2
3
stuk niet veel meer duidelijkheid gekomen en dat vinden
wij in de drie samenwerkende fracties toch wel jam
mer. Er staat wel in de raadsbrief, dat de directie van
de N.V. schriftelijk heeft verklaard, dat de voortzetting
van het bedrijf in onze gemeente gewaarborgd is en
daarmee is eigenlijk voldaan aan de laatste vraag van
de Raad, maar over diens eerste vraag is eigenlijk niet
veel naders bekend geworden. Nu zijn enkele raadsle
den wel wat meer te weten gekomen, maar wij vragen
ons af, of de Raad nu werkelijk in dergelijke zaken,
die toch bepaald van een vrij grote importantie zijn, op
zo summiere gegevens moet beslissen. Wij menen, dat
de Raad hierover meer inlichtingen behoren te worden
verstrekt en dat dat ook wel kan. Als B. en W. nu oor
delen, dat bepaalde zaken niet aan de openbaarheid die
nen te worden prijs gegeven, wat let hun dan die in een
geheime zitting aan de Raad ter kennis te brengen of
desnoods bepaalde stukken in het kistje te leggen, dat
voor de notulen van de niet-openbare vergaderingen be
stemd is. Nu weten wij eigenlijk als Raad met meer
dan we de vorige keer wisten en toch vragen B. en W.
nu van ons een beslissing. Ik zal er direct bij vertellen,
dat het merendeel van mijn fractie nu wel meegaat,
maar alleen omdat deze zaak uitvoerig in de Commissie
Openbare Werken is besproken, dus gewoon op het ver
trouwen, dat zij aan bepaalde raadsleden geven. En
daar zit toch iets griezeligs in. Wij zouden, indien het
enigszins mogelijk was, toch heel graag willen, dat het
hoe en waarom de Raad voortaan zo volledig mogelijk
duidelijk wordt gemaakt, opdat deze een verantwoorde
beslissing kan nemen. Deze informaties hadden bijv. ook
wel vóór de vorige vergadering aan de Commissie Open
bare Werken kunnen worden verstrekt, dan was mis
schien de aanhouding helemaal niet nodig geweest. Ook
daaruit blijkt al weer, dat het College wat spaarzaam
is met het verstrekken van de inlichtingen, die de Raad
toch echt wel nodig heeft. Nu is deze zaak dus in de
Commissie Openbare Werken besproken en daarom ben
is voor mij bereid B. en W. te volgen in dit voorstel,
omdat al de aspecten, die er aan deze zaak zitten, ons
in de Commissie Openbare Werken duidelijk zijn ge
maakt. De heer Zeilinga, directeur van het Grondbe
drijf, heeft in de Commissie Openbare Werken volledig
tekst en uitleg gegeven van de onderhandelingen en van
alles wat daaraan vastzat. Na die informatie vind ik
het gevraagde bedrag nog hoog, maar nu wel aanvaard
baar voor de Gemeente. Ik weet echter niet, of al de
leden van mijn fractie mee zullen gaan; ik verwacht
het wel van het overgrote deel.
De heer Schönfeld: In dit voorstel hebben we thans
nog te maken met een aankoop in minnelijk overleg.
Ik ben het volkomen eens met de heer Heidinga, die
in de discussie over dit punt in de vergadering van 11
augustus o.a. heeft gesteld, dat het een gemeentebelang
is, als we die grond daar vrij krijgen. Persoonlijk vind
ik het zelf van bijzonder urgent belang, doch m.i. ont
komen we er niet aan, dat dit bedrijf op basis van ver
vangingswaarde van deze plaats wordt weggekocht.
