8 9 De Jong en een aanvulling op de redactie van het be sluit. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en stel aan de orde: ï'unt 22 (bijlage no. 323). De heer Vellenga: Het ligt wellicht een beetje voor de hand, dat voorzover er in derde instantie gesproken gaat worden, ik dat in ieder geval ga doen. Het punt waarom het gaat is, dacht ik, in het kort zo te for muleren: We hebben een aantal jaren geëxperimen teerd met geluidsinstallaties in deze Raad. Meer dan één keer is gebleken, dat de geluidsinstallatie waar mee tot nu toe geëxperimenteerd is, niet voldoet. Dat betekent dus, dat de Raad moet besluiten om tot een ander systeem, althans tot een deel van een ander systeem, over te gaan. Daarvoor wordt een tamelijk hoog bedrag gevraagd. De Raad wil daarom de grootst mogelijke zekerheid hebben, dat deze keer het experi ment een juist experiment is in die zin, dat de nieuwe installatie ook in de praktijk om de drie weken zal voldoen. Daarover zijn op verschillende manieren in eerste instantie en tweede instantie vragen gesteld. De betrokken Wethouder heeft zijn best gedaan om zo goed mogelijk op alle vragen in te gaan, tot dit resul teerde in een paar vragen d.m.v. interrupties, waarop hij, op dat moment mogelijk niet direct in staat was een verantwoord antwoord te geven. Vandaar, dat het de Raad, het College èn de betrokken Wethouder wel paste, dat er sprake zou kunnen zijn van enig beraad. Het gaat om een paar heel duidelijke dingen stellig om duidelijke dingen wanneer we naar het onderwerp kijken n.l. in de eerste plaats: Het College schijnt ervan overtuigd te zijn, dat deze geluidsinstallatie goed zal voldoen. Dat kunt U ons aanpraten, onder meer met schriftelijke stukken; wij kunnen dat op een bepaald moment accepteren, maar het lijkt me een redelijk ver langen van de Raad om te weten: Wat U heeft ge zien, wat U heeft gelezen, wat U aan gesprekken heeft gevoerd. Mogelijk heeft U in andere plaatsen een dei'- gelijke installatie gezien en horen werken. Daartoe zijn wij niet in de gelegenheid geweest, dat is geen ver wijt, dat is gewoon het vaststellen van een feit. En vandaar dus, dat wij vragen: Zou het niet mogelijk zijn, één of twee keer met deze nieuwe installatie een proef te nemen? Dan kan duidelijk zijn, of de installa tie goed zal voldoen, hoewel iedere installatie natuur lijk kinderziekten kan hebben. Dit is dus een eenvou dig verlangen in de Raad. Stel ons in de gelegenheid eens met deze nieuwe installatie proef te draaien. Dan zijn er twee mogelijkheden: ze voldoet goed of ze vol doet slecht. Stel nu eens voor, dat de proef straks niet slaagt, dat wij vinden, dat de installatie niet voldoet. Hoe komt het dan met de besteding van dit krediet? Ik weet, dat om die proef te nemen, er een installatie moet worden aangelegd; dat zal natuurlijk altijd kosten met zich meebrengen, daar ontkomen wij niet aan. Ik begrijp ook, dat U op een bepaald moment een con tract moet afsluiten, dat U zaken moet doen. Ik ben van mening, dat we de oplossing in een garantie moeten zoe ken. Ieder instituut, iedere onderneming zal toch wat dit soort installaties betreft garanties willen geven aan de afnemer en ik dacht, dat daar mogelijk de brug zou kunnen liggen tussen het standpunt van de Raad en het standpunt van het College van B. en, W. Ik geloof voor mij zelf sprekend - daarmee het gevoelen van sommige raadsleden, mogelijk van alle, te hebben vertolkt. Nogmaals: Is het mogelijk, dat wij een proef nemen? Wat zijn daarvan de con sequenties; is er een garantie op dit moment te geven? Wanneer onverhoopt de proef niet mocht lukken, bent U dan in staat om het krediet, dat wij eventueel ver lenen, niet te besteden? Dat zijn, dacht ik, de finan- eieel-technische aspecten van deze hele zaak. De heer De Jong (weth.): De heer Vellenga vraagt de grootst mogelijke zekerheid, wanneer wij met een nieuwe installatie voor de