in dat opzicht het gaat n.l. om de uitvoerige uiteenzetting van wat de aspecten.van deze zaken zouden kunnen zijn de raadsbrief de toelich ting wèl geeft, die de Raad gevraagd heeft. Er ont breekt aan dit voorstel en daarmee kom ik op een waag, die ook gesteld is op dit ogenblik nog een voorstel m.b.t. verkoop van grond aan het betreffende bedrijf, heel eenvoudig, omdat de beslissing door dat bedrijf nog niet is genomen. Dat kan verschillende oor zaken hebben; het bedrijf zal ook in de gelegenheid kunnen zijn zich te verplaatsen naar een plaats bin nen de gemeente Leeuwarden, binnen de stad Leeu warden, zonder direct eigendommen te kopen van de Gemeente of: het bedrijf zit ook nog met de vraag «Waar gaan we ons vestigen: in het oosten of in het westen?" En dan geef ik de heer Schönfeld ten ant woord: Uiteraard zijn de terreinen in het westen bouw rijp en direct leverbaar dat zal dus helemaal geen probleem opleveren maar in het oosten is dat nog niet het geval. Dus t.a.v. het oosten bestaat nog de onzekerheid, die ook in de raadsbrief wordt aangehaald. Dat betekent, dat we op dit ogenblik nog niet kunnen voldoen aan de eis, die ook in de motie werd gesteld. Maar dit bedrijf heeft natuurlijk, om zijn beleid te kun nen voeren onder de huidige omstandigheden, een be paalde rechtsbasis nodig, een bepaalde zakelijke basis, en die wordt voornamelijk gevonden in de overeenstem ming, die tussen deze onderneming en de Gemeente is of wordt bereikt m.b.t. de verwerving van de eigendom men van dit bedrijf door de Gemeente. Ik dacht, dat dat, met inachtneming van de cijfers, duidelijk was. Ik meen, dat hier ook helemaal geen discussie meer over nodig is. Wat de schade-elementen betreft, de Raad zal zich bij minnelijk overleg terdege moeten realiseren, dat er natuurlijk aan bepaalde onderdelen van zo'n schade-op stelling een zeker arbitrair karakter niet kan worden ontzegd. Anders geformuleerd: het is onvermijdelijk, dat men, onderhandelende, het op een bepaald moment over een bepaald bedrag eens is, ook als het bedrag betrekking heeft op een bepaald onderdeel van de totale transactie. En dat is, wat in feite hierbij ook gebeurd is. Deze opmerking slaat m.n. dus op de schadeloos stelling van f 190.000,De overige stukken hebben in hun totale opstelling voor de Raad ter inzage gelegen, ook nu weer opnieuw. Ik ben best bereid na te gaan op welke wijze bereikt kan worden, dat de informatie van de Raad, hetzij direct hetzij indirect groter wordt dan bij de nu gevolgde procedure het geval is geweest, maar in normale situaties en dat is hier het geval moet men met het vertrouwelijk kennisnemen van be drijfsgegevens als die, welke hier aan de orde zijn, en het doorgeven daarvan, de grootst mogelijke zorgvul digheid blijven betrachten. En ik zie niet in, waarom dit niet zou kunnen. Ik kan me nog voorstellen, dat het woord van het College m.b.t. deze informatie niet voldoende zou zijn, maar ik kan me nauwelijks voor stellen, dat na vertrouwelijk beraad met een commissie uit de Raad dit woord nóg onvoldoende zou zijn. Ik dacht, dat wij toch ook in het vertrouwelijk verkeer met organen als het College en de commissie van bij stand bepaald wel moeten kunnen werken. En kan dat niet, welnu, dan blijkt dat wel. Maar laten we wèl wezen: geheim beraad over een zaak als deze, is, dacht ik, altijd een hoge uitzondering, en zal uiteraard, dacht ik ook geen regel kunnen worden. Overigens ben ik ook zo vrijmoedig op te merken, dat vertrouwe lijke gegevens uiteraard altijd tot een kleine kring be perkt moeten blijven; men mag deze niet te lichtvaardig in de waagschaal stellen. Ik ben bereid t.a.v. de procedure stellig bij de behandeling van komende voorstellen die nog van veel groter impor tantie zullen zijn nader in het College te overleg gen, of een directe of indirecte informatie aan de Raad beter kan worden geregeld. Ik ben bepaald ook bereid om een nadere informatie bij een volgende gelegenheid vertrouwelijk ter inzage te leggen en ik ben tenslotte bereid met de Commissie Openbare Werken of zo de Raad daar de voorkeur aan geeft met de Com missie Ruimtelijke Ordening over deze materie verder te gaan praten. Wat ik echter de Raad op dit ogenblik terdege zou willen aanbevelen is, dit voorstel vanavond wèl te aan vaarden. Ik ga er voorlopig van uit, dat in datgene wat ik nu heb gezegd een aantal antwoorden op een aantal vra gen ligt opgesloten en ik vertrouw, dat ik hiermee op dit ogenblik kan volstaan. De heer Van Balen Walter: Ik kan me voorstellen, dat het College meent, dat in bepaalde gevallen het ver strekken van vertrouwelijke mededelingen aan een groot gezelschap als de gehele Raad enigszins bedenkelijk is. Maar ik kan me niet voorstellen, dat het College niet begrijpt, dat als het deze vertrouwelijke mededelingen aan één bepaalde commissie geeft een commissie, waarin niet alle fracties van deze Raad vertegenwoor digd zijn er dan bepaalde fracties zijn, die toch met een mededeling als de onderhavige geen genoegen kunnen nemen, omdat ze niet geïnformeerd zijn en tóch gevraagd worden over het voorstel in kwestie hun me ning te hebben en hun beslissing te nemen. Dit acht ik dus een foutief beleid. M.i. is het College toch niet op de juiste weg, als het vertrouwelijke mededelingen op deze manier ter kennis meent te moeten brengen van de Raad. En ik verzoek het College naar een middel om te zien om een betere weg in deze te bewandelen. De heer Heidinga: Ik heb aan het betoog van de Wethouder wel voldoende. Ik heb in eerste instantie iets vergeten. Er is hier

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 2