Hetzelfde is destijds geschied met het bedrijf van de
fa. Arends aan de Groningerstraatweg. De rechtszeker
heid voor de burger, in dit geval voor het bedrijf, is ge
waarborgd in de Onteigeningswet, omdat zelfs in die
wet is geregeld, dat schadeloosstelling kón worden be
rekend op basis van verplaatsing van het bedrijf. In
zijn betoog tijdens de vergadering van 11 augustus j.l.
is door de Wethouder zeer duidelijk gesteld, dat het
bedrag van f 190.000,is gebaseerd op de factoren in-
komensschade wegens klantenverlies, een ongunstiger
vestigingsplaats en transportkosten, welk bedrag zijn
oorsprong vindt in een zeer nauwkeurig onderzoek door
de secretarie-afdeling Bedrijven en Controle en op een
van de zijde van dit bedrijf ook zeer openhartige ter-
inzagestelling van de boekhouding. Persoonlijk neem ik
met deze mededeling genoegen. Het komt erop neer, dat
we vertrouwen zullen moeten hebben in hetgeen ook
thans weer in dit raadsvoorstel wordt betoogd. Als een
dergelijk vertrouwen er niet meer is, waar blijven
we dan? De Raad kan toch moeilijk inzage van de
boeken eisen. Ten hoogste zou een raadscommissie dit
kunnen doen, maar dan zal de Raad op zijn beurt deze
commissie ook weer vertrouwen moeten schenken. Op
zo'n manier blijven we aan de gang. Een bedrijfsboek-
houding is per slot van rekening geen sex-literatuur,
die aan ieder, die dat wenst, ter inzage kan worden ge
geven.
Toch heb ik nog een vraag, wat betreft „het niet
kunnen maken van een definitieve keuze uit verschil
lende, aan grootscneepsvaarwater gelegen industrieter
reinen". In de raadsbrief staat op blz. 2 vermeld, dat
een definitieve keuze nog niet kon worden gemaakt,
omdat het tijdstip van volledige ontsluiting van enkele
terreinen nog niet vaststaat. Als ik dan even kijk naar
punt 9 van deze agenda, waarbij de verkoop van een
aantal percelen industrieterrein, gelegen in het indus
triegebied „Schenkenschans", waaronder zich een per
ceel van 5800 m2 bevindt, dat ook aan het vaarwater
gelegen is, wordt voorgesteld, dan begrijp ik niet goed,
waarom er dan nog een terrein voor de N.V. Vermeu
len ontsloten moet worden, een terrein dat ten minste
een oppervlakte van 3055 m2 moet hebben. Hierover
zal ik graag straks iets meer vernemen.
De heer Van Balen Walter: Ik zou mij in grote lij
nen willen aansluiten bij het betoog van de heer Hei
dinga. Maar uit zijn woorden heb ik begrepen, dat
blijkbaar de Commissie Openbare Werken bij een of
andere gelegenheid nadere inlichtingen over dit punt
heeft gekregen. En nu is mijn vraag, daar helemaal
niet in de raadsbrief vermeld staat, dat de Commissie
Openbare Werken is gehoord nog minder dus wat
haar oordeel is Wat is het beletsel om datgene wat
blijkbaar wèl aan de Commissie Openbare Werken is
verteld, niét te vertellen aan de gehele Raad, hetzij
dan onder geheimhouding? Ik weet niet, in welke geest
het aan de commissie is verteld, maar gezien de be
handeling in de vorige vergadering, leek het mij een
kwestie van wijs beleid, als het Collegé deze gegevens
op de een of andere manier aan de Raad had verstrekt.
Ik zou daarom graag willen weten, waarom dat per se
niet kon.
De heer Rijpstra: Ik heb feitelijk dezelfde vraag,
die de heer Van Balen Walter zojuist al gesteld heeft.
Wij zitten niet in de Commissie Openbare Werken en
weten dus ook niet wat daarin besproken is. Zodoende
is wat de heer Heidinga zonet gezegd heeft voor ons
ook eigenlijk min of meer geheimtaal. We kunnen er
niets over zeggen, maar we moeten er straks wel
over stemmen. We zouden toch wel graag op de een
of andere manier wat meer informatie willen hebben.
De heer Tjerkstra: Sinds ik geen lid meer ben van
de Commissie Openbare Werken, weet ik ook niet wat
daar al dan niet besproken wordt, althans niet in dit
geval.