dag komen. Hij zegt: Wij missen de ervaring op grond waarvan wij tot een oor deel zouden moeten komen. Wij hebben die ervarings gegevens gevraagd aan de mensen, die ook leveran ciers zullen worden van onderdelen voor deze installa tie. Wij hebben ook gelet op de ervaringen in Arnhem, dat precies dezelfde installatie heeft. De ervaringen zijn duidelijk goed, daarom hebben wij er vertrouwen in. De garantie is moeilijk, omdat de installatie niet afkomstig is van één leverancier, maar van diverse leveranciers. De installatie is geadviseerd aan de hand van aanbiedingen, die het Rijksinkoopbureau gekregen heeft van diverse leveranciers. In het advies van het Rijksinkoopbureau zijn deze offertes verwerkt. Een voorbeeld: de geluidszuilen zijn van het merk Philips, de bandrecorder van het merk Uher; de microfoons van het merk Sennheiser. Dit zijn verschillende onder delen, welke nodig zijn voor deze installatie. Gelet op het feit, dat wij de onderdelen voor deze installatie van verschillende leveranciers betrekken, is het bijzonder moeilijk de nodige garantie te krijgen. Ik wil er nog wel op wijzen, dat de directeur van de Energiebedrij ven hierbij ten nauwste betrokken is en dat het advies ook door hem is ondertekend. De detaillering waarop de heer Schönfeld heeft aan gedrongen, lag bij de stukken. Er stond duidelijk aan gegeven -dat heeft de heer Schönfeld ook kunnen zien welke onderdelen voor een geluidsinstallatie al lemaal nodig zijn. Niet elk onderdeeltje is gespecifi ceerd, maar alle onderdelen zijn duidelijk aangegeven met de merken erbij. De informatie is dus vrij volle dig geweest. Daarnaast is er een kostenbegroting, waaruit blijkt hoe de f 33.000,is samengesteld. In die f 33.000,— zit f 17.000 aan materiaalkosten en de rest zijn de in- stallatiekosten. Daarom is het juist zo moeilijk, de ga ranties te geven waar de heer Vellenga om vraagt. Wij hebben volkomen begrip voor de vraag van de heer Vellenga, maar die proefneming is praktisch niet uit te voeren. Wanneer de proefneming zodanig zal zijn, dat we moeten zeggen: „We gaan er toch maar niet op in", wie moeten dan de kosten dragen De kosten zijn dan voor een belangrijk deel de installatiekosten, die Energiebedrijven heeft gemaakt. Die kosten zullen wij dan ook moeten betalen. De materialen van de di verse leveranciers kunnen we dan moeilijk weer terug sturen. Wij hebben vertrouwen in onze adviseurs, om dat we ze bekwaam achten. Bovendien zijn we van mening, dat het zo niet langer gaat. De kwestie is niet alleen, dat men zich moeilijk verstaanbaar kan maken; het is bij het terugdraaien van de band ook bijzonder tijdrovend na te gaan, wat diverse sprekers hebben gezegd. Gelet op deze, door mij opgesomde punten, zijn wij van oordeel, dat wij met klèm moeten adviseren het onderhavige voorstel te aanvaarden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met dien verstande, dat de heer Weide geacht wenst te worden tegen te hebben gestemd. Punt 24 (bijlage no. 324). Sociale Dienst. De heer Heidinga: Het stemt ons tot verheugenis dat hier via een begrotingswijziging een voorstel wordt gedaan om de Sociale Dienst t.a.v. de personeelsbezet ting en de organisatie door te lichten. Wij hebben n.l. bij monde van de heer Reehoorn bij de behandeling van de begroting hier al om gevraagd. Ik heb gehoord, dat er ook andere bedrijven in onze gemeente voorne mens zijn om tot dergelijke onderzoeken over te gaan. Ik heb het alleen nog niet gehoord van de secretarie. Kunnen we dat ook binnenkort verwachten De heer Schönfeld: Het verheugt me, dat het Col lege thans ook de behoefte gevoelt om eens een ef ficiency-bureau in te schakelen. Ik ben het alleen niet eens met de tak van dienst, waarmee men wil begin nen. Het is me een raadsel waarom juist met de So ciale Dienst moet worden begonnen, ondanks de argu menten, welke in de raadsbrief worden aangehaald. Ik vind het maar een