2
3
gen gereed gekomen tegen 945 in het jaar daarvoor.
Tot dusverre hebben we het tempo er derhalve be
hoorlijk in kunnen houden.
In 1970 zal stellig worden begonnen met de huizen
bouw in 't Aldian, wellicht ook in Lekkumerend-Oost
en in Goutum. Met de voorbereidingen voor een nieuwe,
grote woonwijk ten oosten van de stad, n.l. Cammingha-
buren, zijn we reeds bezig.
Wat de woningbouw betreft, zou ik nog willen op
merken, dat wij niet alleen alle aandacht schenken aan
de kwantiteit, doch ook aan kwaliteit en grotere va
riatie.
Op verscheidene plaatsen verrijzen nieuwe kantoorge
bouwen, terwijl op de aanwezige industrieterreinen
voortdurend wordt gebouwd. In 1970 zullen we moeten
starten met de ontsluiting van het industrieterrein „de
Hemrik". Wij vertrouwen, dat de daarvoor benodigde
subsidies dit jaar zullen worden verstrekt. Wij hebben
de medewerking daarvoor van het Provinciaal Bestuur
en het Ministerie van Economische Zaken zal nu spoe
dig moeten doen weten, of het inderdaad aan de ves
tiging en de uitbreiding van de industrie in deze stad
tijdig zal meehelpen.
De ontwikkeling van de werkgelegenheid verloopt
redelijk. De geregistreerde arbeidsreserve in procenten
van de afhankelijke mannelijke beroepsbevolking be
droeg ultimo november 1969 in het rayon Leeuwarden
1,7, voor Friesland als geheel 3,1, terwijl het landelijk
percentage eveneens 1,7 was. In het rayon Leeuwarden
zitten we nu dus op het landelijk gemiddelde. Eind
december 1968 waren deze percentages voor het rayon
Leeuwarden 3,1, voor Friesland 4,7 en voor Nederland
2,5. Wij hebben echter in Leeuwarden nog steeds een
vertrekoverschot, ook al valt er sedert 1965 een dalen
de tendens waar te nemen.
Uit een over het jaar 1968 ingesteld onderzoek is
naar voren gekomen, dat geen veroudering van de
Leeuwarder bevolking meer plaats heeft door migra-
tieverlies. De leeftijd van de zich vestigenden is n.l.
gemiddeld lager dan die van de vertrekkenden.
Als we de gegevens over de migratie op onderdelen
nader bezien, kunnen een aantal interessante conclu
sies worden getrokken. Dan zien we bijv., dat zich bij
de technische beroepen helaas nog een rerirekoverschot
voordoet; bij de administratieve beroepen zien we even
wel een vestigingsoverschot. We hebben voorts doen
nagaan, om welke redenen men is vertrokken »of zich
hier heeft gevestigd. Bij degenen, die dit hebben gedaan
i.v.m. hun werk, zien we het volgende. T.o.v. de andere
gemeenten in de provincie Friesland komen er meer
naar de hoofdstad dan er vertrekken. Wat de migratie
van en naar Groningen en Drenthe betreft, is er een
evenwichtssituatie. Naar de Randstad en „overig Ne
derland" vertrekken er nog steeds meer personen uit
Leeuwarden dan omgekeerd.
De migratie op grond van woongelegenheid viel voor
Leeuwarden in 1968 negatief uit. Het vertrek richtte
zich voornamelijk op de omliggende gemeenten, waar
bij vooral Stiens en Tietjerk in trek waren.
Bij de migratie wegens studieredenen viel een door
stroming te constateren; t.o.v. „overig" Friesland be
staat er een vestigingsoverschot, welk overschot ech
ter vrij aanzienlijk wordt overtroffen door een ver
trekoverschot naar de Randstad en Groningen.
Uit de beantwoording van vragen, welke bij de en
quête onder betrokkenen is gehouden, blijkt, dat Leeu
warden als woon- en werkgemeente bij de jongeren
meer in trek komt.
De noodzaak om vooral meer werkgelegenheid te
zoeken voor ongeschoolden of slechts in geringe mate
geschoolden, is praktisch niet meer aanwezig. Aange
nomen mag worden, dat die fase in deze omgeving
wel als afgesloten mag worden beschouwd. Wij heb
ben behoefte aan meer emplooi voor hoger gekwalifi
ceerde werkkrachten en wel met name in de techni
sche beroepen. Er kan niet vaak genoeg op worden
gewezen, dat om dit te realiseren allereerst de infra
structuur verder moet worden verbeterd. In dat ver
band noem ik voor de zoveelste maal de verbindingen,
vooral de wegverbindingen met het westen en midden
van het land. Tegelijkertijd moet in dit kader worden
gewezen op de noodzaak van een aanzienlijke opvoe
ring van de kwaliteit en de omvang van de accommo
daties in de sectoren cultuur, onderwijs en sport.