Wat het plan zelf betreft, zijn we sinds de vorige
keer eigenlijk niets wijzer geworden, behalve dan de
toezegging van de kant van het betreffende bedrijf, dat
het wel in onze gemeente blijft gevestigd. De f 190.000,—
is nog even onduidelijk als toen. Toch heeft mijn fractie
neiging met dit voorstel mee te gaan, om een paar re
denen. De eerste noemde ik dus al: Het voortzetten van
dit bedrijf in onze stad is gewaarborgd. In de tweede
plaats moeten we ook dit deel van het bestemmings
plan realiseren. Het gaat, dacht ik, niet aan, langer
dan noodzakelijk is de toch niet bepaald verfraaiende
bebouwing daar aan de Dokkumertrekweg al is het
dan meer aan het Blokkepad te laten staan. Ik denk
ook aan de bewoners van de nabij gelegen flats, die ons
al eens een adres hebben gestuurd. Ik geloof ook, dat
het uitstel van de vorige keer bij deze bewoners onbe
grip heeft gewekt. Zij begrijpen n.l. niet, waarom deze
zaak nog langer moet duren. Ik meen, dat ook de be
woners er recht op hebben te weten, dat ze binnen af
zienbare tijd in ieder geval kunnen rekenen op verwij
dering van de gebouwen daar ter plaatse.
Dan heb ik zelf de vorige keer nog gezegd, dat ik
niet de indruk heb, dat wij met onteigening goedkoper
uit zullen zijn dan thans. Daarbij komt, dat naar ver
wacht mag worden, uitstel de zaak alleen maar duur
der zal maken. En wat die f 190.000,betreft, die dan
is omschreven als inkomensschade tengevolge van een
minder gunstige vestigingsplaats, geloof ik, dat het
verstandiger is het zo te stellen: Hier proberen twee
partijen een transactie te sluiten, waarbij een sluitpost
overblijft, die dan in dit geval gedeeltelijk misschien
wel verklaarbaar is in die f 190.000,maar waar toch
ook iets in zit van: „Dat wil de verkoper nu eenmaal
hebben en anders valt er geen overeenkomst te slui
ten." Als ik dat dus afweeg tegen de voordelen, die
er in zullen zitten in deze zaak tot een beslissing te
komen, n.l. het, zij het niet op al te korte termijn, maar
toch binnen afzienbare tijd, verwijderen van deze ge
touwen, dan geloof ik, dat het grootste deel van mijn
fractie bereid is ook over die f 190.000,en de wat
vage verklaring daarvan heen te stappen en dit voorstel
te accepteren.
Dc heer Tiekstra (weth.): Ik geloof, dat het goed
is even de inhoud van de motie van de heer Heidinga
of de uitspraak, die deze van de Raad vroeg, uit de
hedenavond vastgestelde notulen van de desbetreffende
raadsvergadering aan te halen:
„De Raad der gemeente Leeuwarden; besluit: het
voorstel, vervat in bijlage no. 262 en concept-besluit no.
11738, aan te houden en verzoekt het College het voor
stel beter gemotiveerd en gekoppeld aan verkoop van
grond voor de nieuwe vestiging, spoedig opnieuw bij de
Raad in te dienen," een voorstel, dat de Raad heeft
aanvaard met 26 tegen 7 stemmen. Ik dacht, dat het
nuttig was, daar te verwachten valt, dat transacties
als deze, stellig gevolgd zullen worden door transacties
van dezelfde aard, waarmee waarschijnlijk nog veel
grotere bedragen gemoeid zullen zijn, over de proce
dure m.b.t. de behandeling van deze zaken een nader
«oord te zeggen. De heer Van Balen Walter wierp n.l.
deze vraag op: U hebt wel deze zaak in de Commissie
Openbare Werken gebracht, alleen U vermeldt niets om
trent dat feit in de raadsbrief. Het is op het ogenblik zo,
dat transacties als deze in feite geen plaats hebben in
welke commissie van bijstand dan ook; dat is een pro
bleem en wij hebben in dit stadium gewoon gedacht:
Laten wij eens proberen in het overleg met de Com
missie Openbare Werken, die toch moet vergaderen,
meteen maar een zo goed mogelijke informatie te ge
ven. Het had natuurlijk net zo goed de Commissie Ruim
telijke Ordening kunnen zijn, omdat de heer Tjerk
stra heeft dit terecht opgemerkt het bij deze trans
actie gaat om het realiseren van een bestemmingsplan.