vreemde zaak, dat hoewel hier niet vermeld bijv. bij de Energiebedrijven al léén de directie wordt doorgelicht en de rest niet, om dat hiertegen van personeelszijde bezwaren bestaan. Ik vind het niet meer dan logisch, dat in dit geval niet eerst de Sociale Dienst maar de gehele secretarie eens wordt doorgelicht, omdat ik er van overtuigd ben, dat dit een urgenter geval is. Ik heb hiertoe een voorstel klaar liggen, dat ik reeds nu zou willen aankondigen, opdat het verder een punt van discussie kan vormen, waarbij dan wel zal blijken of de vereiste tweede hand tekening eronder komt. De inhoud van mijn voorstel luidt als volgt: „De Raad der Gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 oktober 1969, besluit: het voorstel betref fende een in te stellen efficiency-onderzoek bij de So ciale Dienst, vervat in bijlage no. 324, niet te aanvaar den, en verzoekt het College eerst een efficiency-onder zoek te laten instellen bij de afdelingen der gemeente secretarie." Mevr. Veder-Smit: Nu een spreker zich tegen dit voorstelletje heeft verklaard, voel ik de behoefte om me juist daarvóór uit te spreken. Ik vind het een uit stekend idee. U hebt gelukkig een zachte hand in de handhaving van de orde en ik durf het daarom aan om te suggereren of ook niet een dergelijk onderzoek in gesteld kan worden voor de Dienst voor Sociale Werk voorziening. De Voorzitter: Alvorens ik Weth. Heetla het woord geef, zou ik een enkele opmerking willen maken om trent de voorstellen en de opmerkingen, die zijn ge maakt. Deze houden geen verband met ons voorstel. Ik zou de leden van de Raad dan ook met klem willen vragen, deze problemen aan de orde te stellen tijdens de begrotingszitting. Weth. Heetla zal thans ingaan op de opmerkingen, die zijn gemaakt m.b.t. het onderzoek, dat bij de Ge meentelijke Sociale Dienst zal plaats hebben. De heer Heetla (weth.): De heer Heidinga heeft verklaard, dat hij wel voor een onderzoek is; hij heeft dit verder niet gemotiveerd, maar alleen gezegd, dat het bij andere bedrijven ook zou gebeuren. De heer Schönfeld denkt anders over het voorstel. Mevr. Veder heeft gesuggereerd ook een onderzoek in te stellen bij de Dienst voor Sociale Werkvoorziening; dit komt bij de behandeling van de begroting wel aan de orde. Ik hoef dus op deze suggestie niet in te gaan. Dan blijft alleen nog de vraag: Waarom geschiedt dat onderzoek nu? De Sociale Dienst breidt zich nogal sterk uit de laatste tijd; dat komt door de sociale wetgeving en de toeneming van het aantal gevallen van bijstand. Er is mij gevraagd: Wordt daar nu efficiënt ge werkt? Ik kan niet zeggen van „ja". Ik ben er wel van overtuigd, dat die mensen allemaal hun best doen. Ik kan U dit nog zeggen: Er is een paar jaar geleden ook een onderzoek geweest bij de Gemeentelijke Sociale Dienst. Het rapport daarvan is toen niet verder uit gewerkt, omdat de indeling van het gebouw zodanig is, dat er niet efficiënt gewerkt kan worden. Ik ben het hiermee wel eens, de huisvesting belemmert ook thans efficiënt werken. Ik geloof, dat er ook nu geen „ei" uitkomt. (Gelach) Als U echter een antwoord wil op de vraag: Wordt er efficiënt gewerkt, dan moet U met het voorstel instemmen. De Voorzitter: Ik dacht, dat dit voorstel lag in de lijn van opmerkingen, die in het verleden in de Raad zijn gemaakt. De forse uitbreiding van de dienst zal gepaard gaan met bepaalde reorganisatieplannen. Dit zal veel extra uitgaven met zich meebrengen, zodat wij van mening zijn, dat het zinvol zou zijn hier een be paald onderzoek aan ten grondslag te leggen, opdat we tegenover de Raad verantwoord zullen zijn. Dit is nog een aanvulling op hetgeen de Wethouder reeds heeft gezegd. De heer G. de Vries: Uit de opmerkingen van de Wethouder begrijp ik, dat hij persoonlijk niet zo bijzon der heeft aangedrongen op dit efficiency-onderzoek. Ik geloof, dat hij gelijk heeft. Zo lang deze dienst ge huisvest is, zoals