Reeds in de volgende raadsvergadering zullen be
langrijke beslissingen van Uw Raad worden gevraagd
voorzover het betreft de culturele accommodaties. Ik
hoop, dat U ook in 1970 nog voorstellen kunnen wor
den gedaan voor een centrale sporthal. Het Ministerie
van Onderwijs zal meer dan tot dusverre moeten hel
pen om een aantal nieuwe gebouwen in de sector on
derwijs te doen verrijzen. De behandeling van onze
plannen betreffende het nieuwe complex gebouwen
voor het gemeentelijk gymnasium/atheneum/h.a.v.o. in
't Aldian is flink beneden peil. We hadden in 1969 met
de bouw moeten beginnen, maar dat is niet gelukt
door onvoldoende medewerking van het zo juist ge
noemde Ministerie. Na een voor ons onbegrijpelijke
vertraging is er nu dan eindelijk nader bericht geko
men. In, dit jaar zullen wij er, naar we hopen, schot
in kunnen krijgen.
Hier hebt U een stuk van die ontevredenheid, waar
ik in het begin op doelde. En die is voorts ingegeven
door het trage en beslist in onvoldoende mate beschik
baar komen van subsidies en financieringsmiddelen
voor verscheidene projecten, waarover Uw Raad reeds
lang beslissingen heeft genomen. Ik zal er nu geen
opsomming van geven; verschillende voorbeelden zul
len in deze en de volgende maand in deze zaal wel ter
sprake komen tijdens de begrotingsbehandeling.
In dit verband zou ik er nog wel op willen wijzen,
dat door onze Gemeente in 1969 in totaal voor ca. 53
miljoen gulden werd geïnvesteerd tegen ca. 60 miljoen
in het daaraan voorafgaande jaar.
Als de gang van zaken minder vlot loopt dan we
gaarne zouden zien en zelfs aan naar onze mening
redelijke minimum eisen niet wordt voldaan, mogen
we niet alleen de schuld bij anderen zoeken. We moe
ten ook steeds de moed durven opbrengen de hand in
eigen boezem te steken. Doen wij zelf al het moge
lijke om de gang van zaken zoveel mogelijk te bevor
deren? Wat het beschikbaar komen van financiën be
treft, zijn we helaas goeddeels op hogere instanties
aangewezen.
Waar we in de eerste plaats zelf voor hebben te
zorgen is een vlotte en efficiënte gang van zaken in
het eigen apparaat, zowel bestuurlijk als administra
tief en technisch. Ik kan U de verzekering geven, dat
dit punt de voortdurende aandacht heeft van het Col
lege van B. en W. We zijn steeds bezig binnengemeen
telijk de regelingen en de organisatie aan te passen
bij gewijzigde en zich steeds wijzigende omstandig
heden.
Ik zou in dat verband voorts willen wijzen op de
nota over „de Commies en de Raden", welke U in
middels heeft bereikt en spoedig aan de orde zal ko
men. Het is een enorm brok werk geweest en het
spoedig realiseren van verschillende voorstellen zal een
goede gang van zaken op bestuurlijk terrein kunnen
bevorderen. Niet omdat het zo'n brok werk is geweest,
maar wel omdat we menen tot een werkwijze te kun
nen komen, die meer aan de eisen des tijds en aan de
inmiddels gewijzigde situatie is aangepast.
Moeilijker is het om in grotere verbanden in vol
doend snel tempo tot aanpassingen en wijzigingen te
komen. Wij besteden veel aandacht aan het samenspel
met andere gemeentebesturen. Vooral aan dat met de
omringende gemeenten. Er zijn verscheidene proble
men die op grotere schaal aangepakt moeten worden
en die de gemeenten niet meer geheel los van elkander
tot een oplossing kunnen brengen.
In gebieden, waar vrij regelmatig samenspel nodig
is om te komen tot een adequate leef-, woon- en werk
gemeenschap, zal een nauwere band tot stand moeten
komen. Soms zal dat moeten gebeuren door het vor
men van grotere gemeenten, doch in verschillende ge
vallen is het, naar het zich laat aanzien, mogelijk door
het vormen van zgn. stads- of streekgewesten. Het
vormen van dergelijke gewesten is geen alternatief
voor het doen vervallen van te kleine gemeenten. Wel
lijkt dit een goede oplossing te bieden voor noodzake
lijke samenwerking in grotere gebieden in die gevallen
waarin er voldoende onderwerpen overblijven welke
zelfstandig, binnen op zichzelf voldoende grote ge
meenten, beslist en afgehandeld kunnen worden.