Daarvoor moeten wij over deze eigendom beschikken
hetzij op basis van minnelijk overleg dus door be
reikte overeenstemming met betrokkene - hetzij op
basis van onteigening. Waarbij en dat moet een
raadslid zich terdege realiseren er bij de laatste
procedure natuurlijk in geen enkel opzicht sprake is
van enige tussenkomst van of beïnvloeding door de
Raad m.b.t. de te betalen schadeloosstelling; daar staat
de Gemeente dan volledig buiten. Dat wordt bepaald
door derden en het resultaat daarvan hebben wij maar
af te wachten. Vandaar dus, dat in de raadsbrief m.n.
wegens deze ondergrond is ingegaan op wat vermoede
lijk het resultaat van onteigening zou zijn, althans op
een vergelijking tussen de procedure bij aankoop in
minnelijk overleg en de procedure bij onteigening. En
ik dacht, dat in dat opzicht het gaat n.l. om de
uitvoerige uiteenzetting van wat de aspecten.van deze
zaken zouden kunnen zijn de raadsbrief de toelich
ting wèl geeft, die de Raad gevraagd heeft. Er ont
breekt aan dit voorstel en daarmee kom ik op een
waag, die ook gesteld is op dit ogenblik nog een
voorstel m.b.t. verkoop van grond aan het betreffende
bedrijf, heel eenvoudig, omdat de beslissing door dat
bedrijf nog niet is genomen. Dat kan verschillende oor
zaken hebben; het bedrijf zal ook in de gelegenheid
kunnen zijn zich te verplaatsen naar een plaats bin
nen de gemeente Leeuwarden, binnen de stad Leeu
warden, zonder direct eigendommen te kopen van de
Gemeente of: het bedrijf zit ook nog met de vraag
«Waar gaan we ons vestigen: in het oosten of in het
westen?" En dan geef ik de heer Schönfeld ten ant
woord: Uiteraard zijn de terreinen in het westen bouw
rijp en direct leverbaar dat zal dus helemaal geen
probleem opleveren maar in het oosten is dat nog
niet het geval. Dus t.a.v. het oosten bestaat nog de
onzekerheid, die ook in de raadsbrief wordt aangehaald.
Dat betekent, dat we op dit ogenblik nog niet kunnen
voldoen aan de eis, die ook in de motie werd gesteld.
Maar dit bedrijf heeft natuurlijk, om zijn beleid te kun
nen voeren onder de huidige omstandigheden, een be
paalde rechtsbasis nodig, een bepaalde zakelijke basis,
en die wordt voornamelijk gevonden in de overeenstem
ming, die tussen deze onderneming en de Gemeente is
of wordt bereikt m.b.t. de verwerving van de eigendom
men van dit bedrijf door de Gemeente. Ik dacht, dat
dat, met inachtneming van de cijfers, duidelijk was. Ik
meen, dat hier ook helemaal geen discussie meer over
nodig is.