ze gehuisvest is, kan er van een effi ciënte aanpak geen sprake zijn. Ik dacht, dat het veel belangrijker was, als we eerst eens probeerden de huis vestingsmoeilijkheden op te lossen. De heer Schönfeld: Ik kan me volledig aansluiten bij de woorden van de heer De Vries. Daarom kwam ik ook met het voorstel, om eerst een efficiency-onder zoek te laten instellen bij de afdelingen der gemeente secretarie. De Voorzitter: Nee, mijnheer Schönfeld, ik ben niet van plan dat op dit moment aan de orde te stellen; het staat er volkomen los van. Indien de Raad van mening is, dat in de vorige begrotingsvergadering on voldoende aandacht aan deze problematiek is besteed, dan krijgt U in de komende begrotingsvergadering vol doende gelegenheid hierover te spreken. De heer Engels: U heeft zelf gezegd, dat dit voor stel is ingediend naar aanleiding van een verzoek in de Raad. Dan hecht ik er toch aan om te zeggen, dat het verzoek van de Raad om een doorlichting niet be trekking had op de Gemeentelijke Sociale Dienst, maar op de Dienst Sociale Werkvoorziening. Dat even als eerste punt. Als tweede punt moet ik U zeggen, dat de verdediging van dit voorstel door de Wethouder wei nig indrukwekkend was. De verdediging ging meer in de geest van: Nu ja, kijk eens, we moeten uitbreiden en dan moet er een onderzoek komen. De Wethouder kan niet bewijzen, dat er efficiënt kan worden gewerkt bij de Gemeentelijke Sociale Dienst. Hij vindt de werk situatie nog even beroerd als enige jaren geleden. Wan neer men bij het vorige onderzoek tot de conclusie is gekomen, dat er nauwelijks een behoorlijk advies kan worden gegeven, dan ben ik van mening, dat dit nieu we onderzoek even weinig vruchtdragend zal zijn. Ik moet U daarom zeggen, dat ik er heel weinig voor voel om nu nog dit voorstel te steunen. De heer Heetla (weth.)Ik dacht, dat Ik in eerste instantie wel duidelijk ben geweest. Ik heb toen ge zegd, dat ik uiteindelijk niet met het instellen van dit onderzoek kon instemmen. De Voorzitter: Ik moet U, namens het College mee delen, dat wij ons voorstel menen te moeten handha ven. Uit de discussie is wel gebleken, dat Wethouder Heetla persoonlijk weinig behoefte heeft aan dit on derzoek. Hij heeft dat ook tegenover de Raad ver klaard. Het blijft een beleid van het College. Omdat wij het niet verantwoord achten, zonder meer de forse uitbreiding en de reorganisatieplannen aan U voor te stellen, zijn wij van mening, dat eerst een onderzoek moet worden ingesteld. Afhankelijk van het vooronder zoek zal worden beslist of, en zo ja, in welke omvang verdere onderzoeken noodzakelijk zullen zijn. De heer De Vries wil ik antwoorden, dat de organi satieplannen in feite niets met de huisvesting van deze dienst hebben te maken. De heer Engels heeft opgemerkt, dat ik heb gezegd, dat het onderhavige voorstel in de Raad is gekomen op verzoek van de Raad. Ik heb gezegd, dat dit voor stel in de lijn lag van de discussies, die in het verleden in de Raad zijn gehouden. De heer Vellenga: Ik zou een derde ronde willen vragen op grond van een nieuw feit. Het feit is n.l., dat de betrokken Wethouder in tweede instantie met nadruk heeft gezegd, dat hij persoonlijk geen behoefte aan dit onderzoek had. De betrokken Wethouder staat dus niet achter dit onderzoek; de rest van het College wel. Dat brengt mij tot een nieuwe benadering van het voorstel. De Voorzitter: Kan de Raad instemmen met het voorstel van de heer Vellenga om nog een derde in stantie te hebben? De Raad stemt hiermee in. De heer Tiekstra (weth.)Het is nog altijd een unaniem voorstel van het College. De heer Vellenga: Er is door het College gezegd, dat er bij de begrotingsbehandeling gevraagd is om een aantal takken van dienst door te lichten. De situatie bij de Dienst Sociale Werkvoorziening was de aanlei ding, maar de Raad wilde het toch niet beperken tot

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 5