Een ieder stelt prijs op continuering van een zo
groot mogelijke zelfstandigheid. Dat is ook begrijpe
lijk, maar wij zullen toch zo moedig moeten zijn samen
te stappen in die gevallen waarin de ontwikkeling dat
van ons vraagt, of beter gezegd van ons eist. Het
voortgaan met in allerlei losse verbanden tot stand
brengen van zgn. gemeenschappelijke regelingen, biedt
niet een voldoende oplossing. Daarmede wordt een on
overzichtelijk en weinig doorzichtig geheel verkregen.
Bestuurlijk missen dergelijke verbanden vaak voldoen
de kracht, aangezien ze slechts in te incidentele geval
len optreden.
Ik hoop en heb toch ook een zeker vertrouwen, dat
wij in Friesland zelf en tijdig tot oplossingen weten te
komen en niet wachten totdat we er van bovenaf toe
gedwongen zullen worden. En een dergelijk gevaar
zou wel eens acuter kunnen zijn dan velen vermoeden!
In een ietwat ander verband acht ik toch ook van
veel belang een beter samenspel tussen de vier Friese
kerngemeenten met de grootste bevolkingsconcentra
ties. Een eerste stap in die richting is gezet en het
verheugt mij bijzonder, dat die behoefte bij alle vier de
gemeenten aanwezig lijkt te zijn. Er is, dacht ik, meer
dat ons samenbindt dan velen denken. Alleen al een
vrij regelmatige gedachtenuitwisseling is reeds van be
tekenis. Daar kunnen we allen in deze provincie van
profiteren. Een beter samenspel tussen deze gemeen
ten is stellig niet controversieel met de belangen van
de andere gemeenten. Zelfs heb ik de indruk, dat we
het totale samenspel tussen alle Friese gemeenten ook
nog kunnen intensiveren door het bevorderen van
de samenwerking in het kader van de afdeling Fries
land van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Ik zou me verder willen beperken tot het memore
ren van nog slechts enkele facetten.
Verwacht mag worden, dat het herziene structuur
plan van onze Gemeente in 1970 ter discussie zal kun
nen worden gesteld. Het zal dan gaan over het trek
ken van een aantal grote lijnen, die van vérstrekkende
betekenis zullen kunnen zijn voor de toekomstige ont
wikkeling van Frieslands hoofdstad. Wij zullen dan
met elkander moeten nagaan in welke richting die
ontwikkeling geleid moet worden, waarbij het onder
meer zal gaan over het scheppen van een goede woon-
en werkgelegenheid voor 200.000 tot 250.000 mensen.
Dat zal dan moeten zijn in een agglomeratie, die te
vens fungeert als economisch, cultureel en bestuurlijk
middelpunt van de Friese samenleving. Het vorenver-
melde aantal inwoners lijkt vandaag de dag nog on
waarschijnlijk hoog. Maar ik mag er op wijzen, dat in
1869 toen Leeuwarden ca. 25.000 inwoners telde, slechts
heel weinigen gedacht zullen hebben aan de mogelijk
heid, dat het een eeuw later ca. 90.000 zouden zijn.
Als wij voorts letten op de algemene ontwikkelingen,
dan is het m.i. heel reëel er van uit te gaan, dat wij
in de loop van de voor ons liggende eeuw de 200.000
gaan overschrijden! Ik hoop, dat ook buiten de kring
van Uw Raad aan het structuurplan veel aandacht
zal worden geschonken.
Wij staan vlak voor een nieuwe werkwijze bij de
begrotingsbehandeling. Wij zullen nog deze maand be
ginnen met de openbare behandeling in afdelingen.
Alle onderdelen van de begroting zullen dan de volle
aandacht kunnen krijgen, ook buiten de besloten kring
van de commissies, die we voorheen als secties aan
duidden.
De plenaire zitting van Uw Raad voor de behandeling
van de begroting zal zich dan, naar ik hoop, kunnen
beperken tot de meer principiële en belangrijkste aan
gelegenheden. Als we daarin slagen en de essentiële
problemen weten te scheiden van onderdelen, die op
zichzelf natuurlijk ook belangrijk zijn, zal, naar ik aan
neem, het bestuurlijke werk aan duidelijkheid winnen,
vooral naar buiten.
Ook in het jaar 1970 staat ons met elkander weer
heel wat werk te wachten. Ik hoop van harte, dat wij
in goede harmonie en in een goed samenspel tussen
Uw Raad, zowel in de oude als in de nieuwe samenstel
ling, en het College van B. en W. veel belangrijk werk
voor onze Gemeente zullen kunnen doen. Daarbij zul
len wij stellig weer kunnen rekenen op de hulp van
vele bekwame medewerkers, die met interesse hun
beste krachten geven.
Gaarne hoop ik ook, dat wij er in toenemende mate
in zulen slagen de bevolking te tonen, dat wij in haar
belang en stellig niet tegen haar onze taak uitoefenen.