Wat de schade-elementen betreft, de Raad zal zich
bij minnelijk overleg terdege moeten realiseren, dat er
natuurlijk aan bepaalde onderdelen van zo'n schade-op
stelling een zeker arbitrair karakter niet kan worden
ontzegd. Anders geformuleerd: het is onvermijdelijk,
dat men, onderhandelende, het op een bepaald moment
over een bepaald bedrag eens is, ook als het bedrag
betrekking heeft op een bepaald onderdeel van de totale
transactie. En dat is, wat in feite hierbij ook gebeurd
is. Deze opmerking slaat m.n. dus op de schadeloos
stelling van f 190.000,De overige stukken hebben in
hun totale opstelling voor de Raad ter inzage gelegen,
ook nu weer opnieuw. Ik ben best bereid na te gaan op
welke wijze bereikt kan worden, dat de informatie van
de Raad, hetzij direct hetzij indirect groter wordt dan
bij de nu gevolgde procedure het geval is geweest, maar
in normale situaties en dat is hier het geval
moet men met het vertrouwelijk kennisnemen van be
drijfsgegevens als die, welke hier aan de orde zijn, en
het doorgeven daarvan, de grootst mogelijke zorgvul
digheid blijven betrachten. En ik zie niet in, waarom
dit niet zou kunnen. Ik kan me nog voorstellen, dat
het woord van het College m.b.t. deze informatie niet
voldoende zou zijn, maar ik kan me nauwelijks voor
stellen, dat na vertrouwelijk beraad met een commissie
uit de Raad dit woord nóg onvoldoende zou zijn. Ik
dacht, dat wij toch ook in het vertrouwelijk verkeer
met organen als het College en de commissie van bij
stand bepaald wel moeten kunnen werken. En kan dat
niet, welnu, dan blijkt dat wel. Maar laten we wèl
wezen: geheim beraad over een zaak als deze, is, dacht
ik, altijd een hoge uitzondering, en zal uiteraard,
dacht ik ook geen regel kunnen worden. Overigens
ben ik ook zo vrijmoedig op te merken, dat vertrouwe
lijke gegevens uiteraard altijd tot een kleine kring be
perkt moeten blijven; men mag deze niet te
lichtvaardig in de waagschaal stellen. Ik ben bereid
t.a.v. de procedure stellig bij de behandeling van
komende voorstellen die nog van veel groter impor
tantie zullen zijn nader in het College te overleg
gen, of een directe of indirecte informatie aan de Raad
beter kan worden geregeld. Ik ben bepaald ook bereid
om een nadere informatie bij een volgende gelegenheid
vertrouwelijk ter inzage te leggen en ik ben tenslotte
bereid met de Commissie Openbare Werken of zo
de Raad daar de voorkeur aan geeft met de Com
missie Ruimtelijke Ordening over deze materie verder
te gaan praten.
Wat ik echter de Raad op dit ogenblik terdege zou
willen aanbevelen is, dit voorstel vanavond wèl te aan
vaarden.
Ik ga er voorlopig van uit, dat in datgene wat ik nu
heb gezegd een aantal antwoorden op een aantal vra
gen ligt opgesloten en ik vertrouw, dat ik hiermee op
dit ogenblik kan volstaan.
De heer Van Balen Walter: Ik kan me voorstellen,
dat het College meent, dat in bepaalde gevallen het ver
strekken van vertrouwelijke mededelingen aan een groot
gezelschap als de gehele Raad enigszins bedenkelijk is.
Maar ik kan me niet voorstellen, dat het College niet
begrijpt, dat als het deze vertrouwelijke mededelingen
aan één bepaalde commissie geeft een commissie,
waarin niet alle fracties van deze Raad vertegenwoor
digd zijn er dan bepaalde fracties zijn, die toch
met een mededeling als de onderhavige geen genoegen
kunnen nemen, omdat ze niet geïnformeerd zijn en tóch
gevraagd worden over het voorstel in kwestie hun me
ning te hebben en hun beslissing te nemen. Dit acht ik
dus een foutief beleid. M.i. is het College toch niet op
de juiste weg, als het vertrouwelijke mededelingen op
deze manier ter kennis meent te moeten brengen van
de Raad. En ik verzoek het College naar een middel om
te zien om een betere weg in deze te bewandelen.
De heer Heidinga: Ik heb aan het betoog van de
Wethouder wel voldoende.
Ik heb in eerste instantie iets vergeten. Er is hier