Steeds zijn wij er op attent de service te vergroten,
zo volledig mogelijk informatie te verstrekken en zo
veel mogelijk zaken in de openbaar te brengen.
Mag ik tenslotte U allen, leden van de Raad, ook
nog vanaf deze plaats een gezegend en voorspoedig
1970 toewensen.
De heer Van Balen Walter: Mijnheer de Voorzitter!
Uw traditionele Nieuwjaarstoespraak wil ik namens de
Raad gaarne, even traditioneel, voor de laatste keer,
met enkele woorden beantwoorden.
Verleden jaar sprak ik de hoop uit, dat de samen
werking tussen Uw College en de Raad voor het jaar
1969 een dusdanige zou zijn, dat men na afloop zou
kunnen zeggen, dat 1969 voor Leeuwarden een goed
jaar was geweest.
Welnu, wanneer de eerste burger van onze Gemeen
te nu constateert, dat het goed gaat in Frieslands
hoofdstad, dan meen ik te mogen concluderen, dat mijn
wens in vervulling is gegaan.
Het feit, dat we toch niet tevreden zijn, is gewoon
een kwestie van progressiviteit. Tevredenheid is soms
een rem voor verandering, voor velen vaak synoniem
met vooruitgang, en het spreekwoord: „Een tevreden
mens is een gelukkig mens", heeft in onze tijd helaas
voor velen aan waarde ingeboet.
U hebt in Uw korte opsomming van de vele ver
anderingen die in 1969 hebben plaats gevonden, even
wel vele werkelijke verbeteringen genoemd, waarover
wij allen, die daaraan, in welke vorm dan ook, hebben
meegewerkt, ons hebben verheugd.
Mag ik aannemen, dat bij Uw opmerking, dat bij
de woningbouw aandacht wordt geschonken aan kwa
liteit en grotere variatie, de bedoelde aanvulling „meer
dan in het verleden" is weggevallen?
Uit Uw opmerking over de ontwikkeling van de
werkgelegenheid had m.i. wel wat meer tevredenheid
kunnen klinken, te meer daar U zelf constateert, dat
nog slechts voor hoger gekwalificeerde werkkrachten
hier behoefte aan emplooi is. Bij de propaganda voor
de vestiging van nieuwe bedrijven betekent dit onge
twijfeld een handicap.
De door U vermelde gegevens betreffende onze be
volkingsmigratie vormen een aanwijzing, dat het plan
van de heer Vierzen voor de vestiging van bepaalde
vormen van hoger onderwijs hier, van juistere gege
vens uitgaat dan dat van de betreffende Commissie.
Verheugend is Uw mededeling, dat Leeuwarden als
woon- en werkgemeente bij de jongeren meer in trek
komt. Ongetwijfeld speelt hier een rol, dat onze stad,
mede dank zij Uw beleid, mijnheer de Voorzitter, voor
de uitgaande jeugd meer heeft te bieden. Wij zijn m.i.
evenwel zo langzamerhand in een situatie gekomen,
dat ook aandacht moet worden geschonken aan de
nachtrust van diegenen, die hieraan behoefte gevoelen.
Voor het woonklimaat van onze stad is Uw aankon
diging van het voorstel betreffende de culturele ac
commodaties van groot belang. Onze Raad zal van dit
voorstel ongetwijfeld met veel interesse kennisnemen,
zij het, dat de financiële consequenties mogelijk een
kleine domper op het enthousiasme zullen zetten.
Een centrale sporthal zal op korte termijn moeten
worden gerealiseerd, mede i.v.m. het eventueel weg
vallen van de Beurs als sportaccommodatie. Het par
ticuliere initiatief tot de bouw van een overdekte ijs
vloer verdient in dit verband m.i. ook alle aandacht
en sluit goed aan op Uw opmerking over zelfwerk
zaamheid.
Met voldoening hebben wij eindelijk kennis kunnen
nemen van de voorstellen betreffende de commissies
en raden. Een juiste uitwerking wettigt de hoop op
een vlotte gang van zaken bij de voorbereiding van
de vele plannen waarmee wij in de toekomst te ma
ken zullen krijgen.
Uw gedachte over een streven naar grotere ver
banden voor de bevrediging van toekomstige behoef
ten verdient m.i. alle aandacht, hoewel een te snelle
aanpak ter realisering waarschijnlijk vrij veel weer
stand zal oproepen. Voorzichtigheid en tact zijn in de
zen geboden.
Hetzelfde geldt voor het zo noodzakelijke samen
spel tussen de vier Friese kerngemeenten.
Een belangrijk experiment zullen wij binnenkort be
leven met de nieuwe werkwijze bij de begrotingsbe
handeling.